Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
Honden zien er soms knotsgek uit. Grappen over hoe teckels eruitzien als worstjes of uiteraard hotdogs, worden nooit oud. Weer andere honden zijn hilarisch rond, dik en rimpelig of juist torenhoog en slank. Amerikaanse onderzoekers onthulden vorige week de DNA-geheimen achter deze merkwaardige vormen. Een schoolvoorbeeld van evolutie, oeroude biotechnologie en hoe onderzoekers genen ontdekken. Darwin zou trots zijn.
Haast dagelijks lees je erover: onderzoekers melden dat ze weer een nieuw gen hebben gevonden, en vertellen erbij wat dat gen doet. Maar hoe weten ze dat?
Dat valt prima aan de hand van mooie voorbeelden uit te leggen, maar geen is zo sprekend als degene die vorige week in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS) verscheen. Bioloog Mark Neff en zijn collegas beschrijven hoe ze bij de hond 155 grotendeels onbekende genen opspoorden die het uiterlijk van honden bepalen. Ze vonden genen voor korte pootjes, vachtlengte en als hoogtepunt wijzen ze met zekerheid het gen aan dat de Shar-Pei-hond zijn aandoenlijke rimpels geeft.
Het werk van Neff en zijn collegas is zon mooi schoolvoorbeeld voor DNA-onderzoek om verschillende redenen. De eerste: de biologen hebben zich behoorlijk uitgesloofd om goede DNA-detectives te zijn. Ze wilden niets missen, en dus plozen ze elk detail na om de juiste genen bij de pootjes, haren en rimpels te plaatsen. De tweede reden: bij honden zie je de belangrijkste DNA-verschillen direct aan de buitenkant. Althans, dat nemen onderzoekers aan omdat de hond sinds zijn afstamming van de wolf vooral qua uiterlijk is veranderd, juist omdat mensen ze op een gegeven moment puur op uiterlijk fokten voor vreemde verhoudingen als korte pootjes en een lang lijf.
DNA: hoe zit het ook alweer?
DNA is een molecuul dat zowat elk organisme op aarde draagt. Erin opgesloten zitten recepten om zon organisme te bouwen, gecodeerd in vier stoffen, bekend als de letters T, C, A en G. Elke cel in jouw lijf draagt een kopie van hetzelfde DNA-molecuul met daarin de gecodeerde recepten om jou te bouwen. Honden dragen hetzelfde DNA-molecuul, maar de receptencode is anders; die is typisch honds. Toch zijn niet alle hondenrassen hetzelfde, en dus zullen zij elk een iets ander receptenboekje in hun DNA dragen. Op sommige plekken in het honden-DNA is de code bijvoorbeeld T T A G G C, terwijl dit bij een ander ras T T C G G C is. Genetici zijn in deze verschillen geïnteresseerd, omdat ze geheimen over de recepten ook wel genen in de code onthullen.
De DNA-onderzoekers verwachtten daarom dat elk ras een of meer unieke stukjes DNA draagt die kenmerkend zijn voor eigenschappen die zo typisch zijn voor dat ras. Zoals korte pootjes of rimpels. Om zoveel mogelijk nieuwe genen te ontdekken kozen de Neff en zijn collegas daarom expres voor hondenrassen die flink zijn doorgefokt en nauwelijks op elkaar lijken. En dus verzamelden de biologen bijvoorbeeld stevige herdershonden, met hun redelijk lange poten, tengere poedels met korte pootjes, flapoor-labradors met hun korte haren, kleine Jackrussels en rimpelige Shar-Pei-hondjes. In totaal hadden ze 10 rassen en 275 honden bij elkaar gesprokkeld.
Vervolgens analyseerden Neff en zijn collegas van elke hond het DNA en plaatsten alle 275 genomen als een puzzel naast elkaar. En nu maar verschillen zoeken. In werkelijkheid is dat knap lastig. Het DNA in alle wezens verandert zo nu en dan wel eens per toeval het muteert zonder dat het een zinnig verschil voor het dier of plant inhoudt. Dat betekent dat van alle unieke stukjes DNA die de wetenschappers tegenkwamen, slechts een klein deel belangrijk is voor hondenuiterlijk en door fokken is veroorzaakt.
Gelukkig hebben DNA-onderzoekers verschillende trucs achter de hand om onderscheid te maken tussen belangrijke en onbelangrijke genen. De meest logische is deze: is er een bepaald stukje DNA-volgorde dat je alsmaar bij één ras vindt, terwijl de andere rassen het niet hebben? Dat is geen toeval meer, maar een belangrijk gen. Voor de honden-DNA-detectives kwam dat goed uit, want ze vonden nogal wat van die unieke genen. Van alle 155 genen die uiteindelijk bepalend voor uiterlijk bleken, was tweederde uniek. Zulke genen kwamen bij één of hooguit twee hondenrassen voor. Daarbij hoort ook een gen dat alleen het rimpelige Shar-Pei hondje bezit. Inkoppertje voor Neff de andere biologen: dat gen is voor de rimpels. Zeker weten deden ze dat nog niet, maar daarover later meer.
Voor genen die bij meer dan twee rassen voorkwamen, zat het speurwerk wat ingewikkelder. Denk maar aan pootlengte. Dat is niet zo zwart-wit als wel rimpels of geen rimpels: honden zijn niet netjes verdeeld in rassen met superkorte poten of ellenlange stelten, en hebben daar ook geen aparte DNA-code voor. Je hebt tenslotte ook honden met doodnormale poten, die niet bijzonder lang of kort zijn.
Om de subtiele verschillen toch te kunnen vinden, maakten de biologen van alle 275 honden een DNA-kaart. Op zon kaart zie je dan een patroon. Ook van elke eigenschap, zoals pootlengte of lichaamsgrootte, maakten de onderzoekers zon patronenkaart. Toen de wetenschappers deze kaarten over elkaar heen legden, konden ze snel zien welk soort DNA bij welke eigenschap past. Overigens waren de kaarten van de biologen in werkelijkheid getallen, en maakten ze berekeningen om de kaarten over elkaar te leggen.
Daar zijn we dan: 155 genen voor hondenuiterlijk. Althans, waarschijnlijk. Want wat je tot dusver hebt gelezen van het hondenonderzoek, is puur rekenkundig detectivewerk. Écht achterhalen wat een gen doet kan alleen met een experiment. Dan vergelijk je twee dieren waartussen het enige verschil het gen is dat je wilt onderzoeken.
