Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
01-03-2010
Wat zegt de naam van je huisdier over jou?
Wat zegt de naam van je huisdier over jou?
Uit Brits onderzoek kwam naar voren dat de populairste namen voor huisdieren mensennamen als Molly, Poppy, Charlie, Max en Alfie zijn. Volgens psychologen is dat een manier om de huisdieren te vermenselijken, zodat ze meer als een deel van het gezin aanvoelen. Grofweg zijn de dierennamen op te delen in vier categorieën, en volgens diezelfde periode, zegt dat ook iets over jou.
1) Voor de hand liggende namen Honden die hond of woef heten, katten die luisteren naar de roepnaam poesje: het bestaat en het komt vaker voor dan je denkt. Dit slaat op twee types mensen: zij die gewoonweg geen inspiratie hebben en zij die het expres doen, en het cool vinden om onverschillig te lijken over de dierennaam.
2) Grapjassen Bijdehante eigenaren geven hun dier een naam die een boodschap stuurt naar de wereld. Marilyn Monroe noemde haar poedel Mafia, een verwijzing naar de roddels dat ze betaald werd door gangster. Audrey Hepburn gaf haar terrier de naam mister famous.
3) Klassiek & neutraal Wie vaak in het voetlicht staat en meemaakt dat elke beweging verkeerd wordt uitgelegd, zoals wereldleiders en politici, kiest een klassieke en neutrale dierennaam: Lucky (luidde het bij president Ford), Liberty (president Carter) en Socks (president Clinton). De hond van president Obama zorgt voor een stijlbreuk en heet Bo. Al gokte iedereen op Hope of Change.
4) Merken of bekende personen Sommige beestjes krijgen waanzinnige namen als Chanel, Moet, Smirnoff, Bing & Bong of Tinkerbell celebrities als Mariah Carey en Paris Hilton gaven het goede voorbeeld en anderen volgden.
Pups zijn het makkelijkst af te richten. Oudere honden doen er langer over om een nieuw persoon als leider te erkennen, maar als u consequent bent, zal de hond u gaan respecteren. Het aanleren van goede manieren is verrassend eenvoudig. De meeste honden geven graag gehoor aan deze opdrachten omdat ze hun leider gunstig willen stemmen en omdat het in hun eigen belang is. Straf uw hond nooit voor iets wat hij enige tijd geleden heeft gedaan. Het zou vb. voor je hond een raadsel zijn waarom hij straf krijgt wanneer je thuiskomt en vernielzucht aantreft. Hij zal er niets van begrijpen; hij weet alleen dat u boos op hem bent. Hij zal reageren door onderdanig gedrag te tonen om uw gezag te bevestigen. Mensen zien dit vaak ten onrechte als een teken van schuldbesef. Dat is het zeker niet. Achteraf straffen werkt averechts.
Hou de lessen kort. Eén of twee minuten is lang genoeg voor een pup. Vijf minuten is te lang, maar de pup kan zich wel een paar keer per dag kort concentreren. Oudere honden houden de aandacht er langer bij, maar zelfs honden met het grootste geestelijke uithoudingsvermogen kunnen zich niet langer dan een kwartier optimaal concentreren. Hou de lessen leuk. Als uw hond zich niet amuseert, zet de training dan maar uit uw hoofd. Na wat lichaamsbeweging zal uw hond beter luisteren. Oefen op een moment dat uw hond alert is. De perfecte tijd is vlak voor etenstijd. Bij pups betekent dit dat u drie of vier trainingskansen per dag heeft. Naarmate de pup ouder wordt en het aantal maaltijden minder wordt, kunt u met hem gaan oefenen als hij geslapen heeft en zijn behoefte heeft gedaan.
Combineer in het begin een lekker koekje met prijzende woorden. Daarna laat u geleidelijk de krachtigste beloning, het eten, af en toe weg. Soms wel en soms niet iets lekkers geven is de beste manier om de training met succes te laten verlopen. Beëindig de training altijd op een vrolijke manier. Bewaar de krachtigste beloning voor je hond niet voor het laatste omdat u dan ongewild aanleert dat het einde van de training iets is om naar uit te kijken, omdat dan de leukste beloning komt!
Begin met de training in uw eigen huis om afleiding te voorkomen.
Dit geldt voor eenvoudige oefeningen zoals zit, hier, blijf, en af, maar ook het lopen aan de lijn of het volgen aan de voet kan binnen worden aangeleerd. De gang is een prima oefenplek. Doet hij het binnenshuis eenmaal goed, zoek dan een plek waar meer afleiding is, zoals de achtertuin.
Pas wanneer de hond zich volledig naar wens gedraagt, kan de training worden verplaatst naar een uitdagendere plek, zoals het park.
Wees consequent. Sta rechtop, noem de naam van uw hond om zijn aandacht te trekken en gebruik alleen commandos of handgebaren als u oogcontact met hem hebt. Beloon hem zodra hij gehoor geeft aan uw opdracht, en geef nooit een commando als u het opvolgen ervan niet kunt afdwingen. Als u uw hond wil terecht wijzen, kijk dan streng, laat uw stem zakken en zeg scherp nee. Leer de hond te reageren op een combinatie van handsignalen en verbale commandos.
Laat je niet uitlachen als je aan de les wilt beginnen......
Herhaal commandos niet de hele tijd, hier zal uw hond alleen maar van in de war raken. Als de training niet goed gaat, stop er dan mee. Bedenk goed wat u aan het doen was: het probleem kan bij u liggen, en niet bij de hond. Aarzel niet om hulp te zoeken. Het team van dierenkliniek Causus staat voor u klaar met goed advies.
Als er nu meerdere gezinsleden trainen met de hond, let er dan goed op dat iedereen dezelfde commandos en signalen gebruikt. Zo raakt de hond niet in de war. Het idee om met meerdere honden te trainen is een onmogelijke opgave. Als u toch met twee honden wil trainen, doe het dan om de beurt. Zorg dat de ene hond buiten gehoorsafstand is, wanneer u met de andere oefent.
de vijf basiscommando's
De vier basiscommandos zijn hier, zit, blijf en af. Wanneer uw hond deze oefeningen feilloos onder de knie heeft, is hij klaar voor het volgen aan de voet. Het commando zit is belangrijk omdat dit telkens het vertrekpunt van de oefening is.
Honden worden aangeleerd om aan de linkerkant van de begeleider te lopen (de hond bevindt zich altijd ter hoogte van de voet van zijn begeleider, vandaar de term aan de voet volgen). Bij het leren volgen aan de voet maakt het geen wezenlijk verschil of de hond aangelijnd is of niet. Het gaat niet om goed of fout, maar om de manier waarop u en uw hond op een prettige manier samenwerken. Als uw pup u zonder riem vrijwillig volgt, kan u gemakkelijk overstappen naar het aangelijnd volgen aan de voet. Gebruik een riem met een kliksluiting die qua gewicht geschikt is voor uw hond. Als u niet eerder met een riem gewerkt hebt, laat uw pup er dan rustig naar kijken en aan ruiken.
Hoe gaan we deze 5 basiscommandos aanleren?
1. Uw hond leren komen
Ga op een plek, zonder afleiding, een klein stukje van de pup af staan. (De gang is ideaal). Zeg, met een koekje zichtbaar in uw hand, de naam van de pup. Zodra hij naar u toekomt zegt u: hier
Terwijl de pup op u af komt, roept u op hoge en vrolijke toon: Brave hond! Buig door uw knieën en spreid uw armen om de pup aan te moedigen direct naar u toe te komen.
Als de pup bij u is, kniel dan helemaal om op zijn hoogte te komen. Beloon hem met woorden, een knuffel of een koekje. Oefen af en toe ergens anders om de aandacht van de pup vast te houden.
2. Uw hond leren zitten
Hou een koekje in uw rechter hand, de riem in uw linker hand en stap met uw gezicht naar de pup toe. Hou de pup rustig terwijl u hem roept en hem dan pas het koekje laat zien.
Als de pup bij u is, brengt u het koekje omhoog tot boven zijn hoofd. De pup zal gaan zitten om naar het lekkers te kunnen blijven kijken. Zeg zit zodra hij door zijn achterpoten zakt.
Probeer de pup naast en voor u te laten zitten. Beloon elke reactie met woorden, knuffels of koekjes. Geef na een paar keer te oefenen steeds minder vaak koekjes, totdat uw stem alleen voldoende beloning is.
3. Uw hond leren zitten en blijven
Hou de looplijn opgerold in uw linkerhand, zodat er spanning op staat. Als de hond naar het koekje in uw rechterhand kijkt en gaat zitten, zegt u zit.
Hou spanning op de lijn en stap weg met uw rechtervoet, terwijl u blijf zegt.
Zet uw linkerbeen naast uw rechterbeen en houd de hele tijd enig oogcontact met je hond.
Oefen lichte druk uit op de lijn en houd die boven het hoofd van de hond. Keer uw lichaam naar de hond toe en houd zijn aandacht vast door het koekje hoog te houden.
Beloon de hond voor het blijven. Loop langzaam om hem heen, de lijn blijft waar hij is. Zeg zo weinig mogelijk om de hond niet in verwarring te brengen.
Na een paar keer oefenen moet de hond blijven zitten aan de lijn. Laat de lijn nu op de grond liggen en doe de oefening opnieuw. Vergeet niet de hond te belonen voor zijn goed gedrag.
Geef de beloning als de hond zit en hou de lijn op de grond. Beloon hem altijd als hij iets goed doet, niet erna.
Beëindig de training door met open armen oké te zeggen. Stop altijd op een goed moment. Maak uw hond niet te wild met uw eigen enthousiasme totdat de training voorbij is.
4. Uw hond leren te gaan liggen
Kniel links naast uw zittende pup en hou de halsband vast met uw rechterhand. Hou uw linkerhand met een koekje erin bij de neus van de pup en breng uw hand naar beneden.
Terwijl de neus van de pup achter het koekje aangaat, brengt u het dichter naar hem toe. Zodra de pup aanstalten maakt te gaan liggen, zegt u af. Wacht met de beloning.
Breng uw hand naar voren om de pup te verleiden om te gaan liggen. Beloon hem met uw stem en het koekje. Herhaal de oefening regelmatig totdat de pup op het commando reageert.
