|
|
|
populaire geloofshandleiding |
|
|
01-09-2008 |
3.7.- 3.7.1. |
3.7. Hoofdgedachte:
Geestelijk geboren worden leidt tot overwinning.
Gedachten:
- Overwinning over elk obstakel 3.7.1. - Overwinning over elke wanhoop 3.7.2. - Overwinning over elk aards denken 3.7.3. - Overwinning over elke vijand 3.7.4.
3.7.1. Overwinning over elk obstakel.
- Heerlijke dingen zijn van u te zeggen; o gíj,stad van Gód!! Rahab en Babel vermeld Ik als degenen, die Mij kennen; zie: Filistea én Tyrus mét Ethiopií«: deze is dáár geboren. Ja,van Sion wordt gezegd: ieder van hen is ín haar geboren!! Hij, de Allerhoogste, bevestigt haar. De HERE telt bij het opschrijven der volken: deze is dáár geboren... zij zingen bij reidans: "Al mijn bronnen zijn ín U." (Ps. 87:3-7). De dichter van deze psalm is echt oosters-opgetogen over Jeruzalem; zijn stad. Hij weet er fijne dingen van te zeggen; wil al met een opsomming beginnen. Maar: opeens ís het er weer: die verdieping, die 'geestverruiming', dat inzicht in de toekomst: de profetie. De heerlijke dingen, die hij zou wíllen zeggen slikt hij in; opeens ziet hij in zijn stad Egyptenaren en Babyloniërs, vijanden van ver. Hij ziet ook Filistijnen, vijanden van dichtbij. Ook Tyriërs, concurrenten op handelsgebied, zijn er. Tenslotte nog volken uit het diepe zuiden - Ethiopií«rs - die je al helemáál nooit in de heilige stad zou verwachten. Al die vreemden zijn er echter niet als vijanden; ze horen er állemaal hélemaal thuis. Niet alleen als vólkeren; neen: ieder afzonderlijk persoon van hen heeft geboorterecht in Jeruzalem. En ze zingen maar; en ze zingen maar; "God heeft ons hier laten geboren worden. Onze levensbronnen zijn híer."
Wanneer hij ophoudt, weet hij, dat hij over zijn geliefde stad heerlijker dingen heeft gezegd, dan hij óóit zélf had kunnen bedenken. En gepuzzleerd blijft hij nog een poosje aan het navorsen: "Wat zou God toch bedóeld hebben met de woorden, die Hij mij liet spreken?!"(1 Petrus 1:10).
Na zoveel eeuwen weten wij nu heel wat méér. Die profeet van toen kon zich niets heerlijkers voorstellen dan Jeruzalem, de hoofdstad van Israël. Toch waren die stad en dat land maar de tíjdelijke bergplaats van de nog ingepakte schatten van God. Het permanente paleis voor de steeds meer onthuld wordende kostbaarheden is nu kláár! (3.5.4.) Het Jeruzalem van tóen is de afbeelding geweest van het koninkrijk van God van nú.
Maar: wie is dan in déze tijd Rahab (Egypte) en Babel enz. Dat bent ú!: U, medewedergeborene, was vóór uw bekering: - misschien ver weg van Gods koninkrijk, als die Ethiopiërs - misschien koel-vijandig op een afstand: Babel en Egypte - mogelijk heet-vijandig van héél dichtbij: u was opgegroeid in een kerks gezin en had zich losgemaakt van de daar heersende opvattingen. Wat schópte u tegen 'het geloof'aan. Ze konden in de kerk maar aanroepen: "De Filistijnen over u!" wanneer u weer áánstormde. - wellicht een heel mooie, beschaafde levensvisie toegedaan. U -inwoner van Tyrus- kon daarmee bést wedijveren met het geloof in Jezus. Maar: ver of dichtbij: het koninkrijk van God was voor u on-be-reik-baar. Tastend zocht u, of u ergens iets kon vinden (Hand. 17:27), maar dat afschuwelijke donker (Ps. 107:10)! Het geluk kwam soms vlákbij u, maar bíijvend grijpen kon u het nóóit. Hoe kon u de hemelhoge bergen, die u scheidden van 'de lichtstad' overwinnen? U zag geen kans.
Toen bekeerde u zich. En opeens stond u bovenóp de obstakels. U was wég uit het rijk van de nevelsluiers (Jes. 25:7), wég uit de diepte van het niet-begrijpen (Ps. 40:3). U stond op een rots (Ps. 40:3). U zag het koninkrijk, die hoge stad (Op. 21:16), fonkelend in Gods zon. U zette dóór. God had aan de deur van uw hart geklopt. Bij uw bekering liet u Hem in de hal van uw levenshuis. Toen u echter erin toestemde, te worden wedergeboren, kwam God in uw 'eetkamer'. Niet ú bood Hém daar een maaltijd aan, maar Híj ú (Op. 3:20).
En zó is het toen gegaan: u, Egyptenaar, Babyloniër, Palestijn; u werd door die maaltijd, dóór dat samenzijn met God, hérboren; íngeboren in zijn rijk. Hij gaf u in dat land de rechte van een -van ouds- gevestigde. U bent nu thuis in zijn stad.
Vér weg -aan de einder- staan de bergen, waarachter uw vroegere wereld ligt. Dáár is de bron, waaruit u vróeger dronk: dat zonderlinge, giftige ratjetoe van marxisme en oosterse wijsheden en 'redelijk' westers denken. Maar nú is uw bron hiér; een duidelijke, eerlijke, onvermengde stroom van levende, geestelijke gedachten.
Uw bekering bracht u verwachtingsvol vóór de poort. Uw wedergeboorte deed u alle obstakels meer definitief overwinnen. Glorieus en dankbaar gaat u nu dóór de poort.
|
|
|
|
Reacties op bericht (0)
|