Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    16-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pastoor in den bloeienden Wijgaard

    De Pastoor in den bloeienden wijngaard

    Uit De Gooi en Eemlander – 18/12/1925.
         In de groote zaal van Concordia, waar geen plaatsje onbezet was, heeft gisteravond Felix Timmermans voor de afdeeling Bussum van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen een lezing gehouden onder den titel "De pastoor uit den bloeienden wijngaard". 't Was echter niet alleen over dat ééne werk, dat Timmermans ons vertelde, ook zijn boeken, die aan het schrijven daarvan vooraf gingen behandelde hij, omdat schrijven is als plukken, omdat een boek is als een oogst, het moet gerijpt zijn voordat het is, en de pastoor uit den bloeienden wijngaard is gerijpt uit de voorafgaande boeken. De invloeden werken reeds te voren en dan ten slotte zet men zich aan het werk.

         Spreker vertelde van zijn eerste boek de "Schemeringen van den Dood", dat ziekelijk is, dat een paddestoelen-atmosfeer, een kelderlucht ademt. Daar tegenover staat "Pallieter", één jubeling, één stuk levensverheuging en kerngezond.
         "De Schemeringen van den Dood" zijn alléén tragiek; Pallieter is alléén levensvreugde, doch "De Pastoor uit den bloeienden wijngaard" is een mengeling van beide, is èn tragiek èn levensvreugde.
    Over den groei van die werken en zijn eigen innerlijken groei, dat hij twee zoo absoluut tegenstrijdige werken schrijven kon en daarna een boek, dat een evenwichtige samenvloeiing van die beide is, deelde Felix Timmermans ons een en ander mede, door te vertellen gebeurtenissen uit zijn jeugd en jongelingstijd, van zijn ouders, van zijn vader vooral en van menschen met wie hij in aanraking kwam.

         Hij verhaalde van zijn verlangen naar mystiek, toen daar een vriend kwam, een schilder, die wist en vertelde van allerlei "ismen" en Timmermans hoorde graag daar van. " 't Was als een zomervijver, waar hij induikelde en — waar hij bijkans in verdronk". Hij kreeg een tegengoesting van te leven tot dat hij, na een zware operatie zijn eene oog opende — want na een zware operatie opent men niet twee oogen tegelijk — en zag aan het gebaar van het nonneke dat zijn toestand bedenkelijk was. Hij lag daar "met zijn tien teenen naar omhoog, alleen maar om asem uit te blazen" en toen ontwaakte in hem de wil om te blijven leven — "want wie zou er willen sterven? " — de lust om het leven te genieten; geen zoeken naar ismen meer, maar het leven aanvaarden, met beide handen het dankbaar aanvatten als een rijke gave Gods.
         Na zijn herstel stond hij als nieuw geboren in het bloeiende Nethe-land en ,"'t was als een glasraam, zoo helder". 't Was zóó schoon, dat hij het schrijven wilde in een boek en hij zette zich aan den arbeid en schreef drie schoone bladzijden over het Nethelandschap en den volgenden dag één bladzijde slechts en toen niets meer : hij kon niet want het weer was hetzelfde gebleven. 't Was alles eender als den eersten dag. En terwijl hij zich afvroeg : wat moet ik beginnen als het nu 't heele jaar door zulk weer blijft?, begreep hij dat er een . mensch ontbrak in zijn werk. Toen ontstond de figuur van Pallieter, de onsterfelijke levensgenieter.

         Timmermans heeft hem beschreven van zijn geboorte tot zijn dood in een manuscript dat' 5 K.g. woog en dat nu rust onder stof op den zolder van zijn woning in het stedeken Lier.
    Vermakelijk was het, zooals hij vertelde, hoe hij zich Franso gedacht had als een mager man, een schilder, die boven in een molen werkte aan Breughelsche landschappen en hoe hij toen in de werkelijkheid zijn romanfiguur ontmoette, een schilder, die beneden in een molen aan Breughelsche landschappen werkte, maar...... een ton met schuimende krullen en een safraan puntbaardje.

         Van 1910 tot 1914 werkte Felix Timmermans aan Pallieter en juist een kwartierken had hij zijnen naam daaronder geschreven of hij hoorde een trompet en men zegde hem : De oorlog is verklaard. Maar Pallieter was af, gelukkig, want door den oorlog kraakte Timmermans terug in elkaar. Toch heeft hij tijdens den oorlog "Het kindeke Jezus in Vlaanderen" geschreven. Dat leefde onbewust reeds in hem, toen hij nog een manneke was van 7 jaar.
    Dat was de schuld van zijn vader.
    En Timmermans vertelde van zijn vader — die leek op Bismarck maar vaselienachtiger was —, die met een blauwen buis en een rooden zakdoek met witte bollekens en de zijden muts op den kop, op een hondenkarreken ging kant verkoopen op Walcheren en hoe hij dan altijd thuiskwam met iets moois of iets bijzonders : een hoedendoos vol meikevers, of "Russische" rapen", witte bollen met een staartje van onder en van boven huzaren loof ", die te Middelburg op de markt gekocht waren, maar toch zóó echt Russisch smaakten!

         Timmermans vertelde hoe Vader verhalen deed aan zijn zestien kinderen — waarvan spreker nummer 13 is (applaus) — verhalen van Ali Baba, van Moeder de Gans en vele anderen en hoe altijd Vader zelf in het verhaal een rol speelde en hoe hij steeds dan den kindereneen held toescheen. Vader vertelde eens, hoe hij op den weg een oud manneke met een ezeltje was tegengekomen. Op dat ezel zat een vrouw met een wijden kapmantel, waar onder een kindje krijtte. Het oude manneke vroeg vader naar den weg : "Baoske, kunde me ook zeggen waor Egypte is".
         Toen Felix later op school hoorde dat het verhaal gebeurd was in Palestina, kon hij dat niet geheel vatten en in zijn leerboek teekende hij het tafereel zooals 't in Vlaanderen geweest zou zijn. En toen, tijdens den oorlog, zijne schoonmoeder in den donker gebeden zeide:
    "En Maria ging over de heuvelen naar hare nicht. Wees gegroet. En de drie koningen gingen naar het Oosten. Wees gegroet.....", toen herleefde vaders verhaal met die tafereelen en ze gebeurden allen voor Timmermans weer in Vlaanderen en met een naald van letterkunde reeg hij ze aaneen tot "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen".

         Na de pauze vertelde Timmermans van "Anna Marie"; hoe een weemoedig lied, des nachts gezongen in de straten van Lier, hem bracht op het idee voor den roman, hoe hij de figuren van Pirroen en van v. d. Nast vond in een bijzonder inwoner van Lier en in een familielid nonkel Riek en tenslotte verhaalde hij van "Den Pastoor in den bloeienden wijngaard". De pastoor die tevreden leeft in zijn parochie en met zijn wijnkeldertje en die een nichtje heeft, dat een niet-katholieken jongen bemint. De pastoor poogt vergeefs den jongen te brengen tot het geloof en het meisje, vroom katholiek, offert zich op het altaar der liefde en sterft tenslotte.
         Uit dit boek las spreker een fragment voor, nl. dat waar het nichtje Heeroom vertelt van tnre liefde voor Isidoor.

    Aan het einde van zijn lezing vertelde sprekernog iets over zijn laatste werk. "En waar de ster bleef stille staan", dat ontstaan is naar aanleiding van een liedje dat zijn vader gezongen had en dat hij toen hoorde zingen door een bedelaar en een palingvisscher langs de huizen, Schrobberbeek en Pitje Vogel. Met een allergeestigst verhaal hoe deze laatsten voor 3 centen hun dorst leschten aan wel voor 20 franken jenever besloot de heer Timmermans zijne lezing.
    't Ging maar een heel klein beetje over "den Pastoor in den bloeienden wijngaard"; eigenlijk was het meer een lezing over de werken van Felix Timmermans, maar what is in a name?

         't Was een mooie avond en aan het bestuur van de Bussumsche afdeeling der Nederlandsche vereeniging van Huisvrouwen komt alle eer toe, dat het een lezing van den heer Timmermans op het programma plaatste. Nu deze zulk een succes gehad heeft, zullen ongetwijfeld meerdere dergelijke volgen.

    ********

    16-06-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Meimaand mint de nachtegaal - Guido Defever

    De Meimaand mint de Nachtegaal.

    Door Guido Defever - mei 2002.
         Timmermans kende zelf geen muziek, maar hij zoog ze op en zette ze om in poëzie en proza, vanaf de uitbundige roman Pallieter uit 1916 tot in de verstilde gedichtencyclus Adagio uit 1945/47. Twee tegenpolen in het oeuvre van Timmermans, en merkwaardig genoeg, net de twee werken die op hun beurt het meest als inspiratiebron dienden voor waardevolle composities van o.m. Flor Alpaerts, Renaat Veremans, Arthur Meulemans, Jos Van Looy, Raymond Schroyens en Frits Celis.

    Symfonie van licht en goud
         Het symfonisch gedicht Pallieter van Flor Alperts (1876—1954) is ongetwijfeld het bekendste en het kleurrijkste orkestwerk naar Timmermans. In de zomer van 1921 bracht Flor Alpaerts zijn vakantie door in Viersel en trok elke dag per fiets het bos in om daar zijn schetsen voor zijn "Pallietersymfonie" op papier te zetten. "Het waren mee van de schoonste ogenblikken in mijn leven... Ogenblikken van zalig alleen zijn met een droom, met een scheppingsdrang waaraan vrijelijk uiting kan worden gegeven, in de ideaal-passende omgeving...''.

         En Alpaerts vertelt verder: "... en dat brengt mij onwillekeurig den geweldigen indruk te binnen, dien ik onderging toen een onweer mij verraste en ik mij verplicht zag, op mijn terugweg, in een schuur te schuilen. Vlug haalde ik daar mijn potlood en mijn muziekpapier te voorschijn en schreef mijn indrukken neer. Dat onweer kwam als besteld, haast op het passende ogenblik : ik wilde immers ook de zogenaamde 'Walkurenrit' van Pallieter en Marieke in muziek uitbeelden, wanneer zij op hun ongezadelde rijdieren naar huis stuurden, na hun spelevaart op de Nethe".

         Romantischer kan bijna niet : de componist die aangepord door een flink onweer midden in het bos een Walkuriaans thema neerpent ! In werkelijkheid heeft Flor Alpaerts inderdaad in de zomer van 1921 een aantal schetsen gemaakt, maar het werk uiteindelijk pas in 1924 voltooid. Alpaerts spreekt zelf niet over een symfonisch gedicht, maar wel over een programatische symfonie in drie delen : Meimorgen - Zomeravond - Bruiloftsfeest, naar drie hoofdstukken uit Pallieter. Als vorm staat het veel dichter bij b.v. La Mer van Debussy en Fontane di Roma (1917) of Pini di Roma (1923) van Respighi, dan bij een symfonisch gedicht van Richard Strauss. De kleurrijke orkestratie wordt doorkruist met flarden van duidelijk herkenbare motieven, dikwijls met archaïserende wendingen. Citaten uit oud-Nederlandse volksliederen worden hier wonderwel ingepast: "De Winter is verganghen", "Het waren twee coninckxkinderen", "Reuzenlied", "Pierlala" e.a...
         Felix Timmermans moet in 1922 reeds een uitvoering gehoord hebben van het eerste deel, "Meimorgen", dat wel al voltooid was eind 1921. Hij schrijft erover aan Alpaerts : "Het was of ik een gouden insect hoorde, dat stilaan wakker werd door zonnegoedheid, dat zijne vleugels trilde en deed beven, heviger en heviger; elk getril was een gouden klank, en 't dier groeide, groeide tot een geweldige torenhoogte en naarmate gonsde en zong en triompheerde het goud zijner vleugels tot een symphonie van licht en goud. " (Lier, 16 nov. 1922).

    Pallieter spoorloos
         De Pallietersymfonie van Alpaerts is een hoogtepunt in de Vlaamse symfonische muziek. Maar ook Renaat Veremans zou een "Pallieter" gecomponeerd hebben. Meer nog : Veremans lag zelf mee aan de oorsprong van één van de hoofdstukken uit Pallieter. Timmermans en Veremans waren twee handen op één Lierse buik : in dezelfde buurt geboren en getogen en van jongs af aan in een dweperige vriendschap met elkaar verbonden: Felix las Renaat poëzie van Willem Kloos voor en Renaat speelde voor Felix muziek van Wagner en Beethoven. Het duo Timmermans – Veremans werd de kern van een groepje verwante zielen waartoe ook de schilder en architect Flor Van Reeth deel ging uitmaken. En zo vond het hoofdstuk "Maneschijn" uit Pallieter zijn oorsprong in één van de muziekavonden ten huize Van Reeth in Mortsel. Ook daar moet Veremans voor de zoveelste maal de "Mondscheinsonate" van Beethoven gespeeld hebben ter afsluiting, zo vertelt Veremans in "Mijn herinneringen aan Felix Timmermans" (1950) : "Alvorens naar bed te gaan zouden we eerst nog een wandeling maken door de velden tot aan een oude hoeve. Het was een zwoele avond en alles baadde in de zilveren maneschijn. Er werd weinig gesproken. De Beethovenmuziek echode nog na in ons hoofd. Alles was vol wijding... 'Men hoort en men voelt de stilte' sprak opeens de Fe...     Bij het thuiskomen trok ieder naar zijn kamer. Toen we 's anderendaags vroeg aan de koffietafel zaten haalde de Fé, na het ontbijt, plots enkele bladen papier uit zijn vestzak en verzocht ons te willen luisteren, 'want ik denk iets goeds geschreven te hebben'. Hij las toen heel het hoofdstuk "Maneschijn". Hij was heel de nacht niet op zijn bed geweest en had tot 's morgens geschreven".


         Tussen 1921 en 1926 werd er bij de "Vlaemsche Muziekhandel" in Antwerpen een pianostuk van Renaat Veremans gepubliceerd met de mysterieuze titel : "Maannacht, voor klavier, getrokken uit het Symphonisch Gedicht 'Pallieter' (1919)". Een overtuigend bewijs dat ook Veremans een symfonisch gedicht Pallieter heeft gecomponeerd, en dit voor Alpaerts aan zijn Pallieter begon. Alleen, deze Pallieter is met de Noorderzon vertrokken: er is geen uitvoering geweest, er is geen manuscript bewaard en ook later rept Veremans er met geen woord meer over. De autograaf van "Maannacht", dat in het Conservatorium van Antwerpen bewaard wordt, heeft als titel: "Maannacht, getrokken uit het symphonisch gedicht De Nethe" De laatste twee woorden werden doorstreept en vervangen door "Pallieter".
    Ook De Nethe is spoorloos.

    Levenslange vriendschap
         Er bestaat wel een ander symfonisch gedicht van Renaat Vcremans dat uitdrukkelijk naar Felix Timmermans verwijst, zonder evenwel een werk van Timmermans als uitgangspunt te nemen. Het gaat om een In Memoriam Felix Timmermans dat Veremans in 1957 componeerde, tien jaar na het overlijden van Timmermans, als dankbare herinnering aan een levenslange vriendschap. De ondertitel luidt: Nacht en Morgendontwaken aan de Nethe.

         Dit tweedelig symfonisch gedicht begint met een impressionistisch sfeerbeeld van de nacht, dat wegsterft in een vioolsolo, beantwoord in de hoorn. Dat hoornmotief wordt het thema voor het opgewekte, stralende morgenontwaken. Voor een werk uit 1957 getuigt het niet bepaald van vernieuwingsdrang, maar wellicht vond de 63-jarige Veremans het belangrijker om zich opnieuw in te leven in de Pallieterjaren dan de esthetiek van de jaren 1950 aan te kleven.

         Renaat Veremans was van 1921 tot 1941 dirigent van de Koninklijke Vlaamse Opera en componeerde zelf een aantal operettes en vier opera's. Eén ervan is Anne-Marie (1937-38), geïnspireerd op de roman Mijnheer Pirroen van Felix Timmermans, die zelf zijn roman bewerkte tot libretto. De uitvoering door het K.V.O. vond plaats op 22 febr. 1938 onder leiding van Renaat Veremans en met decorontwerpen van Felix Timmermans.
    Er bestaat jammer genoeg geen klankopname van dit werk.

    Het was niet de eerste maal dat er een samenwerking op touw was gezet voor een Veremansopera op tekst van Timmermans. Een vroegere aanzet was er al in de jaren 20 met een zangspel in drie bedrijven: De Kerstmissater, naar de novelle van Timmermans uit 1924. In "Mijn herinneringen aan Felix Timmermans" schrijft Veremans :"Vol geestdrift en vuur staken we van wal. De goesting van de Fé als librettoschrijver was echter van korten duur. Nadat het eerste bedrijf gecomponeerd en georkestreerd was, vond hij die novelle niet geschikt om als opera bewerkt te worden. Hij had misschien gelijk!"

    En toch: ditzelfde gegeven werd later wel als opera bewerkt en uitgevoerd. Het werd Le Faune van de Zwitserse componist Walter Furrer. Timmermans gaf in het voorjaar van 1946 zijn akkoord voor de operabewerking. Begin 1947 liet Walter Furrer aan Timmermans weten dat de opera zou gecreëerd worden op 24 januari 1947. De creatie had plaats in Bern.
    Op de ochtend van die dag overleed Timmermans in Lier.

    Inkeer en berusting
         Het laatste werk van Timmermans is een bundel gedichten uit de jaren 1945-1947, postuum samengebracht onder de titel Adagio. Het zijn verzen van inkeer en berusting, die geen enkele binding hebben met het klassieke Timmermansbeeld in de literatuur :

    "De kern van alle dingen
    is stil en eindeloos.
    Alleen de dingen zingen.
    Ons lied is kort en broos"

         En precies deze verzen zouden een hele reeks componisten aanspreken: Renaat Veremans, Arthur Meulemans, Ivo Mortelmans (zoon van), de vergeten Brugse componist Lionel Blomme, de Lierse componist en vroegere directeur van de Lierse muziekacademie Jos Van Looy, de Lierenaar Piet Fabri, Juliaan Wilmots, Raymond Schroyens en Frits Celis. Een aantal gedichten werden bekend in koorzettingen: andere als liederen voor zang met piano- of orkestbegeleiding.

         Aan Frits Celis danken we de wondermooie koorzetting: De Meimaand mint de Nachtegaal, O gulden lied, kristallen taal, juweel der avondstonden. Op zijn beurt was dit gedicht de neerslag van een muzikale indruk: Clara, dochter van Felix, studeerde zang aan het Conservatorium van Antwerpen. Thuis luisterde de Fé geduldig en aandachtig naar de liederen die zij instudeerde. Sommige liederen inspireerden hem tot gedichten, getuigt Clara Wagner-Timmermans in het Jaarboek 1973 van het Timmermansgenootschap : "De meinacht mint de nachtegaal'' zijn de klagende vocalises van een liefdeslied van Rimski-Korsakov op woorden gezet."

    ******

    15-06-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lie (r) ver groot - Reuzen erfgoed onder de loep

               7s2y.jpg

    LIE(r)VER GROOT Reuzenerfgoed onder de loep

     

    OUDE LIERSE REUZENTREIN.

    De benaming oude Lierse reuzentrein doelt op de groep reuzen, wagens en dieren die traditioneel en al eeuwenlang de stoeten in Lier opluistert. Zij vormt naast andere groepen en themawagens een vast onderdeel in grote optochten. Zij zijn ‘de klop, de fusee! de groote vreugde van den stoet! de droom der kinderen, de verbazing der grooten’ aldus Felix Timmermans (Lierke Plezierke 1928: 28)

    De volgorde waarin ze verschijnen is meestal: paardjes met ruiters, het ros beiaard met de vier heemskinderen en de reuzenfamilie samengesteld uit Goliath, Reuzin, Kamenierster, Kinnebaba, Grotemoe en Groteva, Jannekebroer, Miekezuster en twee Moorse knechtjes.

    De leeuw die de maagd van Lier op zijn rug draagt en het schip van ’s lands welvaren behoren ook tot de reuzentrein, maar situeren zich soms in een ander onderdeel van de stoet. De overige dieren zijn: kameel, olifant en walvis.

    De oude Lierse reuzentrein is verbonden met de traditie van de ommegangen. Vanaf hun ontstaan in de veertiende eeuw laten de reuzen zich jaarlijks zien. In 1815 wijzigt de frequentie van de ommegang naar een 25-jaarlijks interval.


    ‘Achteruit, bezie ze maar goed, want alle vijf en twintig jaren komen ze maar eens uit hun paleis en morgen zijn ze’r weer binnen! Groot volk laat zich lang wachten en zich niet te veel zien.’

