Buiten is het miezerig weer. En de cafetaria is vandaag per uitzondering voor de bewoners niet toegankelijk. Dus, mama en ik moeten ons deze namiddag tevreden stellen met een wandeling door de gangen van het rusthuis. We lopen door de dementeerafdeling.
- Mama (vol bewondering voor de orchideeën op de vensterbank): Mooi hé? - Ik: Dat zijnorchideeën, mama. - Mama (raakt zacht de bloempjes aan): Mooi Ik denk, daar kan ze toch nog altijd van genieten. - Mama (buigt zich naar het plantje toe): Allé kom. (ze reikt het plantje uitnodigend haar hand) Kom - Mama (heel lief pratend tegen de orchidee): Allé, mijn klein beestje kom , allé, kom! Maar het kleine beestje komt niet en mama is duidelijk teleurgesteld.
Een dementerende dame die onlangs is opgenomen, en toch zo graag weer naar huis wilt, spreekt mij aan.
- Zij: Madame, mag ik u eens iets vragen? - Ik: Natuurlijk. - Zij: Ik vind de weg niet naar buiten. - Ik: U hoeft nu niet naar buiten te gaan, het regent. - Zij: Ik hoef die regen niet, alleen buiten Ik moet naar huis! - Ik: Als u hier rechtdoor gaat, komt u bij de lift. - Zij: Daar durf ik niet alleen in. - Ik: Er is wel iemand die u zal helpen. - Zij: Denkt u dat? Oh, dank u wel.
Omdat mama en ik gewoon toertjes maken door de gangen komen we even later dezelfde dame tegen.
- Zij: Madame, mag ik u iets vragen? - Ik: Jazeker. - Zij: Ik vind de weg niet naar buiten. Weet u hoe ik hier buiten geraak? Ik probeer een andere tactiek. - Ik: "Neen, het is niet zo gemakkelijk om buiten te geraken." De dame kijkt mij zo hopeloos en verdrietig aan, dat ik het niet laten kan. - Ik: "Loop gewoon rechtdoor, daar komt u bij de lift." - Zij: "Dank u wel."
Mama en ik zijn op het einde van de gang net in de zithoek gaan zitten, als de dame opnieuw op mij af komt.
- Zij: Madame, mag ik u iets vragen? - Ik: U wilt de weg weten naar buiten, hé? - Zij (heel verwonderd dat ik weet wat ze mij wil vragen): Ja, ik vind de weg niet naarbuiten! Ik moet naar huis. Ik word er bijna even hopeloos van als de dame zelf. Ik weet niet meer wat te zeggen en met troostende woorden, schuif ik het probleem naar het personeel toe. - Ik: Ikweet dat het niet gemakkelijk is de weg naar buiten te vinden. Ga recht door. Dan komt u bij hetbureau van de verpleegsters. Vraag het daar eens. - Zij: Weet u dat zeker? Hier gewoonrechtdoor? Ik hoef niet de hoek om? - Ik: Neen, gewoon rechtdoor. - Zij: Dank u wel, madame.
In de leefruimte zit Alieske in haar zetel. Het dikke kussen onder haar knieën, doet mij vermoeden dat die pijn doen.
- Ik (wijzend op het kussen): Zere knieën, Alice? - Alice: Neen, dat niet. Maar mijn tand! Kijk een keer! Zij doet de mond heel wijd open en wijst meteen de pijnlijke tand aan. Het enige wat ik zie is een kunstgebit. - Ik (heel ernstig): Oei , en dat doet zeer? - Alice (overtuigend en terug wijzend op de valse tanden): Ja, deze hier. Die moet eruit getrokken worden!
Mama en ik hebben gewandeld, veel geknuffeld en gezoend deze namiddag. Ze zit tevreden in de stoel als ik om half vijf de afdeling verlaat. Als de deuren van de lift opengaan, komt de dame, die nog steeds de weg naar buiten zoekt, op me afgestapt. Ik heb geen idee waar ze zo plots vandaan komt. Heeft ze ergens stilletjes op de komst van de lift gewacht?
- Zij: Oh, madame, wacht. Kan ik met u mee?
Wat nu gedaan? Ik kan geen zinnig antwoord bedenken. De hoofdverpleegster, die heel goed weet hoe graag de dame weer naar huis wilt, is getuige van het voorval en snelt meteen ter hulp.