Om hun vermoedens kracht bij te zetten, deden Neff en zijn collegas zon experiment bij één van hun nieuw ontdekte genen: het zogenaamde HAS2-gen, een gebied op het DNA dat de Shar-Pei vermoedelijk zijn rimpeligheid geeft.
De keus voor de Shar-Pei is niet zo vreemd, want er bestaan namelijk ook Shar-Pei-hondjes zonder rimpels. Ze lijken verder veel op elkaar, dus dat is makkelijk vergelijken. De biologen namen 32 gerimpelde en 18 gladde Shar-Pei-honden, en vergeleken de DNA-volgorde op het HAS2-gen. Niet verbazingwekkend ontdekten ze dat het HAS2-gen van de gerimpelde honden behoorlijk anders was dan dat van gladde honden.
Een DNA-feitje erbij: HAS2 is nu zeker weten een gen voor huidontwikkeling, en bij Shar-Pei het verschil tussen rimpels en gladde huid.
Als laatste detail maakt Neffs onderzoek inzichtelijk hoe snel evolutie op het uiterlijk van dieren kan werken. Dat was tot nog toe deels een mysterie: heeft de hond tijdens al dat fokken nieuwe genen gevormd, raakte hij oude genen kwijt, of leidde vooral het doorfokken van bestaande genen tot de uiteenlopende vormen; worstachtig, harig, flapoor of rimpelhuid? Het tweede, schrijven de biologen. Volgens hen liggen veel van de nieuw ontdekte genen in DNA-gebieden die zelf weinig doen, maar vooral andere genen beïnvloeden. Dat klopt met het idee dat eigenlijke bouw van honden voor alle rassen hetzelfde is, maar door een mysterieuze kracht uit verhouding lijkt getrokken.
Verschillende insecten maken dankbaar gebruik van de beschutting die onze woningen bieden. Hiertoe behoren twee algemeen voorkomende soorten, die door hun torpedoachtige uiterlijk en 'glibberigheid' aan minivisjes doen denken en Zilvervisjes worden genoemd.
Zilvervisjes of Franjestaarten
Het Echte zilvervisje, Lepisma saccharina, het Ovenvisje, Thermobia domestica, en het Papiervisje, Ctenolepisma longicaudatum, zijn vertegenwoordigers van de orde Thysanura. De diertjes dragen aan de kop twee lange antennen en aan het achterlijf drie lange staartdraden. Ze danken hun 'glibberigheid' aan een bekleding van fijne schubbetjes die gemakkelijk loslaten als ze worden vastgepakt. De Thysanura zijn zeer primitieve insecten die geen gedaanteverwisseling (metamorfose) doormaken. Wel vervellen ze regelmatig. De enige verandering, afgezien van een toename in lengte, is het verschijnen van de schubben na de eerste paar vervellingen. Ze doen er wel 20 of meer maanden over om volwassen te worden en hebben dan een lengte van 10-12 millimeter (exclusief de lange antennen en staartdraden). Vele soorten Thysanura blijven vervellen gedurende hun hele leven, dat wel vier tot vijf jaar kan duren.
Zilvervisje
Het zilvervisje is een algemeen diertje binnenshuis. De naam verwijst zowel naar de lichaamsvorm als naar het zilverkleurige schubbenkleed. Hoewel het algemeen is, wordt het weinig gezien, omdat het voornamelijk in het donker actief is. Overdag zit het weggekropen op donkere en bij voorkeur enigszins vochtige plaatsen. Het leeft van allerlei plantaardige producten, van broodkruimels tot plaksel aan de achterkant van het behang en het stijfsel van gesteven katoen. Het wordt ook wel Suikergast genoemd (zie ook zijn wetenschappelijke naam), maar staat niet bekend als een diertje dat speciaal op suiker afkomt of hiervan eet.
Ovenvisje
Deze benaming komt uit de bakkerswereld en geeft aan dat het diertje van warmte houdt. Het zit graag in de buurt van ovens, haarden, hete luchtkanalen en verwarmingsbuizen. Zijn optimumtemperatuur ligt tussen 37 en 44 °C en de eieren komen slechts uit bij een temperatuur boven de 20 °C. Ovenvisjes eten niet alleen meelproducten en zetmeel, maar ook weefsels van bijvoorbeeld katoen en zijde. In gebouwencomplexen die centraal worden verwarmd, kunnen ze een moeilijk te bestrijden plaag vormen. Ze kunnen gemakkelijk in de vloeren langs de buizen wegkruipen, waar geen insecticide kan komen. De hoge temperatuur die het ovenvisje nodig heeft voor zijn ontwikkeling, wijst erop dat het diertje uit warmere streken is ingevoerd. Waarschijnlijk is dit trouwens ook het geval met het zilvervisje. Ze hebben zich, als verstekelingen in dozen en kratten, dankzij de mens intussen over de hele wereld verspreid.
Papiervisje
Veel bibliotheken, archieven en woonhuizen in Nederland worden veroverd door het Papiervisje, een papieretend insect. Het diertje vreet gaten in verschillende soorten papier, zoals fotopapier, en vormt daarmee een gevaar voor archieven en kunstcollecties. Het papiervisje komt sinds enkele tientallen jaren in Nederland voor en doet het prima in het moderne binnenhuisklimaat. Het kan zelfs extreme droogte, koude en warmte geruime tijd verdragen.
N.B. De teksten van onze hand-outs zijn vervaardigd niet alleen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook van onze eigen inzichten op basis van persoonlijke ervaringen. Daarom kan de informatie voor een deel afwijken van de gangbare literatuur. Katten hebben negen levens. Katten kunnen heel oud worden. Er doen heel wat verhaaltjes over katten de ronde. Iedereen kent wel iemand in zijn of haar omgeving met een kat die ver boven de twintig is geworden .. Helaas geldt toch ook voor katten dat ouderdom met gebreken komt. Voor de ene kat wat vroeger dan de ander, maar katten moeten als senioren beschouwd worden boven de leeftijd van 10-12 jaar. Natuurlijk kunnen we niet alle ziekten opsommen die kunnen optreden bij de oudere kat, maar voor een aantal geldt dat ze relatief vaker voorkomen en vrij goed te herkennen zijn. En als een aandoening vroegtijdig herkend en onderkend wordt, dan zijn er (nog) mogelijkheden om er iets aan te doen.
