4.6.2.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Niet ónze zogenaamde initiatieven, maar Gods wérkelijke initiatief voert tot gerechtigheid
- Vroeger waren wij
verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende en verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. Maar!: toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland en God verscheen, heeft Hij niet om werken der gerechtigheid, die wíj zouden gedaan hebben, doch naar zíjn ontferming- ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest (Titus 3:3-5).
Wedergeborenen
nooit verwaand worden hoor, op uw wedergeboren zijn. Op datzelfde ogenblik bent u een ballonnetje, dat doorgeprikt wordt.
U wapent zich tegen arrogantie, wanneer u zo nu en dan eens aan uw verleden terugdenkt. U moet niet achterom zien naar wat u wás, om daaruit te concluderen, dat het nooit wat met u wórden kan (Luc. 9:62). U mag echter bést achterom kijken naar wat u wás, om daarna God te danken, voor wat u door zijn genade gewórden bent.
Durft u met mij mee: éven omkijken?!
Hoe was de toestand eigenlijk? Toonde ons vroeger leven beloftevolle initiatieven óf schreeuwde alles om een beslissende doorbraak van Godswege?!
Was ú dat; was ík dat, voor wij Jezus leerden kennen?!:
- verdwaasd: zo vol dwaze gedachten, dat wij geen serieus gesprek meer konden voeren: we moesten altijd maar lollig zijn.
- Ongehoorzaam: altijd er op uit, om grote en kleine regels te overtreden; niet tijdens het oranje verkeerslicht stoppen uit integerheid, maar uit bangheid.
- Dwalende: enthousiast voor macrobiotisch voedsel; even later weer in de weer voor een nieuwe heilsleraar; zó onrustig op zoek.
- Aan velerlei begeerten en zingenot verslaafd: geld
weet u nog; en carrière
en véél en lekker eten
en pikante films.
- In boosheid en nijd levende: op het werk altijd scènes, jaloezie en geroddel.
- Hatelijk en elkander hatende: steeds vól zure opmerkingen, eigenlijk ieder ander een miskwal vinden.
Wat een tóestand! Als onze problemen zó lagen, kon er inderdaad geen sprake zijn van vruchtbare actie onzerzijds. Dan kon alleen God de impasse doorbreken.
Nu ja, zó bar was het niet met ons. Als Jezus ons echter niet gered had, als Hij ons niet ómgekeerd had (want zelfs onze bekering was genade Jer. 31:19), dan
dan zouden wij de uitersten van al die nare dingen, hiervoor genoemd, gezien hebben. Onze initiatieven van tóen zouden geleid hebben tot rampen nú. Jezus initiatief tóen heeft geleid tot vreugde nú. Ons doods gedoe leidde ons van de rechtvaardigheid wég. Híj bracht ons tot levende daden, die ons voerden tot onder de koestering van de Zon der gerechtigheid (Mal. 4:2).
God trad in onze belevingswereld binnen. Door genade kwamen wij één stapje nader tot Hem en Hij rénde als het ware naar óns toe (Jac. 4:8).
Nét als die vader, die gewoonweg niet kón wachten, totdat de teruggekeerde zoon eindelijk eens naar hém was toe gesjokt (Luc. 15:20). Wíj vroegen vergeving (Luc. 15:21). God kuste ons met goede en liefdevolle kussen. Hij toonde die liefde en goedheid ook in de praktijk. Hij gaf zijn hemel léég om ons geestelijk doden- vól te maken van eeuwig leven (Joh. 3:16).
Het enige initiatief onzerzijds was:
Wij hebben gefaald
vergeef ons
red ons.
Toen ging de deur naar zijn initiatieven wijd open.
En nú
hoe is het nú?!
God gaat nóg door. Hij trekt ons het feestkostuum aan van de wedergeboorte. Hij doet ons de ring om van het helemaal nieuw worden door zijn Geest (Luc. 15:22). Door zijn ontferming over ons, beginnen wij al het feest met Hem te vieren van ons overgegaan zijn van de dood naar het leven (Luc. 15:24). Dat feest wordt steeds vrolijker, steeds blijder, tot het onuitsprekelijk heerlijk wordt (2 Cor. 12:4).
Zeg eens:
- Wat was ons aandeel, onze verdienste: die verdwaasdheid soms of die ongehoorzaamheid?
- Waar kwamen onzerzijds werken der gerechtigheid vandaan
: uit onze dwalingen en verslavingen?
- Welke valuta konden wíj ter besschikking stellen?: de valse munt van onze boosheid, nijdasserij en haat?
Niets was er bij van óns. Alles was van Hem. Al, wat wij ooit deden, bleek krachteloos gebaren te zijn: het heette iets, maar het was niets. Maar Híj
Hij deed de dingen, die telden. Hij leidde ons weg van ons onzuiver gefiedel op het ontstemde instrument van ons goedbedoeld geknoei. Hij gaf ons een nieuw lied (Ps. 144:9) om Hem in steeds groter harmonie in een steeds groter koor een lofprijzing toe te zingen (Op. 15:3).
Vroeger lieten mensen hun brooddeeg rijzen, niet met die cleane gist van ons, maar met een stukje verzuurd deeg van de vorige dag. Op de lange duur werd dat zuurdeeg door boosaardig geworden bacteriënstammen gevaarlijk voor de gezondheid.
In die tijd was er een volk met heel goede wetten van Godswege. Wetten, die ook híerin voorzagen. Op gezette tijden ruimden de mensen, die tot dit volk behoorden, alle oude zuurdeeg op (Ex. 12:15). En dan was het daarna toch féést met nieuw, ongezuurd brood! Wel een beetje flauw, wel een beetje plat, maar dát trok wel bij. De hoofdzaak was: niet ziekmakend, maar puur
betrouwbaar.
Doet u dat ook maar. Reinig uw levenshuis van alle oud zuurdeeg van slechtheid. Vier feest met nieuw, goed, gul brood van de vrijheid in Hem (1 Cor. 5:8).
|