5. Uw hond leren aan de riem te lopen
Deze oefening begint binnenshuis. De pup heeft een goed passende, comfortabele halsband nodig. Laat hem aan de riem ruiken en kijken en klik die dan aan de halsband vast.
Ga rechts naast uw pup staan en hou de riem en een koekje in uw rechterhand. Uw linkerhand houdt u op de riem, klaar om naar zijn halsband te glijden. Laat de pup zitten.
U stapt nu weg, de linkervoet eerst. Terwijl de pup naast u loopt, zegt u voet. Als hij doorloopt, laat u uw linkerhand naar zijn halsband zakken om hem rustig naar achteren te trekken.
Als de pup eenmaal naast u stilstaat, beloont u hem met uw stem en het koekje. Laat hem dan zitten. Als de pup goed reageert op de commandos, kunt u steeds langere stukjes lopen.
Als de pup netjes naast u loopt en braaf gaat zitten, kunt u hem een bochtje naar rechts leren. Leid hem met uw rechterhand naar rechts en zeg voet.
Om linksaf te slaan gaat u sneller lopen. Het koekje houdt u voor de neus zodat hij langzaam blijft lopen. Houd de pup dicht tegen uw linkerbeen en zegt rustig terwijl hij snelheid terugneemt.
En even uitblazen na zo'n vermoeiende training en examen mag zeker. Een dikke knuffel van de eigenaar kan even leuk zijn dan een koekje als beloning.
Wanneer de eigenaar vaststelt dat een dier agressief is verwijst hij naar een waarneembaar gedrag. Agressie wordt opgedeeld in 13 categorieën. Dominantie- en angstagressie zijn de meest voorkomende gerapporteerde problemen bij onze huisdieren. Een combinatie van verschillende soorten van agressie binnen één individu komen ook regelmatig voor.
Dominantieagressie
Dominantieagressie is een vorm van agressie die wordt getoond t.o.v. mensen en die draait rond het verwerven van controle. Dominantie-uitingen zijn voornamelijk niet-agressief. Zo kunnen honden een pushy gedrag gaan vertonen t.o.v. hun eigenaar of kunnen dominante honden de toegang tot bepaalde plaatsen of objecten blokkeren.
Dit gedrag komt meestal voor rond de leeftijd van de maturiteit (18 tot 24 maanden leeftijd). Dit is ook de leeftijd waarop fobieën, scheidingsangst en andere angst-aandoeningen zichtbaar worden bij je huisdier. Het kan zichtbaar worden wanneer de eigenaar de hond benadert tijdens het eten, tijdens het spel met speelgoedjes of tijdens het slapen. Een dominantagressieve hond daarentegen kan agressief reageren wanneer over de hond wordt gestapt, wanneer de hond van bed of zetel wordt geduwd, wanneer de leiband wordt aangedaan, wanneer de hond wordt geduwd of wanneer de poten worden afgedroogd. De agressieve reacties op deze handelingen kunnen gaan van grommen tot happen en bijten.
Vaak lijkt de dominantieagressie plots te ontstaan maar dikwijls is er al, heel subtiel een voorgeschiedenis waarbij de eigenaar sommige signalen verkeerd inschat. Zo laat een eigenaar soms begaan dat een hond zijn voorpoten tegen zijn schouders zet waarbij de eigenaar dit interpreteert als een knuffel maar de hond dit kan zien als een uitdagend signaal.
Honden die dominantieagressie vertonen kunnen ruwweg in 2 groepen worden onderverdeeld. Een groep met honden die er zeker van zijn dat ze controle hebben over alles en denken dat ze aan de top staan. Een tweede groep zijn honden die onzeker zijn over hun sociale rol en agressieve gedragingen gaan gebruiken om informatie te verkrijgen over wat van hen verwacht wordt en wat hun rol is. Deze laatste groep vertoont ook vaak een aandacht-zoekend gedrag.
Belangrijk in een eerste fase van de behandeling is om alle omstandigheden waarin dominantieagressie kan optreden te vermijden. In geen geval mag fysiek gestraft worden, dit kan de toestand verslechteren en een gevaar betekenen voor de uitvoerder.
Angstagressie
Symptomen : Happen, grommen, vluchtpogingen, bijten en soms urineren en defaeceren kunnen tekenen van angstagressie zijn. Hierbij vertoont je huisdier lichaamshoudingen zoals het verlagen van de kop en het lichaam, wegstoppen van de staart, pilo-erectie, oren achterwaarts richten en tanden tonen.
Oorzaak : Angstagressie wordt uitgelokt door een actie die bedreigend wordt ervaren door de hond en waarop de hond angstig reageert. Een hond die bang is van een onbekend persoon die in dezelfde straat wandelt is niet normaal. Als die hond reageert door te grommen is dit een teken van angstagressie. Bepaalde situaties waarbij er schijnbaar geen bedreiging is, vb. een persoon die naar je hond reikt, een hond bij de dierenarts of een hond waarnaar geroepen wordt.
Gevolg : Angstagressieve honden proberen zon situatie te vermijden door zich terug te trekken. Veel honden met angstagressie grommen tot ze in een hoek worden gedreven en dan bijten ze. Deze gedragingen zijn in contrast met de gedragingen van een normale hond die zijn staart tussen zn poten steekt, zich klein maakt en zich verstopt bij angst, maar geen vocale of fysieke tekenen van agressie vertoont. Ook honden die een langdurige pijnlijke medische behandeling ondergaan kunnen angstagressie ontwikkelen en reageren op een benadering van de dierenarts. Ongepast straffen kan ook resulteren in een angstagressieve hond. Deze dieren associëren de benadering van de persoon met de straf, eerder dan de straf met de ongepaste handeling.
Honden die dus een angstig agressief gedrag vertonen mogen niet gerustgesteld worden (alles is in orde). Voor de hond is het niet oké en het kalme, geruststellende gedrag bekrachtigd hun ongepast gedrag.
De andere 11 categorieën zijn maternale agressie, spelagressie, pijnagressie, territoriale agressie, protectieve agressie, intraspecifieke agressie, voedselagressie, possessieve agressie, omgerichte agressie, prooiagressie, idiopathische agressie.
Agressief gedrag : De meeste honden worden na castratie een stuk rustiger, het "mannetjesgedrag" is weg, waardoor honden gemoedelijker worden.
Weglopen : Omdat de belangstelling voor loopse teefjes nagenoeg weg is, gaat de hond ook niet meer op zoek. Als het weglopen geen sexuele reden had, dan zal de hond na castratie ook blijven wandelen. Sommige honden vinden het gewoon leuk om buiten rond te lopen en op onderzoek uit te gaan, en die zullen dat ook na de castratie blijven doen.
Voorhuidontsteking : Dit komt nogal eens voor bij reuen. Bij sommige merk je er bijna niets van en andere verliezen steeds flinke druppels pus en zitten er dan ook de hele dag aan te likken. Dit probleem verbetert bij de meeste honden door castratie, maar niet bij alle.
Teefjes in huis : Als U meedere honden in huis hebt, is een castratie van de reu een kleinere ingreep dan sterilisatie van het teefje. U kunt ze wel steeds uit elkaar houden, maar ze ruiken toch dat het teefje loops is en zijn dan vaak erg onrustig.
Nadelen van castratie
Gewichtstoename : Dit gebeurt wel regelmatig, maar is vaak minder opvallend dan de gewichtstoename van teefjes na sterilisatie. Ook hier geldt: Met wat dieetmaatregelen van het begin af aan, is het goed in de hand te houden.
Gedrag : De meeste gecastreerde reuen hebben totaal geen aandacht meer voor loopse teefjes. Ook ander vervelend gedrag zoals tegen mensen op rijden is meestal helemaal weg. Een gecastreerde reu blijft wel altijd als een reu plassen: met het pootje omhoog.
Houdt U er rekening mee, dat het gedrag pas na een week of 6 gaat veranderen, totdat de hoeveelheid geslachtshormonen gaat verminderen. Tot deze tijd zijn de reuen in principe ook nog vruchtbaar.
operatie
De hond krijgt, na even te zijn onderzocht, een sedativum toegediend. Dit is een middel om de hond rustig te maken, zodat de eigenaar kan vertrekken en dat de hond niet in paniek is. Hiervan kan de hond wat braken. De hond wordt een tijdje met rust gelaten, zodat het sedativum goed kan inwerken. Voor een castratie worden de meeste honden aan de gasanaesthesiel gelegd. Het operatiewondje wordt vlak voor de balzak gemaakt en hierdoor worden beide testikels naar buiten gebracht, afgebonden en verwijderd.
Het wondje wordt gehecht en de huid wordt met onderhuidse hechtingen gesloten. De hond krijgt twee injecties: een pijnstiller en een antibioticum. Ook krijgt hij nog pijnstillers en antibiotica mee naar huis.
nazorg
Thuis wordt de hond op een rustig plekje gelegd, zodat hij op zijn gemak uit kan slapen. Als hij volledig wakker is, mag hij wat water, niet te veel en niet te koud. Als dat goed verdragen wordt mag hij wat meer. Eten liefst maar de dag nadien.
Tijgers zijn in mindere mate familie van leeuwen, luipaarden en jaguars dan die drie laatste katachtigen familie zijn van elkaar. Dat blijkt uit een studie.
De genetische analyse heeft ook uitgewezen dat de tijger 3,2 miljoen jaar geleden begon te evolueren en dat hij het meest gerelateerd is aan de sneeuwluipaard.
Leeuwen, luipaarden en jaguars zijn het meest verwant aan elkaar. Hun voorvader splitste zich 4,3 tot 3,8 miljoen jaar geleden van anderek katachtigen af.
3,6 tot 2,5 miljoen jaar geleden begon de jaguar te evolueren, terwijl leeuwen en luipaarden 3,1 tot 1,95 miljoen jaar geleden hun eigen weg gingen.
Voorvader
Tegen die tijd was de tijger al ontstaan. De voorvader van de tijgers en sneeuwluipaarden splitste 3,9 miljoen jaar geleden op. 3,2 miljoen jaar geleden begon de tijger zich dan tot een unieke soort te ontwikkelen.
De tijger en de sneeuwluipaard worden door de onderzoekers als "zustersoorten" beschouwd. Beiden zijn bedreigd.