    (Felix Timmermans, Lierke Plezierke, 1928)


    KORTE REUZENGESCHIEDENIS.

    De eerste Europese reuzen zijn vooral Bijbelse figuren en dateren uit de veertiende eeuw. Ze spelen een didactische rol in processies: net als miniaturen in boeken, net als beelden, fresco’s en glasramen in kerken hebben reuzen een moraliserende boodschap en helpen ze de godsdienst aanleren.

     

    In Lier ontstaat de eerste processie waarschijnlijk rond 1354, het jaar waarin de relieken van Sint-Gummarus voor het eerst worden erkend. Eind veertiende eeuw zijn er drie processies: één op de donderdag van Sacramentsdag (de tweede donderdag na Pinksteren), één op de eerste zondag na Sacramentsdag en één op O.L.V.Boodschap. Er lopen muzikanten, kaars-, beeld-, relikwie-, vaandeldragers, maagden en narren, gilden en hoogwaardigheidsbekleders in mee; hoe grootser, hoe aantrekkelijker de stoet.

     

    De vijftiende eeuw betekent een bloeiperiode voor de reuzen in de Lage Landen.

    De oudste reuzen worden vermeld in Oudenaarde (1433), Aalst (1447), Namen (1449), Leuven (1463), Dendermonde (1468) en Lier (1469).

    In Lier blijkt de zondagsprocessie na Sacramentsdag de belangrijkste. Het aantal personen en wagens met Bijbelse scènes neemt toe en de processie evolueert naar een praalstoet. De (nieuwe) reuzenelementen krijgen wereldlijk karakter en maken stoeten aantrekkelijk. Het ros beiaard, de draak, de olifant (begeleid door een Moor), Goliath en zijn knecht en Goliaths vrouw doen hun intrede. Het hoogtepunt van dit volks spektakel in een christelijk kleedje ligt rond 1480. Er rijden ondertussen wagens mee die taferelen als Jozef en Maria in Bethlehem, Mozes, Gideon, de hel, Sint-Gummarus, de maagdenberg, en de molen van Parijs uitbeelden. Waarschijnlijk voor 1477 verhuist de ommegang naar 11 oktober, de sterfdag van Sint-Gummarus. Van 1498 tot 1571 geeft de stad de organisatie ervan in handen van de rederijkerskamers.

     

    In de zestiende eeuw krijgen de Europese reuzen te kampen met verbodsbepalingen van kerk en staat en worden ze uit heel wat religieuze optochten geweerd. Past het frivole niet bij de protestantse soberheid volgens het gedachtegoed van de Reformatie, ook in onze streken heeft de tegenbeweging van de katholieke kerk – de Contrareformatie – het niet begrepen op de grote poppen die ze omschrijven als heidense monsters. Vanaf 1571 gaat de ommegang in Lier een tijdje niet meer uit ‘om den geusen tijd’. Eind zestiende eeuw neemt de stad de organisatie terug op zich.

     

    Tijdens de zeventiende eeuw blijft de ommegang een jaarlijkse traditie om de grootsheid en welvarendheid van de stad uit te dragen. In 1722 bedraagt de uitgave 1/12de het gehele stadsbudget. Er verschijnt dat jaar een boekje met een schotschrift; een gravure toont het eerste groepsbeeld van de Lierse reuzenfamilie. 

     

    De opkomst van het rationalisme, de Franse Revolutie en de napoleontische oorlogen in de achttiende eeuw doen de reuzencultuur geen goed. Tijdens het Franse bewind worden heel wat reuzen vernietigd, publiekelijk verbrand of beschimpt. Over de gebeurtenissen en gebruiken in Lier tijdens deze periode weten we niet veel. Onderzoek zal antwoord geven op de vraag of de reuzen nog jaarlijks uitgaan en hoe de traditie wordt ingevuld.

     

    Vermoedelijk in 1815, naar aanleiding van de duizendste verjaring van het overlijden van Sint-Gummarus, beslist men om elke vijfentwintig jaar jubelfeesten te organiseren. Vanaf dan en heel de negentiende eeuw door laten de reuzen zich enkel op bijzondere gelegenheden zien.

     

    De grote heropleving van de reuzencultuur ontstaat uit een creatieve golf midden twintigste eeuw. De reuzen die dan gemaakt worden, staan doorgaans symbool voor een groep, wijk of gemeente. Vooral in de jaren '90 nemen Lierse wijken en verenigingen het initiatief voor een eigen reus. De levendige interesse is een gevolg van de nood die mensen en gemeenschappen voelen om hun eigenheid en identiteit te zoeken en uit te dragen.

     

    Vandaag concentreert de reuzencultuur zich voornamelijk in België, Frankrijk, Spanje en Portugal.

    Ons land telt zo’n 1700 reuzen, in Lier zijn er 23.

     

     

    REUZEN-ERFGOED ONDER DE LOEP.

    Een reus fascineert sinds mensenheugenis door zijn grote gestalte en een levensloop die erg op die van mensen lijkt.

    Reuzen en reuzengrote dieren maken deel uit van de literatuur, de kunst en de mythologie van elke beschaving. Zij belichamen universele thema’s zoals angst, macht, religie en cultuur; ze stellen ondermeer helden, goden, helpers of monsters voor.

     

    Lier telt eenentwintig reuzen en het aantal blijft groeien. De helft ervan zijn oude reuzen. Hun ouderdomsdatum verwijst naar de eerste publieke verschijning - te beginnen in de vijftiende eeuw - en is niet meer van toepassing op het materiaal waaruit ze vandaag bestaan. De immateriële waarde (gebruiken en tradities) van de oude Lierse reuzen is eens zo belangrijk en uniek: de samenstelling van de groep is vandaag vrijwel dezelfde als enkele eeuwen geleden. Nergens bleef de reuzentrein zo volledig als in Lier.

     

    Lange tijd kwamen de oude reuzen jaarlijks onder de mensen, maar nu zijn hun optredens exclusiever en laten ze zich alleen op bijzondere gelegenheden zien. Ook de nieuwe reuzen maken vandaag mee het erfgoedverhaal: zij vertellen over wijken en verenigingen, hun identiteit en tradities. Momenteel maakt iedereen zich op voor de ommegang van de Sint-Gummarusfeesten 2015.

    Maak kennis met het reuzenvolk: niet alleen met hun levensloop maar ook met de gebruiken en de mensen om en rond de reuzen.

     

     

    REUZEN IN DE MAAK.

    Een reus bouwen is vaak het werk van vele mensen. Een kunstenaar maakt het hoofd en de handen, vroeger vooral met hout, vandaag met piepschuim, polyester en kippengaas. Het lichaam wordt meestal door iemand anders gemaakt. Riet is ideaal, want licht en gemakkelijk om met de reus te wandelen en te dansen. Recente reuzenlichamen bestaan vaak uit houten latjes, aluminium buizen, mousse, en komen meer dan eens op een platform met wieltjes terecht.

    Kleding maken is een vak apart. Het is maatwerk dat door handige naaisters gebeurt.

     

     

    REUZEN IN HERSTEL.

    De reuzen ondergaan hun hele leven verzorging en herstel. Zij laten zich standaard voor elk optreden controleren en retoucheren: kledij wordt gewassen, gesteven en hersteld, kapsels in orde gebracht en bepaalde onderdelen vernieuwd. Vaak weerspiegelen stijl en materiaalgebruik een bepaalde tijdsgeest.

    Sinds de negentiende eeuw treden de reuzen minder frequent op. Het langdurig opgeborgen staan, aan het oog onttrokken en dus van zorg verstoken, leidt tot verval.

    In 1928 onderneemt Bernard Janssens een grote hersteloperatie, het levert hem de naam 'reuzendoktoor' op.

    Naar aanloop van de ommegang in 2015 geeft de stad in 2010 opdracht om enkele praalwagens te restaureren: de leeuw, het schip en de walvis.  Aanvullend volgen in 2014 de kameel, de olifant en het ros beiaard.

     

     

    DE REUS DANST.

    Geen processies en plechtigheden zonder muziek. De stadsrekeningen geven een beeld van de verschillende instrumenten en zangers die meelopen in een stoet: fluitspeler, trommelaar, doedelzakspeler, vioolspeler, koren (op wagens), gitaar- en luitspelers, blazers, harp en vedeltokkelaars, tuimelaars, dansers, narren, steltenlopers.

     

    De reuzen bewegen zich dansend voort. Ze huppelen en draaien rond hun as of rond elkaar op een ritme dat door trommels of een fanfare aangegeven wordt.

    Sneyers schrijft in 1682: ‘Goliath, de huisvrouw en de camenier, de zes kleine reuskens die samen geestig op trommel en fluit weten te dansen: gehele balletten en dansen in forma’. In 1722 krijgt Michiel Henricks '14 gulden voor de dansen geleert te hebben aende reuskens'.

     

    Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw begeleidt Koninklijke Harmonie Leo XIII de reuzenfamilie op een potpourri van melodieën, waaronder die van het reuzenlied en het bekende 'Al die zegt : de reus die kom. De reus die kom, …'. Het Lierse reuzenlied ontleent de melodie aan 'het lied van karnaval'. De tekst beperkt zich tot het refrein: 'zie de rokjes zwaaien, draaien, draaien, draaien. Het is weer groot feest. We zingen om ter meest! Zie de rokjes zwaaien, draaien, draaien, draaien. Het is weer groot feest. We zingen om ter meest.'

     

     

    ******

    22-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreiben is wie beichten... - Karlheinz Pieroth

    Schreiben is wie beichten...
    Malen wie Kommunizieren!

    Door Karlheinz Pieroth uit Kirchenzeitung " Der Dom "

         Man schrieb den 5. Juli 1886, als Felix Timmermans "auf die Welt geblasen wurde". Ein Tag wie jeder andere im belgischen Lier. Und doch ein Datum, das zumindest den Standesbeamten des sommerseligen Städtchens ins Schwitzen brachte, denn für den 13. Timmermans-Sproß fand sich kein Plätzchen mehr im Familienstammbuch. "Ich war eine Zugabe; und deshalb schrieb man mich einfach auf den Umschlag mit den Namen Leopoldus Maxianus Felix." Von diesem barocken Dreiklang blieb für den Hausgebrauch nur der griffige Felix, der Glückliche. Wahrhaftig, ein Glücklicher und ein Glück zugleich. Denn die "Zugabe" wird zur Gabe, zum Geschenk für das kleine Lier und die große Welt. Heute, hundert Jahre danach, ist dieses ganze Lier auf den Beinen, seinen berühmten Sohn "sappig" zu "felicitieren", d. h. flämisch, zünftig zu feiern.

         Sein "schön Lier", keine 20 Kilometer vor den Hafentoren Antwerpens gelegen, "wo die drei Nethen ihren Lauf zu einem silbernen Knoten zusammenwinden", wie Timmermans seine Heimat beschreibt. Schmelzpunkt zweier Landschaften: Im Nordosten das stille "Kempenland", arm, einsam, demütig und zutiefst gläubig. "Es ist das Land der Abteien." Im Süden das reiche, lebensvolle Brabant, das Land des Malerfürsten Rubens. "Auch hier lobt man Gott, aber mit einem Stück Speck auf der Zunge." Beide Lebensströme finden ihren Platz im "geteilten Herzen" des kleinen Lier: "Die Schenke neben der Kapelle! Das Heimweh nach dem Himmel und ein Trunk auf das Leben!"

    Hier blüht die Kunst des Erzählens
         Hier, hinter kalkweißen Treppengiebeln und handtuchschmalen Fensteraugen ist Raum und Zeit für tragikomische Geschichten und Gestalten, blüht die Kunst des Erzählens in warmen Stuben und bierseligen Kneipen. Der junge Felix hat Muße, in diese skurrile Welt hineinzuhorchen. Da ist der Vater, der als Spitzenhändler in blauem Bauernkittel und hoher Seidenmütze mit einem fünfspännigen Hundewägelchen über Land fährt und neben einer Hutschachtel voll Maikäfer einen bunten Strauß von Histörchen, Anekdoten und Episoden heimbringt. Ein Fabulierer, der draußen "eine Viertelstunde vor Lier" den Heiligen Drei Königen begegnet und vom schwarzen König den Auftrag erhält: "Grüß zu Hause den kleinen Felix!"

    Da ist Nachbar Kaluiken, ein armer Schuster und reicher Münchhausen zugleich. "Es war ein Fest, ihn erzählen zu hören." Wie er als Soldat mit einem Trommelwirbel den König zu Tränen rührt und Majestät mit zittriger Stimme gesteht: "Das ist so schön, als wenn Beethoven Orgel spielt." Da sind die Klöpplerinnen, die für Felix' Vater die feinsten "Kanten werken". "Früh schon lauschte ich den armen Arbeiterinnen, die die schlohweißen Spitzen ablieferten, ihrer saftigen Sprache, ihren farbigen Gesprächen und derben Geschichten."

         Das ist ganz Lier, das für Timmermans zum "besten Mitarbeiter" wird. Zeitlebens singt er das Lied dieser, seiner Stadt, ohne Land und Leute an der Nethe in das enge Ansichtskartenformat einer „Heimatdichtung" zu zwängen. Er porträtiert seine kraft- und lebensvolle Welt im Kleinen. Was unter seiner Feder lebendig wird, steht stabil auf einem von Wind und Wetter blank gefegten Kopfsteinpflaster. Seine Menschen haben sich ihm von Kind an eingeprägt. Sie sind Fleisch und Blut, Glaube und Zweifel, Freude und Leid, Tragik und Komik. Der Ernst des Lebens beginnt für Felix in der Schule. Anscheinend zuviel Ernst für den Glücklichen, denn er ist "meist einer der Letzten". Später faßt Timmermans diese Lebensphase in eine knappe

         Bestandsaufnahme: "Meine Kinderzeit ging vorüber mit Zeichnen, Lesen, Erzählen, und ich träumte davon, ein Kunstmaler zu werden"So macht er sich nach der Schulzeit auch zunächst als Entwerfer kunstvoller Spitzen im väterlichen Geschäft nützlich. Als er dann zum Sprung in die Kunstakademie des nahen Antwerpen ansetzen soll, scheitert dieses Vorhaben, weil er morgens zu früh aus den Federn gemußt hätte. Dafür erwacht aber eine zweite Neigung in ihm: er beginnt zu schreiben. Scheinbar schwerelos. "Ich habe einfach geschrieben, wie ein Junge flötet, der sich selber gern hört."

    Zwei künstlerische Seelen: Malen und Schreiben
         Fortan streiten und vertragen sich die beiden künstlerischen Seelen in Felix' Brust. In seiner angeborenen Bescheidenheit, die ihn auch in den Jahren größter internationaler Erfolge nie verläßt, enthüllt er das Geheimnis seiner Poesie: "Ich habe einfach geschrieben. Wovon das Herz voll ist, läuft das Papier über. ... Ich würde es niemals fertig bringen, selbst über das höchste oder tiefste Gefühl einen Satz zu schreiben, den unsere Waschfrau nicht verstände. ... In meinem Falle richtet das Herz sich nach dem Volke."

    Und dieses Volk, nicht nur das flämische, empfängt jeden neuen Timmermans als ein Kapitel "flandrisches Evangelium", als einfältig fromme Botschaft, die unsere angekränkelte Welt verständlich und erträglich macht. Sein blutvoller "Pallieter" allein wäre ein Dichterleben wert. Timmermans schreibt ihn nach einer lebensgefährlichen Operation. "Pallieter", wie er seinen legendären Tagemelker tauft, verblüfft die Welt. Er wird bei seinem Erscheinen 1918 zum Idol und Symbol einer geschlagenen Generation von Überlebenden, die mit ihm und in ihm Leben, Glück, Freude, Güte, Hoffnung, Licht und Liebe wiederentdeckt und voller Bewunderung vor Gott und seiner Schöpfung steht.

    Seine Werke wurden in 25 Sprachen übersetzt
         Timmermans hört in das Herz des Volkes hinein und setzt das Erlauschte in sein großes Gesamtwerk von Erzählungen, Novellen, Romane, Theaterstücken und Gedichten um. Seine Bühne ist das von ihm zum Mittelpunkt seiner Welt erkorene Flandern. Und es gelingt ihm, den Blick der großen Welt auf sein kleines Land zu richten. Seine Werke werden in 25 Sprachen übersetzt. Sie erreichen Auflagen von vielen Hunderttausenden. In Deutschland wird er zwischen den Kriegen der am meisten gelesene ausländische Dichter. Manches davon ist auch heute noch bei uns gegenwärtig: "Das Jesuskind in Flandern", "Das Triptychon von den Heiligen Drei Königen", "Franziskus", "Bauernpsalm", "Der Pfarrer vom blühenden Weinberg", "Minneke Pus", "Die sehr schönen Stunden der Jungfer Symforosa, dem Beginchen", "Adrian Brouwer" und "Pieter Bruegel".

    Als liebenswürdiger Botschafter Flanderns fährt Timmermans durch halb Europa, liest in überfüllten Sälen vor Tausenden begeisterten Menschen und wirbt für eine christliche Welt.

         Doch jeder Ruhm hat seinen Preis. So auch bei Felix Timmermans. Der Dichter beklagt den Maler: "Die Farbe zum Malen wird hart in der Tube, und ich male doch auch so gern. Ich schreibe, weil ich muß, aber malen, das tu ich zu meinem Vergnügen." Und schließlich: „Schreiben ist wie beichten, malen wie kommunizieren."
    Trotz aller Zeitnot hat Timmermans ein großes malerisches Werk hinterlassen, in dem sein Lier und sein Flandern sichtbar werden in Menschen, Landschaften, Kalendern sowie unverwechselbaren Initialen und Illustrationen zu seinen eigenen Büchern und Werken anderer Autoren. Wenn er unter eines seiner schönsten Gemälde, das er "Der Hergott und die Kuh" betitelt, "Sonntag" schreibt, so steht dieses eine Wort für sein gesamtes bildnerisches Werk: Es ist Sonntagsmalerei in Vollendung, weil die Welt Sonntag und Sonnentage hat, wenn der Maler "die duftige Ölfarbe wie milden Wein" kosten darf.

    Und so sind viele seiner Bilder wie fromme Legenden eines heiter verklärten Himmels mit wirklichen und seltsamen Heiligen. Über allem gilt für ihn "malen, das tu ich zu meinem Vergnügen". Ein Vergnügen, das sich besonders bei der letzten Jahrhundertausstellung seiner Werke in Lier (Timmermans-Opsomer-Museum bis zum 31. September 1986, täglich geöffnet von 10 bis 12 Uhr und von 13.30 bis 17.30 Uhr, außer montags und freitags) auf jeden Besucher überträgt.

    In dunklen Stunden religiöse Gedichte
         Felix Timmermans Abschied von der Welt ist lang. Ein schweres Herzleiden überschattet die letzten Jahre seines Lebens. Sehr schwer trifft ihn die verleumderische Anklage, er sei im Krieg Kollaborateur der Deutschen gewesen. Er wartet auf Rehabilitierung. Seine Kräfte schwinden. In diesen dunklen Stunden entstehen seine religiösen Gedichte, sein "Adagio" als Brücke, Bogen und Vollendung seines Lebenskreises:

    Der Kern von allen Dingen
    Stets in der Stille glüht;
    Allein die Dinge singen,
    Recht bald schweigt unser Lied.

    Und dunkel singt mein Blut,
    Vom Heimweh schwer
    Ich treib auf Regenbogen
    Zu Gottes stiller Flut.

    Am 24. Januar 1947 stirbt der katholische Maler-Dichter Felix Timmermans. Er hinterläßt uns den Schlüssel zum Geheimnis seines Glücks und seiner Kunst, einfach und klar wie er gelebt hat: "In allem schimmert das Göttliche. Bewundern ist danken. Ich bin froh, daß Gott mich auf die Welt geblasen hat. Und mehr habe ich nicht gewollt, als diese Freude niederschreiben."

    ******

    17-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zij die wij bewonderen... - Risoto

    Zij, die wij bewonderen...
    Felix Timmermans.
    De levende Pallieter. Een zoon van Vlaanderen.

    Door Risoti uit het Nieuwsblad van het Noorden - 28/1/1926.
         Antwerpen — uitstappen. Treinverbinding met Lier is slecht, heel slecht, zoodat wij uren zouden moeten wachten op den trein, die ons naar het oude stadje zou brengen, waar wij Timmermans zouden ontmoeten. En wij zijn er zoo erg mee ingenomen, dat hij direct schreef ons te willen ontvangen "Zaterdag na den noen".

