|
|
|
populaire geloofshandleiding |
|
|
13-09-2008 |
3.7.3 |
3.7.3. Overwinning over élk aards denken.
- Al wat uit God geboren is, overwint de wereld. En dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons gelóóf! (1 Joh. 5:4).
Wat is nu eigenlijk 'de wereld'. Sommige mensen denken dan allereerst en uitsluitend aan zulke dingen als: - disco gehos - biertje hijsen aan de bar - prins Carnaval kiezen. Als deze en dergelijke verrichtingen niet tot het eigen levenspatroon behoren, zou iemand kunnen denken: "Zo, ik ben vrij van wereldgezindheid." Maar zo eenvoudig ligt dat niet. 'De wereld' -die overwonnen moet worden- zit in uw eigen hersens. Het is een manier van denken: aardse overleggingen in plaats van hemelse. - Wanneer u zich rillerig voelt, grijpt u misschien direct naar een grieppoeder. Het komt niet bij u op om die infectie nu eens op een ándere manier tegemoet te treden. Dát is 'de wereld.' - Wanneer u zich nerveus voelt, neemt u een pil. U hebt zelfs geen gedáchte om een verandering in uw levensstijl ook maar te overwégen. Dat is óók de wereld. - Wanneer u zich bedreigd voelt, doordat u iets hoort van geklets over u, roddelt ú over die roddelaars: idem. - Wanneer God uw gebed niet ogenblikkelijk verhoort, zet u uw geloof direct op een laag pitje. Idem. Sommige mensen zijn van mening, dat zij al héél anders denken, als het volgende gebeurt: - Wanneer zíj zich rillerig voelen, zeggen ze: "Kom maar, koorts. Doorglóei mij maar eens een nacht lang. Ruim alle vuiligheid maar eens op." Beter, véél beter, maar niet wézenlijk anders. - Wanneer er over hén gekletst wordt, putten zij kracht uit de wetenschap, dat die laster ten onrechte is. Idem. - Wanneer hún gebeden niet direct verhoord worden, probéren zij dóór te gaan met geloven. Idem. Maar ook op déze manier ben je nog niet écht overwinnend bezig. Alleen de wedergeboorte maakt ons tot werkelijk zegevierende mensen. - Wanneer een wedergeborene zich rillerig voelt, is hij uiteraard niet bang voor een reinigende, schoonspoelende koorts. Maar hij heeft diepere inzichten. Hij weet, dat Gód zijn dokter wil zijn (Ex. 15:26). In kleine en grote ziekten consulteert hij éérst Hem, evenals in elke andere nood (Jes. 8:19). - Wanneer een wedergeborene zich zenuwachtig voelt, doet hij wat aan zijn overvolle agenda. Nee, hij doet méér! Hij weet, dat hij de nabijheid van zijn Heer nodig heeft voor zijn broodnodige rust (Matth. 11:28). Hij rust niet, voor hij die rust gevonden heeft (Hebr. 4:10). - Wanneer een wedergeborene bemerkt, dat hij belasterd wordt, heeft hij uiteraard de blijde zekerheid, dat van al het lage geroddel niets waar is (1 Petr. 3:16). Maar hij heeft méér. Hij heeft de kracht om voor zijn vijanden te bidden (Matt. 5:44). Hij kan de mensen zegenen, zelfs als zij een hekel aan hem hebben (Luk. 6:28). - Wanneer een wedergeborene bemerkt, dat verhoring van zijn gebeden uitblijft, gaat hij door met zijn seinen aan God (Dan. 10:2, 3 en 12). Hij kiest misschien een ander kanaal of een nieuwe golflengte, maar: hij blíjft in contact.