80% van de katten ouder dan 5 jaar heeft gebitsproblemen. Eigenaren van huisdieren zijn zich hiervan wel bewust, maar nemen vaak nog te weinig actie om gebitsproblemen te voorkomen en/of te verhelpen.
De vorming van tandplak of tandplaque is de eerste fase van de problemen. Een dun laagje op de tanden geeft bacteriegroei en zouten uit het speeksel, slaan daarin neer. Gevolg is het terugtrekken van het tandvlees, gevolgd door een dikke laag tandsteen. Door het terugtrekken van het tandvlees gaan de tanden en kiezen ¨los¨ zitten en vormen zich abcessen langs de tandwortel. Bij katten vallen tanden en kiezen er dan makkelijk uit!
Hoe kan je gebitsproblemen voorkomen:
Voeding aanpassen, bij voorkeur hardvoer of brokken aan je kat geven en weinig of geen blikvoer. Er vormt zich zo minder tandplak.
Tanden poetsen, maar dat valt bij de kat nog wel eens tegen. Wil je succes hebben, op tijd beginnen.
Toevoegen van speciale producten aan de voeding zoals PlaqueOff die de vorming van tandsteen tegen gaan.
Wat zijn de klachten bij gebitsproblemen?
stinken uit de bek
vorming van tandsteen
teruggetrokken, rood en ontstoken tandvlees
slecht willen eten van harde brokjes
dikke kaken en soms zelf abcessen onder het oog.
Maand van de gebitscontrole
Om de bewustwording van als baasje van uw kat of hond voor een goede gebitsverzorging te vergroten en de rol van de dierenarts hierin te onderstrepen is februari, net als vorig jaar, uitgeroepen tot de Maand van de gebitscontrole. Een moment bij uitstek dus voor een controle door uw dierenarts en extra aandacht voor het gebit van uw huisdier. Net zoals het voor u belangrijk is regelmatig naar de tandarts te gaan, is het ook voor hen belangrijk het gebit regelmatig te laten controleren.
Wat kan de dierenarts doen?
Bij een controle kan de dierenarts vaststellen of er veel tandsteen aanwezig is. Het kan dan aan te bevelen zijn om dit onder verdoving weg te halen. Soms zal er na de gebitsbehandeling ook een antibioticakuur worden gegeven om de bacteriën in de bek te doden. Meesal kan de kat er dan weer een jaar of drie tegen.
Wat kan je zelf doen voor goed gebit bij je kat?
Katten die heel rustig zijn, kan je zelf het tandsteen met je nagel of achterkant van een (thee)lepel verwijderen.
Geen zoetigheid of (katten)melk geven aan je kat
Natuurlijke voeding of echt vlees, eendagskuikentjes en andere bijtdingen
Dagelijks product met enzymen of PlaqueOff over het voer om de vorming van tandplak tegen te gaan.
Taaie kauwstrips voor de kat die het gebit in vorm houden
Deel je ervaring over gebitsproblemen bij je huisdier op DierenNieuws.nl
Bericht uitgegeven door RAVON op donderdag 4 februari 2010
De winterslaap van amfibieën en reptielen is nog in volle gang. Maar hoe verloopt die eigenlijk en waar zitten al die salamanders en hagedissen?
Amfibieën en reptielen hebben in Nederland een min of meer vergelijkbare indeling van een jaar. Ze zijn actief tussen maart en oktober en in de overige maanden zijn ze in winterslaap. In die maanden is het voor deze koudbloedige dieren simpelweg te koud om nog actief te kunnen zijn: er is te weinig zonnewarmte. Zoogdieren en vogels lossen dat energieprobleem op door goed te eten en eventueel naar gunstigere gebieden te trekken; amfibieën en reptielen lossen het op door in winterslaap te gaan.
Temperatuur De winterslaap wordt niet alleen geregeld door een inwendige 'biologische klok' die aangeeft wanneer het er tijd voor is. De winterslaap is vooral ook sterk afhankelijk van de temperatuur en kan korter of langer duren, of tijdelijk worden onderbroken. Zo zijn er uit Nederland waarnemingen bekend van zonnende gladde slangen en muurhagedissen op mooie dagen rond de jaarwisseling (Natuurbericht: De eerste muurhagedissen! ). In Zuid-Europa kunnen individuen van soorten die ook in Nederland voorkomen, midden in de winter actief zijn door de hogere temperaturen in die contreien. Sterker nog, in de hete en droge delen van Zuid-Europa komt juist een zomerrust voor!
Zelf overwinteringsplekken aanleggen Geschikte overwinteringsplaatsen op het land zijn vorstvrij en mogen nooit onder water komen te staan of verstoord worden. Te denken valt aan holen in de grond, tussen wortels van bomen, in ingerotte boomstammen, maar ook aan kelders van oude huizen, bunkers en takken- of steenhopen in tuinen. Je kunt overwinteringsplekken dus ook zelf aanleggen om de dieren in je omgeving een handje te helpen.
Huidademhaling Sommige amfibieënsoorten overwinteren onder water in de modder, in holtes in de oever of tussen planten. Met name de bruine kikker en groene kikker doen dit, maar ook sommige salamanders. De huid van amfibieën is zo dun dat er zuurstofopname door kan plaatsvinden. Bij onder water overwinterende soorten volstaat dit om de winter door te komen.
Verplaatsing als gevolg van temperatuurschommeling Nederlands onderzoek aan gezenderde gladde slangen toonde aan dat deze zich op zon 35 centimeter onder de grond bevonden, waar de temperatuur nooit onder het vriespunt kwam. Als de temperatuur lager werd verplaatsten de dieren zich naar wat diepere plekken; bij stijgende temperaturen verplaatsten ze zich meer richting oppervlakte.
Vetvoorraad Tijdens hun winterslaap verbruiken amfibieën en reptielen - in tegenstelling tot zoogdieren - opvallend weinig van hun vetvoorraad: slechts enkele procenten. Dat is een groot voordeel van hun niet-constante lichaamstemperatuur.
Tekst: Jeroen van Delft, RAVON Foto's: Arnold van Rijsewijk, RAVON
Welke verschijnselen zie je bij een kat met dementie of ouderdomsverschijnselen
Vrije radicalen veroorzaken schade aan de hersenen
Het zenuwweefsel in de hersenen van oudere katten is gevoelig voor vrije radicalen. Bij oudere katten slaat amyloid neer in de bloedvaten. Door deze amyloid afzetting in de bloedvaten worden de bloedvaten smaller en er ontstaat zuurstoftekort in de achterliggende gedeeltes van de hersenen. Het lichaam reageert hierop door de bloedvaten open te zetten waardoor er zuurstofrijker bloed in de bloedvaten stroomt. Dit heeft echter een averechts effect, het zuurstofrijke bloed veroorzaakt de vorming van vrije radicalen.
De schade, die door vrije radicalen aan de hersenen wordt toegebracht, veroorzaakt vaak leeftijdsgebonden gedragsveranderingen bij oudere kattn. Dit worden ook wel tekenen van hersenveroudering of dementie genoemd.
Dementieonderzoek
We hebben in 2005 in samenwerking met de vakgroep pathologie van de faculteit diergeneeskunde het gedrag en het bloed onderzocht van oudere katten. Ze werden onderzocht op ouderdomsverschijnselen en andere problemen zoals suikerziekte, nier- of leverproblemen, hartproblemen, een te snel werkende schildklier en een te hoge bloeddruk.
Tekenen van hersenveroudering (ook wel dementie genoemd) bij katten:
De kat vertoont de volgende verschijnselen:
is minder alert en vertoont doelloos gedrag, de kat is gedesorienteerd
begroet familieleden niet meer enthousiast
wil niet meer aangehaald te worden of vraagt niet meer om aandacht
heeft een verstoord slaappatroon: slaapt meer overdag en/of minder 's nachts
doolt 's nachts door het huis, loopt onrustig heen en weer
begint zomaar 's nachts te miauwen
Het karakter kan veranderen, de kat kan bijvoorbeeld agressiever worden
is niet meer zindelijk: plast niet meer op de bak of buiten. Dit komt omdat de kat vergeet waar hij of zij moet plassen en poepen!
Dementieverschijnselen door schildklier of nierprobleen
Een opvallend groot percentage van de katten van dit onderzoek had een te snel werkende schildklier, nierprobleem. Terwijl zij verder geen andere klachten hadden die dit soort problemen deed vermoeden.
Het is van groot belang om bij katten met ouderdoms- of dementieverschijnselen eerst uit te sluiten of er niet sprake is van een schildklier of nierprobleem. De verschijnselen zijn namelijk bij dit soort problemen identiek aan dementerend katten.
B/D voer van Hill's is er niet voor katten
Voor honden is er een speciaal voer voor dementerend honden: Prescription Diet Canine B/D is speciaal samengesteld met een exclusieve mix van anti-oxidanten en vetzuren uit groenten om de symptomen van hersenveroudering tegen te gaan en de hersenfunctie te verbeteren. De anti-oxidanten vangen de vrije radicalen in het bloed weg zodat ze geen beschadiging van de hersenen kunnen veroorzaken. HELAAS IS DIT VOER ER NIET VOOR KATTEN!
Voeradvies voor demente katten
We adviseren om voer te geven waarin vis als eiwitbron is verwerkt. In de olie waarin vis verwerkt zit, zit relatief veel vitamine E. Vitamine E is een antioxydant en vangt de vrije radicalen weg. U kunt bijvoorbeeld denken aan Hill's senior de Tuna (tonijn) variant.
Dementie behandelen met medicijnen
Behandeling met medicijnen is het enige dat we nog extra kunnen doen voor de kat. Het middel Fitergol (Nicergoline) is voor honden geregistreerd voor de behandeling van dementie. De werking van het middel berust op het verwijden van bloedvaten in de hersenen, waardoor er een betere zuurstof voorziening in de hersenen zou ontstaan. Dit middel moet in combinatie met een extra vitamine E gebruikt worden en vitamin C. Vitamine E is een antioxydant en vangt de vrije radicalen weg die er in het bloed gevormd worden. Vitamine C versterkt deze werking.