         Want wij hebben al van anderen gehoord, dat de auteur van Pallieter zich heel moeilijk geeft, niet bar toeschietelijk is voor vreemden, Wij zullen dus naar Lier gaan, eerst een uur met de tram naar Oude God. Wat klinkt dat in onze ooren naar, zoo iets als een ruwe vloek, een dorpje zoo heilig te noemen. Onze Zuid-Nederlandsche vrienden vinden dit heel gewoon, Antwerpen kent de Jezusstraat, een beruchte nachtkroeg heet Marie José, naar het Belgisch prinsesje. 's Lands wijs 's lands eer.

         In Oude God overstappen, een schommelende autobus van voor den zondvloed brengt ons naar Lier. En het is zoo koud, zoo bitter koud, de sneeuw ligt zoo hoog, de hatelijke, aanmatigende sneeuw, die elk landschap dood maakt, de wreede dood, zonder hoop op herleving. Hoe kan ooit iemand een sneeuwlandschap mooi vinden — hard en genadeloos.
         Even verder loopen over het mooie marktplein en wij staan in De Heyderstraat voor het huis van Pallieter's vader. De deur gaat open en Pallieter denken wij, is het, die ons binnen laat. Een donkerbruin gezicht, van dat zwarte, pikzwarte, glanzende haar, donkere oogen, vrij gezet, niet te groot. Timmermans is het, Timmermans zoo van tafel. Pallieter in levenden lijve. Hij is net thuis, den vorigen avond in Alkmaar een voordracht gehouden.

         Of wij een half uur rond willen loopen, hij is nog niet klaar. Even een verwonderd kijken van ons, dan herinneren wij ons in Vlaanderen te zijn, en de Vlamingen zijn rond, in onze oogen wat ruw, maar zeggen het precies zooals het is. En zeker op ons verbaasd kijken, voegt Timmermans erbij "de kerk is hier dichtbij en die is heel mooi". Nu moeten wij toch lachen en wij gaan. Pallieter, wist gij niet, hoe koud het was? Gulle, ronde gastvrije Pallieter — maar het is waar, hoe levend gij ons ook lijkt, gij zijt een boek, en uw maker is een man, die een druk leven heeft.
         Als wij weer terug komen, is alles in orde. Timmermans gaat vertellen, moeizaam, bang te herhalen, wat al zoo vaak over hem geschreven is en wat hij zelf in zijn voordrachten, hoe zijn werk ontstaat, zegt. Moeilijk is het contact met dezen begaafden Vlaming te krijgen, hij geeft zich niet gemakkelijk. Wat een verschil met Toorop, bij wie de uren omvliegen.
    Ernstig blijft het gezicht, terwijl hij vertelt. Alleen de oogen verraden den schalkschen geest, die overvloedige, uitbundige levenskracht, die ons uit zijn werken tegenstraalt.

         Want dit is wel het sterkst uitkomend in al Timmermans' werken : de gezonde humor, de levenslust, het genot van het leven om het leven zelf. En daarnaast kan hij zoo teer zijn, van een simpel gegeven iets van groote, tragische schoonheid maken, wat de lezer aangrijpt en niet meer loslaat.
    In het Kerstnummer van De Nieuwe Amsterdammer had hij een verhaaltje gegeven :

    Het konijn. Het gegeven? Heel erg alledaagsch. Een konijnenfokker, die een konijn verkoopt, het beest wordt geslacht en de slager die het brengt, zegt, dat het beest beslist jongen moet hebben. Zij gaan kijken en vinden een paar kleintjes. Is dit alles? En het is zoo ontroerend mooi geworden, dat korte verhaaltje. De man gaat voor u leven, zooals hij daar zijn konijnen fokt en van hen houdt. En het konijn zelf, dat zoo hevig te keer gaat, zoo bang spartelt, omdat menschenhanden hem van de jongen halen. En dan het slot, als de verteller het doode konijn teruggebracht heeft en de oude konijnenman zegt : "neen, ik zal u ook niet opeten, neen, zeker niet, arm beestje."

         Groot is een talent, wat zoo met zulke middelen, zoo eenvoudig, diep te ontroeren weet.
    En dan die krabbetjes erbij. Timmermans illustreert veel zijn verhalen, hij is behalve schrijver ook een zeer talentvol schilder, deze begenadigde Vlaming. En schilderen doet hij haast nog liever dan schrijven, schoon hij, na zijn Drie Koningen, niets nog geschilderd heeft; hij heeft het zoo druk, ook door zijn tal1ooze voordrachten.
         Timmermans is geen vreemde in Holland en — eigenlijk bij ons veel meer bekend en bewonderd dan in zijn eigen land. Want triest klinkt zijn stem, als hij ons vertelt van den nood van Vlaanderen, van den achterstand in ontwikkeling van het volk.
    Vlaanderen vrij, Vlaanderen een eigen cultuur, eigen ontwikkeling, dat is wat de Vlaamsch nationalisten vragen, tot welke groep Timmermans ook behoort. "Wij kunnen niet samen met de Frankkiljons" zegt hij, "zij kunnen heel goed zijn, maar water en vuur verdragen elkander niet, wij hooren niet bij elkaar."

         Maar als wij vragen : hoe stelt u zich voor dat Vlaamsch nationalisme te verwezenlijken, aansluiting bij Nederland, een zelfstandig Vlaanderen?, dan klinkt het : "Dat weet ik niet, daar bemoei ik mij niet mee, hoe dat verwezenlijkt moet worden daar zijn de politiekers voor die moeten dat in orde maken, ik strijd voor de ontwikkeling van Vlaanderen."
    Weer het typisch verschil tusschen Noord- en Zuid-Nederland. Wij, zwaar op de hand ras. moesten al lang, statuten, reglementen, voorzitter, sprekers hebben.
    Hier : daar zorgen de politiekers voor.

    Timmermans is verleden jaar in Italië geweest, waarvan hij ons vertelt in zijn: "Waar de appelsienen bloeien"; hij deed dit, omdat hij een boek wil schrijven over het leven van den Heiligen Franciscus. "Maar, voegt hij er bij, daar ben ik nog niet aan toe; het ligt nog klaar te stoomen in de cel"; dit met een tikken tegen het hooge voorhoofd. Eerst wil ik over Pieter Breughel schrijven; ik houd zoo van zijn werk, en wil dan zijn leven beschrijven, zooals ik mij voorstel, dat het geweest kan zijn. Het is dus geen historisch verhaal, het berust op fantasie, maar wat rekening met de mogelijkheid houdt.

         In Italië heeft Timmermans zoo genoten van Fra Angelico, hij, die zoo van kleuren houdt, geraakt in extase, als hij van die mooie transparante kleuren op het palet van Fra Angelico vertelt.
    "Angelico is zoo puur, alle deugden van de menschen schijnen in hem gecristalliseerd te zijn, zoo rein is alles bij hem. Het is, zooals Gezelle zegt : ik wensch niets dan blomme te zijn.
    Wij zijn dilettanten, ik voelde zoo mijn kleinheid tegenover dezen Grootmeester der Kunst, maar tevens ook de begeerte, om te werken, te geven het beste, wat in mij leeft."
         Dan vertelt Timmermans ons hoe hij al schreef, toen hij 14, 15 jaar was en nog jonger schilderde, hoe er wel een kern van waarheid in zijn werk is, maar gezien door de fantasie van den kunstenaar.
    In Pallieter lezen wij van de Nethe, de bosschen bij de Nethe. Maar daar zijn heelemaal geen bosschen in dat vlakke land, maar Timmermans zag ze, had ze noodig in de verven van het landschap.
         Zoo zal het ook met het Italië van Franciscus worden. Als de schrijver zijn oogen sluit en zich het Italiaansche landschap voorstelt, waarin hij zijn held laat leven, ziet hij een paar windmolens, en die zal hij ook schilderen in zijn boek, ook al heeft heel Italië geen windmolen.

         De oude schilders, die de Bijbelsche verhalen schilderden, hadden ook nooit Palestina gezien; het zou curieus geweest zijn, als zij er geweest waren en hun fantasie dan hadden laten werken, wat er dan te voorschijn gekomen was. Ik teeken menschen, maar niemand zal in het werk een ander herkennen, omdat ik niet één enkel type beschrijf. Anne Marie bijv. is uit een tiental typen opgebouwd. Ik neem de eigenaardigheden van verschillende menschen en maak er dan een enkel figuur van, die al die eigenschappen kan hebben. En wat in mijn werk legende lijkt, is juist waarheid.
         Tusschen door wordt er gebeld en met een excuseer mij, gaat Timmermans open doen en daar hooren wij hem naar achteren roepen : "Is er nog brood noodig?" heel eenvoudig, zonder eenige mooidoenerij. Want behalve een groot schrijver, is deze levende Pallieter een goed huisvader, trotsch op zijn twee kleine meiskes en vol verlangen dat de nieuwe baby nu eens een jongen zal zijn.
         Met een beetje weemoed erkent hij, dat Noord-Nederland hem beter kent, de Vlaming, in zooveel tekort gedaan, die zijn eigen landstaal in zijn scholen niet kon leeren, heeft niet de groote liefde voor lezen, die wij bezitten. Wij willen de boeken hebben in eigendom, die wij mooi vinden, de doorsnee Vlaming leest ze uit de leeszaal, zal ze niet zoo licht koopen, moet nog liefde voor boeken krijgen. Maar Jong Vlaanderen is sterk, het heeft zulke eminente voorgangers, zulke begaafde werkers.

         Felix Timmermans, de man van het sterke geloof, de machtige pen is er, en een land wat zulke mannen voort kan brengen, heeft een rijke toekomst. En wij van Noord-Nederland wij zijn trotsch op Pallieter, die een frissche geur van leven en lieven in onze lucht bracht, in onze zware, trage lucht.
    Wij staan weer buiten — maar de sneeuw lijkt minder dood, minder koud, wij hebben gestaan naast een man, die schoonheid geeft, omdat hij het leven lief heeft, omdat hij een der uitverkorenen is.

    *********

    15-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een ongekuiste Pallieter in Geitenleer verpakt

    Een ongekuiste Pallieter in Geitenleer verpakt.

    Negenentwintigste uitgave van Felix Timmermans

    Uit Limburgsch Dagblad (NL) - 9/12/1966.

         De negenentwintigste uitgave van Felix Timmermans’ Pallieter in geitenleer verpakt. Geiteleer met goudopdruk. Het papier is Oudhollands en uit de kuip geschept De prijs van het prachtboek — Een staal van vakmanschap en heerlijk om in de hand te houden en naar te kijken — bedraagt in België 550 franken, dat is rond de 40 gulden. Het werd uitgegeven door van Kampen, Amsterdam, en Van In, Lier. Men denkt het overgrote deel van de beperkte oplage (cijfers worden niet gegeven) in Nederland te plaatsen. De luxe-editie werd op de markt gebracht ter herdenking van het feit, dat Pallieter vijftig jaren geleden voor het eerst in druk verscheen. Het boek werd op de Boekenbeurs te Antwerpen ten doop gehouden.

    Al met al veel eer. Zelfs voor een luisterrijk werk als Pallieter.

    Verschil niet groot
         De negenentwintigste is niet alleen 'n luxe-Padlieter, het is ook een ongekuiste. Het verschil tussen de gekuiste en de ongekuiste Pallieter is overigens niet groot. In de gekuiste staat te lezen: "Doch alvorens binnen te gaan, watterde Pallieter nog eerst zijn naam in de sneeuw." In de ongekuiste uitgave bezit hij, bij wijze van zeggen, nog de kracht en de voorraad om een streep onder die naam te trekken. De jubileum-editie werd vooral een ongekuiste omdat elk literair werk als het maar enigszins kan ongekuist te boek dient te worden gesteld. Dat kon wat Pallieter betreft in de twintiger jaren blijkbaar niet. Maar het indertijd "de wellust der zinnen strelend" werk laat de zinnen van 1966 koud. We zijn intussen wel wat anders gewend. Rechtgeaarde Vlamingen vergeten middelerwijl en volkomen terecht niet er op te wijzen, dat toendertijd niet zo zeer in Vlaanderen maar in het steil rechtzinnige Nederland verontwaardigde protesten opstegen tegen die maar op vrouwelijke achterwerken kletsende Pallieter.


         Uit de lectuur van de op schrift gestelde bezwaren tegen Pallieter blijkt intussen, dat de protesten niet op de allereerste plaats gericht waren tegen de oppervlakkige en wat boerse zinnelijkheid, maar tegen het zondige feit van het beschrijven en suggereren van een paradijs op onze aarde, die volgens kerk en geloof (in die volgorde) een tranendal hoorde te zijn, waarin vooral de lager geplaatsten in omfloerste blijheid dienden te lijden om op die wijze wat vagevuurjaren weg te strepen.

    Wellustig werk
         Toen de zaak Pallieter "aan Rome werd voorgesteld", reageerde Rome zo kleinsteeds als men dat in die tijd mocht verwachten. Staatssecretaris, kardinaal Merry del Val schreef een brief aan de episcopaten van België en Nederland, waarin van het lezen van het wellustig werk werd afgeraden. Dat kwam in de praktijk neer op een verbod. In Nederland werd een en ander vanwege het episcopaat gepubliceerd. In het Nederlands. In België daarentegen beperkten de bisschoppen zich fijntjes tot een publicaties van del Val's tekst in de latijnse taal en slechts in de eigen kerkelijke publiciteitsorganen.... Er is in België naar aanleiding van de luxe-uitgave van Pallieter natuurlijk het een en ander over het werk en over de auteur gezegd en geschreven. Men heeft Felix Timmermans een gouden kroon op het hoofd gedrukt en op een met zilver beslagen ebbenhouten troon gezet. Men (Hubert Lampoo) heeft van hem gezegd, dat hij met Pallieter een mythische figuur heeft geschapen. Een figuur als de Uilenspiegel van Charles de Coster. Pallieter beweegt zich in een paradijselijke wereld. Hij is het oerbeeld van de Adamische mens, een natuur-god die in het onderbewuste vam alle mensen leeft. Freud en Jung werden er bij gehaald. De na een pessimistische, spiritistische, theosofische periode van een lichamelijke ziekte herstellende Timmermans kraaide in Pallieter niet slechts de vreugde om het leven uit, maar schonk gestalte aan een alom in het collectieve onderbewustzijn der mensen levende figuur, die de dagen plukt en de goede dingen van het leven kust.


         Men, allen, ook Lampoo, raakte in een soort Timmermans-roes. Pallieter is een heerlijk boek. Geschreven in een sterk dialectische taal, maar in een taal die de lezer met de lippen doet smakken zodra hij er de krul uit gekregen heeft Maar Pallieter is geen boek om er op de wereldmarkt een eerste prijs mee te halen.

         De literair geïnteresseerde Vlamingen zijn niet immuun tegen overdreven cultus. Als ze de naam van Stijn Streuvels uitspreken, zetten ze de pet af en kijken eerbiedig in de richting van Het Lijsternest, waar dezer dagen koning Boudewijn de gevierde, terug getrokken levende auteur weer even de hand ging drukken. De Vlamingen mogen trots zijn op hun auteurs, zoals de Nederlanders daar jaloers op zijn, maar het is zaak met beide benen op de goede Vlaamse grond te blijven staan. De verering en ook de overdreven verering en verafgoding van eigen, overigens verdienstelijke schrijvers en cultuurdragers, heeft uiteraard te maken met wat men de Vlaamse Beweging noemt, die een economische, sociale, maar vooral toch een culturele beweging is. Zo' n beweging is nooit vrij van chauvinisme en overdrijving.

         Streuvels en Timmermans hebben geen overdrijving nodig. Ze hebben een plaats veroverd in de Nederlandse letterkunde. En ze zullen die plaats behouden, onafhankelijk van een al dan niet kunstmatig opgewekte opleving van de belangstelling voor hun werken. Maar ze zullen al is of wordt die belangstelling nog zo groot, niet uitgroeien buiten de grenzen, die ze zich in en door hun werk stelden.

    Rembrandt-prijs
         "Als u daarover schrijft, doe dat dan zo zacht mogelijk," was de eerste reactie van de eerste Timmermans-kenner die ik vroeg of en welke moeilijkheden Timmermans na de oorlog had gehad. "Felix", zei hij, "is mijn vriend geweest. Hij heeft nooit iemand kwaad gedaan. Hij heeft geen politieke daden gesteld en niets geschreven, dat tegen hem gericht kan worden. Hij heeft niet met de Duitse vijand gecollaboreerd Hij heeft wel uit Duitse handen de Rembrandt-prijs aangenomen. En hij heeft de Duitsers die hem in zijn huis te Lier kwamen opzoeken ontvangen, zoals hij iedereen ontving. Die Rembrandt-prijs hebben ze hem in de nek geschoven zonder hem vooraf te raadplegen. Albert Servaes heeft die prijs ook gekregen.       Ze hebben Felix na de oorlog wat gepest. Er werd een onderzoek naar zijn gedragingen ingesteld. Maar hij werd niet geïnterneerd. Omdat hij ziek was, kreeg hij een tijdje huisarrest. Veroordeeld werd hij niet. Dat onderzoek naar zijn gedragingen — het ging om die prijs — leidde tot niets en verzandde. Hij deelde dat lot met een half millioen andere Belgen over wie ook dossiers waren aangelegd. Maar men zat toen toch vooral achter de culturelen aan.

    Al wie een pijp rookte, was verdacht. En Felix was een pijproker."

    Bange man
         Anderen schilderen Timmermans als een brave en erg bange man. Hij was een Vlaamse nationalist. Geen verzetsstrijder! De vrienden van Timmermans vinden het jammer, dat de Duitsers destijds met die Rembrandtprijs kwamen aandragen. Dat Timmermans die prijs accepteerde vindt men normaal. Alleen kort na de oorlogsellende, toen grote klopjacht werd gehouden, stond ook de hartzieke Timmermans op de zwarte lijst. Hij werd ingedeeld bij de lichte of zeer lichte gevallen, die spoedig werden vergeten.


         Over het oorlogsverleden Timmermans wordt nu nog maar nauwelijks gesproken. Over de schrijver Timmermans raakt men waarschijnlijk nooit uitgepraat. Zijn, nu ongekuiste en in prachtgewaad gestoken, Pallieter is een heerlijk werk. En het is niet goed het zijn frisheid en eerlijkheid, zijn gebondenheid aan Vlaanderen te ontnemen door het in de bonton van de essayistenstijl op te trekken naar nevelige hoogten waarin het niet huis hoort, het verdient aanbeveling 't boek weer eens ter hand te nemen en te herlezen wat geschreven staat tussen de eerste en de laatste zin van het schone boek. Tussen "In die eerste Lieve Vrouwkensdagen, was de lente ziek" en "Alzo vertrok Pallieter, de dagenmelker, uit het Netheland, en ging de wijde, schone wereld in, lijk de vogels en de wind".

    *******

    10-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de Breugelplaten - Felix Timmermans

    Bij de Breughelplaten.

    Door Felix Timmermans.
         Busken Huet noemde Rubens den meest Vlaamschen schilder, 't is te zeggen, de man die het best de hoedanigheden en kenmerken der Vlamingen in zijn werken weergaf. Die kenmerken zijn bijzonder : kleurenlust, vroomheid, met daarnevens zinnelijkheid en luister. Een jaar of twee geleden zei Cornelis Veth dat het Rubens niet, maar wel Quinten Metsijs was die het best de gevoelsdeiningen der Vlamingen wist uit te beelden. Maar 'k geloof dat het Peter Breughel is. En wel hierom, omdat Breughel nevens die bovengemelde kenmerken ook het naïeve, het kinderlijke van ons naïeve volk heeft gezien.


    De werken van Rubens en Quinten Metsijs zijn er boven uit gegroeid, 't zijn rijpe werken, hunne vizie is bewasemd door vreemde culturen; zij hebben om zoo te zeggen de gevoelens van hun volk hersmeed tot gouden sieraden, waarin ze de edelgesteenten van een Zuiderlijken geest hebben gevestigd.
         Maar Breughels' visie is de visie van het volk, zijn levensstemming is de levensstemming der Vlamingen. Het volk kan zijn gewaarwordingen van vroomheid en al 't andere waar ik over spreek, niet uiten in beeld, doch Breughel doet het voor hen.
    Hij is het palet en het penseel van het volk. Zoo hebben we hier die frissche « Volkstelling te Bethlehem. »

    Wie van jongs af de oude kerstmisliedjes hoorde zingen en zong, als :

    « Maria zoude naar Bethlehem gaan,
    Kerstavond na den noene
    Sint Jozef zoude met haar gaan
    Om haar den weg te toonen. »

    Wie gezongen heeft :

    « Die herderkens van den buiten
    en die zaten in het veld
    waar zij hunne schapen hoedden,
    't was om te verdienen geld.