Nierfalen Bij oudere katten komt het relatief vaak voor dat de nieren niet goed meer functioneren. We spreken dan over de chronische interstitiele nefritis of schrompelnier. Bij deze nieraandoening wordt het functionele nierweefsel vervangen door bindweefsel. De nieren kunnen het bloed niet voldoende ontgiften en de katten worden ziek. We zien een slechte eetlust, veel drinken en plassen, regelmatig braken, sloomheid, vermagering en een mottige vacht. Uiteindelijk raken de katten uitgedroogd, doordat de urine onvoldoende geconcentreerd is. De diagnose wordt gesteld door middel van een bloed- en urine onderzoek. Tijdig onderkennen van nierfalen is van belang: we kunnen infusen toedienen, nierdieet geven en ondersteunende maatregelen nemen in de vorm van homeopathie (Mac Samuel® Niertonicum) of medicijnen tegen misselijkheid.
Hartproblemen De meest voorkomende hartaandoening bij katten is een afwijking van de hartspier, die we cardiomyopathie noemen. Hierbij verdikt de hartspier ten koste van de grootte van het lumen van het hart, waardoor het rondpompen van bloed weinig efficiënt verloopt. Deze hartaandoening is echter niet een typische oude katten kwaal! Sterker nog het is een aandoening die het vaakst gezien wordt bij jong volwassen katten. Bij oudere katten moeten we alert zijn op andere hartaandoeningen zoals klepgebreken en hartritmestoornissen. Er kunnen bijvoorbeeld ontstekingen van de hartkleppen ontstaan ten gevolge van ontstoken tandvlees door gebitsproblemen, maar bij oudere dieren kunnen de hartkleppen ook slechter gaan functioneren doordat ze stugger en/of onregelmatig van vorm worden door een soort verbindweefseling (een soort slijtage). Een te hoge bloeddruk en een te snel werkende schildklier hebben ook secundaire effecten op de hartfunctie (zie daar)! De diagnose wordt gesteld door middel van klinisch onderzoek, eventueel röntgenologisch onderzoek van de borstholte en een echografie (en ECG) van het hart. De behandeling wordt op de individuele patiënt afgestemd.
Schildklier Bij oudere katten komt relatief vaak een te snel werkende schildklier voor. Ten gevolge van meestal goedaardige tumoren in de schildklier wordt een overmaat aan schildklierhormoon geproduceerd. Dit hormoon jaagt de stofwisseling van de kat op, waardoor de kat flink kan vermageren. De kat heeft continue honger en is dan ook de hele dag op zoek naar eten. Verder zien we vaak onrust bij deze patiënten. Ze maken een opgejaagde, hyperactieve indruk. Niet alleen de stofwisseling, maar ook de bloeddruk en de hartfrequentie worden opgejaagd. Uiteindelijk kunnen zelfs ernstige hartritmestoornissen ontstaan. De diagnose wordt gesteld door middel van een bloedonderzoek. Soms is de vergrote schildklier zelfs te voelen. De behandelingsmogelijkheden zijn divers: het afwijkende deel van de schildklier kan operatief verwijderd worden, maar er bestaan ook medicijnen die de productie van schildklierhormonen afremmen. Er zijn ook mogelijkheden om de schildklier met radio-actief Jodium te behandelen. Dit laatste is specialistenwerk en wordt slechts in enkele klinieken in Nederland gedaan. Welke behandelingsmogelijkheid gekozen wordt hangt af van de leeftijd van de kat, de algemene conditie, de conditie van het hart en de wens van de eigenaar.
Suikerziekte Het beeld van suikerziekte kan lijken op dat van de te snel werkende schildklier. Ook deze katten hebben honger en eten dus veel, maar worden ondanks dat erg mager. Ze drinken en plassen meestal erg veel. De diagnose wordt gesteld door middel van bloed- en urineonderzoek. De behandeling bestaat uit het toedienen van insuline. Bij de meeste katten moet dat 2 x per dag. Om de juiste dosering insuline in te stellen is zeker in het begin van de behandeling regelmatig een bloedsuiker controle nodig.
Hypertensie Hypertensie is een te hoge bloeddruk. Een te hoge bloeddruk komt bij katten regelmatig voor. Het kan het gevolg zijn van nierfalen, hartproblemen, een te snel werkende schildklier of een bijnierprobleem. Vaak zien we het dus als complicatie van een andere aandoening, waarbij dan ook de symptomen van de primaire aandoening het meest zullen opvallen. Soms treden echter de gevolgen van de te hoge bloeddruk duidelijk op de voorgrond: vooral het plotselinge optreden van blindheid is een teken aan de wand! Andere katten laten weer alleen een algehele malaise zien. De diagnose is eenvoudig indien de juiste apparatuur voorhanden is. In onze kliniek wordt met behulp van een Doppler apparaat een bloeddrukmeting gedaan. De behandeling is afhankelijk van de oorzaak van de te hoge bloeddruk. Een tijdige behandeling kan veel ellende voorkomen!
Gebit Een gezond gebit is natuurlijk gedurende het hele leven van groot belang. Het blijkt echter dat op oudere leeftijd relatief meer gebitsproblemen voorkomen. Deze problemen variëren van tandsteen en loszittende elementen tot tandhalslaesies en wortelabcessen bij katten. Een ongezond gebit geeft aanleiding tot ontstoken tandvlees en mondslijmvlies. Vanwege de sterke doorbloeding van het tandvlees en de gevaarlijke bacteriën die bij dergelijke ontstekingen een rol spelen lopen andere organen ook gevaar. Vooral nieren en hart kunnen secundair beschadigd raken als een tandvleesontsteking te lang onbehandeld blijft. Een nauwkeurig klinisch onderzoek van mondholte en gebit zal de mogelijke problemen aan het licht brengen. Afhankelijk van de ernst van de aandoening en de totale conditie van de kat kan een behandelingsplan opgesteld worden. Het nadeel van een eventueel noodzakelijke narcose zal moeten worden afgewogen tegen de risicos van een slecht gebit en ontstoken tandvlees. Bij oudere katten kan het zinvol zijn om voorafgaand aan de narcose een screenend bloedonderzoek en/of röntgenonderzoek te doen. Naast een gebitsreiniging en sanering is het vaak noodzakelijk om een antibioticumkuur te geven.
Tumoren Bepaalde tumoren komen bij de oudere kat vaker voor dan bij de jonge of jong volwassen kat. Een gedegen klinisch onderzoek, eventueel aangevuld met röntgenfotos, echografie en/of bloedonderzoek kan helpen om tumoren in een vroeg stadium te ontdekken en de juiste maatregelen te nemen.