Als er geen vitamine E gebruikt wordt werkt Fitergol averechts: door het zuurstofrijkere bloed worden er juist meer vrije radicalen gevormd en ontstaat er meer hersenbeschadiging (zie het stukje vrije radicalen). Het middel verlaagt daarbij de bloeddruk door het vaatverwijdende effect. In combinatie met andere bloeddruk verlagende middelen kan dit gevaarlijk zijn!
Honden zien er soms knotsgek uit. Grappen over hoe teckels eruitzien als worstjes of uiteraard hotdogs, worden nooit oud. Weer andere honden zijn hilarisch rond, dik en rimpelig of juist torenhoog en slank. Amerikaanse onderzoekers onthulden vorige week de DNA-geheimen achter deze merkwaardige vormen. Een schoolvoorbeeld van evolutie, oeroude biotechnologie en hoe onderzoekers genen ontdekken. Darwin zou trots zijn.
Haast dagelijks lees je erover: onderzoekers melden dat ze weer een nieuw gen hebben gevonden, en vertellen erbij wat dat gen doet. Maar hoe weten ze dat?
Dat valt prima aan de hand van mooie voorbeelden uit te leggen, maar geen is zo sprekend als degene die vorige week in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS) verscheen. Bioloog Mark Neff en zijn collegas beschrijven hoe ze bij de hond 155 grotendeels onbekende genen opspoorden die het uiterlijk van honden bepalen. Ze vonden genen voor korte pootjes, vachtlengte en als hoogtepunt wijzen ze met zekerheid het gen aan dat de Shar-Pei-hond zijn aandoenlijke rimpels geeft.
Het werk van Neff en zijn collegas is zon mooi schoolvoorbeeld voor DNA-onderzoek om verschillende redenen. De eerste: de biologen hebben zich behoorlijk uitgesloofd om goede DNA-detectives te zijn. Ze wilden niets missen, en dus plozen ze elk detail na om de juiste genen bij de pootjes, haren en rimpels te plaatsen. De tweede reden: bij honden zie je de belangrijkste DNA-verschillen direct aan de buitenkant. Althans, dat nemen onderzoekers aan omdat de hond sinds zijn afstamming van de wolf vooral qua uiterlijk is veranderd, juist omdat mensen ze op een gegeven moment puur op uiterlijk fokten voor vreemde verhoudingen als korte pootjes en een lang lijf.
DNA: hoe zit het ook alweer?
DNA is een molecuul dat zowat elk organisme op aarde draagt. Erin opgesloten zitten recepten om zon organisme te bouwen, gecodeerd in vier stoffen, bekend als de letters T, C, A en G. Elke cel in jouw lijf draagt een kopie van hetzelfde DNA-molecuul met daarin de gecodeerde recepten om jou te bouwen. Honden dragen hetzelfde DNA-molecuul, maar de receptencode is anders; die is typisch honds. Toch zijn niet alle hondenrassen hetzelfde, en dus zullen zij elk een iets ander receptenboekje in hun DNA dragen. Op sommige plekken in het honden-DNA is de code bijvoorbeeld T T A G G C, terwijl dit bij een ander ras T T C G G C is. Genetici zijn in deze verschillen geïnteresseerd, omdat ze geheimen over de recepten ook wel genen in de code onthullen.
De DNA-onderzoekers verwachtten daarom dat elk ras een of meer unieke stukjes DNA draagt die kenmerkend zijn voor eigenschappen die zo typisch zijn voor dat ras. Zoals korte pootjes of rimpels. Om zoveel mogelijk nieuwe genen te ontdekken kozen de Neff en zijn collegas daarom expres voor hondenrassen die flink zijn doorgefokt en nauwelijks op elkaar lijken. En dus verzamelden de biologen bijvoorbeeld stevige herdershonden, met hun redelijk lange poten, tengere poedels met korte pootjes, flapoor-labradors met hun korte haren, kleine Jackrussels en rimpelige Shar-Pei-hondjes. In totaal hadden ze 10 rassen en 275 honden bij elkaar gesprokkeld.
Vervolgens analyseerden Neff en zijn collegas van elke hond het DNA en plaatsten alle 275 genomen als een puzzel naast elkaar. En nu maar verschillen zoeken. In werkelijkheid is dat knap lastig. Het DNA in alle wezens verandert zo nu en dan wel eens per toeval het muteert zonder dat het een zinnig verschil voor het dier of plant inhoudt. Dat betekent dat van alle unieke stukjes DNA die de wetenschappers tegenkwamen, slechts een klein deel belangrijk is voor hondenuiterlijk en door fokken is veroorzaakt.
Gelukkig hebben DNA-onderzoekers verschillende trucs achter de hand om onderscheid te maken tussen belangrijke en onbelangrijke genen. De meest logische is deze: is er een bepaald stukje DNA-volgorde dat je alsmaar bij één ras vindt, terwijl de andere rassen het niet hebben? Dat is geen toeval meer, maar een belangrijk gen. Voor de honden-DNA-detectives kwam dat goed uit, want ze vonden nogal wat van die unieke genen. Van alle 155 genen die uiteindelijk bepalend voor uiterlijk bleken, was tweederde uniek. Zulke genen kwamen bij één of hooguit twee hondenrassen voor. Daarbij hoort ook een gen dat alleen het rimpelige Shar-Pei hondje bezit. Inkoppertje voor Neff de andere biologen: dat gen is voor de rimpels. Zeker weten deden ze dat nog niet, maar daarover later meer.
Voor genen die bij meer dan twee rassen voorkwamen, zat het speurwerk wat ingewikkelder. Denk maar aan pootlengte. Dat is niet zo zwart-wit als wel rimpels of geen rimpels: honden zijn niet netjes verdeeld in rassen met superkorte poten of ellenlange stelten, en hebben daar ook geen aparte DNA-code voor. Je hebt tenslotte ook honden met doodnormale poten, die niet bijzonder lang of kort zijn.
Om de subtiele verschillen toch te kunnen vinden, maakten de biologen van alle 275 honden een DNA-kaart. Op zon kaart zie je dan een patroon. Ook van elke eigenschap, zoals pootlengte of lichaamsgrootte, maakten de onderzoekers zon patronenkaart. Toen de wetenschappers deze kaarten over elkaar heen legden, konden ze snel zien welk soort DNA bij welke eigenschap past. Overigens waren de kaarten van de biologen in werkelijkheid getallen, en maakten ze berekeningen om de kaarten over elkaar te leggen.
Daar zijn we dan: 155 genen voor hondenuiterlijk. Althans, waarschijnlijk. Want wat je tot dusver hebt gelezen van het hondenonderzoek, is puur rekenkundig detectivewerk. Écht achterhalen wat een gen doet kan alleen met een experiment. Dan vergelijk je twee dieren waartussen het enige verschil het gen is dat je wilt onderzoeken.
Om hun vermoedens kracht bij te zetten, deden Neff en zijn collegas zon experiment bij één van hun nieuw ontdekte genen: het zogenaamde HAS2-gen, een gebied op het DNA dat de Shar-Pei vermoedelijk zijn rimpeligheid geeft.
De keus voor de Shar-Pei is niet zo vreemd, want er bestaan namelijk ook Shar-Pei-hondjes zonder rimpels. Ze lijken verder veel op elkaar, dus dat is makkelijk vergelijken. De biologen namen 32 gerimpelde en 18 gladde Shar-Pei-honden, en vergeleken de DNA-volgorde op het HAS2-gen. Niet verbazingwekkend ontdekten ze dat het HAS2-gen van de gerimpelde honden behoorlijk anders was dan dat van gladde honden.
Een DNA-feitje erbij: HAS2 is nu zeker weten een gen voor huidontwikkeling, en bij Shar-Pei het verschil tussen rimpels en gladde huid.
Als laatste detail maakt Neffs onderzoek inzichtelijk hoe snel evolutie op het uiterlijk van dieren kan werken. Dat was tot nog toe deels een mysterie: heeft de hond tijdens al dat fokken nieuwe genen gevormd, raakte hij oude genen kwijt, of leidde vooral het doorfokken van bestaande genen tot de uiteenlopende vormen; worstachtig, harig, flapoor of rimpelhuid? Het tweede, schrijven de biologen. Volgens hen liggen veel van de nieuw ontdekte genen in DNA-gebieden die zelf weinig doen, maar vooral andere genen beïnvloeden. Dat klopt met het idee dat eigenlijke bouw van honden voor alle rassen hetzelfde is, maar door een mysterieuze kracht uit verhouding lijkt getrokken.
Verschillende insecten maken dankbaar gebruik van de beschutting die onze woningen bieden. Hiertoe behoren twee algemeen voorkomende soorten, die door hun torpedoachtige uiterlijk en 'glibberigheid' aan minivisjes doen denken en Zilvervisjes worden genoemd.
Zilvervisjes of Franjestaarten
Het Echte zilvervisje, Lepisma saccharina, het Ovenvisje, Thermobia domestica, en het Papiervisje, Ctenolepisma longicaudatum, zijn vertegenwoordigers van de orde Thysanura. De diertjes dragen aan de kop twee lange antennen en aan het achterlijf drie lange staartdraden. Ze danken hun 'glibberigheid' aan een bekleding van fijne schubbetjes die gemakkelijk loslaten als ze worden vastgepakt. De Thysanura zijn zeer primitieve insecten die geen gedaanteverwisseling (metamorfose) doormaken. Wel vervellen ze regelmatig. De enige verandering, afgezien van een toename in lengte, is het verschijnen van de schubben na de eerste paar vervellingen. Ze doen er wel 20 of meer maanden over om volwassen te worden en hebben dan een lengte van 10-12 millimeter (exclusief de lange antennen en staartdraden). Vele soorten Thysanura blijven vervellen gedurende hun hele leven, dat wel vier tot vijf jaar kan duren.
Zilvervisje
Het zilvervisje is een algemeen diertje binnenshuis. De naam verwijst zowel naar de lichaamsvorm als naar het zilverkleurige schubbenkleed. Hoewel het algemeen is, wordt het weinig gezien, omdat het voornamelijk in het donker actief is. Overdag zit het weggekropen op donkere en bij voorkeur enigszins vochtige plaatsen. Het leeft van allerlei plantaardige producten, van broodkruimels tot plaksel aan de achterkant van het behang en het stijfsel van gesteven katoen. Het wordt ook wel Suikergast genoemd (zie ook zijn wetenschappelijke naam), maar staat niet bekend als een diertje dat speciaal op suiker afkomt of hiervan eet.