    Wie gebeden heeft :

    « Als ik in mijn beddeke trap
    dan trap ik in Maria’s schoot
    Maria is mijne moeder, enz.

         En wie van zijn volk is blijven houden, en er door cultuur niet uitgerijpt is, die ziet onvrijwillig het leven van Jezus en Maria in ons land gebeuren. Breughel wist zeker dat het anders was gebeurd, maar de liefde tot de hem omringende dingen, de kleur die zijn oogen alle dagen dronken, de elementen die de landschappen van aanschijn verwisselden, dit alles hield hem aan zijn land, zelfs wanneer hij uit het leven van Jezus schilderde, dat nochtans in vreemde landen was gebeurd, waar kleeding, kleur en zeden anders was.

    Blijven wij nu bij de schilderij.
    Het heeft gesneeuwd over de wereld. De toeschouwer staat op een hoogte en ziet uren ver over de witte, koude landen, waarover stillekens den avond komt gerezen. In het kleine Vlaamsche dorp waar de volkstelling plaats heeft, is de sneeuw kleurig bestippeld met vreemdelingen die van eind en verre zijn gekomen om het bevel van Herodes te volgen.
         Vóór de «herberg, die tevens als gemeentehuis dient, staan de laatste menschen te dringen om den cijns te betalen. Nauwlettend en streng schijnen de Herodesklerken, want met tweeën te gelijk zien z'in hun boeken, en die het geld int wil eerst ontvangen alvorens af te schrijven, en onderdanig staan de voorste lieden blootshoofds spijts de koude, en diegenen die nog wat moeten wachten, kijken vreemd toe en fezelen waarschijnlijk over al de zorgen die Herodes hun aandoet.
         Doch eens betaald, komt het vrij en lustig gemoed weer los en verspreidt men zich, 't zij in de herbergen of onder het tentje van den hollen boom ginder om goed bier te drinken en te eten. 't Ligt in de Vlamingen hunnen aard van uit alles feest te slaan. Dat er gegeten wordt en morgen nog veel zal gegeten worden, bewijst de tegenwoordigheid der groote vaten bier, het dooden der zwijnen, het optrekken van een nieuwe tent en het aanbrengen en halen van nieuwe ladingen eten en hout, want men zal de nacht in 't dorp doorbrengen, daar 's nachts de wegen te onveilig zijn.

         Vreemdelingen, uit heel andere provinciën voortkomstig, te zien aan hunne wondere kleederdracht, kunnen zich waarschijnlijk meestal niet aanpassen met de menschen van 't omliggende, die zich in d' herbergen hun maag te goed doen, en staan bij het groote trapgevelhuis. In een kring rond het vuur, met soldeniers te vertellen.
         Andere menschen gaan in afwachting wat in het kerksken aan den overkant van 't water, bidden. Soldeniers waken, ze schijnen zich niet te bekommeren dat er gevochten wordt, zie maar hoe die vrouw een man aftroeft, en ze zullen slechts optreden als er wat tegen Herodes gemompeld wordt. Rechts van den toeschouwer zal er wel om die reden iemand door de soldeniers binnengeloodst zijn. De sneeuw die voor de meesten een vrees en een last is, is een genot voor de kinderen, ze maken er een kermis van, ze werpen met sneeuwballen, schaatsen op het ijs, of steken zich voort op peerdekaaksbeenderen.
         Klein is 't dorp met zijn huizen en donkere boomen waarin raven krassen, maar volgens de hoeveelheid van 't volk moet het vroeger veel grooter geweest zijn. De oorlog zal hier ook wat te vertellen hebben gehad, getuige het nog bewoonde, maar kapot geschoten kasteel.

    Heel eigenaardig is 't dit kleine huizeken, bijna in t midden der dorpplaats, er staat een kruisken op, en een biekorf dient tot schouwpijp, en daar staan nog geen zes savooien in 't voorschoot hofken. Daar zal voorzeker een filosoof wonen.
         En zie nu eens hoe goed Breughel het menschelijke, het arme van Maria en Jozef gegeven heeft. Men onderscheidt hen bijna niet van de anderen, 't zijn menschen onder de menschen ; tusschen twee vaatkarren zoekt Jozef zijn weg, en gelaten volgen os en ezel, hun eenigste vermogen. Arm zijn ze, want Jozef heeft zaag en gereedschap bij uit vrees voor diefstal, of misschien om onderwegen bij boeren onderkomen te vinden voor wat timmerwerk. Maria op den ezel gezeten, heeft zich kouwelijk in een langen mantel gehuld en verbergt hare zwangerschap. En als men hen eens gezien heeft, begint men maar fijn de tragiek van deze optelling te gevoelen, en begrijpt men, den etensovervloed der anderen, en de oneindigheid van het onbarmhartig, onherbergzaam landschap. Dan eerst zegt dit landschap wat, want als Jozef en Maria straks, na hun opschrijving geen dak zullen vinden om onder te slapen, geen zachtheid waarop Maria kan rusten en baren, dan zullen ze moeten dolen, en zoeken in de eindelooze sneeuwvlakten waarboven den donkeren hemel zijn sterren gloriet, zoeken en niets vinden, uitgestooten worden uit de hoeven waar het vuur brandt in den haard en de tafel vol bier en eten zal staan.

         En dan, na lang en hopeloos zoeken, zullen ze mogen blij zijn met ergens een verlaten, ingezakt stalleken te vinden, waarin dit kindeken zal geboren worden dat de God is van Hemel en aarde.
         Lachend, pittig, vredig komt die schilderij u voor, maar wie luisteren kan naar de ziel der dingen, zal hieronder een groot en vroom geloof en een zachte tragiek hooren murmelen.
    « De Aanbidding der Wijzen » is van Pieter Breughel den jongere. De zoon is noch in vizie, noch in uitdrukking zoo sterk als zijn vader. Hij mist diens soberen stijl en rustige strengheid. Zie maar hoe de boomen meer barok van vorm en minder geduldig van factuur zijn gedaan. ’t Is minder goed gekunnen. Dit ventje dat om water putten gaat is daar onaandachtig gezet, hij heeft per abuis een veel te grooten kop (bij vader was er nooit een abuis, daar was alles doorvoeld) en moet onvermijdelijk van de trappen rollen. Zoo valt er veel tegen te zeggen.        Maar toch doet het schilderijtje liefelijk aan. Al het goede er in, is van den vader, en dat is de leutige geest, die hier uiterlijk blijft en niet doordringt tot het wezen der dingen.

    Het schilderijtje is even vertellend als bij de werken van den ouden.

    Plots, zonder het iemand wist, van waar of waarom zijn de drie koningen met hunne scharen het rustige witbesneeuwde dorp komen bekleuren.
         Als bij intuïtie zijn de wijzen recht naar den duisteren stal gegaan, waarbinnen een oude Lievevrouw schemert met een kind op haar schoot, en waar Jozef onverschillig staat toe te zien. De grijze koning met zijn hermelijnen pels knielt heel devoot, en de andere nog buiten zijnde, durft niet binnen gaan en knielt in den sneeuw. De zwarte koning in een pelsen mantel, houdt voorzichtig het goud vast en bereidt zich de knie te buigen ; daarachter komen van elken koning nieuwsgierig de eerste ministers, en moorken, en nog een paar mindere lieden, en een soldenier ziet de vreemde bezoekers na. En de rest heeft kou. Allen hebben ze kou. Ze weten geen verblijf van de kou, en trekken zich van den nieuwen koning niets aan.
            Gebaarde ministers van minderen rang warmen zich dringend en wringend aan een vuur achter een muurken van den stal. Knechten probeeren er ook een plaats te veroveren, en zijn al blij met het vuur te mogen zien. De met gouden tapijten beladene muildieren staan ook niet stil en draven naar de miserabele stalling toe. Roodneuzige soldeniers in spaansche kleeding, loopen gebogen de handen onder de armen weggestoken, naar een tent, waaronder potten over vuur een goeden reuk van stoverijen in de koude zenden. Knechten putten water, brengen zakken met eetwaar aan, breken hout van de boomen en zij die geen plaats vinden, loopen ginderachter maar over en weer om het toch maar warm te krijgen.
    Tusschen twee huizen in staan soldaten op root, wacht houdend rond het dorp.

    Alles is ijverig, loopt en is haastig en onmatig. Alleen op het bevrozen water amuseert zich eenzaam een snotter van een jong, door zich voort te duwen op de onderkaken van een paard. De schouwpijp van de groote boerenwoning vertelt dat het daarbinnen deugdelijk warm is. En 't moet een gewoonte zijn dat het gewemel en 't gedruisch van soldatenvolk den vrede van het dorp verstoort, want er is niemand in het huis, die zich de moeite geeft om eens even aan een der duistere vensters te komen zien, want zou die vervallen kerk ook weeral niet van oorlog spreken?

         Het is een werkje dat spijts zijn slapheden, aangenaam aandoet, door de kleur en de spontane bewegingen om het volksche en de warmte waarmee het doorvoeld is. En onwillens zit er toch deze spottende zedeles achter, dat de Koningen de groote eenzamen zijn, die het licht kennen en ontdekken, terwijl de meeste stervelingen, zich slechts om stoffelijkheden bekommeren, om goed eten en om geen kou te hebben, en God voorbij loopen. Ze zijn evenals het kind dat nog niet omziet naar den luister der koningen, en in zijn eenzaamheid in zijn ijsstoeltje zich amuseert.

    **********

    04-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Harp van Sint Franciscus - Antoon Van Duinkerken

    Felix Timmermans
    De Harp van Sint Franciscus

    Uit De Tijd - 2/7/1932, door Anton Van Duinkerken.

         Dat is geen preeken meer, dat is dichten" zegt Felix Timmermans over een toespraak van den heiligen Franciscus van Assisië. Hetzelfde zou ik willen zeggen van het nieuwste boek, dat Felix Timmermans geschreven heeft. Het is geen stichtend heiligenleven meer, het is een vervoerend gedicht. Het heeft daar in zeker opzicht de gebreken van, maar de gebreken van gedicht-te-zijn mag men toch nog beschouwen, hoop ik, als de gebreken eener hoedanigheid.      Het grootste dier gebreken is altijd de betrekkelijke subjectiviteit. Timmermans schaamt zich daar niet voor. "Deze dingen, zoo zegt hij aan het eind van zijn mooi boek, heb ik mij zoo voorgesteld, nadat ik de boeken gelezen had, die de geleerden over zijn schoon leven hebben geschreven. Zoo zag ik het gebeuren." De allereerste vraag is nu eigenlijk al niet meer, of hij het historisch goed gezien heeft, maar: of hij het mooi heeft gezien, en, waarachtig, dat heeft hij! Want de voornaamste schrijversgave van Timmermans is juist, dat hij de dingen mooi ziet en daarin komt hij een beetje overeen met den heiligen Franciscus zelf, die ook niet chicaneurig was tegenover den Schepper van hemel en aarde maar de goede dingen hartelijk voor lief nam, omdat Onze Lieve Heer ze in zijn groote barmhartigheid heeft gegeven. Het mooiste van dit boek is het optimisme, dat in iederen regel zit. Ja, het zit nog dieper in het boek. Het zit in de manier van kijken van den schrijver, het zit in den toon van zijn warme stem, het zit in den luimigen val van de punten en de komma's tusschen de zinnen.

         Tegenwoordig schijnen veel menschen te denken, dat iemand slechts een goed criticus kan zijn, als hij de boeken van Felix Timmermans burgerlijk en vervelend vindt. Tegen sommige van die boeken is inderdaad bezwaar te maken, omdat ze alle Vlaamsche menschen voorstellen als leutige typen, alsof daar geen greintje ernst meer onder de vreugde-aan-het-aardsche school. Maar de algemeene zucht om Felix Timmerman een vervelend schrijver te vinden, komt voort uit het belachelijk ongeduld eener generatie, die geen oog meer heeft voor de breede totaliteit van een oeuvre, met al zijn gebreken desnoods, maar daarbij met zijn karakter, met zijn groei, met zijn hoogten en laagten.
         Wanneer Timmermans of gelijk welk ander schrijver, nooit iets had voortgebracht dan dit nieuwste Franciscus-leven, werd hij daar op slag beroemd mee, omdat het zoo goed geschreven is en zoo warm gevoeld, van het begin tot het einde. Doch dit is het zestiende boek van dezen schrijver en nu is men den man al moe, terwijl hij nog midden in zijn leven staat en mooie dingen maakt. Hij wordt al niet meer voor ernstig gehouden door de Greshoffs en hun napraters, die meenen, dat er geen grooter schande bestaat voor een Nederlandsen auteur dan te worden herdrukt, of wier verloochend Protestantisme nawerkt in hun hart tegen de gulle levensvreugde van een man, die niet pretendeert een zede-meesterend immoralist te zijn, maar die graag leeft.

         Graag te leven is een eigenschap van Felix Timmermans die men benijden moest, vooral nu zij zich openbaart in den harteüjken lust om graag eeuwig te leven! En dit is iets, waardoor deze auteur niet zoozeer aansluit bij een strikt-gezegd Vlaamsche overlevering als bij een Brabantsche. Het is wel merkwaardig, dat allen, die Timmermans zoo regionaal vinden, hem toch maar Vlaming blijven noemen, alsof daar geen het geringste onderscheid tusschen de Nederlandsche landschappen bestond! Toch weet iedereen, dat Timmermans in het stadje Lier woont, in het vroegere bisdom Antwerpen, waar Rubens woonde. Dit bisdom Antwerpen, dat bestaan heeft van 1599 tot 1813, ruim twee honderd jaar dus, heeft een geheel eigen geschiedenis, en daarmee samenhangend, een geheel eigen mentaliteit, die in menig opzicht van de strikt Vlaamsche en van de Oost-Brabantsche afwijkt.
         Maar dat kan de lichtvaardige beoordeelaars der regionale letterkunde niets schelen, ze vervelen zich al, als ze buiten de stadslucht zijn, hoe het dan heet. Timmermans kan in geen stadslucht leven, behalve in de stad van Antwerpen, die voor het Brabantsch gevoel een heel bijzondere stad is en zeker de prettigste van het heelal. Daar bestaat een Antwerpsche traditie van levensvreugde, die werkelijk anders is dan de Vlaamsche.

         Ze werd schitterend samengevat door Emmanuël de Bom in zijn boekje "De Psychologie van den Antwerpenaar", dat eindigt als volgt : "Ik wil enkel maar zeggen, dat de stad van de Schelde en van den Lievevrouwetoren, van Vogelenmarkt, St. Andries- en Schipperskwartier, de stad der schepen en der breede natiepaarden, de stad der stoeten, der bestendige festivals en die van de groote branden — dat deze leuke stad er een is, waar het leven doorgaans dragelijk is, het is er goed om leven, als ge geen azijnbrouwer of muggenzifter verlangt te heeten. Wij zullen die uitgelaten stad, die haar innerlijke gezondheid moet uitvieren in blijdschap, niet vernielen, of laten vernielen of bederven, we zullen haar hoog houden, onze innige liefde eraan geven, als aan de zuiverste uitdrukking van onzen aangeboren natuurlijken levenszin. Antwerpen is een hulde aan het leven! Wij zullen, als we niet ondankbaar willen zijn, ons zelven eventjes in den bil nijpen en zeggen: "Gelukkig vleeschke, gij behoort aan eenen Antwerpenaar. — Amen." — "De zuiverste uitdrukking van onzen aangeboren natuurlijken levenszin" — men vindt die weerom in ieder werk van een geboren Antwerpenaar of man uit den omtrek, hetzij dan Bertelmeus Boeckx van Lier, of Felix Timmermans van Lier, hetzij dan Rubens van Antwerpen of Joost van den Vondel, uit Antwerpsche ouders te Keulen geboren! Men vindt er veel van weerom in "De Harp van Sint Franciscus"-. In andere boeken van denzelfden schrijver openbaarde de levenszin zich al te zeer als een dorpsch welbehagen aan rijstepap of ham, maar hier heeft de vreugde den diepen ondergrond van den ernst.

         Felix Timmermans is lang niet zoo naïef, als hij zich gaarne voordoet en uit zijn Sint Franciscus-leven blijkt duidelijk, dat hij goede bronnen heeft geraadpleegd. Voor wat de historische behandeling der stof betreft, hield hij zich vrij getrouw aan de voorstellingswijze van Jörgensen, maar zijn boek is pakkender dan het Deensche model, niet alleen door de schrijfwijze van Timmermans doch evenzeer, of nog meer, door diens prachtige dramatische opbouw van Sint Franciscus' levensgang. Bij Jörgensen zijn er duidelijk twee elementen : de "bloemekens van Sint Franciscus" en de tragische tobberij over den regel, die afzonderlijk wel tot hun recht komen, maar die niet harmonisch aaneensluiten. Bij Timmermans wordt het volkomen duidelijk, dat de man der naïeve legenden niet te systematiseeren viel, door geen Kardinaal en door geen Paus. Alleen door de genade kon hij zich opofferen tot dit uiterste.
         Dit stuk van het boek is aangrijpend en toch is het verteld in dienzelfden malschen trant, dien wij sinds jaren als de karakteristiek van het "sappige" Vlaamsch beschouwen. De tragische uitzonderlijkheid van den liefelijken heilige heeft geen schrijver zoo smartelijk doorvoeld en toch zoo verzoenend weergegeven als Felix Timmermans, die immers de reputatie geniet, gesloten te zijn voor tragische conflicten, omdat hij zulk een oppervlakkig gemoed zou hebben.

         Het is waar, dat zijn beeldspraak wel eens uit den toon valt en dan op sommige gemoederen den indruk maken moet van profanatie, het is ook waar, dat men altijd den verteller Timmermans tusschen zichzelf en Sint Franciscus moet verdragen, wat sommigen niet kunnen, naar het schijnt, maar met dat alles wordt niet weggeredeneerd, dat de eenvoudige levensgeschiedenis van Gods liefsten bedelaar door niemand zoo schoon in onze taal is verteld als door dezen gulhartigen Lierenaar, die wel eens moppen tapt, zooals een handelsreiziger het doet en die te veel van lekker eten houdt.

         Een heiligenleven als "Mechtild de Begijn" van Pater Molenaar is in menig opzicht verkieselijk boven een prozagedicht als dit van Timmermans, wanneer men de vergelijking trekken wil op het gebied der hagiographie. Doch 't doel van Timmermans is niet hetzelfde als dat der Bollandisten. Integendeel. Hij is op de allereerste plaats en boven alles verteller, dat wil zeggen : stylist. Zijn werk sluit aan bij de middeleeuwsche verhalende liederen, de exempelen, de bloemekens van Sint Franciscus, de romantische heiligen-balladen, niet bij de strikt ascetische biografie met uitsluitend stichtelijk doel. Zijn wijsheid is de levenswijsheid van den goeden en geoefenden verteller, die weet, wat een mensch heeft door te maken tusschen geboorte en dood, maar die daarom zijn vreugde niet verliest. Hij zegt heerlijke waarheden, maar legt die in den mond van de heiligen en ze passen er waarlijk : "Leest hier al eens in dat boekske, dat zijn de Evangelies, luistert verder naar de stilte, en naar het verdriet van de menschen."
    "Een boom vereert God, als hij groen en vruchten geeft. Hij laat God doen."

         Soms vindt hij woorden, die door geen gedicht te verbeteren zijn in hun directen, klaren eenvoud : "Maar hoe is een moeder? Als een van haar kindekes gekist wordt, doen ze 't nog wollen kouskes en een flanellen ponneken aan." En zijn stijl streelt als het ware de dingen, waarover hij schrijft. Zoo noemt hij alleen maar de vogels, die naar den preek van Sint Franciscus luisterden; hun namen en hun kleuren worden ineens vizioenen : "Gekenden lijk de ooievaar, de nachtegaal, de spreeuw, het koninksken, de kraai, het roodborstje, de leeuwerik, zijnen vriend, en de duif en de musch enz., maar ook ongekenden, waar er zoo’n schoon bij waren, dat ge ze geenen naam kost geven. Er waren er roze en blauwe, gespikkelde, geschubde, met gouden glanzen, met roode en groene glanzen. Er waren er lijk dageraden, lijk perlemoeren schelpen, lijk brocaat, lijk vlammen, lijk gouden zuchten, lijk van sneeuw en van zilverdraad."

