Gedachte
4.3.6.
Duisternis en lichtxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|
Overwegingen:
|
-
|
De een maakt niets van een káns
|
4.3.6.1.
|
-
|
De ander maakt van niets een káns
|
4.3.6.2
|
4.3.6.1.
De een maakt niets van een káns
- Hoe is het goud verdonkerd
ontluisterd het goede, fijne goud
De heilige stenen zijn wéggeworpen op de hoek van élke straat (Klaagliederen 4:1).
Er wordt hier gesproken over mensen, die een duidelijk slechter worden van hun innerlijke en uiterlijke omstandigheden hebben meegemaakt:
- Zij wáren onaantastbare vips(very important persons) (zeer belangrijke lieden). Wat zég ik: v.vips. Ze zijn kwetsbaar en onaanzienlijk geworden (:2).
- Zij wáren zachtmoedig; ze zijn door de nood van het ogenblik- nú hardvochtig (:3).
- Zij konden úitdelen. Nu kunnen zij zelfs in de ergste noodgevallen geen brood en geen water meer verstrekken (:4).
- Zij waren welvarend: het beste voedsel, de mooiste kleding, noem maar op! Nu zijn ze zó straatarm, dat zij de vuilnisbelten doorzoeken naar iets eetbaars, iets bruikbaars (:5).
- Zij waren indrukwekkend om te zien (:7). Nu zijn ze echte zielenpoten, onherkenbaar geworden schepsels, grauw van ellende, vel over been, vól rimpels de te ruim geworden huid (:8).
Er is een óórzaak voor dat alles: zonde. Anders, maar wél erger dan die van Sodom: dáár ging het om niet wetende dwergen: zij víelen (:6).
Híer gaat het om wétende reuzen (:7). Zij vállen. Reuzen vallen echter hárd!
Goud hadden zij in hun bezit
goud waren zij zélf. Wie hoort er nu óóit, dat iemand góud kan bederven. Hún lukte het!
Over edelstenen konden zij beschikken. Edelstenen waren zij zélf. Maar achteloos lieten zij die kostbaarheden vallen, gaven zij zichzelf prijs.
Tegen zón spilzucht is niets bestand.
Het gaat hier over een volk de Israëlieten- dat in de tijd vóór Christus eerste komst in Gods plannen een grote rol speelde. Zij hadden veel meer kansen dan alle andere volken. God sponsorde hen (Ex. 19:6), omdat Hij van plan was om Jezus, de grote Bevrijder, uit hun rijen te laten voortkomen. Goed; dat ís uiteindelijk gelukt. Maar om deze mensen in die gebruiksperiode op peil te houden! Nou nou! Het ging niet altijd van een leien dakje. Zij moesten zelf meewerken om op hoog niveau te blijven. Daar haperde het nog wel eens aan. En, als er zon hapering optrad, maakten zij juist zij- een reuzesmak.
Over zon downperiode bericht dit gedeelte.
En nu ú, wedergeborene
Hé, vóór ik nog kan beginnen, brandt er al één los.
Daar gáán we weer. Wat is deze jongen voorspelbaar hè. Wij, blijde kinderen van een Levende Heer, moeten weer eens bang gemaakt worden. Weet je, wat het is?!: óns goud wil hij bederven; ónze edelstenen wil hij afpakken. Dreigen met theoretische bezwaren. Dadelijk ons weer wat opvijzelen. Hoelang moet die treurnis nu nog duren? Je snapt zon uitgever ook niet hè. Alles wordt toch maar gedrukt ook.
Nou, nou, nou
goed, ik bén voorspelbaar, maar ik ben geen bangmaker. De door mij gesignaleerde en te signaleren gevaren zijn niet helemáál theoretisch. De mogelijkheid, dat u in zon valstrik van satan loopt, is klein, maar tóch
in een zwak moment zou u een verkeerde stap kunnen doen. Voor dat gerínge risico wil ik toch éven waarschuwen.
Kijk, wanneer u naast uw tent uw lege portemonnee vindt, bent u toch blij met die clausule in uw reisverzekering. Vergelijk het dáár maar mee
En al stáát u absoluut vast, misschien kunt u toch mijn opmerkingen gebruiken. Bijvoorbeeld voor een u bekende medegelovige, die wat minder stevig is gefundeerd. En, hoe lang het nog moet duren?! Ja hoor eens; ik baal zelf ook wel eens van 4.3. Maar ík ga door. Ga nu nog even mee. Met deze erbij nog drie mineurs en ook nog drie majeurs. Dat moet toch te doen zijn. En de uitgever?! Zeg dat, wat u net zei, maar tegen hém.
Nog eens: en nu ú, wedergeborene
o ja zeg; de niet-wedergeborenen zitten er niet voor spek en bonen bij; de niet-bekeerden ook niet. Zelfs niet de niet-Christenen.
Er is een kleine kerndoelgroep: de wedergeborenen. Als drie procent van mijn lezers dáártoe behoort, valt het mij mee. Daarom: zevenennegentig procent: jullie zijn mijn ruimere en ruimste doelgroep. Schuif aan; prik een vorkje mee. Kijk eens, hoevér je meewilt. Hoe dan ook: welkom!
En nóg eens: en nu ú, wedergeborenen
U hebt het nieuwe leven ín u. Het groeit, vervult u, bewéégt zich, tekent zich in u af. Wat een káns: goud ín u, waardoor u zelf goud wórdt. Een edelsteen ín u, waardoor u zelf een edelsteen wórdt.