U bent wedergeboren. U hebt door Gods goedheid de weg gevonden. U kunt opstijgen boven het aardse denken. U bent geen rups meer in het gras, maar een vlinder tussen de wolken en de blauwe lucht. Uw geloof in God kracht leidde u er toe, om zich voor het nieuwe leven open te stellen. Nú begint u de resultaten te zien. Veelkleurige, prachtig getekende vleugels glanzen in de zon. Vanuit een stralende hoogte kijkt u dankbaar en glorieus neer op die bergen van vróeger, die molshopen van nú. - Wat héb ik toch getobd over de vraag, of ik bij ziekte ook wel eens naar een dokter mocht. O, die vrijheid van nú! - Wat verdrong ik mijn spanningen toch met steeds krampachtiger gebed; en dan die ontspannenheid van nú! - Wat probéérde ik toch met samengeknepen lippen en gebalde vuisten van de mensen te hou-ou-ou-ou-den; zalige vanzelfsprekendheid van nu! - Wat moest ik toch in mijn geloofsleven 'voor elke fles een kurk hebben; dat zachte genezende vertrouwen van nu.
Maar wat zíe ik: er verzamelen zich nu een aantal níet wedergeboren mensen, die bekeerd zijn of mogelijk alleen maar denken, dat zij bekeerd zijn. Ik zal ze maar eens even aanspreken: Laat ik het nog eens op een andere manier belichten. U denkt bijvoorbeeld: - ík zwier niet over de dansvloer - ík hef het glas níet in de nachtclub - ík kijk in de kleine uurtje niet naar twijfelachtige t.v. producten integendeel: - toen mijn dochter verkering kreeg met een andersdenkende, heeft ze ze tóch uítgemeten gekregen! - als een van de laatsten verzet ik mij tegen inenting van mijn kinderen - waar vroeger de hellevisie stond, hangt nu een portret van het geliefde evangelisten echtpaar (Luk. 18:11, 12). Het klinkt allemaal wel leuk; nou ja; allemáál?! U bent echter -op zijn best- nog een rups, die zijn vlinder mogelijkheden ongebruikt laat. Ga het feest van de overwinning op het aardse denken nu eens méévieren.
Nog even een woordje tot alle discohossers, biertjehijsers, carnavalsvierders, dansvloerzwierders, nachtclubbezoekers, t.v.-fanaten. Die komen namelijk nu óók aangedromd. Zij vragen min-of-meer verontwaardigd: "Wij zitten zeker helemáál fout volgens u!?" Mijn antwoord: "Ik ga geen gevallenleer ontwikkelen. In deel één plus twee staan met betrekking tot dit punt behartenswaardige dingen. U had deel drie eigenlijk nog niet eens mógen lezen. Eén persoonlijke conclusie zult u mij -naar ik aanneem- wel toestaan: bovengenoemde verrichtingen maken deel uit van een bepaalde levensstijl. Die manier van leven is niet de meest aangewezen weg om tot een goede ontplooiing als Christen te komen. Maar wat hier nu verder van zij: als u voor uzelf ervan overtuigd bent, dat u goed zit (Matth. 9:12), wat zou ík dan nog kunnen zeggen? U móógt immers genieten (Pred. 3:13) en feestvieren (Ex. 12:14). Een beperkende voorwaarde daarbij is slechts, dat u binnen door God gestelde normen blijft. Wanneer u echter voor uzelf wéét, dat u níet goed zit en dat u normen overschrijdt, streef dan naar de 'rups status'. Uw eigen geweten kan u meestal heel aardig op weg helpen bij het zelfonderzoek, dat daarvoor nodig is."
Nu onderbreken ze mij; ze snappen er -zo te horen- nog niet véél van: "Wat?... en u zei net, dat een rups óók nog maar niks was." "Nee, dat zei ik niet, bedóelde ik althans niet te zeggen. Ik blijf erbij: zie eerst maar eens een rups te worden. Een rups is een stadium, dat je gehad moet hebben om je doel: 'vlinder zijn' te bereiken."
Pfff; de Engelsen zouden zeggen: "It is me what", (grapje) maar wíj zeggen maar gewoon: "Het is me wat met al die misverstanden." Waar ging het in dit punt nu ook al weer over? De wedergeboorte laat je metterdaad uit een vroeger als onverbiddelijk ervaren patroon uitbreken. U hebt altijd als siervissen in een kom van aards denken gezwommen: kop aan staart, kop aan staart. Uw kom is nu leggegoten in een rivier van hemels denken. Blijf nu niet ook dáár in een kringetje rondzwemmen: kop aan staart, kop aan staart. Flits wég: de ruimte in.
|
|
|
|
Reacties op bericht (0)
|