Ovenvisje
Deze benaming komt uit de bakkerswereld en geeft aan dat het diertje van warmte houdt. Het zit graag in de buurt van ovens, haarden, hete luchtkanalen en verwarmingsbuizen. Zijn optimumtemperatuur ligt tussen 37 en 44 °C en de eieren komen slechts uit bij een temperatuur boven de 20 °C. Ovenvisjes eten niet alleen meelproducten en zetmeel, maar ook weefsels van bijvoorbeeld katoen en zijde. In gebouwencomplexen die centraal worden verwarmd, kunnen ze een moeilijk te bestrijden plaag vormen. Ze kunnen gemakkelijk in de vloeren langs de buizen wegkruipen, waar geen insecticide kan komen. De hoge temperatuur die het ovenvisje nodig heeft voor zijn ontwikkeling, wijst erop dat het diertje uit warmere streken is ingevoerd. Waarschijnlijk is dit trouwens ook het geval met het zilvervisje. Ze hebben zich, als verstekelingen in dozen en kratten, dankzij de mens intussen over de hele wereld verspreid.
Papiervisje
Veel bibliotheken, archieven en woonhuizen in Nederland worden veroverd door het Papiervisje, een papieretend insect. Het diertje vreet gaten in verschillende soorten papier, zoals fotopapier, en vormt daarmee een gevaar voor archieven en kunstcollecties. Het papiervisje komt sinds enkele tientallen jaren in Nederland voor en doet het prima in het moderne binnenhuisklimaat. Het kan zelfs extreme droogte, koude en warmte geruime tijd verdragen.
N.B. De teksten van onze hand-outs zijn vervaardigd niet alleen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook van onze eigen inzichten op basis van persoonlijke ervaringen. Daarom kan de informatie voor een deel afwijken van de gangbare literatuur. Katten hebben negen levens. Katten kunnen heel oud worden. Er doen heel wat verhaaltjes over katten de ronde. Iedereen kent wel iemand in zijn of haar omgeving met een kat die ver boven de twintig is geworden .. Helaas geldt toch ook voor katten dat ouderdom met gebreken komt. Voor de ene kat wat vroeger dan de ander, maar katten moeten als senioren beschouwd worden boven de leeftijd van 10-12 jaar. Natuurlijk kunnen we niet alle ziekten opsommen die kunnen optreden bij de oudere kat, maar voor een aantal geldt dat ze relatief vaker voorkomen en vrij goed te herkennen zijn. En als een aandoening vroegtijdig herkend en onderkend wordt, dan zijn er (nog) mogelijkheden om er iets aan te doen.
Nierfalen Bij oudere katten komt het relatief vaak voor dat de nieren niet goed meer functioneren. We spreken dan over de chronische interstitiele nefritis of schrompelnier. Bij deze nieraandoening wordt het functionele nierweefsel vervangen door bindweefsel. De nieren kunnen het bloed niet voldoende ontgiften en de katten worden ziek. We zien een slechte eetlust, veel drinken en plassen, regelmatig braken, sloomheid, vermagering en een mottige vacht. Uiteindelijk raken de katten uitgedroogd, doordat de urine onvoldoende geconcentreerd is. De diagnose wordt gesteld door middel van een bloed- en urine onderzoek. Tijdig onderkennen van nierfalen is van belang: we kunnen infusen toedienen, nierdieet geven en ondersteunende maatregelen nemen in de vorm van homeopathie (Mac Samuel® Niertonicum) of medicijnen tegen misselijkheid.
Hartproblemen De meest voorkomende hartaandoening bij katten is een afwijking van de hartspier, die we cardiomyopathie noemen. Hierbij verdikt de hartspier ten koste van de grootte van het lumen van het hart, waardoor het rondpompen van bloed weinig efficiënt verloopt. Deze hartaandoening is echter niet een typische oude katten kwaal! Sterker nog het is een aandoening die het vaakst gezien wordt bij jong volwassen katten. Bij oudere katten moeten we alert zijn op andere hartaandoeningen zoals klepgebreken en hartritmestoornissen. Er kunnen bijvoorbeeld ontstekingen van de hartkleppen ontstaan ten gevolge van ontstoken tandvlees door gebitsproblemen, maar bij oudere dieren kunnen de hartkleppen ook slechter gaan functioneren doordat ze stugger en/of onregelmatig van vorm worden door een soort verbindweefseling (een soort slijtage). Een te hoge bloeddruk en een te snel werkende schildklier hebben ook secundaire effecten op de hartfunctie (zie daar)! De diagnose wordt gesteld door middel van klinisch onderzoek, eventueel röntgenologisch onderzoek van de borstholte en een echografie (en ECG) van het hart. De behandeling wordt op de individuele patiënt afgestemd.
Schildklier Bij oudere katten komt relatief vaak een te snel werkende schildklier voor. Ten gevolge van meestal goedaardige tumoren in de schildklier wordt een overmaat aan schildklierhormoon geproduceerd. Dit hormoon jaagt de stofwisseling van de kat op, waardoor de kat flink kan vermageren. De kat heeft continue honger en is dan ook de hele dag op zoek naar eten. Verder zien we vaak onrust bij deze patiënten. Ze maken een opgejaagde, hyperactieve indruk. Niet alleen de stofwisseling, maar ook de bloeddruk en de hartfrequentie worden opgejaagd. Uiteindelijk kunnen zelfs ernstige hartritmestoornissen ontstaan. De diagnose wordt gesteld door middel van een bloedonderzoek. Soms is de vergrote schildklier zelfs te voelen. De behandelingsmogelijkheden zijn divers: het afwijkende deel van de schildklier kan operatief verwijderd worden, maar er bestaan ook medicijnen die de productie van schildklierhormonen afremmen. Er zijn ook mogelijkheden om de schildklier met radio-actief Jodium te behandelen. Dit laatste is specialistenwerk en wordt slechts in enkele klinieken in Nederland gedaan. Welke behandelingsmogelijkheid gekozen wordt hangt af van de leeftijd van de kat, de algemene conditie, de conditie van het hart en de wens van de eigenaar.
Suikerziekte Het beeld van suikerziekte kan lijken op dat van de te snel werkende schildklier. Ook deze katten hebben honger en eten dus veel, maar worden ondanks dat erg mager. Ze drinken en plassen meestal erg veel. De diagnose wordt gesteld door middel van bloed- en urineonderzoek. De behandeling bestaat uit het toedienen van insuline. Bij de meeste katten moet dat 2 x per dag. Om de juiste dosering insuline in te stellen is zeker in het begin van de behandeling regelmatig een bloedsuiker controle nodig.
Hypertensie Hypertensie is een te hoge bloeddruk. Een te hoge bloeddruk komt bij katten regelmatig voor. Het kan het gevolg zijn van nierfalen, hartproblemen, een te snel werkende schildklier of een bijnierprobleem. Vaak zien we het dus als complicatie van een andere aandoening, waarbij dan ook de symptomen van de primaire aandoening het meest zullen opvallen. Soms treden echter de gevolgen van de te hoge bloeddruk duidelijk op de voorgrond: vooral het plotselinge optreden van blindheid is een teken aan de wand! Andere katten laten weer alleen een algehele malaise zien. De diagnose is eenvoudig indien de juiste apparatuur voorhanden is. In onze kliniek wordt met behulp van een Doppler apparaat een bloeddrukmeting gedaan. De behandeling is afhankelijk van de oorzaak van de te hoge bloeddruk. Een tijdige behandeling kan veel ellende voorkomen!
Gebit Een gezond gebit is natuurlijk gedurende het hele leven van groot belang. Het blijkt echter dat op oudere leeftijd relatief meer gebitsproblemen voorkomen. Deze problemen variëren van tandsteen en loszittende elementen tot tandhalslaesies en wortelabcessen bij katten. Een ongezond gebit geeft aanleiding tot ontstoken tandvlees en mondslijmvlies. Vanwege de sterke doorbloeding van het tandvlees en de gevaarlijke bacteriën die bij dergelijke ontstekingen een rol spelen lopen andere organen ook gevaar. Vooral nieren en hart kunnen secundair beschadigd raken als een tandvleesontsteking te lang onbehandeld blijft. Een nauwkeurig klinisch onderzoek van mondholte en gebit zal de mogelijke problemen aan het licht brengen. Afhankelijk van de ernst van de aandoening en de totale conditie van de kat kan een behandelingsplan opgesteld worden. Het nadeel van een eventueel noodzakelijke narcose zal moeten worden afgewogen tegen de risicos van een slecht gebit en ontstoken tandvlees. Bij oudere katten kan het zinvol zijn om voorafgaand aan de narcose een screenend bloedonderzoek en/of röntgenonderzoek te doen. Naast een gebitsreiniging en sanering is het vaak noodzakelijk om een antibioticumkuur te geven.
Tumoren Bepaalde tumoren komen bij de oudere kat vaker voor dan bij de jonge of jong volwassen kat. Een gedegen klinisch onderzoek, eventueel aangevuld met röntgenfotos, echografie en/of bloedonderzoek kan helpen om tumoren in een vroeg stadium te ontdekken en de juiste maatregelen te nemen.
Alerte eigenaar
Waar moet u nou op letten als eigenaar van een senior-kat?
Een aantal belangrijke punten waarop u alert moet zijn bij katten op leeftijd: Meer drinken en plassen Op vreemde plaatsen plassen Vermageren Gedragsverandering Overdreven veel eten Slecht eten Stank uit de bek Moeilijk kauwen Kortademigheid Bulten of verdikkingen Frequent braken Slecht zien Slechte vachtconditie Bij één van deze symptomen is het van belang om de kat zo snel mogelijk te laten onderzoeken. Wacht niet te lang, hoe sneller u erbij bent des te meer kans op een succesvolle behandeling!