         Hij zegt gewone dingen op een manier, waarop niemand anders ze zegt in onze taal en die dan toch de eenige manier schijnt, waarop ze zuiver gezegd kunnen worden : "Het Heilig Land. Hij ging er met voorzichtige, eerbiedige voeten, alsof er met iedere stap muziek uit den grond kwam."
         Wij kennen zulke schoone zinnen sinds het jaar, dat "Pallieter" verscheen, maar is dit een bezwaar om ze te genieten? Hoe zou het in onzen tijd een man als Vondel vergaan, die tot zijn negentigste jaar toe trouw bleef aan zijn stijl, dezen alleen vervolmakend? De betrekkelijke afkeer van Timmermans die in de laatste jaren toeneemt onder Nederlandsche intellectueelen, is hierom reeds zoo merkwaardig, dat dezelfde menschen "Pallieter" hebben toegejuicht toen ze het lazen, zonder al die bezwaren te maken, terwijl ze nu zeggen: "het is weer net als Pallieter geschreven", als beduidde dit, dat het slecht geschreven zou zijn!
         Iemand, die "De Harp van Sint Franciscus" heelemaal aandachtig leest (en dit doet men spontaan, als men zonder vooroordeel er aan begint) zal toch moeten toegeven, dat dit boek gebouwd is met een dramatisch inzicht, dat men in den schrijver nimmer had vermoed, zelfs niet, of zeker niet, als men zijn tooneelspelen kende!
    De stijl is verstild en gerijpt, minder uitbundig, maar nog even hartelijk als vroeger, even frisch als in het "Kindeke Jezus in Vlaanderen", maar thans dieper van toon.

         Het boek van Pater Molenaar sprak sterker tot het moreele besef, dit boek van Felix Timmermans spreekt sterker tot den aesthetischen smaak, maar beide boeken zijn een beduidende vernieuwing der Nederlandsche hagiografie, die nog best wat verfrissching kan lijden, in het algemeen gesproken! Timmermans heeft de onderdeden van zijn werk geordend tot een dramatische eenheid, die van het begin tot het einde boeit. Hij heeft niet, zooals Pater Molenaar, de effectmiddelen afgewezen, die hij kon vinden in het conflict tusschen eenling en massa; hij heeft integendeel die middelen gebruikt als goed artist. Want ook in dit boek is hij een kunstenaar, wiens natuur hem belet een predikant te worden. Het is geen preeken, het is dichten, met "al de nadeelen van dien." Doch een goed gedicht kan heilzamer werken dan een slechte preek, vooral wanneer dat gedicht positief is en die preek zich tot het negatieve beperkt.

    ********

    03-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Franck Mortelmans vriend van Oscar Van Rompay

    Franck Mortelmans: (1898-1986)
    Pastelschilder en tekenaar.

    Korte biografie.
    Franck Mortelmans wordt geboren op 24 juli 1898 in het Klapdorp 121 te Antwerpen, het ouderlijk huis van de familie Mortelmans. Hij volgt de lessen in de Academie van Antwerpen bij Isidoor Opsomer en Juliaan de Vriendt. In de Academie van Berchem bij zijn Oom Frans, in de private school van Henry Luyten in Brasschaat, en even in het atelier voor dierenschilderen bij Frans Hens.

    In 1919 sluit hij aan bij de modernistische kring “Lumière”, gesticht door zijn vriend Roger Avermaete.

    In 1926 wordt Franck medestichter met directeur Roger Avermaete van de Vakschool voor Kunstambachten in Antwerpen en blijft er als leraar tot in 1946. In de jaren dertig sluit Franck zich aan bij de kring “Moderne kunst”.

    In 1936 wordt Franck ook leraar in de Academie van Berchem, en vanaf 1946 aan de Academie voor Schone kunsten van Antwerpen.

    In 1958 wordt hij directeur van de Berchemse Academie, en blijft dat tot zijn op rust stelling in 1968. De portretten van Franck Mortelmans behoren tot het beste uit die tijd van wat in de pastelkunst kan worden gerealiseerd. Het werk van Franck Mortelmans dat in de twintigerjaren de weg van het modernisme opgaat, keert langzaam terug naar een meer klassieke vormstijl. De aandacht gaat vooral naar de horizonlijnen, het water van rivieren of de zee, en het wondere wolkenspel. Beelden, die net zoals bij Claude Monet, een momentopname weergeven van veranderlijke sfeer in een landschap of zeezicht. En dat is het wat Franck Mortelmans ons in zijn werk wil tonen.

    Zijn werk is te bezichtigen in het private museum “Huis Mortelmans” in Antwerpen. Ook de Provincie Antwerpen heeft een belangrijke collectie.

    Tekst: Dirk Schiltz


     

    02-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het boek van den Boer - A.J.D. Van Oosten

    Het boek van den Boer.

    Uit De Tijd, godsdienstig, staatkundig dagblad - Door A. J. D. Van Oosten - 14/6/1935.

         Men moet even door het scherm van boeken heenkijken, dat Felix Timmermans schreef vóór hij tot dit werk kwam; men moet zich, om ten volle en dan ook overvloedig te genieten van dezen "Boerenpsalm" even ontslagen achten van den plicht, om ook de andere boeken van den grootmeester van 't Vlaamsche proza te kennen. Want dit boek bezit zulk een eigen, sterke zelfstandigheid, dat het van 't begin tot het einde domineert over al zijn vorige werken. Het is niet meer het sappige, leutige Vlaamsche boerenleven van Timmermans vroegeren tijd, het is evenmin het boeren-of heiligenleven van zijn latere jaren. Hier is het leven van den boer in zijn persoon beschreven, in zijn persoon als boer én als heilige.

         Er is een merkwaardige overeenstemming, die men vanzelf vindt, wanneer men dit boek doorleest, tusschen de visie van den dichter Werumeus Buning in zijn gedicht "De balade van den boer" dat vorige maand in 'De Gemeenschap' stond, en de visie van Timmermans in zijn nieuwen roman. "De Boerenpsalm".

    Hier is hij wel waarlijk en volledig door het oppervlak der dingen heengebroken, door het oppervlak ook der menschelijke ziel in haar meest elementaire wezenlijkheid, die van het boerenvolk, die van den boerenmensch.
         Wortel, de boer, zooals hij gegrepen en geschilderd staat in dit verhaal, komt als jongen uit een geslacht dat met den grond vergroeide en wanneer hij dan als jonkman met messengedreig en schoone woorden uit een ander boerengeslacht de struische vrouw veroverd heeft, die hem een goed huwelijk zal bezorgen, dan is hij den koning niet te arm, omdat hij weer, met haar, die de zijne werd en de kinderen die zijn huis gaan bevolken, boer is op den ouden grond. Die grond, waar de boer mee te vechten heeft en dat gansche gevecht, hoe zijn die hier beschreven! De pastoor, die ditmaal in menschelijkheid en realiteitszin alle vorige pastoors van Timmermans overtreft, heeft aan Wortel den boer gezegd: Ge moet heel den dag niet bidden, ge moet enkel bij het begin van den dag uw werk aan God opdragen, uw werken is dan bidden. En daarop mediteert Wortel dan voort, neen, het is psalmodieeren, zooals men het leest van blz. 46 tot 62, waar de boer het boerenjaar voor zijn oogen laat ronddraaien!

         "Als dat waar is, van den pastoor, dan is mijn leven één groot gebed! Dat gebed begint ieder jaar zoo rond Lichtmis. Dan valt de sneeuw op een heeten steen. God rekt den hemel uit en het blijft langer licht. We ploegen het veld; den schoonen zwarten vetten grond. We proppen hem vol stalmest om hem te verkwikken, levenslustig en bekwaam te maken. We ploegen van her, om iedere handvol aarde haar bekomste te geven, God schudt er zijn flesschen over uit, asemt er wat eerste zon over, en nu is de grond doordrenkt, doorsapt en in vorm om het zaad en de zetsels te ontvangen.

    Boerenspalm ten tonele in 1967 en 2011

         Tusschendoor, want van nu af aan hebben wij geen zittend gat meer, spitten wij den hof om, leggen beddekens, panden en perceelen." Men zou door willen blijven gaan met deze lofprijzing van den grond te citeeren. Het is een kloeker Timmermans in alle opzichten, die hier het leven kijken laat van den akkerman, den grooten heer van wat hem aan hemel en aarde toebedeeld is door de Voorzienigheid, al is het de landbazin die er wel "korentenbrood van zal eten en wijn bij drinken."

         Ook het huis van den boer en zijn gezin zijn in dit harde leven betrokken en het is niet anders dan volgens de feiten, dat er wel eens iets buiten de schreef gaat tusschen zooveel daverende en opgroeiende menschenlevens. In klare woorden zet Timmermans de dingen neer, hier is geen vergoelijken noodig, zoomin als er reden is om van de gezonde zinnelijkheid dezer menschen een troebel realisme weer te geven. Hoe magistraal vormt hij, uit wat bijna onherroepelijk mis schijnt te moeten gaan, de prachtige motieven voor het tweede huwelijk van den boer. Het is toch geen gering ding om zoo de volle kracht van het katholieke huwelijk te schetsen, als waar hij beschrijft hoe deze tweede vrouw haren man ging zoeken, toen hij in den nacht van verre gekomen, in het bosch verdwaalde. En het is toch geen kleinigheid om een dramatiek te creëeren als bij het oogenblik waarop de buren haar thuisbrengen, bijna verdronken in den plas met het derde kind, dat zij van hem droeg.

         Felix Timmermans zou zich zelf niet meer zijn. als er niet nu en dan eens een klein dingske uit zuivere leut doorliep. De boer speelt Zondagsavonds in de stilte op zijn bugel, den hoorn dien hij behield uit den tijd dat hij nog aan de fanfare was. "En als alles dan schijnt te luisteren, tot de koe en het verken toe, zegt hij, dan speelt ge beter dan anders, zoo met gebibber en broebelingskens". Dat doet "onzen Fé" hier dan ook zoo nu en dan nog wel. Maar het is alles in veel grooteren stijl dan wij wel eens van hem ervaard hebben.

         Zooals wanneer de Kwade Hand over het dorp is gekomen. "Het begon in aanvang September, het laatste strooi van 't veld was binnen. De veldwachter had 's nachts de Non met haar kat op de kruinbaan zien staan. Twee mannen uit den Boschhoek hadden mondmuziek van den eenen boom in den anderen hooren voortloopen, toen ze dien Zondagavond naar huis kwamen.
         Het stallicht zweefde over de velden. Mie Verhelst kon als 't begon te schemeren slangenskens in de lucht hooren sissen. De zwarte hond was gezien worden en ’t paard met twee pooten, en aan den plas waar, zoo 't schijnt, vroeger een klooster in verzonken is, hoorde men met den donkere een klok luiden."
    Het dorp raakt dan in bijgeloovigen nood. Tot de pastoor er radicaal een eind aan maakt. En Timmermans komt hierin dan ook weer op zijn slag, maar hoeveel rijper en sterker dan hij vroeger in zulk een geval was! Men proeve den schuimenden humor van de pastorale uitdaging op klokslag 12 uur ter plaatse waar de zwarte Non heette te verschijnen. Heel het dorp met lantaarns uitgeloopen naar dit historisch moment. En of ze wegbleef! Uit was de tooverij en verdwenen de Kwade Hand!

         Doch het diepst is Timmermans doorgegaan op het leven van zijn hoofdpersoon Wortel en het mooist slaagde hij in de verbeelding van dezen boerenmensch waar hij hem winters lang laat werken aan zijn Jezusbeeld, een houtsnijsel uit een knoest. Het is een zwaar karwei voor den boer, die de techniek niet machtig is, en om goede handen en voeten aan zijn beeld te krijgen, de zijne als model in den kleigrond zet en ze dan na-kapt. Zoodat zijn beeldje veel te groote détails krijgt en het bovendien met de oogen geheel misloopt. Maar dat is niets, vindt Wortel en hij wil hebben dat het op zijn graf gezet zal worden. Dat is reëele liefde tot den Heer en waar ze samengaat met onverscheurbare trouw aan den ouden boerengrond, kan het niet anders dan tot een danklied komen, als waarmee de boer van 't boel afscheid neemt.

         Dit werk mag zeker tot de beste verhalen van Felix Timmermans en de geheele Vlaamsche literatuur gerekend worden.

    *******

    01-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans dwingt je te kijken - Jaak Dreesen

    Timmermans dwingt je te kijken
    zoals hij heeft geschreven!

    Uit De Bond 12/1/2001 door Jaak Dreesen.

         Over het land van de Nete hangen nevels. Het is stil in ltegcm waar Gaston Durnez woont. Gaston heeft onlangs een vuistdik hoek over de Lierse schrijver Felix Timmermans geschreven. Niet «de» maar «een» biografie noemt hij z'n boek dat simpelweg «Felix Timmermans» heet. De auteur heeft er veel talent, tijd en energie in geïnvesteerd.

         Het resultaat is een boek dat leest als een roman, en dat aanspoort om al die prachtige boeken van Timmermans te gaan herlezen. De harp van Sint-Franciscus bijvoorbeeld, met die schitterende openingszin, die ook de laatste zin is: «De zon was gezonken als een goudvis».

         Durnez noemt deze zin «de mooiste die Felix Timmermans voor een van zijn verhalen heeft geschreven, de meest timmermansiaanse.» En zeggen dat de auteur het verhaal aanvankelijk in het Liers wilde schrijven, voor de mensen uit z'n onmiddellijke omgeving. In die versie luidde de beginzin: «De zon was gezoenke lak ne glijdvisch».
         Het is plezierig praten met Durnez over Timmermans, want Gaston weet zo ongeveer alles over Felix, hij kent diens werk en houdt ervan, zoals hij ook van de schrijver zelf houdt. Geen wonder dat hij medestichter werd van het Felix Timmermans-Genootschap, en dat hij als journalist en essayist in de loop van de jaren vaak over deze Lierse kunstenaar publiceerde. Zo verscheen in 1986 bij uitgeverij Grammens «De Goede Fee» dat twee drukken haalde. En nu is er dus «een biografie» van meer dan achthonderd pagina's.
    Een kloek boek,vakkundig uitgegeven en geïllustreerd met een aantal verrassende foto's en tekeningen. Of Gaston dat boek al niet heel lang wilde schrijven?

         Durnez: «Nee, want we zijn er altijd van uitgegaan dat José de Ceulaer, voorzitter van het Genootschap en groot kenner van het werk van Timmermans, diens biografie zou schrijven. We hebben hem daar ook toe aangepord, en hij wilde wel maar zag er tegelijk tegenop, - hij was meer wetenschapper dan journalist Hij stierf helaas voor hij dat werk kon aanvatten.
         In 1992 kwam Lieven Sercu van uitgeverij Lannoo met de vraag of ik het levensverhaal van Timmermans wilde schrijven. Ik aarzelde, want die vraag doorkruiste mijn plannen om eindelijk eens wat meer fictie te gaan schrijven, maar na raadpleging van een aantal vrienden van het Genootschap zei ik «ja». Op voorwaarde dat het zonder dwingende deadline kon. Streefjaar van publicatie werd 1997 want toen was Timmermans vijftig jaar dood, maar dat haalden we niet. Het werd op de valreep, 2000, en dat kon omdat ik er de jongste jaren haast voltijds mee bezig was.»

    Een fascinerend schrijfproces

    Hoe ging U daarbij te werk?
    «Als een journalist. Dus: documentatie verzamelen, ordenen en vertellen. Je schrijft dossiertjes per hoofdstuk. Bijvoorbeeld: de jeugd van de schrijver, de boeken, de vertalingen, de oorlogsjaren... Terwijl je die schrijft, moet je voortdurend het geheel van het boek voor ogen houden, want al die «dossiertjes» samen moeten een eenheid vormen. Je mag de weg ook niet verliezen door te veel details en anekdotes.»


    Terwijl dat toch aanlokkelijk is?
    «Ja, het is verleidelijk. Een paar paragrafen in je boek, kunnen ook soms dagen speurwerk vergen. Ik vond het bijvoorbeeld interessant iets te vertellen over het allereerste boek dat Timmermans als schooljongen ging lenen in de Lierse openbare bibliotheek. Het was een boek van Jules Verne Op weg naar Frankrijk. Timmermans heeft daar meer dan eens overgeschreven, bijvoorbeeld in Een lepel herinneringen. Toen hij die dag de bibliotheek verliet, beefde hij van ontroering: «Ik had een boek onder de arm! Ik was lezer van de bibliotheek ! Ik voelde mij ineens geen kind meer.» Ikzelf heb dat boek pas na lang zoeken in handen gekregen, maar het loonde de moeite. Verne was, toen hij het schreef, een rabiate patriot, en de sfeer van zijn boek was ook in België voelbaar. Timmermans las het als tiener die net leerde kijken naar de wereld waarin de Germaanse cultuur streed tegen het Latijnse genie. Zoiets vind ik interessant om te weten.»

    Leidt, bij het schrijven van zo'n biografie, de ene ontdekking niet steevast naar een nieuwe?
         «Ja, dat is vaak zo. Het is een fascinerend schrijfproces, omdat je als biograaf ook oog moet hebben voor de eigen wereld van je «onderwerp», en voor de achtergrond waartegen men zijn sociaal-cultureel en bij gelegenheid ook zijn politiek engagement moet zien. Je tuimelt van het ene onderwerp in het andere, haast elke naam roept een andere op. Je moet je afvragen: hoe leefden die jonge artiesten en intellectuelen, wat zochten en vonden ze in het flamingantisme, in welke literaire strekkingen zat het werk van Timmermans ingebed, enzovoort. Het zijn allemaal vragen die een antwoord vergen.»


    Onder de steert van het peerd

    Dat speurwerk moet ook verrassende en vreugdevolle momenten opleveren?
         «Ja. Ik schrijf nogal uitvoerig over het beginnend schrijftalent van Timmermans. Ik heb daarvoor zijn eerste handschriften, die nog bijna nooit zijn bestudeerd, gelezen. Bijvoorbeeld de «roman» die hij schreef toen hij zeventien was en die nooit werd gepubliceerd. Zo'n lectuur is interessant om te achterhalen welke de eerste literaire invloeden waren en in welke sfeer de tiener Timmermans leefde. Met dat schrijven ging het overigens eerder moeizaam. Zijn vader zag er niet veel heil in, maar zijn moeder moedigde hem aan.

    Ze zei: doe maar voort manneke. Ze zullen u nog ooit in een voiture rondrijden. Ik heb over dat beginnend schrijverschap met veel empathie kunnen schrijven, omdat ik me een beetje met die jonge Timmermans identificeerde.
    Ik liep even weinig school als hij, we probeerden op dezelfde leeftijd onze pen, we zochten allebei bevestiging... In 1943, ik was toen veertien, had ik (weer) eens een opstelwedstrijd gewonnen, en ik kreeg als prijs een tekening van Timmermans, die de knaap die ik was natuurlijk niet kende. Hij had boven zijn handtekening geschreven : Voor den heer Gaston Durnez Hoogachtend.»

    U schrijft ook heel genuanceerd over Timmermans tijdens de oorlog.
    «Ik laat zien wie hij was tussen de twee wereldoorlogen, hoe hij toen ijverde voor een katholiek renouveau in de kunstwereld, hoe hij medestichter was (en later voorzitter) van de Scriptores Catholici, en hoe hij evolueerde van het activisme naar een gematigd Vlaams-nationalisme. In de dertiger jaren sprak Timmermans zich uit tegen het fascisme en toonde zich voorstander van wat hij «een joviale democratie» noemde. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak dacht hij dat het mogelijk was, culturele en politieke belangen gescheiden te houden»


    Kon dat wel ?
         «Hij dacht dat, maar hij was zo beroemd, en men trok langs alle kanten aan zijn jas. Hij werd, als gevangene van die roem, meegesleept in de complexe sfeer van de toenmalige propaganda. Dat had vooral te maken met de toekenning van de Duitse Rembrandtprijs in 1942. Ik vertel in mijn hoek hoe Timmermans liep te piekeren of hij die onderscheiding wel zou aanvaarden. Hij zocht zijn vriend schilder baron Opsomer op die hem adviseerde voorzichtig te zijn: «Gij zult er later miserie mee hebben...» «Jamaar», zuchtte Timmermans:

    «Honderdvijfentwintigduizend frank vindt ge toch ook niet onder de steert van een peerd...» Hij bleef die prijs zien als een grote culturele onderscheiding, al besefte hij dat het «geen moment» was om hem te aanvaarden. Rond die prijs woedden overigens achter de schermen allerhande intriges en Timmermans werd daarvan het slachtoffer. Het heeft hem veel verdriet bezorgd in zijn laatste jaren en zijn levenseinde ongetwijfeld beïnvloed.»