Zoiets verknóei je toch niet. Zoiets laat je toch niet lós! Dat zou gewoon een belediging zijn voor God.
U bent een volk, dat in de tijd voor Christustweede komst in Gods plannen een grote rol speelt. U hebt zó veel voor op alle andere mensen. God is uw Coach (Op. 1:6). Hij wil Jezus als de grote, nieuwe en blijvende (Luc. 1:33) President naar deze planeet sturen. Jezus wil als aanvoerder voor jullie zegevierende linies uitrijden (Op. 19:14). Het gebéurt een keer; er zullen van die overwinnaars zijn. Zorg echter wel, dat u erbij bent: houd het peil hoog. Nu u zulk een kans hebt, kunt u het zich niet veroorloven, er niets mee te doen. Erger zonde dan het grote geschenk te verknoeien, kan ik mij eigenlijk niet voorstellen.
- U bent bezig om een heel bijzonder iemand te worden, waarop heel de schepping wacht (Rom. 8:19). U dóet al levend werk. Ik kán mij voorstellen, dat u bij een teleúrstelling even verslapt. Maar toch niet blíjvend?! De inzet is immers: goud! Het hemelse vuurwerk mág niet verdonkeren tot aardse sintels. De glans van uw amethist, robijn of diamant, mág niet ineenschrompelen, tot u niet meer bent dan een grauwe kiezelsteen. U mág niet naar een toekomst wegzinken van heen-en-weer-geslingerd-worden als een golf van de zee (Jac. 1:6). Het behoort niet zover te komen, dat niemand u meer nodig heeft.
- U hébt al die liefde in u, waardoor u medegelovigen, die u een maand geleden nog op de tenen stonden, nu al weer ongeveinsd kunt liefhebben. Het was een paar weken slikken, maar nu is alle weer in orde. Laat de duisternis van de sleúr niet toe. Waarom zou u worden tot iemand, die gniffelend de laatste nieuwtjes weet: wie er nu weer kwaad weggelopen is uit de gemeente. Waarom zou u de heilige stenen wegwerpen en zelf opaal áf worden?!
- U wás al zo fijn op weg. Mensen voelden zich veilig bij u. Nóóit begon u te preken. Maar ze wisten, dat u iets hád. Zélf vroegen zij om geestelijke impulsen (Zach. 8:23). En dan stond u kláár! Laat de hóógmoed uw levende werk niet blussen tot levensloze as. Stel je toch de ramp voor: u deelt nog wel uit, maar het vóedt niet meer, het lést de dorst niet meer. Wat een ontluistering van het goede, fijne goud dat u hád!
- U hád al zon gevoel van welbehagen. Het geregelde overdenken van Gods woord was zulk een gezond voedsel. De levensstijl, waartoe Hij u leidde, maakte u tot een ster tussen allerlei vreemde, gefrustreerde medemensen (Phil. 2:15). Pas op, dat de kille wind van het-behoedzaam-wat-afstand-nemen niet gaat waaien.
Die kan zó blazen, dat Gods zon verduisterd wordt door wolken:
o ja, ja; het zal wel zó zijn of ánders
o van mij hoeft het allemaal niet meer zo erg
o ach kom, dat weten wij nu toch wel.
Die wind blaast uw schatten van u weg. Ergens in een dode hoek liggen ze temidden van het straatvuil. U bent toch niet tot deze hoogte gekomen om nu allerlei mode-ideeën te onderzoeken of dáár soms wat voeding of beschutting in zit (Gal. 3:3):
o wij eten tegenwoordig zó verantwoord, onbespoten hè
en onbemest, ook zemelen en zo
en honing, voorál veel honing!
o Er is een nieuwe theorie over de tien verdwenen stammen van Israël.
o Zeg, die nieuwste trend in de Amerikaanse pinksterbeweging: dáár verdiep ik mij in.
o Ik maak een studie van bepaalde voorbeelden en getallen in de bijbel. Die zijn een boodschap op zichzelf.
- U wás al íemand, waar níemand omheen kon (Mark. 7:24). De zouteloze pratertjes en klagertjes wisten, dat ú zout ín zich had (Mark. 9:50). Zij speurden iets van uw heling en voltooiing. Het kwam naar buiten door uw stralende blik en uw gezicht met o zo weinig zorgenrimpels.
Houd de verwachtinglóósheid buiten de deur. Blijf niet alleen zingen:
Iets gebeurde met mij
iets gebeurde met mij,
maar ook:
Iets gebeurt nú met mij
iets gebeurt nú met mij.
Als uw oog verdoft, niet meer met verwachting is bezield, mist u de boot. U laat uw kans glippen. Die verwordt tot níets.
U zingt dán ook niet meer:
We shall overcome,
maar:
Wat zal ons nú weer overkomen.
Innerlijk verschraalt u. En de zórgenrimpels?!: ja hoor, daar zíjn ze.
Dus:
- teleurstelling
- sleur
- hoogmoed
- er niet meer helemaal bij betrokken willen zijn
- verwachtingloosheid
Vijf kuilen. De opsomming is niet volledig. Er zijn nog wel meer struikelmogelijkheden.
Vraag aan God om u er langs te leiden (Ps. 139:25). Er is een eeuwige weg, waarop niet meer gestruikeld wórdt, maar steeds meer gejubeld (Jes. 35:8-10).
Hij wil u erheen leiden (Joh. 16:13).
|