3.2.8. Hoe een vrouw, die ontvankelijk was voor edele en grootse gedachten, edele en grootse ervaringen kreeg.
- Wij (te weten: Paulus, Silas, Timotheus en Lucas) vertoefden enkele dagen in Philippi. En op de sabbathdag gingen wij de poort uit, de rivier langs, waar wij verwachtten, dat een gebedsplaats zou zijn en neder gezeten, spraken wij tot de verzamelde vrouwen. En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God vereerde, hoorde toe en de Here opende haar hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd. En toen zij gedoopt was én haar huis, nodigde zij ons, zeggende: "Indien gij van oordeel zijt, dat ik de Here getrouw ben, neem dan uw intrek in mijn huis." ; en zij dróng ons er toe. (Hand. 16:12-15).
Een kwieke vrouw, die Lydia. Ontwikkelt initiatieven. De handel in purpergeverfde kledingstukken is een specialisme van Thyatira. Maar zíj verhuist naar Philippi en zet dáár een handelshuis op. Purperverkoopster: chique business hoor! Te vergelijken met een bontwinkel nú. Groot huis. Stoet bedienden. Geslaagde vrouw. Maar: ze rust niet op haar lauweren. Ze handelt in edele, aardse zaken en heeft -naar aardse maatstaven- haar leven zich groots zien ontwikkelen. Ze zoekt echter naar ónvergankelijke edele en grootse zaken. De God van Israël. Ze wéét het: Híj is de Unieke, de Enige (Deut. 6:4). Hém wil ze vereren. In plaats van de ingewikkelde baaierd van goden en halfgoden van het heidendom zoekt ze de eenvoud, die het kenmerk is van het wáre, van dé Ware. Maar wáár moet ze Hem zoeken? Joden zijn er niet in Philippi. Zij weet wél, dat de 'vereerdag' van die wérkelijke God de laatste dag van de week is en dat zoekers naar Hem elkaar wel eens aan de waterkant ontmoeten. Dat zou er dan mee te maken hebben dat bij de dienst van die grote God veel dingen gereinigd worden met water en dat men zich dan bij voorkeur ophoudt, daar, waar water beschikbaar is.
Dáárheen dus; en ja hoor: althans énige versterking. Andere vrouwen die mét haar die onbekende God willen vereren. Geen mannen; zeker bang voor de besnijdenis, die bij de volgelingen van die God een rite is. Maar ook geen jóódse mensen, die inlichtingen zouden kunnen verstrekken. Alles is klaar voor onderricht. Er is zelfs een héuvel in het terrein, waarop -naar de gewoonte van die tijd- een leraar zou kunnen gaan zitten. Die heuvel blijft echter leeg. Het is eigenlijk een rare zaak. Heidense vrouwen, die samenkomen op een dag, die in hun milieu geen enkele bijzonder betekenis heeft. En wát doen ze: een God vereren, Die helemaal buiten de begrippenwereld van hun omgeving valt. En wat doet die God?!: niets, helemaal niets. Hij neemt niet eens de moeite om Zich te laten vertegenwoordigen. Hij stuurt geen mensen, die Hem althans iets nader staan dan deze zoeksters. Totdat die sabbath komt, dat er één roept: "Daar komen mannen aan!" en even later: "Het zijn.... het zijn JODEN!!"
God líjkt soms niet te luisteren. Maar terwijl Lydia en haar vriendinnen daar aan die rivier wat vaag bezig lijken te zijn, is Hij al aan het regelen. Paulus hééft al een aanwijzing gehad, dat hij naar Griekenland moet gaan (Hand. 16:9). Hij en zijn vrienden zíjn gegaan. Wat onwennig hebben ze enkele dagen in het nieuwe zendingsgebied rondgekeken. "Hoe zullen we het aanpakken? Begonnen zal moeten worden met mensen, die er althans íets van snappen, waar het om gáát. In deze onbekende stad eerst dus maar naar de Joden. Maar er is hier nota bene niet eens een synagoge. Wacht eens, áls er Joden zíjn, dan zullen ze toch op de sabbath wel érgens samenkomen! Waar? Aan de rivíer natuurlijk. Wanneer er iets ritueel gereinigd moet worden, is dáár het water direct bij de hand!"
