|
|
|
populaire geloofshandleiding |
|
|
22-03-2008 |
3.2.2. |
3.2.2. Vertaling van het voorbeeld in geestelijke begrippen.
Het is met dit voorbeeld ongeveer net zo gesteld als met het voorbeeld uit 3.1.1.: tikje gekunsteld. Ga maar na: - beetje kruiperige Jansen - beetje paternalistische directeur - archaische verhoudingen: jij... u.... - nogal zoetelijk. Men zou verder nog kunnen zeggen, dat een zó grote eerbied vóor en binding áán de zaak gevaarlijke kanten heeft. Overigens: ingewijden weten, dat er in de praktijk zéker sprake is van de twee soorten verzekeraars, zoals hier geschetst. Ook weten velen, dat de sfeer in de ene werkgemeenschap 'hemelsbreed kan verschillen met die in een andere. Genoeg hierover; waaróm fok ik mijn voorbeelden een beetje op. Wel hierom: een voorbeeld gaat altijd mank. Hemelse omstandigheden laten zich niet helemaal vergelijken met aardse. Met hemelse situaties kan niet gemanipuleerd worden. Daarom kneed ik de áardse voorbeelden een beetje bij: een volgens mij toegestaan techniekje.
In het hierna volgende gaat het over iemand, die innerlijk zijn baan als lid van het partijbureau al aan het prijsgeven was. Hij voelde zich er mogelijk onvoldaan over. Hij liep nog niet in de kijkert -later wel- (Joh. 7:50,52)- maar er gróeide al een afstand. Toch werd ook híj even wat narrig, toen zijn nieuwe mogelijkheden aan hem duidelijk werden. Het stak hem tóch, toen bleek, dat zijn oude bezigheden naar de schroothoop werden verwezen. Later trok hij weer wat bij. Ook híj echter bleef er op gebrand om te weten, hóe het nu allemaal gíng. Ook híj kreeg als antwoord, dat het geleidelijk aan wel duidelijk zou worden. Ik heb het uiteraard over Nicodemus!
- Er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden; deze kwam des nachts tot Jezus en zei tot hem: "Rabbi, wij weten, dat gij van God gekomen zijt als leraar, want níemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is (Joh. 3:1,2)".
- Jezus antwoordde en zei tot hem: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien". Nicodemus zei tot Hem: "Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden". Jezus antwoordde: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kán hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees en wat uit de Geest geboren is, is geest. Verwondert u niet, dat Ik gezegd heb: gijlieden moet wederom geboren worden".
de wind blaast, waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zó is een ieder, die uit de Geest geboren is.
Nicodemus antwoordde en zei tot Hem: "Hoe kan dít geschieden".
Jezus antwoordde en zei tot hem:
"Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe". (Joh. 3:3-10, 16).
Het ís me wat om als al wat oudere man, lid van het Sanhedrin, één van de partij-ideologen, geslaagd, schatrijk (Joh. 19:39) jezelf van alles te gaan afvragen: - héb ik wel op het winnende paard gewed. - Zit ik wel góed. - Ik dénk nu wel, dat toekomstige glorie afhangt van het stipt naleven van allerlei voorschriften, maar; het rámmelt! - Het nieuwe, dat die jonge vent uit Galilea brengt: wat word ik geboeid!... Heeft Hij iets, dat ik níet heb? - Zou ik dat van Hem'' er eigenlijk niet bij moeten hebben? Dan die gang 's nachts; dat gesprekbegin van jouw kant, daar boven op het dakterras in de avondkoelte. Collega's onder elkaar; gezaghebbend allebei; je weet immers je weetje.
En dan; die Ander: Zet je in de hoek van de 'niet weters', veegt je op één hoop met de schare, die de wet niet kent (Joh. 7:49). Helemaal geen oog heeft Hij -lijkt het wel- voor de kansen, die jóuw bezoek Hém geeft. Jij, als 'hele hoge ome' komt op bezoek bij Hém, een 'man, die het nog helemaal moet maken' Niets geen vereerd zijn echter, niets geen 'omslag'.hij, de nieuwkomer, lijkt met dat 'voorwaar, voorwaar' wel een grondwetsartikel van het koninkrijk'' af te kondigen. Ként Hij dan al de glorie, die jíj nog maar zoekt?
Je wordt razend, je wordt dwars. Je innerlijke onzekerheid voegt zich daar nog bij. Al die dingen samen brengen je tot een raar, onwillig antwoord.
En wéér zo'n 'afkondiging': ".Voorwaar, voorwaar". En het flitst ontdekkend door je heen: "Ik kan niet, ik wil niet, ik heb niet' en deugen doe ik ook niet. Ik ben vleselijk; Híj niet. Híj is geestelijk; voor de volle honderd procent (:13). O, dit ís het, maar ik kan het niet vátten; wat hoor ik nu toch voor onbegrijpelijks".
Dan is het stil; gedachten jagen nog even door dat moede hoofd van je; dan komt ook dáár rust. Lange tijd is er wederzijds zwijgen. Fluweelzacht de be-sterde lucht. Windgerucht zwelt aan, sterft weer weg; nog voelbaarder is nu de stilte.
Weer die stem: "de hemelse dingen zijn niet te begrijpen voor een mens, die 'ziels' is, die alleen uit zijn zielenleven kan putten. Er zijn mensen, die de mogelijkheden gaan ontdekken, die hun geest heeft in samenwerking met Gods Geest. Zulke mensen worden geestelijk. Ze zijn niet ná te voelen, ná te rekenen voor de aards-denkenden, ondanks alle gepoog (1 Cor. 2:14). Ze zijn als die windvlaag van zo-even".
