2.6.2.1 Zij, die wegwijzer worden, laten zich niet door hun verleden het zwijgen opleggen
"Ik (aldus David), zal overtreders uw wegen leren, opdat zondaars zich tot U bekeren" (Ps. 51:15).
Je moet toch maar lef hebben: David verklaart zich met deze uitspraak bereid om anderen van dienst te zijn ! De tijd, waarop hij dit zegt, lijkt toch wel allerongelukkigst gekozen. Hij heeft net zelf om vergeving moeten smeken voor kwaad, door hem gedaan. Dat kwaad was niet zo maar een misgreepje. Nee, het ging om overspel (2 Sam. 11:4), dat leidde tot sluipmoord (2 Sam. 11:15). Hij heeft echter die vergeving ervaren. En direct; opgetild vanuit de diepte van zijn wanhoop, weet hij: als dit mogelijk is, als God mij wil helpen: dan kan iedereen tot Hem om hulp gaan. Dit moeten alle mensen weten. Ik ga ze vertellen, hoe liefhebbend en vergevend mijn God is. De kans, die ik kreeg, moeten anderen ook hebben.
Wanneer wij ons bekeerd hebben, wanneer wij in antwoord daarop vergeving ontvangen, dan mogen wij van die ervaring niet zwijgen. Wij zijn gered om te redden. Nu anderen u de weg wezen, ga dan ook zelf weer de weg wijzen. Niet neuswijs natuurlijk, heel bescheiden. Uw verleden is nog zo vlakbij. U mag geen ergernis wekken. Mensen mogen niet terecht denken: "Moet je dat horen. Gisteren-om zo te zeggen -was hij nog nergens. En nu: een praatjes" Maar de Heer zal u ook daarin leiden, als u het Hem vraagt.
Toch is er een belangrijke kant van de zaak onbesproken gebleven. David was een zeer gevorderd gelovige ten tijde van zijn enorme miskleun. Iets dergelijks kan ook een dominee, een voorganger, een oudste, overkomen. Wat dan? Uw bediening raakt u kwijt. Ruben kon na wangedrag (Gen. 49:4) niet meer zijn eerstgeboorterecht geldend maken (Gen. 49:4). Simeon en Levi, de massamoordenaars (Gen. 34:25,26) konden Ruben niet opvolgen (Gen. 49:5,7). Ook u bent uw geestelijk gezag kwijt. Neem dat in eerste aanleg. Juda, die zonde-inzicht had gekregen (Gen. 43:9) en een daad stelde (42:21), kreeg, ondanks ook zijn jammerlijk falen (Gen. 38:15) later een prachtige profetie (Gen. 49:10). De stam van Levi herstelde zich zo schitterend, dat ze later tot priesterschap werd verheven.
Als u zich niet door schaamte laat vernietigen, wanneer een grove fout u overkomt, maar tot God bidt, totdat u zeker bent van vergeving, blijft er hoop. Ga door met getuigen, vele, vele toontjes lager, maar: ga door. Laat het aan God over, wanneer en hoever Hij u in uw oude bediening terugleidt of in een nieuwe bediening inleidt. Misschien wordt de schade in dit leven nooit meer hersteld: raak niet verbitterd. Zeg niet tegen God: "Voor David liep het met een sisser af"'; kom nou, u weet wel beter (2 Sam. 18:33). "Maar mij wijzen ze er tot na mijn dood toe voor na; het is niet eerlijk" Neen; doorgaan met een blij getuigenis; zonde voor of zonde na uw bekering; niets mag u daarvan afhouden. U weet goed te doen? Dan zijn ook schaamte en schuwheid geen verontschuldiging, als u zwijgt (Jac. 4:17). En heus, u knapt ervan op, als u Gods grote daden blijft bekendmaken (1 Kron. 16:8).
18-08-2007, 16:22 geschreven door Gerritse
|