4.2.6.; tweede deel.
Tiemen deed het ánders. Hij hield óók van Jezus, evenals Esther. Hij kénde haar wel. Hij had zelfs eens tegen haar gezegd:
Jij hebt meer dan ik.
Zij had toen wat vinnig- geantwoord:
Maar suffie, daar moet je toch geen momént genoegen mee nemen! Joh Tiemen, ben je eigenlijk na je bekering wel wédergeboren?!
Ze was wat direct, tikje primitief, nogal impulsief, op-en-top vrouwelijk. Ze paste eigenlijk niet in de doordachte mannenaffaire, die het geloof nu eenmaal was.
Ach, ze kneuterde zowat in een gehuurd gebouwtje, omringd door opgewonden vrouwen en typische, wat wazige mannen.
Hij in zijn mooie kerk- pakte het vakkundiger aan. Bleef lekker bíj! Met allerlei acties deed de gemeente mee. Er mekkerde wel eens een ontevredene:
Ik vind zo weinig voedsel voor mijn zíel,
maar eigenlijk was zo iets onbegrijpelijk. Je moest met je tijd mee, de nieuwe trends volgen. Hij was helemaal op de toer gegaan van de bevrijdingstheologie en de dialoog. Er kwamen dames om over de feministische geloofsbeleving te spreken. Laatst was er iemand geweest, die een boek had geschreven over de verkieslijkheid van de joodse boven de christelijke godsdienst. Een Duitse professor had uitgelegd, waarom hij voor Marx koos en toch óók voor het neo-kapitalisme.
Zíjn Tiemens- ster réés. Hij was nu ook stukjesschrijver, had een vaste krantenrubriek. Daar vloerde hij politici en wond zich op over Christenen met verouderde opvattingen.
En die kérk van hem: vól met intelligente, goedogende, gesláágde mensen. Hij trok zo echt de crème aan, de bovenlaag. Je was echt in bij het wat bétere publiek, wanneer je bij Tiemen kerkte. Kijk, dát moest je hebben (Op. 3:17).
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
En tóen was de verandering gekomen. Zó vreemd, zó geruisloos. Geen oorlog, je eigen landgenoten, spraken jouw taal, en tóch: staalharde kracht uit wrede bron.
Gróot was de zuigkracht van het verlichte weten.
Zijn kerk liep leeg, verdampte als het ware in laaiend vuur (Op. 17:16).
Toen alles nog gewoon was, waren veel van zijn mensen toch zo blij geweest met:
- medemenselijkheid
- liturgische verdieping
- politieke bewustwording
- ontmythologisering van de bijbel.
Zij hadden dooreengewiemeld in plenaire vergaderingen, in commissies en subcommissies. Stúúrgroepen hadden het rapporten en discussienotas laten régenen. Gestrooid hadden zij er mee als Sinterklaas met pepernoten.
Waar waren ze gebleven:
- zij waren lid van de buurtcontroleraden
- zij zaten in de besturen van cultuur hervormingsbureaus
- zij maakten deel uit van de politieke eenheidsstuurgroep
- zij beijverden zich voor de eredienst van het nieuwe denken(Op. 13:15).
Gelukkig echter waren ze niet. Sommigen hadden hem ervan beschuldigd, dat híj de oorzaak was van hún gebrek aan kennis. Zij verweten hém hún aan de grond zitten (Hos. 4:6). Hij voelde zich zó eenzaam, zó mislukt, zó waardeloos. Hij kon op geen enkel werk wijzen, ging door een hel.
Enkelen van zijn voormalige gemeenteleden zaten in Esthers nu illegale- kring. Zijzelf zat in zone zes, áls zij nog leefde. Anderen hadden echter de fakkel overgenomen. Toen werd hij geroepen bij de brein-raad. Men stelde hem voor, plaats te nemen in een lichaam, dat op godsdienst zou gaan toezien. Hij zei: Nee. Onder alle puinhopen was daar tóch zijn trouw aan Jezus.
Zone zes, zei de partijfunctionaris kil. Buiten stonden de withelmen met de bus. Hij liep er naar toe, onder zijn radeloosheid tóch iets van vreugd. Hij had Jezus teruggevonden. Zone zes was een verschrikking, hij wíst het. Maar: dat buitenste district betekende voor hém een begin van redding.
Hij had in zijn kerk een belangrijke plaats gehad en véél eer van mensen
eer van God zat er niet meer in. Een zuil in Gods tempel zou hij niet meer worden (Op. 3:12). Als alles meeviel, wat portierswerk daar (Ps. 84:11). De bus voerde hem weg van dat mooie, aardse baantje (Ps. 84:11). Dat hem aangeboden baantje, dat hij geweigerd had, dat zou hem echter wérkelijk in het buitenste district hebben gebracht (Judas 13). Och, en misschien viel alles met Gods beloning tóch wel wat mee. God is immers genadiger dan de mensen
(inlas)
Nog even dít: sommige mensen denken bij gered worden, maar als door vuur heen aan een soort louteringsvuur, vagevuur noemen zij het.
Er zijn mensen, die er in dit leven nu niet zó veel van hebben terechtgebracht. Werkelijk van de allerberoerdste zijn ze nu toch óók weer niet geweest. Zij betalen na hun dood met een onaangenaam, maar eindig verblijf in een soort strafkamp, zo wordt gesteld.
Ik vind dit geen goed inzicht. Het kan naar mijn mening niet op deze tekst gegrond worden. Het komt mij voor, dat door deze leer zorgeloze mensen worden gekweekt. Ik zou mij kunnen indenken, dat men gaat zeggen:
Ik leef maar wat voor-het-vaderland-weg en laat een fiks legaat na aan de kerk. Dan bidden beroepskrachten mij nog vrij gauw uit dat vagevuur uit. Ik neem dat althans aan
ik betáál er toch voor!!!...
Hierboven heb ik een uitleg gegeven, die mij logische en meer weerbaar makend voorkomt.
Vergeet u vooral niet, de teksten te vergelijken. Neem nu die zinsnede:
Kijk, dat moest je hebben (Op. 3:17).
Die tekst geeft zón aardig doorkijkje.
Soms denk iik wel eens; ik moest de schriftplaatsen ín mijn verhaal opnemen, dan kan niemand er meer omheen.
Maar ik heb het u al zo gemakkelijk gemaakt. Nee, zo moet het maar
In zone zes is alles grauw, vlak en eenzaam. Over onherbergzaam land jagen wilde luchten. Er is drenzende regen, striemende hagel of stuivende sneeuw. En altijd die wínd!
toch nog vijf dagen zón per jaar.
In groezelige overalls graven de besten van de aardbewoners (Hebr. 11:38) zinneloos sleuven op een woeste hoogvlakte. Stralend hun gezichten. Júichend hun zang.
Gods ware vreugde
zijn diepe vriendschap
en wondre heling
Is, wat ik wens
Gods blijde troosten
Zijn goede handen
En wijze woorden
Voor ieder mens.
De heropvoeders in dit kamp moeten elke maand vervangen en herprogrammeerd worden. Zó sterk is de invloed van de onoverwinnelijken. (Op. 15:2).
Gods fijne gaven,
zijn echte blijdschap
en zijn bescherming
die zijn zo zoet
Gods trouwe liefde
Zijn milde vrede
En zijn vergeving
Die doen mij goed.
Die ált moesten ze onlangs missen in verband met bevordering. Háár heerlijke stem zingt nu in zón hoog koor.
Maar ze hebben er een warme bariton voor in de plaats gekregen.
|