4.4.5.
Veel mensen doen het werk van anderen na
- Dít alleen zou ik van u willen weten: hebt gij de Geest ontvangen tengevolge van werken der wet of van de prediking van het geloof (Gal. 3:2).
Paulus veegt hier een groep medegelovigen de mantel uit. Zíj denken, dat ze heel normale, voor-de-hand-liggende overwegingen hebben. Wanneer de apostelen er echter kennis van neemt, zegt hij:
Jullie denken niet met Gods Geest méé. Je laat je gewoon door de duivel in de luren leggen. Jullie!!... die toch zon dúidelijke informatie over Jezus hebt gekregen
!(:1).
Waar gáát het eigenlijk over?
De mensen uit Galatië een landstreek in wat nú Turkije heet- dachten:
Wanneer wij nu maar gewoon doen, wat altijd al werd gedaan:
o voorschriften houden
o offeranden brengen
o rituelen gebruiken.
We waren een beetje vergeten, dat wij dat altijd gewend waren. Maar onlangs schoot het ons opeens te binnen. Wij hebben kennis gemaakt met mensen, die dat doen in een ons tot dusver onbekende vorm. Hun manier van doen staat ons heel erg aan. Zó willen wij het ook gaan aanpakken. Op die toer komen wij vást wel ergens.
Paulus zegt echter:
Welnee; jullie komen nérgens, althans niet, waar je zo graag zou wíllen komen: bij de voortgaande geboorte úit en bij de doop ín Gods Geest
Daar wáren jullie nota bene al. Die hoogte hád je bereikt, doordat je geleerd had, in God te geloven
regeltjes volgen, een bepaald gedragspatroon, hebben je daar zéker niet gebracht. Als je het roer ómgooit en weer allerlei uiterlijke maniertjes gaat aanleren, dán ga je wat zien! Dat scheepje van jullie wás al eens geland aan de kust van Gods levensvernieuwende Geest. Zijn gaven lagen al klaar voor jullie. Pas maar op, dat het schip nu niet vast komt te zitten op de modderoever van allerlei uitzichtloos, machteloos, menselijk gedenk (:3).
De Galaten waren zó blij met God geweest. Laaiend van enthousiasme. Ze hadden natuurlijk wel de algemene menselijke trek van:
Je moet toch iets dóen
iets presteren
iets verdienen
en: (al realiseerden zij zich dit niet zo):
Je moet toch zélf in het centrum staan als degene, die het dan toch maar lúkt om van zijn leven een succes te maken.
De gezindheid van je best doen en zelf in het centrum staan was in de eerste, vreugdevolle tijd op non actief geweest.
In die tijd al stond de duivel ál zn best te doen om ze met een spuit vol ja maars een koude douche te geven. Er was toen evenwel zon dichte, groene haag van beginenthousiasme rond hen
hij kwam er niet dóór
draaide de kraan maar even dicht in afwachting van betere tijden.
De vrolijke, frisse heg van de eerste verrassing verdorde in de schroeiwind van de eerste teleurstelling. Die heg móest ook verdorren, was niet als permanent bedoeld. De permanente, áltijd volbebladerd blijvende haag van geloof, en van gemeenschap met Gods Geest was nog maar nét aan het groeien. Dat hád misschien wel wat vlugger gekund.
Daar was de satan met zijn spuit. En ze wérden nat en koud:
- de tijdelijke beginheg was wég.
- De blijvende heg was nog lang niet voldoende gegroeid, nog niet dicht genoeg.
Er waren mensen gekomen, heus niet de eersten de besten. Zij behoorden tot hetzelfde volk, als waartoe Jezus had behoord. Die mensen hadden de oude ideeën van:
Zelf doen
zélf presteren
zélf iets bereiken
aangewakkerd met een heleboel nieuw-aandoende gebruiken.
Die gebruiken waren best ín te passen in hun oude, aardse leven, maar niet in hun nieuwe, hemelse leven.
Zij wilden die leraars uit Judea best nadoen. Besnijdenis, offers, vasten, riten, afwijkende kleding
het kwam allemaal uit het verstelbare mondstuk van die spuit: soms in één straal, sóms gespreid, maar áltijd: vernevelend. Snap je nu, waarom Paulus zo schrok en zó van leer trok?!
Galaten zullen er altijd zijn; mensen, die een onvergetelijke beginopwekking hebben met als eerste hulp een fijne terreinafscheiding van ietsjes sensationele aanvangsgeboeidheid.
De nu vólgende fout zal véél gemaakt worden: de onvergelijkelijk veel mooiere, blijvende haag van geloof, wedergeboorte, doop in de Geest, te weinig gelegenheid geven om te groeien,. Die fout mag niet al te zeer vergoeilijkt worden; zón kans door zón achteloosheid verprutsen! Dat leidt tot bederf. Als achteloosheid overgaat in blijvende nalatigheid, zou er op de lange duur wel eens vérderf uit voort kunnen vloeien (Hebr. 10:39).
Het gesproei met:
Zo-en-zo doen véél mensen
doe ze ná
doe als zíj
zal gegarandeerd op hen uitgeprobeerd worden met als extra verkoopargument:
Dit zijn toch niet de oude gebruiken, die je nog gezien hebt of waarvan je gehoord hebt; plechtige taal, zondagsheiliging, verzuiling
dit is toch opwindend níeuw!
En dan wordt dat opwindend nieuwe van anderen soms zo voor de ogen geschilderd:
- Zíj zijn betrokken op de maatschappij van nú; lopen met borden in betogingen: Jíj ook
!
- Zíj denken dat het belangrijkste gespreksonderwerp áltijd is: de problemen van homofielen; jíj ook
!
- Zíj zien de Christenen hoofd-voor-hoofd schuldig aan wat met de Joden gebeurde in Hitlers tijd
jíj ook
!
- Zíj zijn in dialoog met andere godsdiensten zónder naar voren te brengen, dat Jezus de totaal Enige is (Hand. 4:12)
jíj ook
!
Ik zou tegen de mensen, die door dergelijke verleidende stemmen afgehouden worden van het opkweken van de blijvende haag dít willen zeggen:
Zet de stofzuiger nu eens op al die rommel
Al dat werk, dat je zo aanlokkelijk voor ogen geschilderd wordt
het is zo dood als een pier. Het verheerlijkt alleen maar het puur menselijke, het krachteloze. Schei toch uit met schijnvredegevend geotter. Het lijkt wel nieuw, maar het is zo oud als de weg naar Kralingen. En wat verouderd is, moet toch wég.
God wil je helpen aan levende ideeën. Die plaatsen Hém in het middelpunt van je denken. Dat is goed, tot dat doel ben je geschapen (Ps. 102:19). Dáár blijf je gezond bij. Doe maar net als Jezus. Die keek scherp naar wat Hij God zag doen. En dan deed Híj dat óók (Joh. 5:19, 20). Probeer dat ook eens (Ef. 5:1).
09-09-2009, 21:33 geschreven door Gerritse
|