Alerte eigenaar
Waar moet u nou op letten als eigenaar van een senior-kat?
Een aantal belangrijke punten waarop u alert moet zijn bij katten op leeftijd: Meer drinken en plassen Op vreemde plaatsen plassen Vermageren Gedragsverandering Overdreven veel eten Slecht eten Stank uit de bek Moeilijk kauwen Kortademigheid Bulten of verdikkingen Frequent braken Slecht zien Slechte vachtconditie Bij één van deze symptomen is het van belang om de kat zo snel mogelijk te laten onderzoeken. Wacht niet te lang, hoe sneller u erbij bent des te meer kans op een succesvolle behandeling!
Heb jij - net zoals vele andere belgen- je voorgenomen om dit jaar te stoppen met roken? Dan is dit alvast een leuke manier om eraan te beginnen. Heb je al eens geprobeerd maar lukt het maar niet, zelfs met behulp van kauwgom, pilletjes of een plakker? Dan kan deze methode misschien meer motiverend zijn? Stoppen met roken samen met je hond! Je hond kan een zeer waardevolle hulp zijn om eindelijk van die sigarettenpeuk af te raken. Hier een aantal tips om je alvast op weg te helpen. Doe het voor je hond
Studies wijzen uit dat meer mensen willen stoppen met roken als dit de gezondheid van hun hond kan bevorderen. Sterker nog, deze drang is sterker dan dat ze dit zouden doen voor zichzelf of hun kinderen. 30% van hondeneigenaars hebben aangegeven te willen stoppen nadat ze vernomen hadden dat het meeroken de gezondheid van hun hond kan schaden. Terwijl slechts 2% dit zouden doen nadat ze hoorden dat dit ook de gezondheid van hun kinderen kon aantasten. Onwaarschijnlijk ? Volledige studie kan je vinden op deze pagina.
Inhaleer de feiten! Ja, meeroken is erg slecht voor de gezondheid van je hond. Het kan zelfs je hond doden, net zoals dat het geval is bij mensen. Er worden beduidend meer kankers vastgesteld bij huisdieren in gezinnen die roken. Sigarettenrook heeft een zeer slechte invloed op de ogen en de neus van de hond. Deze beginnen naar verloop van tijd pijnlijk aan te voelen en er is ook een duidelijk effect vastgesteld op de bloedvaten in deze twee lichaamsdelen. Hondenneuzen zijn zeer gevoelig en vooral honden met lange spitse neuzen zijn zeer gevoelig voor rook. ( vb greyhounds, herders, ..) Rook kan er ook voor zorgen dat je hond sneller verkouden wordt en dan begint te hoesten of te niezen. De rook zal ook veel sneller de slokdarm van je hond irriteren en hem sneller allergisch maken aan diverse stoffen.
Maak van je hond je sparringpartner.
Sporten kan een geweldige hulp zijn om te stoppen met roken. Het houdt je bezig, verlost je van een gedeelte stress, vermindert depressies en je wil daardoor ook gezonder gaan leven.Wandelen is daarbij een van de meest eenvoudige manieren om in beweging te blijven. En met wie kan je dit beter doen als met je hond . Honden leven om te wandelen! Stoppen met roken is zeker geen kleine ochtendwandeling, maar met je hond gaat het zoveel eenvoudiger.
Maak gebruik van de onvoorwaardelijke hondenliefde
Als je wil stoppen met roken heb je de steun van familie en vrienden nodig. Wie staat er dichter bij jou en geeft steeds een onvoorwaardelijk oordeel? Je hond zal steeds daar zijn ook al loop je een beetje geïrriteerd rond. Laat je beste vriend ook in die momenten aan je zij staan. Haal hem eens meer aan en geef een knuffel meer op de dagen dat het jou wat minder gaat. Spreek met je hond want hij zal geenszinds grommen of bijten als jij chagrijnig bent.
Maak van je hond je niet-rokers uithangbord Koop voor je hond een T-shirt of embleem dat je herrinnert aan je missie. Door het dragen van dit duidelijke kenmerk zal je hond je elke dag opnieuw herinneren aan je doel: Stoppen met roken! Je zal het dus makkelijker hebben om aan de drang naar een sigaret te weerstaan. Je kan ook zelf een originele shirt ontwerpen met de foto van je hond en/of jezelf met daarop een slogan zoals ?uro; opgelet baasje en hond zijn gestopt met roken! ?uro; of iets dergelijks.
Train je hond als rookalarm Sommige mensen trainen hun hond als rookdetector die begint te blaffen elke keer wanneer er een teken van rook is. Deze levende versie is veel effectiever dan de plastic versie met batterijen. Als je hond er echt goed in is kan deze de ontbrekende schakel zijn om het vol te houden. Op onze site kan je alvast wat trainingstips vinden om van je hond een echte rookdetector te maken.( engelse versie)
Verdeel de financiële bonus met je hond Stoppen met roken kan je alvast een hele hoop geld opleveren. Dit kan oplopen tot 1500? per jaar. Voor dat geld kan je een aantal leuke en nuttige zaken aanschaffen voor je hond. Het geld dat nu in rook opgaat kan op deze manier de levenskwaliteit van jou en je hond verbeteren. Enkele tips ? Een innovatief hondenspeeltje, gezondere( dus meestal duurdere) voeding voor je hond of evt een verzekering die dierenartskosten dekt. Met dit geld kan je ook een leuk tripjes maken of zijn verblijf in het hotel betalen.Veel plezier!
Indianen geloven nog steeds dat de ziel van hun voorvaderen, vermomd als een wolf, voortleeft. Ze onderteken daardoor enkel een contract als er een wolf ( of dezer dagen een hond) aanwezig is .
Wolven en sommige honden bezitten de kracht om te doden en dreigen daar voortdurend mee, maar gebruiken hem enkel indien het echt nodig is .Ze kunnen op leven en dood vechten om hun familie te beschermen, voedsel te beschermen maar hebben respect voor hun tegenstanders uit andere roedels.Toch heeft dit dreigend gedrag hen een slechte reputatie opgeleverd. Mensen daarentegen respecteren hun tegenstanders niet. Wij kunnen doden met een enkel druk op de knop zonder te weten wie eigenlijk onze tegenstanders zijn.....en kunnen zinloos doden.
