4.4.
Hoofdgedachte:
Dode werken verheerlijken de méns, levende werken verheerlijken Gódxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|
Gedachten:
|
-
|
Veel mensen vinden hun werk zó belangrijk, dat zij het gewoonweg aanbídden
|
4.4.1.
|
-
|
Wedergeborenen kiezen een ander onderwerp voor hun aanbidding
|
4.4.2.
|
-
|
Veel mensen kunnen het maar niet laten om met hun werk te géuren
|
4.4.3.
|
-
|
Wedergeborenen willen alleen maar en geur zijn van Christus en van God
|
4.4.4.
|
-
|
Veel mensen doen het werk van anderen na
|
4.4.5.
|
-
|
Wedergeborenen volgen in hun werk hun Heer
|
4.4.6.
|
-
|
Veel mensen stellen zich tevreden met geestelijk onvruchtbaar, mensverheerlijkend werk
|
4.4.7.
|
-
|
Wedergeborenen rusten niet voor zij God verheerlijken met geestelijk vruchtbaar werk
|
4.4.8.
|
-
|
Slotsom
|
4.4.9.
|
Gedachte
4.4.1.
Veel mensen vinden hun werk zó belangrijk, dat zij het gewoonweg aanbídden
- Het land van Gods eigendomsvolk- is vól afgoden
voor het werk van éigen handen voor wat éigen vingers hebben gemaakt, buigt men zich néér (Jes. 2:8).
Jesaja is dóór en dóór ontsteld over het volk, waartoe hij behoort, het volk met zon hóge roeping. Hun héle goede verhouding met God is naar de knoppen. Elke mysteriegodsdienst en geheimleer van oost en west vindt in Israël een willig oor (:6). De welvaart (:7) leidt weg van het aanbidden van God. Men verzint zélf wat, maakt zélf wat en dan gaat men dát vereren. De profeet waarschuwt, dat zon domme, zelfvernederende levenshouding tot rampen leidt, omdat de relatie met God blijvend wordt verstoord (:9).
Ook nu, ook hier in ons land, spreken mensen over reïncarnatie en zielsverhuizing met een gemak of ze het over het kopen van pindakaas hebben (oosters mysticisme).
Eindeloos beleren anderen elkaar, hoe je rijk kunt worden via belastingtrucs (westers materialisme).
Er is zoveel welvaartszekerheid, dat men daarvan uitgaande- allerlei merkwaardige gedachtegangen durft volgen. Wanneer iemand over God en Jezus spreekt, wordt er verveeld geroepen:
Ja, ja, daar weet ik álles van. Dat werd er thuis ingepompt, ingeheid, wat zeg ik: ingeslágen. Wat dat betreft, hóef ik niet meer zo nodig. Ik bén al geweest.
(Wat dat ingeslagen betreft: heel dikwijls betreft het hier: wie een hond wil slaan, kan licht een stok vinden. Zulke beweringen zijn lang niet altijd waar).
Men verzint echter van alles om de redelijke eredienst te vervangen:
- eindeloos gecultiveer van hobbys
- overtrokken belangstelling voor sportkampioenschappen
- overdreven gezoek naar strijdpunten
- ziekelijk gespeur naar mogelijke gevaren.
Men heeft van alles véél en wil nog méér. Dat leidt tot:
- fanatiek getimmer aan de carrière
- over-behoedzaam in het oog houden van de naar-buiten-te-vestigen-indruk, de image
- niet áflatende belangstelling voor de eigen positie op de welvaartsladder.
Men aanbidt ideeën en statussymbolen. Dom: niet bij de volledige mens horende; in hoge mate storend voor het contact met onze grote Vriend (Jes. 59:2).
U wedergeborene- ziet dit lijstje. U zegt misschien:
Hee, gaat Ger op de klagerige toer?! Dát is dom, als je over dom spreekt. Daarnaar luistert immers geen hónd! En bovendien: zulk gelamenteer heeft zich zelf overlééfd.
Jaren terug deden veel dominees en pastoors dat. Boetepredikaties hè. Dát soort werk. Het haalde niets uit. Zíj hielden er mee op. En nú begint híj nog eens te jammeren.
Mensen, ik zanik niet! Ik zeg alleen maar, dat de hele sfeer om ons heen propvol zit met impulsen voor ons gedachteleven: milieubescherming, atoombewapening, kernenergie, internationale conflicten, landelijke politiek, salarisaftopping, hoe-kom-ik-over-angst-,prestige-bewaking.
Hebt ú wedergeborene- niet soms last van een teveel met dergelijke zaken bezig zijn. Vast wel. Toen ík deze gedachte neerschreef, was er een vaartversnelling in een conflict om Beiroet, dat tóentertijd de aandacht gevangen hield.
Ik was daar erg mee bezig, besteedde er veel gedachten aan, aanbád die actualiteit als het ware. Het gevolg was zelfs, dat mijn oplettendheid in een moeilijke verkeerssituatie onvoldoende was. Ik zat wat-dat-betreft, gewoon even te slapen. Gelukkig sliep mijn Beschermer niet (Ps. 121:4). Hij zond zijn engel (Ps. 91:11). Daarop mag je echter niet blijven rekenen, wanneer je op zon manier wegdroomt. Dat zou God verzoeken zijn (Luc. 4:12). Ik vertel dit, om een voorbeeld te geven, hoe de dingen van de dag je denkkracht kunnen opeisen. Wanneer u dit leest, denkt u misschien verwonderd:
Beiroet
Beiroet
was daar dan ooit eens wat aan de hand.
Maar die waan van de dag wond míj ooit een keer zó op, dat het gevaarlijk werd.
Zou ú dat nooit hebben; die te groet aandacht, voor wat u zélf doet of wat als meningvragend aan u wordt voorgelegd? Zál heus wel.
Als u zó bezig bent, plaatst u menselijke dingen teveel in het middelpunt. U verheerlijkt dan de stortvloed van afleidende, God en Jezus uit de weg drukkende situaties, die over ons allen wordt uitgestort.
De bezem door al die opgewonden gedachten over feiten en omstandigheden, die in het leven van alle dag een ogenblik superbelangrijk lijken. De ééuwigheid telt. Leg voor gedachten díenaangaande de loper uit.
|