Heb jij - net zoals vele andere belgen- je voorgenomen om dit jaar te stoppen met roken? Dan is dit alvast een leuke manier om eraan te beginnen. Heb je al eens geprobeerd maar lukt het maar niet, zelfs met behulp van kauwgom, pilletjes of een plakker? Dan kan deze methode misschien meer motiverend zijn? Stoppen met roken samen met je hond! Je hond kan een zeer waardevolle hulp zijn om eindelijk van die sigarettenpeuk af te raken. Hier een aantal tips om je alvast op weg te helpen. Doe het voor je hond
Studies wijzen uit dat meer mensen willen stoppen met roken als dit de gezondheid van hun hond kan bevorderen. Sterker nog, deze drang is sterker dan dat ze dit zouden doen voor zichzelf of hun kinderen. 30% van hondeneigenaars hebben aangegeven te willen stoppen nadat ze vernomen hadden dat het meeroken de gezondheid van hun hond kan schaden. Terwijl slechts 2% dit zouden doen nadat ze hoorden dat dit ook de gezondheid van hun kinderen kon aantasten. Onwaarschijnlijk ? Volledige studie kan je vinden op deze pagina.
Inhaleer de feiten! Ja, meeroken is erg slecht voor de gezondheid van je hond. Het kan zelfs je hond doden, net zoals dat het geval is bij mensen. Er worden beduidend meer kankers vastgesteld bij huisdieren in gezinnen die roken. Sigarettenrook heeft een zeer slechte invloed op de ogen en de neus van de hond. Deze beginnen naar verloop van tijd pijnlijk aan te voelen en er is ook een duidelijk effect vastgesteld op de bloedvaten in deze twee lichaamsdelen. Hondenneuzen zijn zeer gevoelig en vooral honden met lange spitse neuzen zijn zeer gevoelig voor rook. ( vb greyhounds, herders, ..) Rook kan er ook voor zorgen dat je hond sneller verkouden wordt en dan begint te hoesten of te niezen. De rook zal ook veel sneller de slokdarm van je hond irriteren en hem sneller allergisch maken aan diverse stoffen.
Maak van je hond je sparringpartner.
Sporten kan een geweldige hulp zijn om te stoppen met roken. Het houdt je bezig, verlost je van een gedeelte stress, vermindert depressies en je wil daardoor ook gezonder gaan leven.Wandelen is daarbij een van de meest eenvoudige manieren om in beweging te blijven. En met wie kan je dit beter doen als met je hond . Honden leven om te wandelen! Stoppen met roken is zeker geen kleine ochtendwandeling, maar met je hond gaat het zoveel eenvoudiger.
Maak gebruik van de onvoorwaardelijke hondenliefde
Als je wil stoppen met roken heb je de steun van familie en vrienden nodig. Wie staat er dichter bij jou en geeft steeds een onvoorwaardelijk oordeel? Je hond zal steeds daar zijn ook al loop je een beetje geïrriteerd rond. Laat je beste vriend ook in die momenten aan je zij staan. Haal hem eens meer aan en geef een knuffel meer op de dagen dat het jou wat minder gaat. Spreek met je hond want hij zal geenszinds grommen of bijten als jij chagrijnig bent.
Maak van je hond je niet-rokers uithangbord Koop voor je hond een T-shirt of embleem dat je herrinnert aan je missie. Door het dragen van dit duidelijke kenmerk zal je hond je elke dag opnieuw herinneren aan je doel: Stoppen met roken! Je zal het dus makkelijker hebben om aan de drang naar een sigaret te weerstaan. Je kan ook zelf een originele shirt ontwerpen met de foto van je hond en/of jezelf met daarop een slogan zoals ?uro; opgelet baasje en hond zijn gestopt met roken! ?uro; of iets dergelijks.
Train je hond als rookalarm Sommige mensen trainen hun hond als rookdetector die begint te blaffen elke keer wanneer er een teken van rook is. Deze levende versie is veel effectiever dan de plastic versie met batterijen. Als je hond er echt goed in is kan deze de ontbrekende schakel zijn om het vol te houden. Op onze site kan je alvast wat trainingstips vinden om van je hond een echte rookdetector te maken.( engelse versie)
Verdeel de financiële bonus met je hond Stoppen met roken kan je alvast een hele hoop geld opleveren. Dit kan oplopen tot 1500? per jaar. Voor dat geld kan je een aantal leuke en nuttige zaken aanschaffen voor je hond. Het geld dat nu in rook opgaat kan op deze manier de levenskwaliteit van jou en je hond verbeteren. Enkele tips ? Een innovatief hondenspeeltje, gezondere( dus meestal duurdere) voeding voor je hond of evt een verzekering die dierenartskosten dekt. Met dit geld kan je ook een leuk tripjes maken of zijn verblijf in het hotel betalen.Veel plezier!
Indianen geloven nog steeds dat de ziel van hun voorvaderen, vermomd als een wolf, voortleeft. Ze onderteken daardoor enkel een contract als er een wolf ( of dezer dagen een hond) aanwezig is .
Wolven en sommige honden bezitten de kracht om te doden en dreigen daar voortdurend mee, maar gebruiken hem enkel indien het echt nodig is .Ze kunnen op leven en dood vechten om hun familie te beschermen, voedsel te beschermen maar hebben respect voor hun tegenstanders uit andere roedels.Toch heeft dit dreigend gedrag hen een slechte reputatie opgeleverd. Mensen daarentegen respecteren hun tegenstanders niet. Wij kunnen doden met een enkel druk op de knop zonder te weten wie eigenlijk onze tegenstanders zijn.....en kunnen zinloos doden.
Wist je dat het heel wat moeite kost aan een hond om te apporteren? Het is voor een hond heel onnatuurlijk om iets af te geven wat hij in de natuur heeft te pakken gekregen. Alles wat een wolf pakt in de natuur is zijn bezit en ze maken dit snel duidelijk in de roedel door niemand anders daarvan in de buurt te laten komen.
Slapen is instinctief dierengedrag, samen met paren en eten.
Net als eten, is goede rust belangrijk om te overleven, en alle levende dieren, van fruitvliegen tot dolfijnen, nemen op één of andere manier rust. Voor sommige dieren schept slaap de mogelijkheid om te ontsnappen aan de kou en het risico aangevallen te worden en voor andere is sluimeren een noodzakelijke, maar gevaarlijke zaak.
Vogels, zoogdieren en veel andere dieren hebben waak- en slaapperiodes die de 24 uur-cyclus volgen, ook wel bekend als een circadiaans ritme. Het aantal slaapperiodes en de duur ervan varieert. Verschillende energiebehoeften zijn deels de reden voor deze verscheidenheid.
Een spitsmuis, wiens kleine lijf snel energie verbrandt om het verlies aan hitte te compenseren, kan lang soezen en is zowel overdag als 's nachts actief. Hij doet korte dutjes tussen de jachtpartijen door.
Grazende zoogdieren zoals vee en antilopen eten energiearm voedsel en zijn urenlang bezig met eten, ondanks het risico aangevallen te worden. Ze maken dit goed door te rusten op een verborgen plek, waar ze voedsel kunnen herkauwen. Lichte slapers worden wakker op het moment dat er gevaar dreigt.
Maar een roofdier zoals een kat kan een paar uur achter elkaar slapen. Hij brengt minder tijd door met het zoeken naar eten en met zijn energierijk voedsel kan hij het langere periodes volhouden.
De dagelijkse cyclus van duisternis en zonlicht geeft veel dieren de visuele aanwijzingen om wakker te worden of te gaan slapen.
Andere aanwijzingen zijn temperatuur- en vochtigheids -veranderingen.
De Europese groene krab bijvoorbeeld, is actief bij hoogtij. Wanneer het koudere water van de vloed over zijn oogsteeltjes spoelt, schudt hij zichzelf wakker.
Tijdens de trek gooien veel vogels hun dagelijkse slaapritme om door tijdens de nacht te vliegen wanneer het kouder is, en overdag te eten en te slapen.
Dieren worden geboren met een biologische klok, een mechanisme dat de tijd bijhoudt en dat wordt doorgegeven via de genen. Zelfs groene krabben die in gevangenschap worden gehouden, volgen de cyclus van het getij. In het wild werken de externe aanwijzingen, waaronder zonlicht en temperatuur, samen met de biologische klok.
Slaap brengt veel risico's met zich mee voor dieren. Daarom zijn de slaappatronen zo verschillend. Opgekruld in zijn hol, geniet een grondeekhoorn van veertien uur slaap per dag.
Omdat een dolfijn lucht moet inademen aan de oppervlakte, ligt hij elke keer op één kant, en slaapt daarom nooit vast. Vissen stoppen daarentegen met zwemmen en slapen rustig.
Slaap zorgt ervoor dat de lichaamsspieren rusten, maar de hersenen blijven actief. De meeste vogels en zoogdieren ondergaan twee soorten slaap. Tijdens de actieve of de remslaap dromen de hersenen : het zet herinneringen op een rijtje. De andere vorm van slaap is de diepe slaap. Tijdens de slaapperiode werken de hersenen tussen deze twee soorten slaap in.
De mug Anopheles gambiae, de belangrijkste verspreider van malaria in Afrika, paart maar één keer in haar leven. Wetenschappers hebben een manier ontdekt om die paring te verstoren, en hopen zo de muggenpopulaties sterk te kunnen reduceren.
Nadat een muggenmannetje een vrouwtje heeft bevrucht, slaat die het sperma op in een speciaal daarvoor bestemd orgaan dat door het mannetje met een soort stop van gestold zaadvocht en proteïnen wordt afgesloten. Geen enkele andere muskietensoort doet dat en wetenschappers vroegen zich al langer af wat de functie van de stop is.
Britse onderzoekers hebben nu achterhaald dat de stop niet dient om te verhinderen dat andere mannetjes nog met het vrouwtje paren zoals eerder gedacht maar garandeert dat het sperma op de juiste manier wordt bewaard. Gebeurt dat niet, dan vindt er geen bevruchting plaats. Vervolgens gingen ze op zoek naar een manier om de vorming van de stop te verstoren, en zo bevruchting onmogelijk te maken.
De wetenschappers ontdekten dat het enzym transglutaminase verantwoordelijk is voor het stollen van het proteïnenmengsel en slaagden erin het bij muggen in het lab uit te schakelen. Volgens de onderzoekers moet het mogelijk zijn om met sprays die de vorming van de stop verhinderen wilde muggenpopulaties te steriliseren. En zo dus de verspreiding van malaria in te dijken. (ddc)
Ja, de zonnige dag is omgeslagen in een heel droevige dag nu we vanmorgen via de mailgroep van mentors/administrators vernomen hebben dat onze goede vriend JeeCee er niet meer is. Waar we bang voor waren, is spijtig genoeg gebeurd.