Wist je dat het heel wat moeite kost aan een hond om te apporteren? Het is voor een hond heel onnatuurlijk om iets af te geven wat hij in de natuur heeft te pakken gekregen. Alles wat een wolf pakt in de natuur is zijn bezit en ze maken dit snel duidelijk in de roedel door niemand anders daarvan in de buurt te laten komen.
Slapen is instinctief dierengedrag, samen met paren en eten.
Net als eten, is goede rust belangrijk om te overleven, en alle levende dieren, van fruitvliegen tot dolfijnen, nemen op één of andere manier rust. Voor sommige dieren schept slaap de mogelijkheid om te ontsnappen aan de kou en het risico aangevallen te worden en voor andere is sluimeren een noodzakelijke, maar gevaarlijke zaak.
Vogels, zoogdieren en veel andere dieren hebben waak- en slaapperiodes die de 24 uur-cyclus volgen, ook wel bekend als een circadiaans ritme. Het aantal slaapperiodes en de duur ervan varieert. Verschillende energiebehoeften zijn deels de reden voor deze verscheidenheid.
Een spitsmuis, wiens kleine lijf snel energie verbrandt om het verlies aan hitte te compenseren, kan lang soezen en is zowel overdag als 's nachts actief. Hij doet korte dutjes tussen de jachtpartijen door.
Grazende zoogdieren zoals vee en antilopen eten energiearm voedsel en zijn urenlang bezig met eten, ondanks het risico aangevallen te worden. Ze maken dit goed door te rusten op een verborgen plek, waar ze voedsel kunnen herkauwen. Lichte slapers worden wakker op het moment dat er gevaar dreigt.
Maar een roofdier zoals een kat kan een paar uur achter elkaar slapen. Hij brengt minder tijd door met het zoeken naar eten en met zijn energierijk voedsel kan hij het langere periodes volhouden.
De dagelijkse cyclus van duisternis en zonlicht geeft veel dieren de visuele aanwijzingen om wakker te worden of te gaan slapen.
Andere aanwijzingen zijn temperatuur- en vochtigheids -veranderingen.
De Europese groene krab bijvoorbeeld, is actief bij hoogtij. Wanneer het koudere water van de vloed over zijn oogsteeltjes spoelt, schudt hij zichzelf wakker.
Tijdens de trek gooien veel vogels hun dagelijkse slaapritme om door tijdens de nacht te vliegen wanneer het kouder is, en overdag te eten en te slapen.
Dieren worden geboren met een biologische klok, een mechanisme dat de tijd bijhoudt en dat wordt doorgegeven via de genen. Zelfs groene krabben die in gevangenschap worden gehouden, volgen de cyclus van het getij. In het wild werken de externe aanwijzingen, waaronder zonlicht en temperatuur, samen met de biologische klok.
Slaap brengt veel risico's met zich mee voor dieren. Daarom zijn de slaappatronen zo verschillend. Opgekruld in zijn hol, geniet een grondeekhoorn van veertien uur slaap per dag.
Omdat een dolfijn lucht moet inademen aan de oppervlakte, ligt hij elke keer op één kant, en slaapt daarom nooit vast. Vissen stoppen daarentegen met zwemmen en slapen rustig.
Slaap zorgt ervoor dat de lichaamsspieren rusten, maar de hersenen blijven actief. De meeste vogels en zoogdieren ondergaan twee soorten slaap. Tijdens de actieve of de remslaap dromen de hersenen : het zet herinneringen op een rijtje. De andere vorm van slaap is de diepe slaap. Tijdens de slaapperiode werken de hersenen tussen deze twee soorten slaap in.
De mug Anopheles gambiae, de belangrijkste verspreider van malaria in Afrika, paart maar één keer in haar leven. Wetenschappers hebben een manier ontdekt om die paring te verstoren, en hopen zo de muggenpopulaties sterk te kunnen reduceren.
Nadat een muggenmannetje een vrouwtje heeft bevrucht, slaat die het sperma op in een speciaal daarvoor bestemd orgaan dat door het mannetje met een soort stop van gestold zaadvocht en proteïnen wordt afgesloten. Geen enkele andere muskietensoort doet dat en wetenschappers vroegen zich al langer af wat de functie van de stop is.
Britse onderzoekers hebben nu achterhaald dat de stop niet dient om te verhinderen dat andere mannetjes nog met het vrouwtje paren zoals eerder gedacht maar garandeert dat het sperma op de juiste manier wordt bewaard. Gebeurt dat niet, dan vindt er geen bevruchting plaats. Vervolgens gingen ze op zoek naar een manier om de vorming van de stop te verstoren, en zo bevruchting onmogelijk te maken.
De wetenschappers ontdekten dat het enzym transglutaminase verantwoordelijk is voor het stollen van het proteïnenmengsel en slaagden erin het bij muggen in het lab uit te schakelen. Volgens de onderzoekers moet het mogelijk zijn om met sprays die de vorming van de stop verhinderen wilde muggenpopulaties te steriliseren. En zo dus de verspreiding van malaria in te dijken. (ddc)
Ja, de zonnige dag is omgeslagen in een heel droevige dag nu we vanmorgen via de mailgroep van mentors/administrators vernomen hebben dat onze goede vriend JeeCee er niet meer is. Waar we bang voor waren, is spijtig genoeg gebeurd.
Herinneren jullie nog de fantastische schrijfsels van de goedlachse privé secretaris van Poessietje, functie die hij zichzelf toedichtte wanneer hij ons weer een aflevering zond van "Het dagboek van Poessietje" ? Dat poesje dat hij uit een heel moeilijke situatie gered heeft en dat bij hem en Annemie thuis met zijn gatje in de boter is gevallen? Dat poessietje die verhalen vertelde over de grote witte Mama poes ofwel ook de Mama Tang genaamd en over die grote beesten met ijzeren schoenen aan, zijn paarden ? Wil je die mooie, grappige en originele verhalen nog eens teruglezen? Dat kan hoor dankzij ons blogje dat Simone zo mooi uitwerkt. Tik daar op de zoekfunctie "Dagboek van Poessietje" in en geniet nog eens samen met JeeCee van de avonturen van zijn Kung-Fu katje.
Sorry, dat ik hier van de hak op de tak spring, maar er komen zoveel fijne herinneringen naar boven aan een goedlachse, originele, altijd hulpvaardige en fijne man, een collega-mentor die ik de voorbije jaren heb mogen leren kennen. Onze laatste ontmoeting met een lach was op de 50+ beurs in Genk, nu is die lach vervangen door een traan.