- Hoofdverpleegster:Kom, déze lift (er is er maar één) mag jij niet gebruiken.
Ik zie enkel nog de verbijsterende blik van de dame en hoewel zij niet meer weet dat ik diegene was die haar de weg naar de lift wees, schaam ik mij een beetje. Wat ben ik opgelucht als de deuren van de lift sluiten en ik de dame niet meer hoef aan te kijken.
Yvonne, Lydia en Greta waren vorige zondag trouw op de afspraak om mamas verjaardag te vieren. Het was precies een jaar geleden dat mama hen nog zag en ze herkende geen één van deze drie mensen nog. Maar wij, Arsène, Denise, Karoline en ik, die mama van zo dichtbij kennen, vonden haar die 14de februari in zeer goeden doen.
Deze morgen had ik Yvonne, de ma van mijn vriendin Lydia, aan de telefoon. Zij vertelde mij: Kind, als ik naar je ma keek dan kon ik de Marcella van vroeger niet meer terugvinden. Ik ben zondag enorm geschrokken om haar zo te zien en ze kende ons niet meer hé?... Vaak heb ik haar zitten aankijken. Ik hoopte dat er toch nog eens een lichtje zou gaan branden en ze plots zou weten wie ik was. Maar nee je ma keek ook wel naar mij, maar het was alsof ze mij niet zag. Net alsof ze dwars door mij heen keek haar ogen zijn zo leeg ja, ik ben enorm geschrokken. Ik denk dat het voor Yvonne, die mama vooral gezond en wel gekend heeft, moeilijk te begrijpen is dat ik vind dat het goed gaat met mama.
Lydia en Greta waren ook onder de indruk van mamas toestand. Toen Lydia stiekem mama gade sloeg, zei ik tegen haar: We hebben al een lange weg afgelegd hé? Ze antwoordde mij stilletjes: En jullie hebben nog een lange weg te gaan! Dat besef ik maar al te goed.
Deze namiddag gaan Denise en ik voor het eerst na het lange koude winterweer even naar buiten met mama, warm ingeduffeld, arm in arm tussen ons in. We zoeken het zonnigste plekje van het park uit. Bezorgd zoals we zijn, vragen Denise en ik haar om beurt of ze het niet koud heeft en of ze niet moe wordt. Of ze die vragen nog echt begrijpt, weet ik niet, maar ze antwoordt steevast: Neen, neen!. Mama is goed en geniet ervan om even een frisse neus te halen. Denise en ik hebben er allebei deugd van om haar zo te zien.
Na onze korte wandeling in het park gaan we met zijn drieën naar de cafetaria. Van zulke momenten moet je echt genieten zegt Denise gemeend. Daar kan ik alleen maar mee akkoord gaan. We bestellen Normandische pannenkoeken en koffie. Dat ik de pannenkoeken voor mama moet snijden en haar af en toe moet helpen bij het eten, dat is nu voor mij doodnormaal geworden. Zelfs als er door mamas onhandigheid enkele stukjes pannenkoek op de grond belanden, vinden Denise en ik dat helemaal niet erg.
Soms is het naar familie en personeel toe zo moeilijk om onder woorden te brengen wat mensen met dementie voelen. Leen Persijn slaagt erin dit te doen. Zij vertelt op een sobere manier het verhaal van de dementie van haar moeder. Een verhaal, mooi in zijn eenvoud, met een lach en een traan, leerrijk en zo herkenbaar.
Deze morgen haal ik een verjaardagskaart uit mamas brievenbus. Ik geef de envelop aan mama. Ze weet eigenlijk niet wat ze daar mee moet aanvangen. Ze staat verloren met de briefomslag in haar handen, dus maak ik hem snel voor haar open.