Herinneren jullie nog de fantastische schrijfsels van de goedlachse privé secretaris van Poessietje, functie die hij zichzelf toedichtte wanneer hij ons weer een aflevering zond van "Het dagboek van Poessietje" ? Dat poesje dat hij uit een heel moeilijke situatie gered heeft en dat bij hem en Annemie thuis met zijn gatje in de boter is gevallen? Dat poessietje die verhalen vertelde over de grote witte Mama poes ofwel ook de Mama Tang genaamd en over die grote beesten met ijzeren schoenen aan, zijn paarden ? Wil je die mooie, grappige en originele verhalen nog eens teruglezen? Dat kan hoor dankzij ons blogje dat Simone zo mooi uitwerkt. Tik daar op de zoekfunctie "Dagboek van Poessietje" in en geniet nog eens samen met JeeCee van de avonturen van zijn Kung-Fu katje.
Sorry, dat ik hier van de hak op de tak spring, maar er komen zoveel fijne herinneringen naar boven aan een goedlachse, originele, altijd hulpvaardige en fijne man, een collega-mentor die ik de voorbije jaren heb mogen leren kennen. Onze laatste ontmoeting met een lach was op de 50+ beurs in Genk, nu is die lach vervangen door een traan.
Zolang iemand in onze herinneringen, woorden en verhalen is, leeft hij voort in onze gedachten. Moge dit voor JeeCee nog heel lang het geval zijn!
Hieronder zet ik jullie de mail die we binnenkregen op de mailgroep mentors/administrators. Daar staat ook een mailadres bij waarnaar jullie, indien jullie dit wensen, een berichtje kunnen sturen.
Heeft er iemand van jullie soms nog ergens een foto opgeslagen met JeeCee en Poessietje ? Ik denk dat ze samen in een zetel zaten/lagen, maar kan ze zo dadelijk niet vinden.
De aankoop van een nieuw paard is vaak een weg met vele hindernissen. Het aanbod is groot en de zoektocht lang naar het vinden van het geschikte paard op gebied van type, exterieur, afstamming, sportaanleg, karakter en prijs. Eenmaal de ideale kandidaat gevonden vormt het diergeneeskundig onderzoek de laatste horde naar de nieuwe stal. In dit driedelig dossier bespreken we de diergeneeskundige keuring van het paard. In het eerste deel richten we ons op het klinisch onderzoek. Het tweede deel staat in het teken van het radiografisch onderzoek en in het laatste deel belichten we verder aanvullend onderzoek zoals bijvoorbeeld endoscopie en echografie en geven we meer concrete voorbeelden.
DEEL 1 : HET KLINISCH ONDERZOEK
Een paard is een levend wezen en de aanschaf ervan houdt inherent een risico in. Toch wordt via een keuring een zekere garantie gevraagd voor de toekomt. Geen sinecure, want de diergeneeskunde is niet zwart-wit en er zijn heel veel individuele variaties tussen verschillende paarden. Ook eventuele ziekte of orthopedische aandoeningen kunnen zeer grillig en onvoorspelbaar verlopen. Een diergeneeskundige keuring is aldus een momentopname van de gezondheidstoestand van het paard.
Het klinisch onderzoek is het belangrijkste en vormt de basis . Via aanvullend onderzoek zoals radiografie en endoscopie wordt een zo'n volledig mogelijk beeld geschept en wordt een soort van risicoanalyse gemaakt. Alle bevindingen van de dierenarts tijdens het keuringsonderzoek worden opgetekend in een keuringsrapport , waarna na interpretatie van alle gegevens een advies wordt geformuleerd. Het is uiteindelijk aan de koper om de knoop door te hakken.
GEBRUIKSDOEL
Het klinisch onderzoek begint met een controle van het signalement. Ofwel wordt het signalement opgetekend, ofwel gecontroleerd aan de hand van het stamboekbewijs. Tegenwoordig dienen te paarden te zijn gechipt en wordt bijkomend het chipnummer afgelezen en vermeld op het keuringsdocument. Het protocol van elk keuringsonderzoek is in principe gelijk, maar naargelang het gebruiksdoel wordt een verschillend gewicht gegeven aan de gevonden bevindingen. Keuringsadviezen zijn om die redenen niet zomaar herbruikbaar bij eventuele latere doorverkoop. De waardeparameters bij de aankoopkeuring van een recreatiepaard zullen verschillen van deze van een Grand-Prix paard. Een onderscheid dient eveneens gemaakt te worden tussen een keuring voor de fokkerij (keuring als dekhengst, G-label keuring BWP) en keuring als sportpaard. Beide keuringen overlappen op vele gebieden, maar zijn niet identiek. Elk stamboek in België heeft zijn eigen verantwoordelijke keuringsinstantie (vb. Faculteit diergeneeskunde van Merelbeke voor het BWP, de faculteit van Luik voor het SBS en Dr. Leo De Backer voor Zangersheide). Hun advies is bindend voor het betreffende stamboek. Bij de keuring als dekhengst ligt de nadruk op de detectie van eventueel overerfbare aandoeningen. Het radiografisch onderzoek met o.a. controle op OCD fragmenten is dus zeer belangrijk. Een gunstig/ongunstig advies als dekhengst betekent dus niet noodzakelijk een gunstig/ongunstig advies als sportpaard of omgekeerd.
INSPECTIE/PALPATIE
Na controle van het signalement wordt het paard grondig bekeken en volledig afgetast op stand. Elk lichaamsdeel van de neus tot aan de staart wordt geïnspecteerd. Enkel de afwijkingen of klinisch belangrijke malformaties worden vermeld. Normale anatomische variaties worden niet noodzakelijk vermeld op het rapport. Er wordt gezocht naar eventuele littekens, zwellingen, warmte, gevoeligheden en gebreken. Het gebit wordt gecontroleerd op over- of onderbeet. Uitzonderlijke afwijkingen aan het hoofd kunnen zijn een niet volledig ontwikkeld traankanaal thv de neus of een chronische fistel aan de oorbasis tengevolge een ectopische tand.
De ogen moeten een mooi heldere cornea hebben en de pupil dient vlot te verkleinen onder invloed van licht. Het hart en de longen worden geausculteerd met een stethoscoop. Sommige bijgeruisen op het hart zijn fysiologisch en dienen onderscheiden te worden van de pathologische. Aanvullend onderzoek is hier soms noodzakelijk (zie deel III). Standafwijkingen van de ledematen worden genoteerd. Een erg vlaamse of franse stand hoeft niet noodzakelijk manken te geven, maar het belang op lange termijn wordt vermeld. Symmetrie bij beoordelen van afwijkende bevindingen is belangrijk. Een lichte opzetting van de sesamschede op beide achterbenen (galletjes) zijn minder belangrijk dan een opzetting van één enkele sesamschede. De voorvoeten zijn liefst symmetrisch in hoogte en vorm. Een milde asymmetrie wordt getolereerd, maar vraagt om alertheid. Een paard met een langdurige sluimerende pijn ontlast vaak subtiel het been. Bij langdurige ontlasting groeit de ene voet iets steiler en hoger uit dan de andere. We spreken van een onder- en overbelast patroon. Er dient opgemerkt te worden dat deze exterieurkeuring van het paard vanuit een diergeneeskundig standpunt gebeurt. Paarden met een matig exterieur kunnen perfect gezond zijn en aldus geen diergeneeskundige opmerkingen krijgen.
BEWEGINGSONDERZOEK
Het paard wordt bekeken in stap en draf op de harde bodem op rechte lijn en op volte naar links en rechts . Daarnaast wordt het paard gelongeerd op zachte bodem in draf en galop
Hoe goed kunnen paarden tegen de koude, en hoe doen ze dat? Het komt neer op drie A's: Aanpassing, Acclimatisatie, Acclimatisering.
Aanpassing
Paarden zijn geëvolueerd in een veel kouder klimaat dan de mens. Het menselijk lichaam is gebouwd om warmte snel te kunnen afstaan, het lichaam van het paard is gemaakt om warmte te produceren en vast te houden. Een aantal opvallende aanpassingen zijn: Het enorme spijsverteringsgestel van het paard, uitgerust om zeer vezelrijk voedsel te verteren, produceert een enorme hoeveelheid warmte. (Zie ook Natuurlijke Voeding voor meer informatie daarover). Het paard heeft een groot relatief rond lichaam, met een grotere inhoud/oppervlakte verhouding dan dat van de mens, en raakt dus per kilo lichaamsgewicht veel minder warmte kwijt dan wij. Maar ook de ledematen van het paard zijn heel fraai aangepast aan de koude: De benen van een paard bevatten veel minder spieren dan die van de mens, dus de benen hebben veel minder bloed nodig en koelen het bloed dus ook minder af. Vanwege het lagere metabolisme in de benen hebben de cellen in de benen ook minder moeite met lagere temperaturen. Menselijke tenen "bevriezen" vrij snel, maar paarden hebben zelden bevroren benen! Onze neuzen zijn meer gemaakt om de lucht te filteren dan om ze op te warmen, maar paardeneuzen zijn speciaal uitgerust om de lucht op te warmen. Paarden verliezen dan ook weinig warmte via de longen.
Acclimatisatie
Een voorbeeld van "pilo-erection". Op deze koude februari-dag heeft Jack zijn vacht rechtop gezet zodat deze meer isolerende lucht omsluit. Op deze manier krijgt hij het niet koud.
Een deken zou dit onmogelijk maken omdat daarmee de vacht wordt platgedrukt.
Als de aanpassing of acclimatisering onvoldoende blijkt heeft het paard een heel scala aan "noodvoorzieningen" om snel de lichaamstemperatuur omhoog te krijgen.
Bibberen (of rillen). Bibberen is niets anders dan snel opeenvolgende spiercontracties. Spiergebruik produceert veel warmte, en met hun enorme spiermassa's zijn paarden uitstekende "bibberaars". Ze kunnen dit makkelijker en efficienter dan de mens.