Zolang iemand in onze herinneringen, woorden en verhalen is, leeft hij voort in onze gedachten. Moge dit voor JeeCee nog heel lang het geval zijn!
Hieronder zet ik jullie de mail die we binnenkregen op de mailgroep mentors/administrators. Daar staat ook een mailadres bij waarnaar jullie, indien jullie dit wensen, een berichtje kunnen sturen.
Heeft er iemand van jullie soms nog ergens een foto opgeslagen met JeeCee en Poessietje ? Ik denk dat ze samen in een zetel zaten/lagen, maar kan ze zo dadelijk niet vinden.
De aankoop van een nieuw paard is vaak een weg met vele hindernissen. Het aanbod is groot en de zoektocht lang naar het vinden van het geschikte paard op gebied van type, exterieur, afstamming, sportaanleg, karakter en prijs. Eenmaal de ideale kandidaat gevonden vormt het diergeneeskundig onderzoek de laatste horde naar de nieuwe stal. In dit driedelig dossier bespreken we de diergeneeskundige keuring van het paard. In het eerste deel richten we ons op het klinisch onderzoek. Het tweede deel staat in het teken van het radiografisch onderzoek en in het laatste deel belichten we verder aanvullend onderzoek zoals bijvoorbeeld endoscopie en echografie en geven we meer concrete voorbeelden.
DEEL 1 : HET KLINISCH ONDERZOEK
Een paard is een levend wezen en de aanschaf ervan houdt inherent een risico in. Toch wordt via een keuring een zekere garantie gevraagd voor de toekomt. Geen sinecure, want de diergeneeskunde is niet zwart-wit en er zijn heel veel individuele variaties tussen verschillende paarden. Ook eventuele ziekte of orthopedische aandoeningen kunnen zeer grillig en onvoorspelbaar verlopen. Een diergeneeskundige keuring is aldus een momentopname van de gezondheidstoestand van het paard.
Het klinisch onderzoek is het belangrijkste en vormt de basis . Via aanvullend onderzoek zoals radiografie en endoscopie wordt een zo'n volledig mogelijk beeld geschept en wordt een soort van risicoanalyse gemaakt. Alle bevindingen van de dierenarts tijdens het keuringsonderzoek worden opgetekend in een keuringsrapport , waarna na interpretatie van alle gegevens een advies wordt geformuleerd. Het is uiteindelijk aan de koper om de knoop door te hakken.
GEBRUIKSDOEL
Het klinisch onderzoek begint met een controle van het signalement. Ofwel wordt het signalement opgetekend, ofwel gecontroleerd aan de hand van het stamboekbewijs. Tegenwoordig dienen te paarden te zijn gechipt en wordt bijkomend het chipnummer afgelezen en vermeld op het keuringsdocument. Het protocol van elk keuringsonderzoek is in principe gelijk, maar naargelang het gebruiksdoel wordt een verschillend gewicht gegeven aan de gevonden bevindingen. Keuringsadviezen zijn om die redenen niet zomaar herbruikbaar bij eventuele latere doorverkoop. De waardeparameters bij de aankoopkeuring van een recreatiepaard zullen verschillen van deze van een Grand-Prix paard. Een onderscheid dient eveneens gemaakt te worden tussen een keuring voor de fokkerij (keuring als dekhengst, G-label keuring BWP) en keuring als sportpaard. Beide keuringen overlappen op vele gebieden, maar zijn niet identiek. Elk stamboek in België heeft zijn eigen verantwoordelijke keuringsinstantie (vb. Faculteit diergeneeskunde van Merelbeke voor het BWP, de faculteit van Luik voor het SBS en Dr. Leo De Backer voor Zangersheide). Hun advies is bindend voor het betreffende stamboek. Bij de keuring als dekhengst ligt de nadruk op de detectie van eventueel overerfbare aandoeningen. Het radiografisch onderzoek met o.a. controle op OCD fragmenten is dus zeer belangrijk. Een gunstig/ongunstig advies als dekhengst betekent dus niet noodzakelijk een gunstig/ongunstig advies als sportpaard of omgekeerd.
INSPECTIE/PALPATIE
Na controle van het signalement wordt het paard grondig bekeken en volledig afgetast op stand. Elk lichaamsdeel van de neus tot aan de staart wordt geïnspecteerd. Enkel de afwijkingen of klinisch belangrijke malformaties worden vermeld. Normale anatomische variaties worden niet noodzakelijk vermeld op het rapport. Er wordt gezocht naar eventuele littekens, zwellingen, warmte, gevoeligheden en gebreken. Het gebit wordt gecontroleerd op over- of onderbeet. Uitzonderlijke afwijkingen aan het hoofd kunnen zijn een niet volledig ontwikkeld traankanaal thv de neus of een chronische fistel aan de oorbasis tengevolge een ectopische tand.
De ogen moeten een mooi heldere cornea hebben en de pupil dient vlot te verkleinen onder invloed van licht. Het hart en de longen worden geausculteerd met een stethoscoop. Sommige bijgeruisen op het hart zijn fysiologisch en dienen onderscheiden te worden van de pathologische. Aanvullend onderzoek is hier soms noodzakelijk (zie deel III). Standafwijkingen van de ledematen worden genoteerd. Een erg vlaamse of franse stand hoeft niet noodzakelijk manken te geven, maar het belang op lange termijn wordt vermeld. Symmetrie bij beoordelen van afwijkende bevindingen is belangrijk. Een lichte opzetting van de sesamschede op beide achterbenen (galletjes) zijn minder belangrijk dan een opzetting van één enkele sesamschede. De voorvoeten zijn liefst symmetrisch in hoogte en vorm. Een milde asymmetrie wordt getolereerd, maar vraagt om alertheid. Een paard met een langdurige sluimerende pijn ontlast vaak subtiel het been. Bij langdurige ontlasting groeit de ene voet iets steiler en hoger uit dan de andere. We spreken van een onder- en overbelast patroon. Er dient opgemerkt te worden dat deze exterieurkeuring van het paard vanuit een diergeneeskundig standpunt gebeurt. Paarden met een matig exterieur kunnen perfect gezond zijn en aldus geen diergeneeskundige opmerkingen krijgen.
BEWEGINGSONDERZOEK
Het paard wordt bekeken in stap en draf op de harde bodem op rechte lijn en op volte naar links en rechts . Daarnaast wordt het paard gelongeerd op zachte bodem in draf en galop
Hoe goed kunnen paarden tegen de koude, en hoe doen ze dat? Het komt neer op drie A's: Aanpassing, Acclimatisatie, Acclimatisering.