- Ik: Voor jou, mama, voor je verjaardag. - Mama: (terwijl ze de kaart bekijkt): Oh oh - Ik: Jij bent zondag jarig. - Mama (vol ongeloof): Neen - Ik: Ja, op 14 februari, op Valentijn is het jouw verjaardag. - Mama: Ja? - Ik: Je wordt zondag 80, mama - Mama: Neen - Ik: Ja en deze kaart is voor jouw verjaardag! - Mama (heel blij): Ja oh oh
De mensen die haar deze verjaardagskaart stuurden, zijn sinds haar opname in het rusthuis niet meer bij mama op bezoek geweest. Ooit was het anders! Om elkaar op te zoeken moest er geen reden zijn en op verjaardagen werd samen een glaasje gedronken. Ze wonen bij ons in het dorp, maar een bezoekje aan mama werd steeds om de één of andere reden uitgesteld. Kort na haar opname vond mama het erg om deze vrienden niet meer te zien. Maar met de tijd sprak ze steeds minder over hen en ik dacht dat ze uit haar hoofd waren verdwenen. Als ik deze morgen de namen voorlees van de mensen, die haar met deze verjaardagskaart hartelijk proficiat wensen, kijkt ze me aan. Mama legt haar hand op haar hart en vraagt: Echt waar? Ik zeg nogmaals de namen en mama herhaalt ze zachtjes. Nog steeds haar hand op haar hart zegt ze: Oh oh
Deze kaart heeft haar heel eventjes heel blij gemaakt. Als ik ze even later op de vensterbank neerzet, weet mama al niet meer waarom en van wie ze deze kaart kreeg.
Donderdag is mama naar de kapper geweest. Dus vrijdagmorgen ben ik bij haar niet langs geweest. Ik wip s avonds even binnen om de was op te halen. Het is net etenstijd. Mama glimlacht als ze mij ziet en zegt zachtjes: Zoete. Ze kent me, jubelt mijn hartje. Mama ziet er mooi uit, haar haar is geknipt en ze heeft een nieuwe permanent.
Ik blijf naast haar zitten, terwijl ze rustig haar boterhammen opeet. Een beetje hulp is nodig, want mama zou haar kiwi, haar pudding en haar boterhammen tezelfdertijd, alles door elkaar, opeten. En als je haar niet in de gaten houdt, zou ze uit de koffiekan drinken en niet uit het kopje! Maar al bij al lukt het haar toch. Terwijl ik haar stiekem gadesla, bedenk ik dat ze volgende week tachtig wordt. Maar ondanks haar leeftijd, went het niet om haar zo te zien.
Karoline zit, zoals naar gewoonte, bij Marcel en mama aan tafel. Ze is nog herstellende van een keelontsteking. En door het ziek zijn, zit ze er niet alleen lichamelijk, maar ook mentaal helemaal even door. Ze gooit het er allemaal uit: Kijk eens naar mijn keel, helemaal dik! Inderdaad haar keel is aan de buitenkant ook helemaal opgezet. Klieren, zegt de dokter! ik ben op! moest Marcel nu nog thuis zijn dan zou hij voor mij zorgen nu lig ik daar alleen ziek in de zetel mijn zoon is wel bij mij geweest en Jo ook maar ja woensdag ben ik toch nog even tot hier gekomen, ik moest mijn ventje zien, maar niets van herkenning hij wist niet wie ik was... hij staarde maar de andere kant op dat heeft mij gekraakt ik kan niet meer ik heb gisteren gans de dag gehuild ik kan niet meer
Ik zit alleen maar te luisteren, ik voel de waterlanders komen. Hoe graag ik haar ook zou helpen, machteloos ben ik. Als Karoline haar hart heeft gelucht, zegt ze glimlachend door haar tranen heen: Oef, t is er eens uit, ik voel me al beter. Marcel en mama eten ondertussen onverstoord verder. Zij zijn er zich allebei niet meer van bewust hoe Alzheimer hen heeft kapot gemaakt.
Voor ons blijft het zo erg verdomd moeilijk om dat te aanvaarden. Het went nooit om hen zo te zien. De pijn blijft!
Na het les geven en nog wat boodschappen halen, kom ik woensdagnamiddag pas na 4 uur bij mama aan. Denise is al met mama op wandel in de gangen van het rusthuis. Mama weet eigenlijk niet goed wie ik ben.
Denise is blij van mij te zien. Ze moet mij iets vertellen: Je weet dat jouw mama al sinds maanden mijn naam niet meer zegt. Wel, vandaag deed ze dat wel. Toen ik deze namiddag bij haar kwam en haar een kus gaf,zei ze tegen mij: Denise is nog niet geweest!. Mama zei mijn naam en in een flits van een seconde was alles weer weg.