Countercurrent heat exchange . Normaal gesproken stroomt het bloed vlak onder de huid alvorens naar de longen te gaan. Tijdens koud weer echter worden de bloedvaten vlak onder de huid afgesloten en stroomt het bloed dieper door de huid, de teruggaande bloedstroom wordt bovendien omgeleid en stroomt om de slagaderen heen (waardoor het bloed stroomt dat uit het hart komt). Het gevolg is dat het terugkerende bloed eerst wordt opgewarmd alvorens het terug gaat naar hart en longen.
Pilo-erection . Het paard zet (bijna onzichtbaar) de vachtharen ietwat rechtop, zodat ze meer isolerende lucht omsluiten.
Circulation shunts . Om de benen tegen bevriezing te beschermen, en tegelijkertijd het warmteverlies te beperken, kan het paard het bloed van de slagaderen rechtstreeks naar de aderen laten terugstromen. De lichaamscellen in de benen krijgen dan tijdelijk geen voeding meer (een paard kan dat doen omdat er in de benen zelf nauwelijks spieren zitten), het bloed wordt dan alleen gebruikt om de benen op te warmen, en zodra de benen weer warm genoeg zijn stroomt het bloed weer gewoon via de haarvaten.
Verhoogd metabolisme . Blijft het koud, dan produceert het paard meer cortisol, de bloeddruk, hartslag, en algeheel metabolisme gaat omhoog.
Acclimatisering
De hierboven beschreven noodvoorzieningen werken prachtig, maar kosten veel energie. Voor de langere termijn (het winterseizoen) treft het paard andere maatregelen. In de herfst maakt het paard een wintervacht, die in dikte wordt aangepast aan het temperatuurverloop. Deze wintervacht kan tot midden December nog worden aangepast aan de heersende temperaturen. De wintervacht van een paard overtreft onze beste winterkleding! Er zitten verschillende soorten haren in de vacht: Fijne haren om te isoleren, stugge haren om de fijnere isoleerharen overeind te houden, haren om de regen te weren. Een paard waarbij de structuur van de vacht niet door borstelen wordt verwoest, en waarbij de vetlaag niet door shampo's en dergelijke wordt weggespoeld is zeer goed bestand tegen regen en zorgt ervoor dat de huid altijd droog blijft. Wanneer de temperatuur omlaag gaat krijgt het paard meer honger. Hij gaat een isolerend vetlaagje opbouwen, en bovendien gaat zijn metabolisme langzaam omhoog. Het resultaat is een juweeltje van temperatuurregulatie: Het paard gaat meer warmte produceren en bouwt tegelijkertijd een paar extra lagen isolatie.
Zweten, gevaarlijk of niet?
Een hardnekkig misverstand is dat paarden kou vatten als ze bezweet de wei op gaan. Waarom is dat een misverstand en hoe is dit misverstand de wereld in gekomen?
Om dit goed te kunnen uitleggen is het nodig om stil te staan bij enkele natuurkundige feiten:
Iets dat nat is is nog niet per definitie koud. Kou ontstaat pas wanneer een vloeistof overgaat in een gas; verdamping dus.
Verdamping gaat sneller wanneer er een luchtstroom is. Denk aan wasgoed dat sneller droogt wanneer er een windje staat.
Iets dat nat is maar niet kan verdampen koelt niet af. Hierop berusten de zogenaamde natpakken die surfers en duikers dragen; die pakken lopen vol water maar omdat het water niet verdampt koelt het ook niet af.
Drogen kan op verschillende manieren: Dit kan door verdamping maar ook door het afvoeren van het water. Wanneer je een handdoek gebruikt droog je ook, maar zonder de afkoeling die je zou krijgen wanneer je droogt door verdamping.
Vocht heeft de neiging zich te verplaatsen naar nauwe ruimten. Zo drogen handdoeken omdat het vocht tussen de draadjes van de stof kruipt. We noemen dit de capillaire werking. Vacht heeft ook een capillaire werking: De nauwe ruimten tussen de haartjes zuigen vocht op.
Ok, wat heeft dit met paarden te maken? Nee, wacht nou even, laten we eerst eens kijken wat er gebeurt als wij mensen bezweet buiten gaan rondlopen: Onze huid is nat en door de wind wordt onze huid gedroogd. De drogende factor is hier dus verdamping, en verdamping zorgt voor afkoeling. Als wij mensen nat buiten staan koelen we in een rap tempo af. Die afkoeling gaat zo snel dat we kou kunnen vatten.
Nu eindelijk naar de paarden. Wat gebeurt er als een paard zweet? Als een paard zweet wordt allereerst de huid nat. Aangezien de huid niet bloot is vindt er echter geen rechtstreekse verdamping en dus afkoeling plaats. In plaats daarvan wordt het zweet door de capillaire werking van de vacht naar buiten getransporteerd. Het is aan de buitenkant van de vacht waar de verdamping en dus de afkoeling plaatsvindt.
Wat gebeurt er nu wanneer we een bezweet paard "zomaar" buiten neerzetten? Zolang het paard het nog te warm heeft zal hij blijven zweten. Zolang je het te warm hebt kan zweten geen kwaad; mensen worden ook niet ziek als ze uit de sauna komen en in de vrieskou gaan staan. Na een tijdje heeft het paard het echter niet meer te warm en houdt dus op met zweten. Wat er dan gebeurt is totaal verschillend van wat er bij mensen gebeurt: De huid droogt dan op, maar niet door de verdamping maar door de capillaire werking van de vacht. Die zuigt het zweet op (zoals een handdoek je opdroogt, dus zonder afkoeling) en het zweet verdampt aan de buitenkant van de vacht. Omdat we te maken hebben met verdamping koelt het daar natuurlijk wel af, maar dat is aan de buitenkant van de vacht!
Alle voorzorgen om paarden te beschermen tegen te snelle afkoeling zijn dan ook gebaseerd op antropomorfisme : Omdat wij mensen ziek worden als we bezweet in de wind gaan staan denken we dat dit dus ook wel voor paarden zal gelden. Maar niets is minder waar!
!
Dat paarden kunnen zweten is niet zo vanzelfsprekend: De meeste dieren kunnen niet zweten! (honden, katten, konijnen, etc.) Het paard is blijkbaar speciaal geëvolueerd om te kunnen zweten en het is dan ook tamelijk merkwaardig om te veronderstellen dat hij daar niet tegen zou kunnen!
Dit gebrek aan natuurkundig inzicht en het daaruit volgende antropomorfisme doet mensen besluiten om dan maar een deken op het paard te leggen en daarmee de fantastische temperatuurregulatie van het paard te saboteren... En dat brengt ons op het volgende onderwerp.
De draagtijd (of drachtigheidsduur) is de periode dat een foetus (= ongeboren vrucht) in de baarmoeder doorbrengt vanaf de bevruchting tot aan de bevalling. Van draagtijd wordt meestal gesproken bij zoogdieren, maar ook bij levendbarende vissen kan van draagtijd gesproken worden. Hieronder zie je de draagtijden en broedtijden van respectievelijk verschillende zoogdieren en levendbare vissen en daarnaast van eierleggende dieren (tussen haakjes staat de spreiding per diersoort). De volgorde is alfabetisch. Wanneer je op een diersoort klikt, krijg je heel veel info over de betreffende diersoort op Wikipedia en ook afbeeldingen van het dier.
Zoogdieren en levendbarende vissen
Berglemming: 20-22 dagen Bever: 100-110 dagen Blauwe vinvis: 11-12 maanden Bonobo: 8 maanden Bruine beer: 255 dagen Bruinvis: 11 maanden Brulaap: 6 maanden Bunzing: 6 weken Cavia: 2-2,5 maanden Chimpansee: 202-261 dagen Chinchilla: 111 (105-118) dagen Damhert: 234 (225-237) dagen Das: 7 weken. Het dassenvrouwtje kan heel het jaar door bevrucht worden maar de bevruchte eicellen blijven in kiemrust tot december en ontwikkelen dan pas verder. Dit fenomeen noemt verlengde draagtijd of vertraagde innesteling. De eigenlijke draagtijd bedraagt zeven weken. Dolfijn: 350 dagen Edelhert: 231 (226-238) dagen Eekhoorn: 5-6 weken Egel: 31-35 dagen Eland: 240-270 dagen Ezel: 275 dagen (10,5-14,4 maanden) Fret: 42 (41-44 dagen) Geit: 150 (146-157) dagen Gerbil: 24-26 dagen Gibbon: 30 weken Giraffe: 475 dagen Gorilla: 9 maanden Gup: 4-5 weken Hamster: 15-17 dagen. Hond: 63 dagen Hyena(gevlekte) : 110 dagen IJsbeer: 240 dagen Jachtluipaard: 90-95 dagen Jaguar: 110 dagen Kangoeroe: draagtijd is een maand, maar het jong is dan nog maar 2 cm groot en weegt minder dan een gram. Daarna zit het nog 6-8 maanden in de buidel. Kat: 63 (58-64) dagen Koe: 9 maanden (275-300 dagen) Konijn: 30-31 dagen Lama: 331-367 dagen Leeuw (Afrikaanse): 105-110 dagen Luiaard (drievingerige) : 170 dagen Mens: 280 dagen Miereneter: 190 dagen Mol: 4-6 weken Muis: 19-24 dagen Muskusrat: 25-30 dagen Nerts: 50 (39-59) dagen Neushoorn(Indische) : 16 maanden Nijlpaard: 240 dagen Olifant(Afrikaanse) : 18-22 maanden Olifant(Aziatische) : 20-22 maanden Opossum: 13 dagen Orang-oetan: 275 dagen Otter: 61-63 dagen Paard: 335-342 dagen (320-370) Poema: 91 dagen Poolvos: 50 dagen Rat: 18-23 dagen Reuzenpanda: 5 maanden Schaap: 147 (137-152) dagen Slingeraap: 7 maanden Stinkdier(skunk) : 2,5 maanden Tijger: 104-112 dagen Vleermuis(vale) : 46-70 dagen Vos: 52-53 dagen Varken: 115 dagen Wasbeer: 60-73 dagen Walvis: 1 jaar Wezel: 34-37 dagen Wolf(grijze) : 63 dagen Zebra: 12-13 maanden Zeehond: 8-8,5 maanden, maar er is een verlengde draagtijd: de ontwikkeling begint pas 1,5-3 maanden na de paring, dus eigenlijk zou je die tijd er nog bij op moeten tellen. Zwarte Beer: 7 maanden