2.5.4 De richtingaanwijzer van de terugkeer in (wat geestelijk gezien) het eigen land is (gedachte)
Overwegingen: - uiterlijke orde? Dat zegt niets. Innerlijke wanorde gaat verdwijnen, dat zegt alles(2.5.4.1); - innerlijke orde geeft u recht op een paspoort voor het land van het licht (2.5.4.2); - het is goed voor u om te wonen in het rijk van de rijkdom (2.5.4.3).
2.5.4.1 Uiterlijke orde? Dat zegt niets. Innerlijke wanorde gaat verdwijnen, dat zegt alles
"Wanneer zij zich tot U bekeren, uw naam belijden en tot U bidden en smeken in dit huis (de tempel), hoor dan en breng hen terug naar het land, dat Gij hun vaderen gegeven hebt" (1 Kon. 8:33,34).
Salomo bidt voor zijn volk. Hij voorziet al, dat ze zullen zondigen en verslagen zullen worden door de vijand. Ze zullen zich echter ook bekeren en tot God bidden. Dat gebed zal niet zo maar wat slapjes zijn: duidelijk en dringend zullen zij hun nood bij Hem voordragen. Nu is het goed om eens op iets heel merkwaardigs te letten. Met hun lichaam zijn ze nog in hun eigen land. Hoe zouden ze anders in de tempel kunnen komen? Uiterlijk is alles in orde. Maar dat is van geen enkel belang. Hun ziel, hun kostbare ziel, zwerft rond, door zonde vervreemd van God en 'aan de heidenen overgeleverd'. Hun 'inner person' is 'thuisloos', 'uitlandig', ellendig. Bij een oprechte, doorzettende bekering echter, komt er uitzicht op terugkeer, op geestelijk weer thuiskomen, op weer voor de volle honderd procent gaan horen bij het volk van God.
U ' echt bekeerde ' u hebt geroepen tot God, u kon het 's nachts in bed niet meer houden. U pakte uw fiets in het grauwe uur tussen nacht en morgen en reed de grindweg naar het bos in. Temidden van de ochtendnevels schreeuwde u het uit en waarom? U was toch jeugdouderling in een nette kerk? U hoorde toch bij 'het volk'? Maar, u wist het, lijfelijk zit ik wel in die kerkbank, maar ik hoor niet bij 'het echte volk'. Mijn geest en mijn ziel lijden elke dag meer schade; ik wil die schadebrenger kwijt. "God, help me" En toen... voelde u zich aangetrokken, door wat werkelijk bij u paste. U voelde de aanwezigheid van de sfeer, waartoe u naar uw aard behoorde. U fietste weer terug. Elke verkeerspaddestoel leek te zeggen: "Jij bent op reis naar huis". Toen u de slaapkamer weer binnenstapte, vroeg uw vrouw doezelig: "Was je weg". U antwoordde: "Ik ben op reis naar huis!" . Zij snapte dat toen niet...