Ik vind het gek: mama die tegen Denise zélf zegt dat Denise nog niet op bezoek is geweest. Kloppen doet het plaatje niet. Wat gaat er toch om in dat zieke hoofd? Als we even later in de cafetaria een tafeltje uitkiezen, vraag ik: Kom mama, ga je neerzitten? Denise was al gaan zitten, mama kijkt naar haar en zegt: Ja, bij Denise! En spontaan gaat mama op de stoel zitten naast Denise!
Als ik zondagnamiddag rond 3 uur bij mama kom, hangt er een geur van koffie en urine rondom haar. Als ik haar uit de stoel haal, grijpt ze meteen haar natte broek vast. Bah, t is nat, zegt ze afkeurend en dat klopt nog ook, vandaar die vervelende geur! Ik vraag hulp aan een verzorgende en mama krijgt weer droge kleren aan.
Even later staan we met ons tweetjes in de lift, waarin aan één zijde een grote spiegel is aangebracht. Mama geeft mij een duw en wijst glimlachend op ons spiegelbeeld. Ja, dat zijnwij hé, mama! zeg ik. Ze blijft ons spiegelbeeld aankijken. Moeder en dochter, help ik haar, maar ze staart me onbegrijpend aan. Ik ben jouw dochter, zeg ik. Mama kijkt van het spiegelbeeld weg terug naar mij, geeft me een por en zegt lachend: Ja, het zou wel kunnen! En hoewel ze niet helemaal zeker is dat ik haar dochter ben, belet het haar niet om mij een hele dikke zoen te geven.
Deze week had ik, na mijn bezoekjes aan mama, geen behoefte om in mijn dagboek te schrijven. Sommige lezers van mijn blog werden bezorgd en vroegen mij of er iets ergs scheelde. Neen, alles gaat zijn gangetje. Weinig afwisseling: met dit koude en natte winterweer kunnen mama en ik niet naar buiten. We wandelen wat doelloos op en neer in de gangen van het rusthuis en zoeken wat afleiding in de cafetaria. En ondertussen doet mijnheer Alzheimer zijn werk grondig en gaat mama stilaan verder en verder achteruit. En ik, ik blijf maar proberen om daar mee om te gaan en om het te aanvaarden.
Zaterdagnamiddag haal ik mama uit de stoel. Haar broek is gevlekt, vol met etensresten. Ik vraag hulp om mama een propere broek aan te doen. De verzorgende en ik maken van de gelegenheid gebruik om mama op de wc te zetten. Ik krijg het vandaag opnieuw te horen van de bejaardenhelpster dat het een echt probleem wordt om mama nog te verzorgen: Ze begrijpt niets meer We blijven maar alle twee tegen mama herhalen dat ze moet gaan zitten op de wc. Mama staat met de rug naar de wc stokstijf recht en plooit haar benen niet om te gaan zitten. Net zoals ik het vorige week ook al meemaakte, merk ik dat ze niet weet wat er van haar verlangd wordt. Goed gesteund door de verzorgende wordt mama zachtjes achteruit geduwd, tot ze bijna haar evenwicht verliest en zo op de wc terechtkomt. Het is pijnlijk om te zien, maar ik besef dat het niet anders kan. Mama krijgt ondertussen een propere broek aan.
Na het toiletbezoek gaan we met zijn tweetjes naar beneden. We komen Denise tegen. Kijk mama, Denise is er ook, zeg ik. Mama is blij als ze Denise ziet en steekt beide handen naar haar uit. Mama wil Denise verwelkomen en zegt lachend: Ewel, moet gij niet , maar daar stopt het. Natuurlijk moet ik, antwoordt Denise ook lachend. Was mama enkele maanden nog heel ongelukkig, triest en soms heel opstandig omdat ze de juiste woorden niet vond, nu heeft ze er al geen erg meer in dat ze haar zin niet kan afmaken. Kom geef mij maar een kus, zegt Denise terwijl ze mamas uitgestoken handen vast neemt.De twee vriendinnen kijken elkaar aan en geven elkaar een dikke zoen.
