3.7.4. Overwinning over élke vijand.
- Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt, want Hij, Die uit God geboren wérd, bewaart hem en de boze heeft geen vat op hem (1 Joh. 5:18).
Wat wéét die Johannes veel!: - hij dénkt niet, dat: - hij vermóedt niet, dat: - hij meent niet, dat: het ergens misschien ongeveer zo-en-zo zou kunnen zijn. Nee; hij wéét, dat het híer zeker en precies zo-en-zo ís. Dit lijkt misschien ietsepietsjes aanmatigend, maar dat ís het niet. Waaróm is hij zo zeker van zijn zaak? Hierom: hij weet zijn weetje wel. Zijn wedergeboren zijn is doende, hem een geestelijke deskundigheid te geven. Op grond daarvan zegt hij nú: "Iemand, die uit God geboren is, zondigt níet."
Nu even opletten. Het laat zich voorstellen, dat er een wedergeborene is, die 'op zijn lijn moet letten'. Zijn vrouw helpt hem daarbij. 's Avonds laat opent hij zo stil mogelijk de koelkast voor 'toch maar een hapje'. Waakzaam roept zijn vrouw nochtans: "Wat doe je!?" Schaapachtig antwoordt hij: "O, niks!"
Nee: niet direct roepen: "Hij loog; hij ging fout; zie je wel, dat het niet klopt! Hij zondigde wél."
Bedoeld wordt in deze tekst, dat een wedergeborene vrij is van belangrijke overtredingen. Uiteraard zijn er ook verborgen onnauwkeurigheden. Dat zijn incorrectheden, die hij nu nog niet bij zichzelf in de gaten heeft. Hij zal echter leren om ook die te doorzien. Met Gods hulp zal hij ze van zich gaan verwijderen (Ps. 19:13, 14). Bovendien is er het vooruitzicht om ook boven domme struikelingen, zoals hier geschetst, uit te groeien (2 Petr. 1:10).
Dus: een wedergeborene krijgt kracht om alles van zich te doen, waarvan hij zich bewust wordt, dat het fout is. Jezus, de Eerstgeborene uit de Vader, bewáárt zijn jongere broertjes en zusjes. Eerst beschermt Hij ze tegen grove misstappen. Hij gaat hen steeds intenser bewaren, naarmate zij meer meewerken. Sta Gods Geest daarom toe om uw innerlijke toestand tot in alle uithoeken te doorlichten. Dát is meewerken.
De vijand -de boze, de duivel- patrouilleert rond het levenshuis van de wedergeborene. Vroeger -ach, die gouden tijd van tóen- konden de demonen zó naar binnen lopen. De buitenkant van zijn leven -zijn gedragingen, zijn presentatie naar de omgeving- was al helemaal geen punt. Alle muren dááromheen waren in ieder gevál ingestort (Neh. 2:13). Zijn eigenlijke woning -zijn ziel- was voor hen ook nagenoeg vrij toegankelijk. En: zelfs zijn diepste wezen -zijn geest- was niet veilig. Toen -bij de bekering- werd met de herbouw van de muur begonnen (2:17). Eerst leek het nog nergens op (4:3), maar de muur kwam op hoogte (6:15) en de deuren werden ingehangen (7:1). Toen de wedergeboorte wat ging vorderen was de tijd van 'de zoete inval' voor satan en zijn handlangers goed voorbij.
U -wedergeborene- hebt echter nóg op afgelegen plaatsen voegen in uw muren, waar het cement wég is. Daar kán een breekijzer in. Door kleine slordigheden "wat doe je " "o niks" "wil je dan maar eens gauw ophouden met 'niks te doen'."- zijn er ongegrendelde ramen. Ook nú nog dringt er wel eens een inbreker binnen, maakt zich uit de voeten met de een of andere kostbaarheid. De volgende dag zegt u: "Waar zijn mijn blijdschap en mijn vrede. Gisteren had ik ze nog!" Maar buiten ziet u opeens de insluiper van die nacht met in de zak op zijn rug uw zekerheid en vertrouwen. Jezus wil u helpen, ook de laatste voeg in uw muur met cement van de hoogste kwaliteit en hardheid af te dichten. Als u Hem toestemming geeft, voorziet Hij elk raam en elke deur van een inbraakbeveiliging. Wanneer er maar een demon in uw túin springt, flitsen de lampen dáár al aan. Wanneer een inbreker mórrelt aan uw deur, gáát het alarm al met een directe verbinding naar uw steeds beter werkend geweten. U -mede wedergeborene- gaat naar een lichtende toekomst, zonder ongenode, langvingerige, moorddadige, ziekteverspreidende gasten. Klimijzer, koevoeten, glassnijders, valse sleutels, schroevendraaiers, maskers, vilten pantoffels, handschoenen, dievenlantaarns; ze worden tandenknarsend opgeborgen. "Bekeken zaak", gromt de bevelhebber: "Wij hebben geen vat op hem, tenzij hij in de toekomst de boel door zorgeloosheid zou gaan verwaarlozen. Voor het moment: afwachten en voortdurend in het oog houden."
Ik neem echter aan, dat ze -wat u betreft- kunnen wachten tot ze een ons wegen. De overwinning over elke vijand uit het donkere bos smaakt immers veel te zoet.
Wel, álles wat ik over de wedergeboorte wilde zeggen, heb ik nu wel gezegd. Ik wilde het woord nu maar geven aan Jan en Joke. Ik ben benieuwd, hoe zij déze klus klaren.
20-09-2008, 20:54 geschreven door Gerritse
|