    Klein meesterswerk

    U schrijft zonder een spoor van sentimentaliteit over die jaren, maar het zijn wel de meest ontroerende bladzijden van het boek.
         «Het waren ook ontroerende momenten. Bijvoorbeeld toen Timmermans op zijn sterfdag in zijn eentje naar buiten zat te kijken en een vinnig Engels haantje zag rondstappen in de sneeuw. Met een paar rake trekken «liep het haantje nu ook op het witte tekenpapier».

         Ik ontdekte de twee laatste pagina's die Timmermans heeft geschreven. Ze waren bestemd voor de roman die hij over Jan van Eyck wilde schrijven in een dun geschrift, dat eruit ziet alsof het snel neergeworpen is, beschrijft hij hoe een man wordt getroffen door het sermoen van de pastoor, een oude moede man, die zegt: «God ontdekken is zo gemakkelijk als een ei rechtzetten. Colombus vaarde altijd rechtdoor, altijd rechtdoor en hij kwam in Amerika uit, gij moet naar binnen varen, altijd naar binnen varen, rechtdoor, en alles laten liggen, bijzijds, en gij zult God vinden.» Tegen kwart na een in de morgen, stierf hij.

    Het was 24 januari 1947.

    Toen hij begraven werd op 28 januari, patrouilleerden al vroeg in de morgen politiemannen in de stad, alsof men incidenten vreesde, maar er gebeurde niets.»

    Terug naar zijn boeken. Van welke houdt u het meest?
         «Ik blijf er een aantal herlezen. Pallieter bijvoorbeeld, en Boerenpsalm en De harp van Sint-Franciscus, maar ook andere. Ik blijf verliefd op de taalhumor in Minneke Poes. De hoofdstukjes daarin lijken sterk op cursiefjes en Timmermans toont zich daarin een begenadigd observator. Ik kan nooit meer naar een plechtige stoet van mensen kijken, zonder aan de veldwachter te denken die Timmermans in de processie liet voortschrijden.

         Hij schrijft: « hij hield zijn hoofd scheef van recht te gaan ». (Durnez bootst in de beste Toon Hermans-stijl de voortschrijdende veldwachter na. Ik vind het prachtig.) Timmermans dwingt je te kijken zoals hij geschreven heeft! Een klein meesterwerk blijf ik verder De zeer schone uren van juffrouw Symforosa Begijntje vinden. Dat is het onnavolgbaar mooi en gaaf verhaal van het begijntje Symforosa dat verliefd wordt op de tuinman Martienus.
         Maar Martienus wil broeder worden bij de Bruin Paterkens, dit tot grote spijt en verdriet van Symforosa. Maar als ze gezien heeft hoe gelukkig Martienus is, « komt er een machtige voldoening over haar. Haar gemoed wordt ineens omgekeerd en innerlijk verlicht.
    En ...« z' is blij omdat hij gelukkig is »

    Verreth en Vingerhoets

    Volgens velen is Timmermans voltooid verleden tijd. Is er nog belangstelling voor zijn werk?
         Hij blijft voor al wie de pen voert een voorbeeld van taalcreativiteit. Het is waar dat de wereld zoals hij die zag en beleefde, niet meer bestaat. Wil je hem lezend begrijpen, dan moet je dat wereldbeeld kennen. Het Davidsfonds publiceerde vrij recent, niet zonder succes, haast heel zijn werk in 25 boekdelen, en bijzonder is ook dat acteur Karel Vingerhoets nu al meer dan tweehonderd keer overal in Vlaanderen verhalen van Timmermans ging vertellen. En de acteur René Verreth trok nog vaker naar de zalen met de monoloog Adriaen Brouwer. Men kan niet zeggen dat Timmermans «weg» is.


    Stel dat iemand hem weer wil lezen, welk boek raadt u dan aan?
         Een dertiger zou Minneke Poes kunnen lezen omwille van de taalhumor, maar Adriaen Brouwer kan ook. Dat boek is in een directe stijl geschreven. Het begint met de woorden: «Nu lig ik hier in het gasthuis, neergeslagen op het strooi van den arme, ik voel het, ik zal hier als een hond kreveren.» Brouwer was de laatste roman van Timmermans. Hij werd pas na zijn dood gepubliceerd. In de slotparagraaf staat: «Zo tegen de dood aan begint het stil te worden. En die stilte komt, ik voel ze als drup voor drup immer voller in mijn geest opstijgen...»


         Het gesprek is ten einde, « jammer dat er zoveel mist is », zegt Gaston, « anders konden we eens langs de Nete lopen » Dat zal voor een andere keer zijn. Ik haast me huiswaarts toe want ik wil vanavond zinnen zoeken als: «De zon zonk als een goudvis», «De lucht is nat-zilver als de rug van vis», en «Er vielen nog enige malse vlokken uit het wegschuivend sneeuwschof en daar stond ineens en onverwachts de ronde maan boven de witte toren te blinken».

         Timmermans mag dan in de ogen van velen volstrekt passé zijn, zijn boeken barsten van zinnen die een kaderke verdienen. Wie «een» biografie van Timmermans leest, raakt gegarandeerd in de ban van dat creatief proza, en van de man die het heeft geschreven.

    *****

    20-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voordracht Felix Timmermans, in den Bijenkorf

    Voordracht Felix Timmermans, in den Bijenkorf.

    Artikel uit het Rotterdamsch Nieuwsblad van 28 april 1934.

         Voor een stampvolle lunchroom van de Bijenkorf — er waren 750 plaatsen bezet en velen waren teleurgesteld moeten worden — vertelde gisteravond Felix Timmermans van zijn avonturen op zijn huwelijksreis naar Italië. Het was intusschen een uitgestelde huwelijks reis, want Felix Timmermans had al kinderen en hij nam zijn zusters mee op reis. Het beste bewijs volgens den nog dikker en nog gemoedelijker geworden Vlaamschen schrijver, dat het een uitgestelde huwelijksreis was. Bij hun aankomst te Milaan regende het en in de mineur stemming als gevolg daarvan kwamen ze op het kerkhof in Milaan : een openluchtmuseum van standbeelden. Men behoeft daar maar te sterven en men krijgt een standbeeld.

    Een bezwaar is alleen, dat men het zelf moet betalen.
    En Felix dacht er aan, dat ze thuis vroeger met veertien kinderen waren.

         Moeilijkheden ondervond Felix Timmermans met het Italiaansch, waarvan hij alleen het woord macaroni kent. Ik eerbiedig echter de taal van het land, aldus de spreker, en ik sprak dus Italiaansch, maar ik ken het niet. Daarom sprak ik Fransch,en ik zei overal ia of io achter. Om zich dan verstaanbaar te maken, spraken de Italianen Fransch tegen mij, dat ze niet kenden, en dat deden ze door Italiaansch te spreken zonder ia of io aan het eind.
    Zoo verstonden we elkaar!

         In Rome kreeg Felix Timmermans in de tram van een conducteur een lire te weinig terug. De conducteur draaide zich meteen om en hielp weer anderen. Ik kon niet zoo rap tellen, aldus de Fé, maar Marieke mijn vrouw zag het direct, dat er een lire tekort was. Natuurlijk tikte ik direct den conducteur op zijn rug en in mijn beste Italiaansch zei ik: "conducteuro een liro tekorto! " Zonder om te kijken reikte hij mij direct over zijn schouder een lire toe! Ik heb nog nooit zulke eerlijke menschen gezien als in Italië....

         In zijn " sappig taaltje "vertelde Felix Timmermans nog vele anekdoten van zijn bezoek aan Pisa, Genua, Nice, Lourdes. enz., doch het waren niet grappen alleen, .die hij debiteerde; bij alle spotternij en overdrijving vond hij toch ook gelegenheid te vertellen van de schoonheid van Italië, de indrukwekkendheid van den St. Pieter, de romantiek van het volk, enz...
    Twee jaar geleden heeft Felix Timmermans in de Bijenkorf ook verteld van zijn Italiaansche reis, maar zijn avonturen van gisteravond waren toch weer nieuw, want hij ging verder waar hij gebleven was. In zijn voordracht van gisteravond kwam hij echter weer thuis in Lier, waar tot grooten schrik van hem en zijn vrouw zijn kinderen tegen de afspraak in niet aan het station waren. Met tranen in de oogen holde Marieke vooruit naar huis, al maar gillend "mijn kinderen, mijn kinderen", net alsof het ook niet "mijn" kinderen waren, aldus de verteller. Netjes opgepoetst stonden de kinderen ons gezond en wel buiten op te wachten. Wij hadden tranen in de oogen, maar de kinderen zeiden niet verheugd "dag moeder, dag vader", maar ze vroegren het eerst: "Wat hebde voor ons meegebracht! "

         Het was een schoone reis geweest en ik heb mijn vrouw moeten beloven, dat we weer naar Italië gaan, als we 25 jaar getrouwd zijn. Ik heb het beloofd en als het doorgaat kom ik u nog eens van mijn Italiaansche reis vertellen.
    Een langdurig applaus beloonde den voordracht-kunstenaar voor zijn amusante vertelling, die telkens door gelach was onderbroken, want het gaat feitelijk niet zoozeer om wat Felix Timmermans vertelt als wel de manier waaróp hij vertelt en die is onweerstaanbaar komisch.

         Na de pauze las Timmermans een uitvoerig fragment voor uit zijn deze week verschenen roman "De Krabbekoker", hetgeen wederom met een hartelijk applaus van het opgetogen publiek werd besloten.

    *******

    14-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans nog erg geliefd

    Vlaanderen herdenkt groots; Vader van Pallieter
    Felix Timmermans nog erg geliefd.

    Uit : Amigoe di Curacao – Dagblad voor de Nederlandse Antillen – 20/10/1971

         Begin 1972 is het 25 jaar geleden dat Felix Timmermans, na een lange hartziekte, op de leeftijd van 61 jaar overleed. Zijn geboortestad Lier, die hij in zovele geschriften heeft verheerlijkt en waar zijn levensgroot door Opsomer geschilderd portret op de ereplaats in het stadhuis hangt, zal hem met enige plechtigheid herdenken. Bij deze gelegenheid verschijnt weldra bij het Mercatorfonds in Antwerpen, befaamd om zijn luxueuze uitgaven over Vlaamse kunst, een boek waarin talrijke tekeningen van Timmermans worden afgewisseld met studies over zijn werk.

         Wie de goede "Fee" buiten albums en verhalen nog eens wil ontmoeten, kan in Lier terecht in het vijf jaar oude museum dat de stad aan hem en zijn vriend Opsomer heeft gewijd en waar handschriften, oude drukken, portretten en andere souvenirs bij elkaar zijn gebracht. Herinneringen aan de schrijver wiens populariteit in Vlaanderen nooit meer werd geëvenaard, zijn ook nog te vinden in het grote witte huis in een stille zijstraat waar hij vele jaren heeft gewoond. Dit huis is voor toeristen evenwel zelden toegankelijk. Marieke Timmermans, zijn weduwe, leeft er te midden van boeken en kleurrijke prenten.

    Onlangs is zij tachtig geworden.

         Felix Timmermans blijft de meest vertaalde Vlaamse schrijver, zegt mij drs. José de Ceulaer, die zijn werk al jaren bestudeert en die tezamen met Hubert Lampo en Gerard Walschap aan de nieuwe uitgave van het Mercatorfonds medewerkte. Zijn werk, vertelt De Ceulaer, is in nagenoeg alle Europese talen vertaald en daarenboven ook nog in het Japans, Chinees en Indi. Er verschijnen nog geregeld nieuwe uitgaven in het buitenland. In het eigen taalgebied bewijzen recente herdrukken hoezeer hij de gunst van zijn lezers heeft bewaard. José De Ceulaer heeft zelf flink bijgedragen tot het behouden van die gunst. Hij verwierf naam met zijn intervieuwboeken, "Te gast bij...", maar niet minder met zijn studies over zijn beroemde stadsgenoot.

    Drie jaar geleden verscheen bijvoorbeeld "En Toch", een spiegelbeeld" van de auteur, vooral gezien in het licht van gesprekken die De Ceulaer destijds met Timmermans heeft gevoerd. Onlangs verscheen een bloemlezing voor schoolgebruik : "Felix Timmermans in geuren en kleuren."
    Kleuren... een woord dat de schilderende schrijver en bedrijvende schilder lief was.

    Hij lééfde van kleuren.

         José de Ceulaer (50) is een geboren en getogen "schapekop", zoals een Lierenaar sinds eeuwen wordt genoemd. Hij woont aan de rand van de stad, die ligt in de zilveren knoop die de Nete, naar het woord van "de Fee," rond Lier heeft gelegd.
    De vissers lachen tegenwoordig een beetje schamper als zij over dat zilver horen spreken. Zij weten welke verwoestingen de watervervuiling ook in het idyllische Pallieterland heeft aangericht. Maar kom.... Ik zit bij De Ceulaer op zijn ruime schrijf- en feestzolder, bij de open haard die versierd is met tegeltjes van Gommaar de tekenende en keramiek-bakkende zoon van Felix. Tegen de wand staan glazen kasten met allerlei boeken, prenten en foto's, van de vereerde meester. Daarboven en daaromheen hangen kleurrijke affiches uit de gloriedagen van de steendruk. Twee blozende mannen komen met een enorme druiventros terug uit het Land van Belofte. Dat is een artistieke navolging van een uithangbord. Want in Lier is het Beloofde Land een café.

         Toen De Ceulaer in september 1940 in Leuven Germaanse talen studeerde, koos hij Timmermans als onderwerp voor zijn licentiaatsverhandeling. Daaruit groeide later zijn eerste boek. "De mens in het werk van Felix Timmermans," dat in 1950 bij Van Kampen verscheen. Hij zocht in dat boek zowel naar de mens die Timmermans gestalte had gegeven in zijn werken, beurtelings geconfronteerd met de natuur, de kunst, de liefde en het geloof, als naar de mens Timmermans zélf, voorzover die werd weerspiegeld in zijn werk en de daarin voorkomende figuren. Een tweede boek van De Ceulaer was een bloemlezing. "Gedachten van Felix Timmermans," zijn derde een monografie voor de reeks "Ontmoetingen" van Desclée De Brouwer.De titel van het boek "En Toch" werd ingegeven door een leuze die Timmermans vaak gebruikte.

         "Meer dan eens, vertelt De Ceulaer, heeft hij een doedelzakspeler getekend en daaronder geschreven : "En toch! ".En toch muziek maken! En toch zich over het leven verheugen! Zo zou je die leuze kunnen aanvullen. Dit motief komt ook in zijn literair werk herhaaldelijk terug. Soms uitbundig zoals in "Pallieter". Soms meer getemperd zoals in "Boerenpsalm". Je kan het als zijn "Leitmotiv" beschouwen. Zijn "Lebensbejahung," zijn ja-zeggen tot het leven, was niet zo oppervlakkig als veelal wordt gemeend. Zij berustte op een "trotzdem," zoals men dat in het Duits zo kernachtig kan zeggen."
         U hebt al meer dan eens uw stem verheven tegen de misverstanden die rond Timmermans en vooral dan rond zijn Pallieter zijn ontstaan. Misverstanden die we misschien wel kunnen vergelijken met het onbegrip rond de figuur van Pieter Bruegel...

    "Dat is de keerzijde van de beroemdheid. Zelden is een boek zo populair geworden. De naam van de hoofdpersoon groeide tot een begrip. Hij drong door tot de woordenboeken met de betekenis van "levenslustige kerel". Hij heeft het nieuwe werkwoord "pallieteren" doen ontstaan. Héérlijk. Maar Timmermans moest er tol voor betalen."
         Om te beginnen heeft de mythe-Pallieter zijn echte betekenis vervalst. "Ja. Men bracht het werk uitsluitend in verband met de tijdsomstandigheden waarin het bekend werd. Men wees op het felle contrast tussen zijn leuze "melk de dag" en de atmosfeer van de angst en zorgen die er in de Eerste Wereldoorlog heerste. Nu is het wel juist, dat Pallieter in de oorlogsjaren van de pers kwam en zijn triomftocht begon. Maar het boek was klaar vóór 1914. Zijn ontstaan had niets te maken met de tijd. Het verhaal kun je zelfs niet in een bepaalde periode situeren. De oorsprong en de geest moeten alleen worden verklaard uit de psychologische toestand waarin de auteur verkeerde. Hij was terechtgekomen in een soort van puberteitscrisis, in een periode van geestelijke onzekerheid...

         "En grote levensangst. Toen moest hij een medische behandeling ondergaan, er kwamen verwikkelingen en hij werd zo aangegrepen door de vrees te zullen sterven, dat hij tot het besef kwam van de waarde van het leven. Van de ene dag op de andere maakte zijn angst plaats voor een intens verlangen naar het leven. Een totaal ander leven dan hij tot nog toe had geleid : zonder twijfel, zonder angst, zonder problemen, in direct contact met de natuur. Dat leven werd Pallieter "De mens die hij op dat ogenblik had willen zijn. Pallieter mag dan ook niet worden beschouwd als een zelfportret, evenmin als de verpersoonlijking of het zinnebeeld van de Vlaamse Volksgeest. Hij is geen mens uit de bestaande wereld. Hij is een romantische figuur, ontstaan uit het verlangen om de werkelijkheid te ontvluchten."

         Toch hebt u herhaaldelijk ook over een "innige" Pallieter gesproken? "Natuurlijk. Het levensgenot van de "dagenmelker"van die hippie "avant la lettre," die de onbezoedelde natuur bezong, is niet alleen van zintuigelijke aard. Naast momenten van uitbundigheid beleeft hij momenten van verinnerlijking.
    Die hebben veel te weinig aandacht gekregen."

         Ook in Lier zijn er mensen die Timmermans nog altijd onze Pallieter noemen. "Wie hem goed kende, weet dat hij niet met zijn romanfiguur mag worden geïdentificeerd. Hij was geen uitbundige, maar een stil, rustig, zachtaardig mens, gezellig en gemoedelijk in de omgang, met een mild oordeel over zijn medemensen. Meestal was hij opgeruimd, al had hij neiging tot weemoed. Zelfverzekerd was hij niet, eerder schuchter en voorzichtig, zelfs 'n beetje vreesachtig. Tussen zijn figuur als mens en als schrijver bestond er in wezen geen verschil. Daarom brengt de lectuur van zijn werk een geluksgevoel bij. Er zit een levenswarmte in die de huidige literatuur zo dikwijls mist." Ik heb altijd gehouden van de tekeningen waarmee hij zelf zijn verhalen illustreerde. Er lag een bekoorlijke naiviteit in, een fris kinderlijk genoegen om de kunst van de tekenpen of het penseel.

         Net als zijn schilderijen. De Ceulaer : "Timmermans was een zondagschilder in de gunstige zin van dat woord. Hij schilderde louter voor zijn genoegen. Dan kreeg hij het gevoel dat je vroeger had als het zondag was en je alleen maar deed wat je graag wou doen. Datzelfde gevoel vind je vaak in zijn landschapsbeschrijvingen, bijvoorbeeld in "Minneke-Poes", waarin stukjes voorkomen die wij u geestige "cursiefjes" zouden noemen."
         Is het waar dat hij liever tekende en schilderde dan schreef? "Schrijven kostte hem moeite. Tekenen en schilderen ontspanden hem. Zelf zei hij wel eens dat hij helemaal niet kon schilderen. Zelf geloof ik dat men te weinig belang heeft gehecht aan zijn plastisch werk, vooral aan zijn tekeningen." Dat wordt dan nu hersteld in de nieuwe editie.
    Zijn populariteit heeft Felix Timmermans ook tranen gekost. José De Ceulaer verstrakt als hij denkt aan het verdriet dat men de dichter zonder reden heeft aangedaan. Verdriet dat zijn weg naar het graf heeft ingekort.
    De Ceulaer : "De keerzijde van de roem is wel eens de miskenning door vertegenwoordigers van de "elite". Het grote succes wekte naijver op. Altijd hetzelfde liedje! Sommigen hebben vooral van de naoorlogse omstandigheden gebruik gemaakt om te proberen hem in diskrediet te brengen. Een ogenblikje scheen dat te zullen lukken. Nadien kwam er ook een evolutie in de literaire opvattingen en mode. Zodat de jongere generatie zijn betekenis niet op haar juiste waarde kon schatten, of gewoon niet wou zien. Geleidelijk drong dan het besef door dat hij in de eerste plaats een dichter was, ook als hij proza schreef. Zijn werk heeft eerder een lyrisch dan een episch karakter."