In de cafetaria eten Denise en mama oliebollen. Een echte lekkernij, maar wat zwaar om eten. Denise stelt voor om een portie te delen. Aan snoeperijen doe ik niet vaak mee, dus Denise neemt drie oliebollen, mama krijgt er vier. Niet helemaal eerlijk verdeeld, opper ik. Toe, zegt Denise vergoelijkt, laat maar, ze eet dat zo graag en dat is iets waar we haar nog eens een pleziertje kunnen mee doen! En hoewel mama vandaag niet alleen kan eten en ik met haar vork beetje voor beetje de oliebollen in haar mond moet stoppen, knikt ze uitbundig van ja als we vragen of het haar smaakt. Oké, dat heeft ze dan toch maar weer gehad.
Voor de kerstdagen had ik mamas kamer versierd met enkele kerstballen en een goudkleurige slinger, hoog opgehangen zodat ze er niet bij kon. Op een klein tafeltje stond een leuke stoffen Kerstman en een plastic kerstkrans. En net voor we op reis vertrokken, maakte ik voor mama nog een kerststukje. Met levend groen en echte glazen kerstballetjes. Mama vond het vroeger altijd heel leuk om met kerst een zelfgemaakt stukje van mij te krijgen, dus ik dacht ik zet ook dit jaar de traditie voort. Toen ik het meebracht, had mama er totaal geen interesse voor.
Woensdagnamiddag ruim ik de kerstversiering op. Kerstballen, slinger, Kerstman en kerstkrans worden weer tot volgend jaar in een doos opgeborgen. Mama loopt ondertussen wat in haar kamer rond. Ik moet haar voortdurend in de gaten houden. Terwijl ik op de stoel sta om de kartonnen doos hoog in de kast op te bergen, verlies ik haar even uit het oog. Plots hoor ik hevig gekraak en gekrets in mamas mond. Ik spring van de stoel en heb meteen in de gaten wat er is gebeurd. Mama heeft één van de kleine glazen kerstballetjes uit het stukje gehaald en eet het op. Ik schrik me rot en heel bezorgd, zelfs een beetje paniekerig begin ik: Doe je mond open, mama Mama, niet opeten, het is glas mama alsjeblieft, doe je mond open het glas niet opeten! ... Maar mama opent haar mond niet en blijft mij verbaasd aankijken. Zij begrijpt niet wat ze verkeerd doet en knabbelt rustig voort op het kerstballetje. Ten einde raad ga ik met mama naar het bureau waar drie verzorgende druk bezig zijn. Mama trekt wel af en toe vieze gezichten, maar ze blijft hardnekkig op het glas bijten. Als ze horen wat er aan de hand is, laten ze hun werk vallen en scharen ze zich alle drie rond mama. Doe eens je mond open, Marcella Zegeens A Ze doen hun best en eindelijk doet mama haar mond eventjes open. Eéntje neemt meteen mamas gebit uit haar mond, een andere probeert de kleine stukjes glas uit mamas mond te halen en nog een andere haalt vlug een glas melk: Kan geen kwaad, een glas melk. Mama drinkt zonder problemen het glas leeg en heeft blijkbaar geen last meer van kleine stukjes glas in haar mond. Even later lachen we met zijn allen opgelucht de spanning weg.
En ik heb weeral iets bijgeleerd: voor mama volgend jaar geen kerststukje met glazen balletjes erin. Té gevaarlijk!
Als Arsène en ik zondagnamiddag bij mama toekomen, zit ze te slapen. We maken haar zachtjes wakker. Heel verdwaasd kijkt ze ons aan. We geven mama de nodige tijd om te bekomen. En dan heeft ze ineens door wie we zijn. Haar oogjes glinsteren, ze is blij dat we er zijn. We verlossen haar uit de stoel en gaan dan met haar naar haar kamer.
Ik ga eerst proberen of ze naar de wc wil. Maar dat blijkt een ondoenbare klus te zijn geworden. De opdracht neerzitten zegt mama nog maar weinig. Ondanks het steeds maar herhalen van: Zet je neer, mama, kijkt ze me onbegrijpend aan en blijft ze stokstijf rechtstaan. De wc- pot herkent ze al een tijdje niet meer. Voor haar is het een zeer onhandig ding geworden om op te zitten en bovendien ziet ze er helemaal het nut niet meer van in. Korte tijd geleden ging het steeds zo: Mama, we gaan eerst naar het toilet en dan gaan we op stap! Mama was het daar steeds volledig mee eens en met de nodige hulp ging ze vóór elk uitstapje netjes naar de wc. Nu lukt het niet meer. We gaan dan maar zonder voorafgaand toiletbezoek op weg naar de cafetaria.