Aanpassing
Paarden zijn geëvolueerd in een veel kouder klimaat dan de mens. Het menselijk lichaam is gebouwd om warmte snel te kunnen afstaan, het lichaam van het paard is gemaakt om warmte te produceren en vast te houden. Een aantal opvallende aanpassingen zijn: Het enorme spijsverteringsgestel van het paard, uitgerust om zeer vezelrijk voedsel te verteren, produceert een enorme hoeveelheid warmte. (Zie ook Natuurlijke Voeding voor meer informatie daarover). Het paard heeft een groot relatief rond lichaam, met een grotere inhoud/oppervlakte verhouding dan dat van de mens, en raakt dus per kilo lichaamsgewicht veel minder warmte kwijt dan wij. Maar ook de ledematen van het paard zijn heel fraai aangepast aan de koude: De benen van een paard bevatten veel minder spieren dan die van de mens, dus de benen hebben veel minder bloed nodig en koelen het bloed dus ook minder af. Vanwege het lagere metabolisme in de benen hebben de cellen in de benen ook minder moeite met lagere temperaturen. Menselijke tenen "bevriezen" vrij snel, maar paarden hebben zelden bevroren benen! Onze neuzen zijn meer gemaakt om de lucht te filteren dan om ze op te warmen, maar paardeneuzen zijn speciaal uitgerust om de lucht op te warmen. Paarden verliezen dan ook weinig warmte via de longen.
Acclimatisatie
Een voorbeeld van "pilo-erection". Op deze koude februari-dag heeft Jack zijn vacht rechtop gezet zodat deze meer isolerende lucht omsluit. Op deze manier krijgt hij het niet koud.
Een deken zou dit onmogelijk maken omdat daarmee de vacht wordt platgedrukt.
Als de aanpassing of acclimatisering onvoldoende blijkt heeft het paard een heel scala aan "noodvoorzieningen" om snel de lichaamstemperatuur omhoog te krijgen.
Bibberen (of rillen). Bibberen is niets anders dan snel opeenvolgende spiercontracties. Spiergebruik produceert veel warmte, en met hun enorme spiermassa's zijn paarden uitstekende "bibberaars". Ze kunnen dit makkelijker en efficienter dan de mens.
Countercurrent heat exchange . Normaal gesproken stroomt het bloed vlak onder de huid alvorens naar de longen te gaan. Tijdens koud weer echter worden de bloedvaten vlak onder de huid afgesloten en stroomt het bloed dieper door de huid, de teruggaande bloedstroom wordt bovendien omgeleid en stroomt om de slagaderen heen (waardoor het bloed stroomt dat uit het hart komt). Het gevolg is dat het terugkerende bloed eerst wordt opgewarmd alvorens het terug gaat naar hart en longen.
Pilo-erection . Het paard zet (bijna onzichtbaar) de vachtharen ietwat rechtop, zodat ze meer isolerende lucht omsluiten.
Circulation shunts . Om de benen tegen bevriezing te beschermen, en tegelijkertijd het warmteverlies te beperken, kan het paard het bloed van de slagaderen rechtstreeks naar de aderen laten terugstromen. De lichaamscellen in de benen krijgen dan tijdelijk geen voeding meer (een paard kan dat doen omdat er in de benen zelf nauwelijks spieren zitten), het bloed wordt dan alleen gebruikt om de benen op te warmen, en zodra de benen weer warm genoeg zijn stroomt het bloed weer gewoon via de haarvaten.
Verhoogd metabolisme . Blijft het koud, dan produceert het paard meer cortisol, de bloeddruk, hartslag, en algeheel metabolisme gaat omhoog.
Acclimatisering
De hierboven beschreven noodvoorzieningen werken prachtig, maar kosten veel energie. Voor de langere termijn (het winterseizoen) treft het paard andere maatregelen. In de herfst maakt het paard een wintervacht, die in dikte wordt aangepast aan het temperatuurverloop. Deze wintervacht kan tot midden December nog worden aangepast aan de heersende temperaturen. De wintervacht van een paard overtreft onze beste winterkleding! Er zitten verschillende soorten haren in de vacht: Fijne haren om te isoleren, stugge haren om de fijnere isoleerharen overeind te houden, haren om de regen te weren. Een paard waarbij de structuur van de vacht niet door borstelen wordt verwoest, en waarbij de vetlaag niet door shampo's en dergelijke wordt weggespoeld is zeer goed bestand tegen regen en zorgt ervoor dat de huid altijd droog blijft. Wanneer de temperatuur omlaag gaat krijgt het paard meer honger. Hij gaat een isolerend vetlaagje opbouwen, en bovendien gaat zijn metabolisme langzaam omhoog. Het resultaat is een juweeltje van temperatuurregulatie: Het paard gaat meer warmte produceren en bouwt tegelijkertijd een paar extra lagen isolatie.
Zweten, gevaarlijk of niet?
Een hardnekkig misverstand is dat paarden kou vatten als ze bezweet de wei op gaan. Waarom is dat een misverstand en hoe is dit misverstand de wereld in gekomen?
Om dit goed te kunnen uitleggen is het nodig om stil te staan bij enkele natuurkundige feiten:
Iets dat nat is is nog niet per definitie koud. Kou ontstaat pas wanneer een vloeistof overgaat in een gas; verdamping dus.
Verdamping gaat sneller wanneer er een luchtstroom is. Denk aan wasgoed dat sneller droogt wanneer er een windje staat.
Iets dat nat is maar niet kan verdampen koelt niet af. Hierop berusten de zogenaamde natpakken die surfers en duikers dragen; die pakken lopen vol water maar omdat het water niet verdampt koelt het ook niet af.
Drogen kan op verschillende manieren: Dit kan door verdamping maar ook door het afvoeren van het water. Wanneer je een handdoek gebruikt droog je ook, maar zonder de afkoeling die je zou krijgen wanneer je droogt door verdamping.
Vocht heeft de neiging zich te verplaatsen naar nauwe ruimten. Zo drogen handdoeken omdat het vocht tussen de draadjes van de stof kruipt. We noemen dit de capillaire werking. Vacht heeft ook een capillaire werking: De nauwe ruimten tussen de haartjes zuigen vocht op.
