5.2.
Hoofdgedachte:
Geloof in Jezus: het was er al in het verleden.
|
Gedachten:
|
-
|
Er was veel weerstand tegen het geloof in Jezus
|
5.2.1.
|
-
|
en veel dwarsheid
|
5.2.2.
|
-
|
en veel haat
|
5.2.3.
|
-
|
en veel terreur
|
5.2.4.
|
-
|
Maar de profetieën drongen erheen
|
5.2.5.
|
-
|
en Jezus optreden
|
5.2.6.
|
-
|
én zijn wonderen
|
5.2.7.
|
-
|
Sommige mensen durfden er niet voor uit te komen
|
5.2.8.
|
-
|
maar andere best
|
5.2.9.
|
5.2.1. ( eerste deel)
Bij Jezus tijdgenoten was er veel weerstand tegen het geloof in Hem
- Zelfs Jezus broederen geloofden niet in Hem (Joh. 7:5).
Je zult toch maar zón broer hebben:
- Die zó opzienbarend optreedt in de tempel (2:13-35).
- Die zon gelukkig makende macht heeft, alleen al met zijn wóórd (5:1-18)
-
zélfs op afstand (4:46-54).
- Die op onbegrijpelijke wijze voedsel verstrekt (6:1-15).
- Die zulke onmogelijke dingen doet als
op wáter lopen (6:16-20).
En dan, de anticlimax: die broer komt híer, bij jóu schuilen, omdat Hij bang lijkt te zijn voor hén dáár (7:1)
Níets snappen zij ervan. Het roept zulke weerstanden bij hen op. Wanneer de gelegenheid er zó bij uitstek is om grote mensenmassas te bereiken (:2), zeggen zij:
Man!!
stel je toch niet zo áán! Met je wonderen loop je in de kijkert en tegelijk zit je híer ondergedoken (:4). Verwen de mensen nu eens, die iets van je verwachten (:3).
Hier in Galilea; je hebt het toch zélf gezien
dat ze in Nazareth niets van je moeten hebben (Mark. 6:1-6). Half oktober begint de feestweek weer. Hier in deze negorij- zijn ze je niet welgezind. Bovendien loopt alles hier dadelijk met de loofhutten- léég. In Jeruzalem, dáár gebeurt het. Alle gekweekte goodwill gaat hier in deze achterafstreek - verloren. Bouw hem dáár weer op.
Je hébt iets bijzonders; dát staat als een paal boven water. Je bent het aan je familie
aan jóuw carrière
aan de ónze
verplicht.
Jezus geeft als antwoord:
Gaan jullie maar met de grote groep mee. Júllie lopen in Jeruzalem geen gevaar (:6). Ik wel. Ik doorzie mijn vijanden daarginds. Daarom krijg Ik gegarandeerd moeilijkheden, wanneer Ik opval (:7). Als Ik ga, dan ga Ik later
in de stilte
waarin Ik de moeilijkheden minder tot Mij trek (:10).
In mijn planning past het niet, om nú gevaar te lopen (:9). Daarom blijf Ik nog even thuis (:9). Later, wanneer het wél in mijn planning past
dán treed Ik dat gevaar dapper tegemoet. Dán ga Ik ook niet uit de weg (Joh. 12:14, 15)
dán niet
nú wel. De omstandigheden heersen niet over Mij
Ik heers over de omstandigheden. Och, jullie begrijpen dat nog niet. Jullie geloven wel áán Mij, maar niet ín Mij (:5).
Tussen haakjes, het is met die broers later best in orde gekomen. Twee van hen, Jacobus en Judas, hebben zelfs ieder een boek van de bijbel geschreven. En de andere twee (Matt. 13:55) zullen naar ik aanneem- toch ook wel goed zijn terechtgekomen. Maar die latere ontwikkeling kwam er in ieder geval nú nog niet uit.
Wat een weerstand wekte die overgang. Wat wás het moeilijk om af te komen van de aardse idee:
- Die Jezus, waaraan ik toch wél geloof, moest eens dít doen of dát. Zoals Hij het nú doet, ach, dat wordt toch niéts. Dat ziet toch een kind. Ik zal Hem eens even een tip geven (Jes. 40:13, 14).
Wat is het ook móeilijk om binnen te komen in de hemelse idee:
- Jezus, in Wie ik geloof, Híj weet het. Ik bréék met de instelling van de zaak niet helemaal te vertrouwen. Ik lóóp niet druk wijzerig voor Hem uit, maar zijn hand vasthoudend- stil vertrouwend achter Hem aan (Ps. 131:2).
Zoals het wás, zo is het nóg. Er is een reuzenweerstand om van het vrijblijvend geloof áán Jezus áf te komen. Dat nog zon beetje spelevaren blijkt uit:
- Onbegrip, gauw zeggen bijvoorbeeld:
Ik begrijp God niet. Hij is toch almachtig. Waarom doet Híj dan niet, wat ík op dit ogenblik logisch vind.
- Ongeduld:
Als God mij nu niet gauw verhoort, dan hóeft het voor mij al niet meer, dan zoek ik het wel alléén uit, dan ga ik zónder Hem op pad.
Die eerste weerstand hè; dat is de zwaarste. Het u wel eens geprobeerd, een zware kar vanuit stilstand op gang te krijgen. Goeie, goeiemorgen, wanneer hij eenmaal loopt, dan gaat het allemaal wat gemakkelijker.
- Wanneer u eenmaal hebt overgeschakeld van vrijblijvend de kat uit de boom kijken naar vertrouwen, ook al is er dan geen vrijblijvendheid meer.
- Wanneer u niet meer Jezus volgt, alléén maar voor zover zijn plannen sporen met de uwe, maar: úw treden richt naar zíjn spoor (Ps. 17:5).
dán komt er:
- Begrip; u gaat zeggen:
Ik snap al veel, uw almacht blijkt uit uw hogere logica. Ik zie nú in, dat U toen en toen beslist niet kón doen, wat ik zo graag wilde. Het zou mijn vernieling hebben betekend. Nóg begrijp ik niet alles. Maar, dat komt
dat kómt! (1 Cor. 13:12).
- Geduld:
Heer, ik laat uw hand niet los; beter nú even raadsels, met dadelijk uw goede oplossingen (zelfde tekst), dan nu een schijnoplossing en dadelijk verwarring (Jes. 22:5).
21-08-2010, 21:01 geschreven door Gerritse
|