Mama heeft enorm veel aandacht voor Arsène. Net als vroeger noemt ze hem: Jongetje, zowat haar troetelnaam voor haar schoonzoon. Als we dat horen en mama mij wat later haar zoete noemt, kijken Arsène en ik elkaar aan. Een knikje van verstandhouding naar elkaar: Allesis oké met ons ma, ze kent ons nog! Arsène brengt mama aan het lachen en ze keert zich naar mij toe. Met haar stil piepstemmetje zegt ze trots: Dat is een kerel, jong!
In de cafetaria zit ze naast hem. Om de haverklap wordt Arsène door mama over de rug gewreven. Wat ze allemaal op Arsènes pull ziet, is voor ons een raadsel. Maar het lijkt wel of ze hem afstoft. Steeds opnieuw. Maar het afstoffen verandert ook in een liefdevol en teder geknuffel. Mama gaat zelfs rechtstaan en geeft Arsène zelfs een dikke kus op zijn rug. Karoline, die er samen met Marcel is komen bijzitten, en ik zitten de kijken naar dit tafereeltje. Het is zó eenvoudig mooi. Het straalt zoveel nog niet vergeten vriendschap en liefde uit!
Maandagavond arriveerden wij om 23.45u met de TGV in Rijsel. Door hevige sneeuwval in Frankrijk was de snelheid van de trein beperkt tot 220 km per uur en hadden we drie kwartier vertraging. Rond 1u.s nachts waren we weer veilig thuis.
Dinsdagmorgen hebben we wat uitgeslapen en de valiezen aan kant gedaan. Toen begon het al flink te kriebelen om naar mama te gaan. Ik moest s namiddags les geven, maar ik wou haar absoluut zien. Dus toch nog even vlug naar mama! Ik was zo blij om haar terug te zien en haar weer eens goed te kunnen vastpakken. Maar mama keek me aan en herkende me niet. Pas toen ik weg ging, zei ze: Dag zoete, tot morgen!
Woensdagnamiddag gaan Arsène en ik samen naar mama. We gaan eerst Denise ophalen, want we willen niet dat ze over de gladde trottoirs te voet naar het rusthuis gaat. We komen met ons drieën bij mama toe, die in de leefruimte zit. Mama is opgewekt en geeft mij meteen een dikke kus. Dat voelt goed. Als ze Arsène ziet, slaat ze haar armen om zijn nek. Ze herkent hem meteen en dat maakt hem gelukkig. Ook Denise wordt door mama hartelijk begroet. Mama is in opperbeste stemming, lacht en ziet er tevreden uit. Is ze dan toch blij dat wij er weer zijn? Heeft ze ons toch gemist? Vragen die onbeantwoord blijven. Karoline en Marcel komen er ook bij en we gaan even later met zijn allen naar de cafetaria. Mama laten we tussen Arsène en mij in neerzitten, dicht bij ons om haar van tijd tot tijd te kunnen knuffelen. We drinken er eentje op het nieuwe jaar. We zijn weer allemaal samen, het is goed!
De laptop is weer mee op reis, dus kan ik vanuit de Provence een berichtje laten op mijn blog.
Maandagnamiddag had ik met een heel klein hartje afscheid genomen van mama. Toen ik zei: Tot de volgende keer, hé mama? had ze mij vol vertrouwen aangekeken en overtuigd van ja geknikt. Ik had moeite om mijn tranen te bedwingen. Ik kon maar niet met mezelf in het reine komen: dat ik mama met de feestdagen achterliet. En terwijl iedereen mij ervan trachtte te overtuigen dat mama mij niet zou missen, dat er voor haar goed zou gezorgd worden, dat Arsène en ik er maar eens flink moesten van profiteren , ik werd steeds triestiger. Maar de reis was geboekt, onze vrienden in de Provence rekenden op ons, dus ik kon niet meer terug!