Ok, wat heeft dit met paarden te maken? Nee, wacht nou even, laten we eerst eens kijken wat er gebeurt als wij mensen bezweet buiten gaan rondlopen: Onze huid is nat en door de wind wordt onze huid gedroogd. De drogende factor is hier dus verdamping, en verdamping zorgt voor afkoeling. Als wij mensen nat buiten staan koelen we in een rap tempo af. Die afkoeling gaat zo snel dat we kou kunnen vatten.
Nu eindelijk naar de paarden. Wat gebeurt er als een paard zweet? Als een paard zweet wordt allereerst de huid nat. Aangezien de huid niet bloot is vindt er echter geen rechtstreekse verdamping en dus afkoeling plaats. In plaats daarvan wordt het zweet door de capillaire werking van de vacht naar buiten getransporteerd. Het is aan de buitenkant van de vacht waar de verdamping en dus de afkoeling plaatsvindt.
Wat gebeurt er nu wanneer we een bezweet paard "zomaar" buiten neerzetten? Zolang het paard het nog te warm heeft zal hij blijven zweten. Zolang je het te warm hebt kan zweten geen kwaad; mensen worden ook niet ziek als ze uit de sauna komen en in de vrieskou gaan staan. Na een tijdje heeft het paard het echter niet meer te warm en houdt dus op met zweten. Wat er dan gebeurt is totaal verschillend van wat er bij mensen gebeurt: De huid droogt dan op, maar niet door de verdamping maar door de capillaire werking van de vacht. Die zuigt het zweet op (zoals een handdoek je opdroogt, dus zonder afkoeling) en het zweet verdampt aan de buitenkant van de vacht. Omdat we te maken hebben met verdamping koelt het daar natuurlijk wel af, maar dat is aan de buitenkant van de vacht!
Alle voorzorgen om paarden te beschermen tegen te snelle afkoeling zijn dan ook gebaseerd op antropomorfisme : Omdat wij mensen ziek worden als we bezweet in de wind gaan staan denken we dat dit dus ook wel voor paarden zal gelden. Maar niets is minder waar!
!
Dat paarden kunnen zweten is niet zo vanzelfsprekend: De meeste dieren kunnen niet zweten! (honden, katten, konijnen, etc.) Het paard is blijkbaar speciaal geëvolueerd om te kunnen zweten en het is dan ook tamelijk merkwaardig om te veronderstellen dat hij daar niet tegen zou kunnen!
Dit gebrek aan natuurkundig inzicht en het daaruit volgende antropomorfisme doet mensen besluiten om dan maar een deken op het paard te leggen en daarmee de fantastische temperatuurregulatie van het paard te saboteren... En dat brengt ons op het volgende onderwerp.
De draagtijd (of drachtigheidsduur) is de periode dat een foetus (= ongeboren vrucht) in de baarmoeder doorbrengt vanaf de bevruchting tot aan de bevalling. Van draagtijd wordt meestal gesproken bij zoogdieren, maar ook bij levendbarende vissen kan van draagtijd gesproken worden. Hieronder zie je de draagtijden en broedtijden van respectievelijk verschillende zoogdieren en levendbare vissen en daarnaast van eierleggende dieren (tussen haakjes staat de spreiding per diersoort). De volgorde is alfabetisch. Wanneer je op een diersoort klikt, krijg je heel veel info over de betreffende diersoort op Wikipedia en ook afbeeldingen van het dier.
Zoogdieren en levendbarende vissen
Berglemming: 20-22 dagen Bever: 100-110 dagen Blauwe vinvis: 11-12 maanden Bonobo: 8 maanden Bruine beer: 255 dagen Bruinvis: 11 maanden Brulaap: 6 maanden Bunzing: 6 weken Cavia: 2-2,5 maanden Chimpansee: 202-261 dagen Chinchilla: 111 (105-118) dagen Damhert: 234 (225-237) dagen Das: 7 weken. Het dassenvrouwtje kan heel het jaar door bevrucht worden maar de bevruchte eicellen blijven in kiemrust tot december en ontwikkelen dan pas verder. Dit fenomeen noemt verlengde draagtijd of vertraagde innesteling. De eigenlijke draagtijd bedraagt zeven weken. Dolfijn: 350 dagen Edelhert: 231 (226-238) dagen Eekhoorn: 5-6 weken Egel: 31-35 dagen Eland: 240-270 dagen Ezel: 275 dagen (10,5-14,4 maanden) Fret: 42 (41-44 dagen) Geit: 150 (146-157) dagen Gerbil: 24-26 dagen Gibbon: 30 weken Giraffe: 475 dagen Gorilla: 9 maanden Gup: 4-5 weken Hamster: 15-17 dagen. Hond: 63 dagen Hyena(gevlekte) : 110 dagen IJsbeer: 240 dagen Jachtluipaard: 90-95 dagen Jaguar: 110 dagen Kangoeroe: draagtijd is een maand, maar het jong is dan nog maar 2 cm groot en weegt minder dan een gram. Daarna zit het nog 6-8 maanden in de buidel. Kat: 63 (58-64) dagen Koe: 9 maanden (275-300 dagen) Konijn: 30-31 dagen Lama: 331-367 dagen Leeuw (Afrikaanse): 105-110 dagen Luiaard (drievingerige) : 170 dagen Mens: 280 dagen Miereneter: 190 dagen Mol: 4-6 weken Muis: 19-24 dagen Muskusrat: 25-30 dagen Nerts: 50 (39-59) dagen Neushoorn(Indische) : 16 maanden Nijlpaard: 240 dagen Olifant(Afrikaanse) : 18-22 maanden Olifant(Aziatische) : 20-22 maanden Opossum: 13 dagen Orang-oetan: 275 dagen Otter: 61-63 dagen Paard: 335-342 dagen (320-370) Poema: 91 dagen Poolvos: 50 dagen Rat: 18-23 dagen Reuzenpanda: 5 maanden Schaap: 147 (137-152) dagen Slingeraap: 7 maanden Stinkdier(skunk) : 2,5 maanden Tijger: 104-112 dagen Vleermuis(vale) : 46-70 dagen Vos: 52-53 dagen Varken: 115 dagen Wasbeer: 60-73 dagen Walvis: 1 jaar Wezel: 34-37 dagen Wolf(grijze) : 63 dagen Zebra: 12-13 maanden Zeehond: 8-8,5 maanden, maar er is een verlengde draagtijd: de ontwikkeling begint pas 1,5-3 maanden na de paring, dus eigenlijk zou je die tijd er nog bij op moeten tellen. Zwarte Beer: 7 maanden