En zó is het gekomen, dat er eindelijk iemand op dat heuveltje ging zitten. Zo kréég Lydia haar onderwijs. Paulus vertelt haar, dat de oude riten en ceremonieí«n voorbij zijn (2 Cor. 5:17). Niemand hoeft bang te zijn bijvoorbeeld voor die enge besnijdenis. Ook dát begrip is door de heerlijke boodschap van Jezus mateloos verdiept en geadeld (Rom. 2:28, 29). Ze lúistert; ze wás in zekere zin al bekeerd, deze vereerster van God. Nu echter reikt ze verder. Maar dat verder reiken is evenals haar bekering (Jer. 31:18) toch weer een genade van de Eeuwige. Híj opent haar hart. Dan gaat het echter ook weer met váárt voort: - dopen, niet meer: o aan het water: zóeken, maar: o in het water: vínden. - de hele groep werknemers en werkneemsters raakt zó geïnspireerd, dat ook zíj zich laten dopen. - Dat heerlijke grote huis en die ruime financií«le middelen?: ook dáárvoor een nieuwe, feestelijke bestemming: "Kom bij mij wonen, niet zeuren van: 'het zal zo duur uitkomen voor je' en: 'wat zullen de mensen zeggen'. Ik wil het niet hóren! Voldoe ik aan Gods normen? Ja? Dan is ook mijn hele bezit aan zijn dienst gewijd."(Hand. 4:32).
Wat een doorzettingsvermogen, een overtuigingskracht, een durf, een visie: iemand met léf! Zó komt er een centrum voor de gemeente Philippi, die rond háár begint te ontstaan. Zo krijgt zij de edelste en meest grootse ervaringen, die een mens maar kán hebben: - gered zijn om te redden - verkwikt worden om te verkwikken - het eigen huis: een vluchthaven, een kuuroord voor anderen - de eigen middelen: niet meer allemaal aangewend voor de eigen kleine belangetjes, maar voor een deel ook voor de grote belangen van de Heer.
En het fundament?: dat was mede gelegd, toen ze op die sabbathdagen wel eens tegen de andere 'zoeksters' zei: "Meisjes, waar zíjn we eigenlijk mee bézig" en desondankds volhield.
En ú?! - u bént bekeerd - u hébt grote verwachtingen - u bent niet gezapig aan het doen, zo van: blijf zitten, waar je zit en verroer je niet. Overweeg Lydia"s geschiedenis nog eens: - zij bleef actief - zij bleef haar ogen open houden voor wat werkelijk waardevol was - ze zocht.... en ze vond - ze klopte op de deur bij die God, Die haar alleen gelukkig kon maken; en die deur ging ópen! - Ze bad daar op die gebedsplaats, zo helemaal buiten haar cultuurpatroon om en; ze ontving! (Matth. 7:8).
Háár mogelijkheden zijn úw mogelijkheden. Bekering betekent niet: hèhè... nu bén ik er ; nu áltijd uitrusten. Goed, goed; even uitblazen. Maar dan toch weer plezierig aan de gang. Niet indutten. Nóg edeler, nóg grootser belevenissen kunnen uw deel worden. En wat die rust betreft: ín en dóór gezonde geestelijke activiteit vindt u die (Hebr. 4:10).
Een zesde kenmerk van de wedergeboorte is dus: op een ontspannen manier actief blijven in het oefenen met de heerlijke gedachten en mogelijkheden, die God voor u heeft klaargelegd met de bedoeling, dat u er ook wat mee zou dóen.
03-05-2008, 19:18 geschreven door Gerritse
|