Valiezen werden gepakt en dinsdagmorgen vroeg was het zo ver! Om 3.30u werden we opgehaald door een vervoersdienst, die ons door de versgevallen sneeuw heen, veilig naar het station Lille Europe bracht. Daar namen wij de TGV naar Avignon. Na een vier en een half uur durende reis kwamen we daar om 10.30 toe. Onze vriend Charles stond ons al op te wachten in het station op het point de rencontre. Het was een heel blij weerzien. Zijn vrouw Andrée wachtte ons thuis op.
s Middags werd er bij het aperitief en bij een lekkere stoofpot en een goed glas wijn heel wat bijgepraat. En ze wilden ook alles weten over mama. Na de koffie keken we via onze laptop naar de fotos van mama en de filmpjes die op mijn blog staan. Het was voor onze vrienden, die mama gezond hebben gekend, weer schrikken om haar zo terug te zien. Maar we kletsten over van alles en nog wat en we maakten er wel een gezellige namiddag van.
Wat later liet ik Denise en Karoline per e-mail weten dat de reis goed was verlopen en alles in orde was. Ik weet dat ik opnieuw op deze twee lieve mensen kan rekenen voor bezoekjes, verwennerij en geknuffel aan mamas adres terwijl ik en Arsène er niet zijn. Zowel van Denise en Karoline kreeg ik meteen antwoord op mijn mailtjes. Allebei blij dat alles oké was met ons, en goed en geruststellend nieuws van Karoline over mama. Zij schreef mij dat 'ze met Marcel én mama was gaan stappen, ... dat mama in haar nopjes was ... en dat ze de volgende dag mama ook weer zou meenemen voor een wandelingetje ... en dat ik mij vooral géén zorgen hoefde te maken ...'
Ondertussen zijn onze vrienden vertrokken naar hun kinderen en kleinkinderen, bij wie ze de feestdagen gaan doorbrengen. Vanavond vieren Arsène en ik kerstavond in de Provence, gezellig leuk 'thuis' met onze twee 'pleeghondjes' erbij.
In juli brachten wij gewoontetrouw onze vakantie door in het zuiden van Frankrijk. We huren steeds dezelfde studio, uniek gelegen midden in de wijngaarden met weids uitzicht op de 'Mont Ventoux' en 'Les Dentelles de Montmirail'. De eigenaars Andrée en Charles zijn door de jaren heen vrienden geworden. Deze zomer vroegen ze ons of we zin hadden om tijdens de kerstvakantie naar de Provence te komen. Andrée en Charles zouden een vakantiehuis huren in Bretagne en daar de feestdagen doorbrengen met hun kinderen en kleinkinderen. Wij zouden dan tijdens die periode in hun prachtige mas uit de 17de eeuw verblijven en zorgen voor hun twee schatten van honden Titus en August. Enkele jaren geleden hadden we in de maand mei, toen onze vrienden voor hun veertigjarig huwelijk er een weekje op uit trokken, ook al de zorg voor het huis en de honden op ons genomen. Het kost ons, op de heen- en terugreis na, helemaal niets. Gratis vakantie, wie zegt daar nu neen tegen. Dus toen ik deze zomer het heel verleidelijke voorstel hoorde, was ik meteen laaiend enthousiast.
Arsène, reageerde wat terughoudender. We hadden eigenlijk plannen om met de kerstdagen net zoals vorig jaar het vakantiehuisje in Langerak in Zuid-Holland te huren. De rest van de kerstvakantie zouden we dan thuis zijn. Arsène dacht vooruit: Enmama dan? Ik was in zomerse vakantiestemming, totaal ontspannen en ik hoor mezelf nog zeggen: Schat, mama beseft nietmeer dat het kerstdag of Nieuwjaar is! Dus we besloten om de kerstvakantie door te brengen in de Provence.
Maar nu de vertrekdatum steeds dichter bijkomt, voel ik mij met de dag schuldiger dat ik mama achterlaat. Ik voel er mij absoluut niet goed bij. Mama weet niets af van onze vakantieplannen. Het heeft ook zo weinig zin om het haar te vertellen, want ze kan het niet meer vatten. En toch heb ik het gevoel dat ik er stiekem achter haar rug van onder muis. Na een kort bezoekje deze namiddag aan mama, stond het huilen me nader dan het lachen. Mama nam mij vast nam en zei: Gij zijt mijn kindje, hé! Ik dacht op dat moment: Ja, een kind dat binnenkort je voor veertien dagen in de steek laat. Mijn schuldgevoel werd nog groter en de tranen sprongen mij in de ogen. Ik had zin om eens goed uit te huilen op haar schouder. Maar daar zou mama ook alleen maar triest van worden. Dus heb ik dan maar maandagavond in bed eens goed uitgehuild!