         Hoe ziet u Timmermans in deze tijd?
    "Het is moeilijk hem in een bepaalde stroming onder te brengen, al vertoonden zijn geschriften vooral romantische kenmerken. Hij hoort niet bij een groep, hij had geen voorgangers of epigonen. Hij staat apart. Ik geloof niet dat zijn werk zo tijdsgebonden is. Natuurlijk draagt het de sporen van de tijd waarin het ontstond.
         Maar de kern blijft. De poëzie in het leven blijft altijd dezelfde. Het komt er slechts op aan, haar te ontdekken, haar aan te voelen, haar te kunnen en te willen ondergaan. In onze jachtige tijd, in een beschaving die wordt gedomineerd door de techniek, heeft men er minder oog, minder tijd en minder gevoel voor. Maar zij is er. Zij zal er altijd zijn. Zolang het gras groen is en de bloemen bloeien. Zolang er kinderen zijn, en jonge meisjes. Zolang het weer lente zal worden na de winter, zullen er mensen zijn voor de poëzie en het weemoedig geluksgevoel in het werk van Timmermans. Ik zie dat werk als een oase waarvan je meer zal genieten naarmate de poëzie in het leven meer wordt verstikt en overwoekerd of verdord. Het zal op de duur gaan vervelen altijd weer te moeten lezen dat het leven geen zin heeft, absurd is. Timmermans schreef dat je het waarom van het leven toch niet te weten kan komen.

    Hij was ervan overtuigd dat het niettemin een zin heeft.

    "En Toch", tekende hij. Altijd opnieuw "En Toch"!

    **********

    10-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ter herinnering aan Pastoor Ignaas Dom

    Ter herinnering aan Pastoor Ignaas Dom
    12 mei 1928  -  6 april 2014
    Voorzitter van het Felix Timmermans Gesellschaft



    08-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Walter Arras

    Hulde-tentoonstelling Walter Arras.

    Walter Arras werd in 1939 in Lier geboren en ontviel ons vorig jaar onverwacht op 30 augustus 2013.

    Hij studeerde eerst aan de Lierse Stedelijke Academie en voltooide nadien zijn studies aan de Kunstacademie van Antwerpen, waar hij zich bekwaamde in beeldhouwkunst. Na zijn opleiding legde hij zich toe op teken- en schilderkunst. Hij werd bevriend met Oscar Van Rompay en vond in hem een gewaardeerd leermeester.

    Walter Arras, was als leraar schilder- en beeldhouwkunst verbonden aan de Lierse stedelijke academie van Lier & Herentals en bovendien vele jaren lid van de Raad van Bestuur van de vzw Oscar Van Rompay, die door deze retrospectieve tentoonstelling haar waardering en dank betuigt.

    De tentoonstelling, opgesteld in het Atelier van Oscar, brengt een representatief overzicht van het teken- en schilderwerk van deze getalenteerde Lierse kunstenaar.

    Voor het publiek zal de tentoonstelling geopend zijn van 04 april tot 27 april telkens op donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag van 14.00-17.00 u.

    ******

    05-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder

    Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder.

    Openingstoespraak van Johan van Mechelen, bij de tentoonstelling "Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder" in het Toreken, Cultureel Centrum van de Kredietbank N.V., Groep Gent, op vrijdag 3 oktober 1986.

         "Felix Timmermans", de prinselijke verteller over het Vlaamse volk en landschap, werd geboren te Lier in Brabant, in de Zomermaand van het jaar 1886 ; hij stierf er in de Siberische dagen van einde Januari '47, arm, eenzaam en droef, met in zijn hart een oneindig heimwee naar Gods eeuwige heuvelen, terwijl de wereld, die hem vele jaren gevierd en bejubeld had als de Prins der Dietse fraaie letteren, hen plots vergeten was".

         Dit is de aanhef van het boekje waarin de zieke Ernest van der Hallen trachtte naar enig eerherstel voor zijn vriend, die in algemene verguizing en een kil stilzwijgen ten grave werd gedragen.

    Gedurende de lange maanden van ziekte, die zijn dood voorafgingen, thuis geïnterneerd en niet in de gevangenis, dank zij de tussenkomst van Kamiel Huysmans, was Felix Timmermans volledig naar binnen gekeerd, en schreef hij verzen, posthuum door Van Kampen te Amsterdam uitgegeven onder de titel "Adagio" :

    De kern van alle dingen
    is stil en eindeloos.
    Alleen de dingen zingen.
    Ons lied is kort en broos.
    En donker zingt mijn bloed
    van heimwee zwaar doorwogen.
    Ik zeil langs regenbogen
    Gods stilte te gemoet.

         Timmermans bevond zich dan reeds op de grens tussen tijd en eeuwigheid
    Uit de hele dichtbundel - die tweeëndertig gedichten omvat - ademt sereniteit, een milde rust, een haast onschendbare vrede die reeds een verworvenheid is. De taal is ontdaan van alle opsmuk, er is geen enkele maat voor niets, iedere versregel is gekristalliseerd tot de essentie. Het is goed, bij gelegenheid van de opening van de tentoonstelling "Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder" ons even te bezinnen over de betekenis van Felix Timmermans en zijn plaats in onze letterkunde.

         Deze tentoonstelling kwam tot stand bij gelegenheid van de honderdste verjaardag van zijn geboorte.
    Uiteraard is deze tentoonstelling - zoals trouwens iedere tentoonstelling - een kijk- en geen leesboek. Zeker hier een kijkboek dank zij het feit dat Timmermans naast zijn letterkundig oeuvre ook tekende en schilderde. Eigenlijk had hij, zoals zijn vrienden Isidoor Opsomer en Flor van Reeth, kunstschilder willen worden. Als kind ging hij in Lier naar de tekenschool. De inspanning om verder naar Antwerpen naar de Akademie te gaan heeft hij echter niet kunnen opbrengen. Wat niet belet heeft dat hij zich diverse technieken eigen maakte : tekenen, linosnijden, krijt, akwarel, olieverf. Hij maakte zelfs enkele houtsneden en etsen.
         Het grootste gedeelte van dit teken- en schilderwerk ontstaat en krijgt gestalte in de marge van zijn letterkundig werk. Trouwens, de meeste van zijn boeken werden door hemzelf verlucht. Hij legde er wel de nadruk op dat het verluchting was en geen illustratie. Hij maakte ook pentekeningen bij een aantal werken van Ernest Claes. Maar er zijn ook portretten, landschappen, wandkalenders, reisindrukken en het begin van een kruisweg.
    Een goed deel van dit werk sluit aan bij volkse prentkunst en Mannekensbladen en naïeve schilderkunst.
    Iedere tekening, ieder schilderij is een vertelsel, en wanneer het niet dank zij een verhaal tot stand is gekomen, zal het schilderij of de tekening tot het verhaal aanleiding geven. Maar een aantal werken stijgen boven de naïeve schilder- en tekenkunst uit. Het hele oeuvre toont ondertussen zo in faktuur als in koloriet de signatuur van Timmermans.

         In zijn in meer dan één opzicht merkwaardig opstel "Felix Timmermans, grafisch en plastisch", in haar reeks culturele brochures door de Kredietbank in 1972 uitgegeven en verspreid op 35.000 exemplaren, schrijft de Timmermanskenner bij uitstek José de Ceulaer "Het tekenen zat hem wellicht het meest in het bloed. In enkele stillevens en kleine landschappen heeft hij de grenzen van de zondagsschilder, in de ruimste zin van het woord, doorbroken. Zijn werk is, om het met zijn eigen woorden te zeggen, een zondag voor het oog".
         Felix Timmermans is echter in eerste plaats schrijver. Hubert Lampo noemde hem de grootste schrijver die wij in deze eeuw mochten bezitten. Marnix Gysen getuigt over hem in "Dichterschap en Werkelijkheid", "Zijn natuurlijkheid en zijn directheid zijn op zichzelf reeds een verheugend en verfrissend verschijnsel in een literatuur die herhaaldelijk zwicht onder literaire perversies", en Eugeen de Bock in zijn Vlaamse Letterkunde noemt Timmermans een fenomenaal schrijver en heeft het over een "verrassende, al het licht van deze wereld weerkaatsende kunst".

         Wanneer in 1923 August Vermeylen de geschiedenis van de Zuidnederlandse letteren sinds 1830 publiceert, krijgt die als titel "Van Gezelle tot Timmermans". Bij een herwerkte uitgave in 1938 wordt de titel wel "Van Gezelle tot heden". Geschiedenis staat niet stil, ook literatuur-geschiedenis niet. Feit is echter dat Timmermans door Vermeylen zo belangrijk werd geacht, dat hij hem op dat moment als de figuur beschouwde om aan te duiden tot waar zijn literatuurgeschiedenis ging. Heden was in 1923 voor Vermeylen aan te duiden met het feit Timmermans.

         Met zijn boek Pallieter, over de meest geïdealiseerde dagemelker die midden een bucolisch Nethelandschap geniet van alle geneugten des levens, werd Timmermans in een klap de meest gelezen auteur van het hele Nederlandse taalgebied. Het boek verscheen in volle oorlogstijd - juist voor de oorlog '14-18 waren de eerste bladzijden verschenen in De Nieuwe Gids - en Timmermans bereikt meteen een publiek dat anders nooit tot de literatuur kwam.

         Twintig jaar later verschijnt Boerenpsalm, door Oskar Van der Hallen in Spiritualistische Epiek geroemd als "een psalm waarin de verheerlijking der schoonheid en goedheid van Gods schepping, afwisselt met de dreigende vervloeking van het kwade", en nog tien jaar later Adagio, dat posthuum wordt uitgegeven, zoals trouwens ook zijn laatste roman, Adriaan Brouwer. Het verschijnen van Pallieter is dus zeventig jaar geleden, het verschijnen van Timmermans' laatste werk veertig jaar.
    Wie niet dagelijks met de studie van onze literatuur geconfronteerd wordt, kan zich vandaag moeilijk voorstellen hoe pover het in het begin van deze eeuw nog in Vlaanderen gesteld was. Eerst en vooral was literatuur een elitaire aangelegenheid. Daarbij was men voor publikatie hoofdzakelijk aangewezen op tijdschriften die in beperkte oplage verschenen.

    Buiten Conscience en enkele volgelingen, zoals de Sniedersen, Courtmans en Zetterman, ben ik ver rond wanneer ik nog Anton Bergman en Virginie Loveling vermeld, om een totaalbeeld te geven van wat Vlaanderen sinds 1830 aan prozaschrijvers had voortgebracht. Wij moeten wachten op de generatie rond en na "Van nu en Straks".
    Onder boekvorm verschijnt eerst
    in 1893 van Cyriel Buysse "Het recht van de Sterkste",
    in 1899 "Lenteleven" van Streuvels,
    in 1909 "Het ivoren Aapje" van Herman Teirlinck,
    in 1910 "Schemeringen van de Dood" van Felix Timmermans,
    in 1920 "De Witte" van Ernest Claes,
    in 1924 "Lijmen" van Elsschot.
    Dit maakt meteen duidelijk wat een gebeurtenis het verschijnen van Pallieter was, en wat de betekenis van Timmermans in onze literatuur geweest is.

         De typische Brabantse spreektaal wordt schrijftaal, met een gelukkig oor voor treffende populaire zegswijzen. Daarnaast is er een bijna kinderlijk openstaan voor de zinnelijke vreugden van het leven die bij Timmermans worden tot een kruising tussen zinnelijkheid en mystiek. Zoals de door Timmermans zo bewonderde Pieter Breughel de Oude, waarover Carel van Mander in zijn in 1604 te Haarlem uitgegeven Schilder-Boeck verhaelt hoe hij "nae 't leven schilderde" schrijft Timmermans nae 't leven. Hij schrijft een zintuiglijke taal : hij ziet, ruikt, smaakt, voelt, hoort. Hij schrijft een picturale taal. De beeldende kracht van de taal bij hem is zo sterk dat iedere zin tot een schilderij wordt. Daarbij is de auteur steeds als het ware bij het verhaal betrokken en wordt het verhaal geactualiseerd. Al te vaak heeft men Timmermans vereenzelvigd met zijn Pallieter, een afreactie van de doodsgedachte, een hymne aan het leven.

         In 1943 werd "de Romancier en zijn jeugd", een studie van August van Cauwelaert, opgenomen in de Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Akademie (nadien in 1944 in boekvorm uitgegeven door de Standaard-Boekhandel). Van Cauwelaert had een aantal romanschrijvers gevraagd naar de betekenis van de jeugdjaren voor hun werk. Het antwoord van Timmermans, gegeven toen de Familie Hernat reeds verschenen was, is wel belangrijk.
    Hij begint met de getuigenis dat zijn jeugd voor negentig procent de inspiratieve kracht voor zijn werk was. Lier is het stadje dat hij zich voorstelt van toen hij twaalf jaar oud was, het zijn de vertelsels die hij toen hoorde, de personen die hij toen kende, die hem in eerste plaats boeien, en beschrijft hij latere voorvallen, dan komt er toch een wasem over heen liggen uit zijn jeugd.

         Pallieter was een jeugddroom. Breughel's schilderij "de Opschrijving te Bethlehem", gezien in zijn jeugd, was het uitgangspunt om over Breughel te schrijven, "de zeer schone Uren van Juffrouw Symforosa" was het laten duren van de vredige toestand die hij als kind op het begijnhof waarnam, het Kindeke Jezus gaat naar de vertellingen van zijn vader, de Harp van Sint-Franciscus naar die van grootvader, en de familie Hernat naar die van moeder, waar hij niet bij mocht zijn maar waar hij toch veel van opving. Daarnaast schrijft Timmermans zelf : "Mystiek en zinnelijkheid mengelen zich in Lier bijeen, en meer dan ergens anders vindt men hier het verdeelde hart : de herberg nevens de kerk. Het heimwee naar de Hemel en een dronk op het leven".

    Pallieter was een dronk op het leven, na de jongemannenjaren beheerst door twijfels, doodsgedachte, theosofie, occultisme en spiritisme. Er zijn een erge ziekte, een verblijf in het ziekenhuis en het onverwachte herstel, juist in de lente, nodig om ook geestelijk te genezen.
         Er is dus van meetaf aan een groeiende verinnerlijking, een soms wel eenvoudige maar toch werkelijke inkeer tot de kern der dingen en medegaand dat heimwee naar de Hemel. Deze verinnerlijking wordt naar het einde toe, in Boerenpsalm en in Adriaan Brouwer, overheersend, om zijn orgelpunt te vinden in Adagio.
         In Boerenpsalm is er de telkens weerkerende confrontatie. Boer Wortel zit in de winter naast de kachel en snijdt uit een blok hout een Kruislievenheer. Hij spreekt met de groeiende Christus in zijn handen, over zijn miserie, over de tegenslagen, over zijn verwachtingen, over de eigen kruisweg door 't leven.
    Eerst snijdt hij de Kruislievenheer zonder doel : " 't is ook een vorm van gebed" zegt de pastoor.
    "O.L. Heer, ik snijd u in hout. Het is in de winter bijna een dagelijks gebed geworden ...
    Gij zijt onder mijn handen maar een stuk hout, maar gij wordt stilaan levend meer en meer.
    Gij wordt iets waar ik van ga houden en tegelijk bang van word.
    Ik zoek bij u mijn troost voor mijn miserie, en meteen voel ik mijn miserie scherper dan anders.
    Want ik denk op de mijne meer dan op die van u. Vergeef het mij. Het zou misschien nog beter zijn dat ik u stillekens zo onafgewerkt op zolder weglei, en in de geburen met de kaarten ging spelen. Maar verdriet zoekt verdriet."

         Later krijgt de Kruislievenheer een bestemming, om op het graf van zijn eerste vrouw te zetten. Dan sterft ook Frisine, zijn tweede vrouw en Wortel blijft alleen, met zijn blind kind, ons Amelieken, vergroeid met de grond : "Het boerenleven hecht mij lijk een wortel aan ' t leven vast ...."
    "De Kruislievenheer staat te wachten tegen de muur om op mijn graf geplant te worden .... Hij is nog altijd niet helemaal af. Ik heb zo het voorgevoel, dat, als ik hem af maak, ik ook af ben..."

    Beste vrienden, er zijn mensen die beweerd hebben dat Timmermans een voorbijgestreefde folkloristische heimatschrijver was. Ik heb even getracht, met het oproepen van Boerenpsalm, aan te tonen hoe diep, hoe algemeen menselijk de kern van Timmermans' werk gebleven is. Binnen het jaar volgend op het verschijnen van Pallieter, publiceerde Timmermans twee wondere verhalen, "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen" en die onovertroffen novelle van "de Schone Uren van Juffrouw Symforosa Begijntje".
    Ik citeer alleen maar de aanhef van die novelle : "De lucht is natzilver als de rug van vis". Een enkele zin, wat een taalkracht !

         Niet zo lang geleden kreeg ik twee Zwitserse bankdirecteuren op bezoek. En wat doe je dan ? Je bent gastheer, je gaat met hen naar Sint-Jorishof en je vraagt "Heb je Gent al bezocht". Zij waren voor de allereerste maal in Gent. Ik wandel met hen langs de Achtersikkel en aan de Kathedraal zeg ik "der Sankt-Bavo", waarop één van beide heren mij aankijkt en zegt : "Timmermans, das Jezuskind in Flandern". Dank zij Timmermans kende hij Vlaanderen, en kende hij Gent !
    "Ene huiverende zoelte, die uit de grijsgele hemel zeeg, deed over Gent, het Jeruzalem van Vlaanderen, de sneeuw op de daken en de straten smilten"....
    Zo begint het verhaal van de Opdracht en het is in de Sint-Baafskathedraal dat Timmermans de opdracht doet gebeuren : "Toen kwanen zij onder de verheven kille gewelven in die kerk bijna zo groot als een dorp, als een bos van stenen bomen".

         En de heilige Eremijt Simeon komt van de Kluisberg omdat hij in de nacht gedroomd had "dat er in de grote kerk van Gent, een reuzige korenschoof stond die hare zware halmen tot aan de gewelven reikte en die zeker meer koren inhield dan al de velden van Vlaanderen en Holland tezamen". En wanneer Simeon het Kind in de armen had genomen "vooisde het dankbaar van zijn lippen : "Heer, laat nu uw dienaar naar Uw woord in vrede gaan, want mijn ogen hebben gezien Uwen Zaligmaker".
         "Op een kwartierke tijd was heel Gent er van vol ... En op de ure van de noen, als alle klokken luidden, reed het huifkarretje over de Korenmarkt.... Het stramme ezelke was even geduldig als altijd. Jozef ging leidend voorop, en onder de grijze huif zat de blauwgemantelde, jonge bleke moeder, met veel verdriet in haar ogen, en de borst gevend aan haar rustig kind. En als een lied van zegen, roerden de klokken hun klanken, ’t waren er verre en dichte, en er was gehuppel van ronkend brons, en klingelend zilver, ernst van dikke zware klokken met spelende stemmekens daartussen ....
    De lucht zinderde er van, de ruiten rinkelden, de stenen torens gonsden : Gent zong !
    Maar één klok zweeg. En dat was Roeland, de tong, het hart van Vlaanderen, die, sedert het Vlaamse volk verworden en verbasterd was, gescheurd daar in de hoogte hing en zijn stemme niet meer roerde. Maar plotseling, als het karretje aan de zware voet van ’t geweldig Belfortsteen passeerde, ging er daarboven in de lucht een bronzen geril, en als de jubeling van de hemel, dommelde Roeland ineens met volle galmen zijn zegen over het land.....

         En heel ver in het land waar de mensen aan het dampend noenmaal schoven wierd het bronzen lied gehoord. En menig ouderling hield zijn lepel stil en staarde met betraande ogen in de verte waar de Belforttoren flauwgrijs in de hemel klompte, en zei met brekende stem : "het roert entwat in Vlaanderen"."

    Beste Vrienden, De priester-dichter Naastepad schreef die prachtige psalm die wij sinds Vaticanum II zo vaak bij de Offerande zingen :

                "God zij geloofd om Kanaan, 
                dat land vol druiven en vol graan, 
                dat overvloeit van melk en honig. 
                Het geeft zijn oogst te rechter tijd, 
                dat land is enkel vruchtbaarheid, 
                gezegend land om in te wonen !"

