xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
2.6.1Zij, die Wegwijzer zijn (gedachte)
Overwegingen:
eens Wegwijzer (2.6.1.1);
altijd Wegwijzer (2.6.1.2).
2.6.1.1Eens Wegwijzer
De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, dien gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht; dezen heeft God door zijn rechterhand verhoogd tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken (Hand. 5:31).
God heeft alles gedaan, wat in zijn eindeloos vermogen lag om ons maar zoveel mogelijk te helpen. Hiervoor hebben wij gezien, dat Hij werkelijk een overvloed van wegwijzers geeft. Die bebakening brengt ons eerst op de toeleidende wegen van onze route du soleil (Jes. 35:8). En als wij op de autostrada del sol zijn, blijven die tekens ons vergezellen. Daarmee volstaat God evenwel niet. Eens werd Hijzelf de grote Aanvangs-Wegwijzer. Aan het begin van de allereerste aanvoerstraat voor onze zonneweg stond Hij! Hij zond zijn Zoon, zijn Woord, eigenlijk Zichzelf om die lichtovergoten weg überhaupt voor ons mogelijk te maken (Joh. 14:6).
Gods Zoon deed ook alles, wat in zijn eindeloos vermogen lag. Hij werkte mee aan het zenden door zijn vader (Ps. 40:8).
Het offer van dit zenden en dit gezonden worden was maar niet iets goedkoops. Zeker: de opbrengst, die tegenover het offer stond, overtrof alles. Na zijn dood het offer kreeg Jezus een nieuw leven teug de opbrengst nog oneindig veel meer glorieus dan het leven, dat Hij voordien had. En voor ontelbaar veel mensen werd Hij toen een Leidsman en Heiland, om ook hen te voeren van dood naar leven. Dat neemt evenwel niet weg, dat bij het offer zulke begrippen te pas kwamen als:
aan een kruishout vastgespijkerd worden: daar hing je; tussen hemel en aarde. Geen van beide wilde je. Wat vernederend: alles en iedereen zei: Nee tegen je. En in dit geval geldt dit Neen in zeker zin God zelf;
op een smartelijke manier sterven: het lichaam kromp ineen onder de primaire pijn van bruut beschadigde spierweefsels en onder de secundaire pijn van wondkoorts, dorst en uitputting. Ziel en geest werden op een nog onbeschrijflijk veel meer intense wijze gepijnigd: door het vrijwillig leegdrinken van de beker met de zonden van alle mensen van alle tijden (Matth. 26:42).
Dit zijn omstandigheden, waaronder Zoon en Vader beide onuitsprekelijk moeten hebben geleden (Matth. 27:46).
Er is in de hemel niet gerekend. God heeft niet gezegd: Met hoe weinig kan ik toe om de grote Wegwijzer te zijn? Neen, Hij gaf alles, wat Hij had; zijn enige Zoon, die Hij liefhad (Joh. 3:16). Gods Zoon heeft niet gezegd: Met hoe weinig kan ik toe om Openingswegwijzer te zijn? Neen, Hij gaf alles, wat Hij had: zijn leven.
Even een zijwegje in; zullen wij dan ook maar niet te veel rekenen? Laatste hoorde ik iemand zeggen: Je tienden; moet dat in procenten van je bruto- of netto loon? En je benzine voor de autorit naar de sam, mag je die ook meerekenen als tienden? Bij zulke hemelse voorbeelden vergeleken, komt deze overlegging wat benepen over. Wilt u wel bedenken, dat God en Jezus ruim en onbekrompen hebben geïnvesteerd en nu navenant rente ontvangen. Doet u dat ook maar (2 Cor. 9:6). Alleen als u weet van geven; in tijd, geld, aandacht of anderszins, zult u echt helemaal God ontmoeten in één van zijn eigenschappen, zijn vorstelijke royaliteit (Luk. 6:38).
2.6.1.2 Altijd Wegwijzer
De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen (2 Petr. 3:9).
Ook na Jezus eerste komst is er een heel omvangrijk zondigen gebleven. Soms waren er in de afgelopen eeuwen zulke ontzaglijke uitbarstingen van verkeerd gedrag, dat vele mensen uitriepen: God, waarom doet U nou niets. Waarom dat getalm? Een enkele maal maakte men verkeerde gevolgtrekkingen, waarmee men uiteindelijk zichzelf schaadde. God deed niets aan de gaskamers van de Nazis, dus Hij bestaat niet. En: als Hij bestaat, dan wil ik niets met Hem te maken hebben.
Als mensen al zo diep geschokt worden door allerlei afschuwelijkheden, die ook vandaag de dag plaats vinden, hoe diep moeten deze verschrikkingen God dan treffen. Niemand staat zo ver van de duisternis af als Hij (1 Joh. 1:5). Niemand heeft zo alles gedaan om licht te brengen (1 Petr. 2:9). Maar ondanks deze vlijmende pijn blijft God langs de vluchtweg staan en blijft ook Jezus staan. Zij zijn de grote Wegwijzers, waarop wij ons kunnen blijven oriënteren, ook wanneer er eens geen kleine wegwijzers voorhanden zijn. Menselijk gezien, popelt de Heer misschien wel eens van verlangen om er een punt achter te zetten. Lankmoedigheid houdt Hem tegen om nu eens een grote streep te zetten onder al die wandaden. Zelfs martelaren voor Jezus, reeds in Gods heerlijkheid ingegaan, dringen op afsluiting van het dossier aan. Maar ook tegen hen wordt gezegd: Nog even geduld. Er komen nog mensen aan op de weg (Op. 6:9,11). De Vader speurt nog eenmaal de evacuatieroute af. Nu is die leeg. Nu pas slaat de deur van de ark dicht (Gen. 7:16).
Bij alle andere offers om onze redding te bewerken, brengt God ook nog het offer van het lang, lang maar niet te lang dulden van gruwelijkheden. Hij verdraagt al dat afgrijselijke, zo helemaal in strijd met zijn wezen, om toch maar iedereen, die hoe dan ook wil, binnen te halen. Wanneer de boeken worden geopend, is iedereen binnen, die binnen moest zijn.