Je voelt je tekórt. Je wilt dat andere niet meer als áánvulling, maar als níeuwe vulling. Je hóudt je niet meer groot. Je enige vraag is nog: "Hoe"... hóe kan ik meedoen".
Nu zijn de rollen omgedraaid. Die Ander is nu de Leraar. Hij bepaalt je er even héél duidelijk bij, hoe weinig je éigenlijk weet (Joh. 3:10). Hij maakt als terloops een licht verwijt,dat je nu al zo hoog wilt reiken. Het is waar; toen Hij over dingen als 'De naaste liefhebben' sprak (Matth. 5:43,44), was dát al zo nieuw, zo onwennig; en dat was aards'' hierbij vergeleken (Joh. 3:11,12). En over Zichzelf spreekt Hij met een absolute zekerheid, als over 'de Enige, die de sleutel heeft voor de tuin van het geluk (:14,15)'Maar antwoord op je vraag "Hoe" is er nog niet. En dán komen de wóórden: het geloof in Hem als de 'Absoluut Unieke', de Verlosser, brengt je overal, ook dáár, waar eeuwig volmaakt leven wacht.
Blijf maar geloven, Nicodemus. Laat Gods liefde je maar genezen. Laat dat geloof maar doorgroeien: - nu kom je nog 's nachts bij mij. - De tijd komt, dat je Mij '-hoe schuchter ook- gaat verdedigen en direct ook al smaad krijgt (Joh. 7:50-52). - En de tijd komt óók, dat je voor Mij uitkomt bij volle dag (Joh. 19:39).
Is dát dus het antwoord; gewoon rustig doorgaan. Bereik je zó de volle dag (Spr. 4:18). Op pad dan maar! (tot zover over Nicodemus).
Ik hóór nu als het ware allerlei gedachten om mij heen. Eén van die gedachtegangen pik ik er uit. Het zou wel heel toevallig zijn, als het de uwe was. Maar het is zo'n algemeen menselijke overleggin, misschien komt u er toch wat elementen in tegen, die u bekend voorkomen.
Nicodemus voelde nattigheid en die 'Jansen' uit dat 'aardse' voorbeeld ook. Ja, wat die Jansen betreft: ik heb dat verhaal wel eens meer gehoord. Toen werden er bijzonderheden gegeven, die nu ontbraken. - In de eerste drie maanden van zijn nieuwe job verprutste hij al heel gauw een zaak door tactloosheid. - Een paar weken later wéér een, nú door onvoorzichtigheid. - In zijn nieuwe omgeving voelde hij zich zonder meer 'opgelaten. Hij had voortdurend déze idee: "Ik zeg de goede dingen op de verkeerde momenten en omgekeerd'! Ja, als het zó is, dat je wel goed wilt en je bent al in het goede spoor, dan móet je in zo'n situatie wel praten. Je wilt toch vérder (Phil. 3:16).
Maar ík, ik ben vervuld met Gods Heilige Geest; ik heb toch niets met Jansen gemeen! Ho, wacht eens even: - Ik heb laatst een relatie met een medegelovige verziekt, doordat ik hem welbewust maar onverdiend griefde. Ik had er niet eens érg in, wat ik hem aandeed. Pas kort geleden kreeg ik daar oog voor. - Toen laatst die nieuwe visie gelanceerd werd, was ik direct wildenthousiast. Het werd echter niets en ik raakte er alleen maar door in de war. - Ik zeg dikwijls heel overtuigd: dit of dat is van de Héér. Al gauw blijkt dan, dat ik het wéér bij het verkeerde eind had. Maar wat is dát nu: ik ben gedoopt met de Geest, spreek in tongen ! maar ben ik wel wedergeboren ' wat moet ik toch begínnen!!??
Tut tut, hoho, nou nou; géén paniek nu. Die Geestesdoop is niet níets; u hebt om zo te zeggen een prachtige kathedraal gebouwd; die gaat u níet áfbreken hoor Graaf toch gewoon die zwakke fundamenten uit; beton er óm; trekstangen erdóór. U zult de eerste niet zijn, die van bekering gelijk doorjakkerde naar Geestesdoop en het stadium van de wedergeboorte oversloeg. Een fout; kan toch herstéld worden! Ik heb ooit iemand gekend, die met de Geestesdoop begon en zelfs de bekering oversloeg. Ook híj vond de draad. Uiteindelijk kwam ook bij hem nog alles goed.
- Ga de Geest van Gods grote stijl van zakendoen nu eens écht indrinken. - Stel u als doel: het helemaal ingeboren worden in Gods grote gemeenschap. - Stel u niet alleen als doel 'u in God', maar ook 'God in u'. - Ga niet langer 'op uw aardse tenen staan' om 'door hemelse vensters naar binnen te kijken': dóódvermoeiend; niet vól te houden. - Krijg oog voor déze waarheid: om het '" vervuld zijn met de Geest'' blijvend te maken, is het 'geboren zijn úit de Geest' absoluut noodzakelijk.
Alles hangt er van af, of u dóór wilt. Uzzia (3.1.3.) en vele anderen wílden niet door. Er zijn echter genoeg bijbelse voorbeelden van mensen, die wél verder gingen. Zij durfden: - nieuwe wegen in te slaan - een oude omgeving los te laten - ondanks tegenwerking aan Gods vast te houden - een nieuw geluid te laten horen - zich aan goede contacten toe te vertrouwen - open te staan voor 'het andere'. Hekken zwaaiden voor hen open, beletsels vielen weg. Datzelfde gaat ook ú overkomen.
Luister: ik ga u iets vertellen van drie vrouwen en drie mannen.
|
|
|
|
Reacties op bericht (0)
|