Vrijdagmorgen slaapt mama bijna de ganse tijd dat ik bij haar ben. Zelfs terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, dommelt ze in. De momenten dat ze wakker is, zit ze zwijgzaam vóór zich uit te staren. Ze is heel afwezig deze morgen. Als het tijd is om soep te eten, breng ik haar naar de leefruimte. Marcel, die al klaar zit aan tafel voor het middageten, hangt scheef gezakt in zijn stoel. Hij slaapt ook. Het kost mij weer heel wat moeite om mama te laten neerzitten. Als ze eindelijk zit, blijft ze stil en gelaten wachten op de soep. Of weet ze eigenlijk wel waarop ze wacht? Ze glimlacht even als ik haar nog een dikke kus geef. Ik ga met lood in mijn schoenen naar huis, hopelijk gaat het morgen wat beter met haar.
En ja hoor, zaterdagmiddag zit ze lachend in de stoel. Ik word meteen overladen met een pak zoenen. Mama is opgewekt. Ook als Denise op haar kamer binnenkomt, is ze blij om haar te zien. Ze steekt meteen haar armen uit naar Denise en zegt: Kom hier, jij klein ding! Denise en ik moeten er eigenlijk een beetje om lachen, want Denise is inderdaad niet van de grootste en zeker een stuk kleiner dan mama. Voor het eerst in veertien dagen doet mama weer zelf haar schoenen aan. Denise en ik worden er helemaal vrolijk van om mama zo te zien.
We gaan met haar naar de cafetaria. Alsof we het willen vieren dat mama er weer een beetje bij is vandaag, worden er pannenkoeken besteld. Mama kan die, nadat ik ze voor haar heb gesneden, helemaal zelfstandig opeten. Opgewekt lopen we nog even de gangen door. We blijven een praatje maken met Karoline, die ook op wandel is met Marcel. Karoline straalt, want ook Marcel is goed vandaag. Maar het babbeltje duurt mama iets te lang. Ze trekt me bij de arm en vraagt ongeduldig: Zeg, zijn we nu weg ja? Als ze niet meteen haar zin krijgt, wordt haar toon gebiedend: Zeg we zijn weg hé! En als een brave dochter luister ik naar mama en we gaan weg! Ze kijkt me goedkeurend aan. Oef, denk ik, jij bent vandaag weer een stuk beter. Houden zo?
Alzheimer is een ongeneeslijke hersenaandoening die binnen vrij korte tijd de patiënt verandert in een kwetsbaar en totaal gedesoriënteerd mens. Ook al komt Alzheimer méér voor dan de statistieken ons doen geloven, - men vermoedt dat er in België zowat 150.000 senioren aan deze verschrikkelijke hersenziekte lijden, - bij het grote publiek en ook bij sommige artsen, hulpverleners en verzorgenden hangt er nog steeds een taboesfeer rond de ziekte van Alzheimer.
Deze twee filmpjes vond ik op de nieuwe website van Expertisecentrum Dementie Vlaanderen vzw: www.omgaanmetdementie.be.
Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen lanceerde een webapplicatie (www.omgaanmetdementie.be) waarin personen met dementie zelf en hun families aan bod komen. Ze doen dit ter ondersteuning van deze steeds groter wordende groep personen met dementie en hun families, en onrechtstreeks ook van de professionele hulpverleners. Nieuw is dat men is afgestapt van de klassieke wijze waarop men mensen informeert over dementie. De webapplicatie schenkt o.m. belangrijke aandacht aan de fase waarin men voelt dat er iets niet pluis is en dat de omgeving vindt dat er iets aan de hand is, nog voor er sprake is van dementie. Herkenbaarheid staat centraal. Niet alleen professionele hulpverleners geven hun kijk op de ziekte, maar ook familieleden en - bijzonder - personen met dementie zelf getuigen. Verder is er een grote korf omgangstips en links naar meer informatie.