         Voor Felix Timmermans was dat gezegend land Vlaanderen en Brabant en de Kempen, de Nethe, de begijnhoven, de abdijen en Kapellekens, was dat Lier met de herberg naast de kerk, de processies en de bedevaarten, het akkerland en de mastebossen en de mens van bij ons, zowel Pallieter als Boer Wortel, Juffrouw Symforosa, Anna-Marie en Leontientje, de Pastoor van de bloeiende wijngaard en Mijnheer Pirroen, Breughel en Brouwer. Hij heeft Ons Heer en Onze Lieve Vrouw en Sint-Franciscus van bij ons gemaakt - dat deden ook reeds de Vlaamse Primitieven, en de onbekend gebleven auteurs van onze Oud-Nederlandse Kerstliederen, - en hij heeft Vlaanderen en zijn mensen in zijn verhalen zo diep menselijk getekend dat dank zij Timmermans over de hele wereld zovelen Vlaanderen hebben leren kennen en liefhebben.

    Maar hij heeft ons ook met onszelf geconfronteerd, want ergens heeft ieder van ons iets van zichzelf, van zijn wereld, van zijn heimwee en zijn verwachtingen bij Timmermans weergevonden. Laat deze tentoonstelling voor ieder van ons een gelegenheid zijn om te herbronnen.

    In Adagio schrijft hij :

                " 'k Zou van mijn woorden, van mijn taal 
                een glinsterende schaal 
                van 't puurste maaksel willen gieten, 
                waarin ik Uwen eeuwgen naam 
                met al zijn diepte en schoonheid saam 
                zou kunnen laten vlieten"

    Hij heeft die schaal gegoten. Mevrouw Lia Timmermans, wij blijven er dankbaar voor, en beste Vrienden, laat ons van die schaal gebruik maken.


    Wij kunnen er alleen, maar dan van binnen, rijker van worden.

    ******

    04-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Homilie Eucharistieviering 1986 - Herman-Emiel Mertens

    HOMILIE - Eucharistieviering
    Opening Felix Timmermans-jaar

    Door Herman-Emiel Mertens - Begijnhofkerk Lier zaterdag, 18 januari 1986.


    'Zo tegen de dood aan begint het stil te worden'
    'Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet'

         Het mag vreemd voorkomen dat het Felix Timmermans-jaar n.a.v. het eeuwfeest van de geboorte van Timmermans aanvangt met een in memoriam op de dodenakker van Kloosterheide en met een jaargetijdemis in deze begijnhofkerk om zijn sterfdatum te herdenken (24 januari 1947). Maar is het levenseinde in zekere zin niet belangrijker dan het begin? Is voor christenen Goede Vrijdag en Pasen niet relevanter dan Kerstmis om de echte betekenis van het Jezusverhaal als Christus-mysterie te bevroeden en te duiden?
         De dichter heeft gelijk: de avond, de nacht en de herfst zijn de gewijde tijden bij uitstek waarin het tanende leven zijn diepste gloren openbaart: de tijd dat men naar binnen ziet, dat het stil kan worden, zo stil dat wij ons een gedacht beginnen te vormen hoe de echte huizen en de echte bomen zouden kunnen zijn waarvan wij anders alleen de waterspiegeling zien.
         Met Timmermans' beproefde herfstij en vroegtijdige, benauwende levensavond in het geheugen, met zijn vrome, milde poëzie der laatste dagen voor ogen, kunnen wij met hem naar binnen zien: weemoedig, maar met schoon verdriet; prevelend zwakke, brekende woorden, maar met sterke hoop; een zalig uur belevend van broos geluk. Want in de schemeringen van de dood wordt biddend tot zijn God - de kern van alle leven - pijn en smart tot vreugd verheven.

    Adagio biddend denken wij aan hem in dankbaarheid; gelovend in het Emmaüs wonder, hopend op de Heer 'zijn schild ende betrouwen', verschijnt zijn leven in een nieuwe heerlijkheid.

    Een mens is zijn verhaal.
         Felix Timmermans is zijn verhaal: het verhaal van zijn jeugd, het verhaal van zijn schoon en gelukkig gezin, het verhaal van zijn goede vrienden, het verhaal van een stuk boeiende Vlaamse beweging, het verhaal van zijn vele ontmoetingen, zijn vele werken, zijn rijke gaven. Het verhaal dat uiteenspat in zijn vele verhalen: kleurrijk, klankvol, boeiend, verrukkelijk, onvergetelijk. Dit gezegende verhaal, zoals het wordt geroken uit zijn literaire en plastische werken, zal in de loop van dit Timmermansjaar worden herverteld, herbeleefd, bewonderd en gevierd. Met liefde en kunde zullen velen zijn artistiek werk belichten en zijn inzet voor kunst en volk prijzen. Dankbaar zal zijn stad en volk, zal Lier en gans Vlaanderen en zelfs Nederland het verhaal in de vele verhalen herlezen en bezingen. Zijn naam zal met gejubel weerklinken in de Lage Landen en zelfs daarbuiten: de naam van de kunstenaar, de schrijver, de dichter, de schilder; de naam van de volksverbonden, bewuste Vlaming waarop wij fier zijn.

    Maar hier, in deze kerk, tijdens deze eucharistieviering noemen wij zijn naam met eerbied en schroom; de naam van de mens die hij was en is voor God.
         Een mens is tenslotte niet meer waard dan dat hij waard is in de ogen van God. Hier vieren wij de kunstenaar als mens en als gelovige christen. Zijn kunstenaarschap staat niet los van zijn mens- en gelovig zijn. Ook al was voor Timmermans de artistieke expressie geen middel doch doel, ook al was zijn opzet allereerst van esthetische aard, toch is zijn kunstwerk ook te interoreteren als de weerspiegeling van zijn eigen innerlijkheid. Om koud-afstandelijk en neutraal-onpersoonlijk te schrijven was hij enerzijds te sensibel en anderzijds te oprecht, te ongekunsteld, te eenvoudig. Hij was nu eenmaal wie hij was en 'het zat hem in het bloed gegoten van zo te zijn'. Hij sprak, schreef, schilderde, leefde zoals hij was: een rijkbesnaarde gevoelsmens, een romantische, stille levensgenieter, een volksverbonden Vlaming, een kritische zoeker, een vrome en diep gelovige man; met al zijn talenten, in al zijn glorie, zeer bescheiden en fijnzinnig.

         Met pen en penseel is hij zichzelf geworden. Maar vooral liefhebbend en zoekend, mediterend, studerend heeft zijn wezen gereikhalst naar zijn ware wezen, zijn 'ovor-wesen' (Ruusbroec). Van de ene kant koesterde deze invrome man een kinderlijk geloof, op het naïeve af, doch van de andere kant tastte hij dit geloof voortdurend kritisch af, op zoek naar de wezenlijke kern der dingen; eerlijk, zonder pose.
    Op terugreis uit Rome en het land waar de appelsienen groeien bezocht hij Lourdes.
    Zijn oordeel over het bedevaartsoord viel dubbel uit. 'Lourdes is één winkel aaneen van bondieuseries, paternosters en medaljes'. Maar van de andere kant: 'Hier te Lourdes is het de mensheid die u aangrijpt, de mensheid in al haar ellende en mizerie van het lichaam en in al haar liefde en geloof van de ziel'. En Frans, de poverello van Assisi laat hij preken: 'de kern is de liefde. Beminnen dat is alles. Och iedereen kan een keers dragen en in de processie gaan en geld offeren; dat is niets. Het enige is: altijd verheugd te zijn met wat we uit Gods handen krijgen'.

         Huldigde Timmermans het principe van ' l'art pour l' art'? - Ja, maar van ' l'art d'aimer'.
    Hij kon hunkeren naar méér en beter. Zijn rusteloos hart verging van heimwee, niet naar de schone schijn die dra verwelkt, doch naar het eeuwig schone dat blijft en alleen telt.

    Om de echte Timmermans te kennen moet men niet alleen zijn boeken lezen en zijn schilderijen en tekeningen bewonderen, maar ook met hem Adagio prevelen, met hem stillekes bidden... de kosmische prefatie van boer Wortel; de stille, devote verzuchtingen van Symforosa met haar liefdesverdriet; het testament van Adriaan Brouwer zo rauw en zo ontroerend, bidden om geloof met de moeizaam, eerlijk zoekende Isidoor en offerend bidden zoals het tedere Leontientje; in dankbaarheid de lof zingen van de Schepper met Franciscus: 'Wij leven in Zijnen Asem, wij zwemmen in Zijn Licht. Alles is doorgoten van Zijn Geest. Hoe schoon is het te mogen leven. Hij is in ons! '
    En de hele levensmeditatie ligt samengebundeld in zijn poëzie der laatste dagen: zijn Adagio, zijn brevier. Een en al weergalm van die ene stille zielekreet: 'Hij is in ons! In ons! Zo is het goed! En laat ons zwijgen en verlangen'.

    Maar het staat reeds in Pallieter, het luide levenslied na de sombere Schemeringen van de dood.
    Op een zomerse avond slentert Pallieter over de vest naar het witte eenzame Begijnhof.
    "Hij ging op zijn tenen, bleef luisteren naar de stilte en ging de kerk in.(- in Timmermans verbeelding, deze Begijnhofkerk waar wij ons nu bevinden -) Er was niemand.

    De glimmende stoelen stonden ernstig op roten en de godslamp was als een oog. Hij zette zich neer, en deze ongebroken geruchteloosheid deed hem van vrede de ogen sluiten.
    Zijn ziel opende zich in Hem en al het andere was als een vergeten droom ... zo zat hij.
    'k Heb God gevoeld, mor 'k blijf toch mens' ".

    Een mens?
    een mens, ook met gebreken?
    Ja. Met gebreken als een deel van zijn kracht. Zo heerlijk want zo Godgebonden.

    ******

    03-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een briefkaart uit 1927

    Een briefkaart van 7 april 1927.

    Via mijn blog over de Fé is er onderstaande correspondentie gebeurt :

    Geachte Heer, ik ben in het bezit van een briefkaart van Felix Timmermans aan mijn schoonvader, Dr. N. van der Laan, uit 1927. Kan ik u daar blij mee maken? Er staat een mooie handtekening op van F. T.
       Vriendelijke groet, Henriëtte Vogelezang

    -------

    Het is steeds fijn te lezen dat er via mijn blog over Felix Timmermans een reactie binnenkomt. Uiteraard kan ik niet anders dan blij zijn met dit prachtig voorstel. Mijn eerste reactie bij een vermelding van namen, zoals nu die van uw schoonvader, is gaan kijken of ik reeds een verband kan leggen. Wel in een artikel, verschenen in het jaarboek 31 van het Felix Timmermans Genootschap (2003) wordt de naam van uw schoonvader vermeldt :

    "Als Nederlandse pendant van Leytens' leesboek kan Dietsche Lusthof doorgaan, een letterkundig leesboek voor hoogere klassen van scholen voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs en samengesteld door W. Kramer en Dr N. Van der Laan, leraars in resp. Almelo en 's-Gravehage. Het werk verscheen al in 1927 en in het tweede deel, dat ruime plaats biedt aaan de literatuur na 1880, opent het gedeelte over de Vlaamse literatuur met Gezelle en wordt afgesloten met Leopoldus Maximilianus Felix Timmermans, van wie een fragment van Pallieter is opgenomen. Over hem wordt gezegd dat hij, nadat hij zich had afgekeerd van de schilderkunst en zijn aandrang tot schrijven had gevolgd, weldra onder de jongere Vlaamse proza-schrijvers zou schitteren als een ster van eerste grootte."
      
    Beleefde groeten van uit Lier

    -------

    De correspondentie die ik heb, gaat ook over dit boek. Mijn schoonvader was doctor in de letteren en schreef ook zelf een aantal boeken. Hij is in 1942 overleden en de latere familieleden ook. Ik weet niemand die in deze kaart geïnteresseerd is, vandaar dat ik op zoek ging.
    Ik stuur u de kaart toe en wens u veel succes met uw blog.
       Met vriendelijke groet, Henriëtte Vogelezang.

    -------

    Verleden week, 87 jaar later, viel op vrijdag 4 april 2014 deze kaart in de bus. De tekst is geschreven door de toenmalige secretaris, Miel Lambrechts, en is ondertekent door de Fé.
    Mooi is dat !

    *

    *

    01-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter en Marieke - werk van Bertro

    Pallieter en Marieke



    Foto gemaakt door Stanny Correwijn.

       Het koperen beeldwerk van Pallieter en Marieke op paard Beiaard van kunstenaar Robert Schoofs, bekend onder 'Bertro', heeft zijn nieuwe plekje in Lier gekregen.
      
       Vanaf nu pronkt het werk op de rotonde aan de Molbrug op het einde van de Netelaan. 'Bertro' had het beeld aan het stadsbestuur geschonken. De stad plaatste het begin september 2013 op de stadsvesten in de buurt van de sportvelden, maar binnen twee maanden werd het beeld twee keer toegetakeld door vandalen.

       Het paard, Pallieter en Marieke verhuisden terug naar 'Bertro' voor herstellingen en ondertussen werd beslist dat het beeld op een meer zicht bare plaats moest komen. Dat werd dus de Molbrug waar veel meer passage is dan op de vesten.

    ******

    20-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans' Krabbenkoker - Maurice Roelants

    Timmermans' Krabbekoker.

    Door Maurice Roelants Uit De Telegraaf (NL) - 12/8/1934.
         Vlaamsche geest en andere Vlaamsche geest, of een klucht volgens recept. Na de lectuur van Felix Timmermans' nieuwste boek "Bij de Krabbekoker" heb ik mij den Fee herinnerd op de herdenking van Hendrik Conscience door de Koninklijke Vlaamsche Academie. Hij analyseerde er eenige middelen, waardoor Conscience het volkshart heeft veroverd. Men vangt geen vliegen met azijn en geen volksscharen met sombere boeken. De kleine man weet genoeg van alle miserie, vunzigheid en bederf om niet gaarne een Arcadië te worden binnengevoerd, waar zich aangename en idealistische helden bewegen, waar de primitieve eenvoud en zuiverheid worden teruggevonden en waar alles eindigt in den opgewekten toon.

         Felix Timmermans kent terdege het recept en past het toe op een wijze, die een geval Felix Timmermans schept. Er zijn afgedwaalden, die meenen, dat al wat volksch is in de literatuur en al wat tot het volkshart spreekt, uit den booze is en die een afgodenbeeld van niets dan water en zand vereeren : de pure esthetiek. Felix Timmermans staat bewust of onbewust in den tegenovergestelden afgodendienst : zijn boek Bij deKrabbek oker geeft den indruk op louter volksamusement berekend te zijn. Hoedt u voor de estheten, die van het straatlied vies zijn. Maar hoedt u niet minder voor de oogendienaars van het volk, die bewust of onbewust alle poëzie tot een straatlied zoeken te herleiden.

         Bij de Krabbekoker is bewust of onbewust, straatliedliteratuur, of zoo ge ’t anders wilt, literatuur voor volksalmanakken. Literatuur om te doen lachen, en die daarentegen dikwijls diep weeïg stemt, want niet geankerd in levende menschen uit het volk, maar in folkloristisch gekleurde Jan Klaassen en poppen.
    Godsdienstzin en deugd spelen er een rol in, maar voor mijn gevoel in een toonaard, die permanent aan een cliché-achtig arrangementje doet denken, zooals overigens de rest.

    Het verhaal Bij de Krabbekoker deed mij dan ook aan als een klucht, waarvan de smakeloosheid diverse malen alle grenzen te buiten gaat. Dit is zonder twijfel Vlaamsche geest en ten deele Vlaamsche traditie. Die van zuster Hadewych, Ruusbroec, Gezelle, Van de Woestijne, die van de Vlaamsche primitieven, die van Breughel is er de antipode van.
    Deze traditie immers is uit de waarachtigheid van de Vlaamsche volksziel en de innerlijke krachten van den mensen in den Vlaming ontsproten.
    Bij Timmermans daarentegen overwoekert de Vlaming, een soort kluchtenmaker uit den Vlaming, den overigens primairen mensch.

         Dat wij, Vlamingen, met dit soort van narrenspel, mede door zijn probleemloosheid en zijn niet te loochenen zinnelijk poëtische gaven, in het buitenland overal succes genieten, is mij een reden te meer, om, zooals Gezelle in nood, naar mijn beminden, ouden brevier te grijpen: naar het kunstwerk der Vlamingen, waaronder ik ook het universeele voel, met een waarachtigen inslag van menschelijkheid. De Krabbekoker is een schoenmaker, die leeft onder het symbool van een opgestoken, wiekenden hamer, waarmee hij eens zijn vrouw zal straffen. De vrouw immers is er vandoor getrokken met een kanonnier, omdat hij zoo'n schoon moustachken had. — Wees gerust, dat overspel wordt gestraft met een ontzettenden kanker en een heimwee tot aan 't eind naar dien braven Krabbe.

         De Krabbekoker woont in een barak en een schuit op de Nethe met Artist Victor, een peroreerenden maar niets zeggenden amateurschilder, met Cicero, volksmannetje dat kruiden leest, kinderlijkjes begraaft en beewegen doet — in De Harp van Sint Franciscus hadden wij als koddig succesnummer Broer Hoed en hier nu is Cicero op dezelfde wijze grappig getypeerd : zijn bolhoed doet hij vrijwel nooit af — en ten slotte Armand, verloopen zoon van een rijke familie. Er waren in dien Armand vreeselijke passies actief. Gelukkig is de Krabbekoker hem de baas met een eenvoudig middeltje: "Braaf zijn of naar een bedelaarskolonie! "

    Hoe men schoelies gedwee maakt....

         In allen eenvoud leeft dit viermanschap een onwerkelijk, maar kleurig bohéme-leventje, met af en toe een tocht naar de herberg "De Meloen", waar ze genever drinken met gesloten oogen. Totdat het viermanschap de dochter van een hardvochtigen kantfabrikant in huis neemt. Die dochter heeft zich in den omgang met een getrouwd heerschap, die achteraf nogal sensationeel de broer van Armand blijkt te zijn, in een moeilijk parket en een gezegenden toestand gebracht. In het sentimenteel onderonsje van de vier wordt de baby geboren.
    De zondares wordt een bevallige zedepreekster, die den Krabbekoker naar zijn vrouw terugdrijft. Een nachtelijke beeweg doet de rest : de Krab ziet vergevensgezind zijn vrouw terug in een echte Grand-Guignol-scène : de door kanker verminkte vrouw heeft zich een masker voorgebonden, dat de Krab trouwens wegrukt. Theatrale excessen moeten uiteraard in dit verhaal, dat af en toe als een gemoedelijke draak is opgezet, het laatste overblijfsel van menschelijke gevoelens bederven.

         Inmiddels is de verloopen rijkemanszoon Armand op het deugdelijke zondaresje aan boord verliefd geworden. Zij blijft echter trouw aan de deugd of in gedachte aan zijn getrouwden broer, of aan beiden. Groote herrie, Cicero wil haar baby in veiligheid brengen en verdrinkt er mee in de Nethe. Logischerwijs zou men in volle drama moeten belanden. Maar het drama wordt naar een goed en vroolijk einde omgebogen. Het zondaresje gaat vriendelijke dagen slijten in Italië, in alle eer en deugd vergezeld door Victor Artist. En de Krabbekoker, na een ontroerd afscheid, zit boven alle miserie verheven in "De Meloen" koddige brieven te dicteeren voor Armand. die zich in het Vreemdelingenlegioen heeft geëngageerd. Levenstragiek in een stichtenden moppentoon.

         Ondanks veel lachwekkends, in den slechten zin van het woord, staan er in dit nieuwe boek van Timmermans eenige bladzijden, die uit zijn goede veine komen. Ik doel hier op de scherpe en kleurige teekening van den vader van het zondaresje, den kantfabrikant, die onverbiddelijk zijn kantwerkstertjes tyranniseert. Ik doel hier op enkele atmosfeersuggesties, die Felix Timmermans met een ingeboren dichterlijke gave en een altijd opnieuw bekoorlijk beeldingsvermogen zijn onzinnigsten romanbedenksels een echte prentjes-charme verleenen. Wanneer het zondaresje en Artist Victor per boot de Nethe afvaren om naar Italië te vertrekken, dan leest men : Ze vaarden weg. Wind en zon in den rug.Een wondere groote vogel op de Nethe. Lisch en kruid bewogen. Het water rimpelde, wiegelde, en het spiegelbeeld van de boomen en de kruiden wiegelde mee, en ook dat van de twee nawuivende Meloenen. Het schip draaide de eerste bocht om.

         Zulke passages zouden aan een goedgeschreven en goed in de verf gezet boek doen gelooven, wat Felix Timmermans over mijn afwijzing van zijn boek wel niet troosten zal.
    Voor mij echter zijn deze passages geen voldoende verguldsel om de pil van zooveel gewild-koddige, van zooveel innerlijk valsche literatuur te slikken.

    *********

    15-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!