Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
21-07-2008
Honden zwemmen zich gezond
Honden zwemmen zich gezond Hydrotherapie voor honden in Melsele
MELSELE - Begin mei werd in Melsele Westcoast geopend, een hydrotherapiecentrum voor honden. Honden kunnen er met hun baasje terecht voor revalidatie na een operatie, voor pijnbestrijding en zelfs om te vermageren. ,,We zijn het eerste hydrotherapiecentrum voor honden op het hele Europese vasteland'', stellen Kris Reyniers en Koen Van den Bossche van Westcoast.
Op welke principes steunt de therapie?Kris Reyniers : ,,Als de honden hier in het water bewegen kunnen ze hun spieren gebruiken zonder dat hun gewrichten al te zeer worden overbelast. Hun gewicht gaat in het water minder op hun gewrichten wegen. Vandaar dat we op deze manier honden kunnen revalideren na een operatie, en honden met rug- en gewrichtsproblemen en spierletsels pijnverlichtend kunnen behandelen.''
In dat opzicht werd deze indrukwekkende installatie gebouwd? ,,Het eerste bad waar de hond in terecht komt is het opwarmbad, de hydrospa. In een bubbelbad met water van 40 graden worden de spieren opgewarmd, de bloedvaten zetten zich open. Dit alles werkt pijnverlichtend. Dierenartsen geven vaak aan baasjes de raad mee om met hun hond te gaan zwemmen. Maar als je een hond in een koude vijver loslaat krijg je het tegenovergestelde effect: de bloedvaten vernauwen en de spierwerking wordt eerder geschaad. Vandaar dat we met dit centrum echt een leemte opvullen.''
Na het opwarmbad volgt het zwembad? ,,Inderdaad, in het zwembad kunnen de dieren min of meer gewichtloos bewegen. Maar we kunnen ook extreme situaties creëren naargelang de voorkant of de achterkant van de hond moet behandeld worden. Dat doen we bijvoorbeeld door met jets een tegenstroom in gang te zetten. Ook voor honden die moeten afvallen voor een operatie is deze techniek uitermate geschikt. Of honden hier recreatief kunnen zwemmen? Ja, maar we vragen steeds een attest van de dierenarts om te weten of de hond de inspanningen wel aankan, we houden op onze beurt ook de dierenarts op de hoogte van de vorderingen. Koen en ikzelf werken ook samen met een ervaren kinesiste: Tania Moräntz.''
Konijnen
Dit toestel lijkt me vrij uniek te zijn? ,,Van deze waterwalker bestaan tot op heden wereldwijd slechts vijf exemplaren. Als de hond al voldoende gerevalideerd is en al voldoende druk kan verdragen kan hij in dit toestel opnieuw leren stappen. Het water wordt in de bak tot op de gewenste hoogte gebracht en de snelheid van de transportband waarop de hond loopt kunnen we ook perfect op het dier afstemmen.''
Jullie werden speciaal opgeleid, veronderstel ik. ,,Aangezien de therapie in Engeland ontstond, volgde ik er een stage en een opleiding. In Engeland past men de therapie ook al toe alvorens een dier te opereren, mét resultaat trouwens. Men past er dezelfde principes ook toe op katten en konijnen. In ons centrum trekken we per sessie ongeveer een uurtje uit per hond. Bij een letsel aan de kruisbanden bijvoorbeeld is de spieropbouw na een achttal sessies opnieuw in orde.''
Westcoast Europe, Nieuwlandstraat 2, 9120 Melsele. Telefoon: 03-254.29.29 of www.westcoast.be
Veel mensen kennen het Lipizzaner paard. De roem van de Spaanse Rijschool uit Wenen heeft ervoor gezorgd dat haar witte hengsten bekend zijn over de hele wereld, ook bij mensen, die normaal gesproken niets met paarden te maken hebben. Dat het verhaal van het Lipizzaner paard veel verder gaat dan alleen over deze Weense balletdansers, hopen we met het volgende duidelijk te maken.
GESCHIEDENIS In het Europa van de 16e eeuw was alles anders geregeld dan nu. De adel maakte de dienst nog uit en heerste over de bevolking. Waarden en normen Iagen anders. Oorlogen werden uitgevochten met slagwapens en lichte vuurwapens, op kleine oppervlakten, met wendbare paarden. Konink- en keizerrijken konden zeer groot zijn.
De adel kon slechts heersen door indruk te maken. Een middel daartoe was het gebruik van indrukwekkende paarden, zowel onder het zadel, als voor het rijtuig. Geen wonder dat de kleine, trotse en bovenal wendbare en gemakkelijk te rijden paarden van Spaanse afkomst bijzonder in de mode waren. Ieder zichzelf respecterend vorstelijk hof hield er in die tijd dan ook een uitgebreide stal op na, met grote hoeveelheden paarden, bij voorkeur met Spaans bloed. Veel hoven hadden ook eigen stoeterijen, die met goed paardenmateriaal in de behoefte van de adel voorzagen.
In het grote Habsburgse rijk besloot men in de 16e eeuw ook een eigen fokkerij van Spaanse paarden te beginnen, ook om niet steeds maar heel Europa te hoeven afreizen, op zoek naar goed bloed.
In het jaar 1562 werd de hofstoeterij in Kladrub (Bohemen) hiertoe opgericht. In 1580 werd van de bisschop van Triëst een landgoed te Lipizza aangekocht om in de Karst paarden te gaan fokken. In het volgende jaar werden verschillende hengsten en merries in Spanje aangekocht en naar de pas gebouwde stoeterij gebracht. Met deze paarden, tezamen met enkele inlandse paarden van het taaie zogenaamde Karster paard, werd de basis gelegd van wat later een beroemd paardenras zou worden: het Lipizzaner paard.
Uitgangspunt bij het opzetten van deze, uiteindelijk keizerlijk geworden stoeterij was: het fokken van een licht en wendbaar rij- en koetspaard, indrukwekkend en gracieus, met een enorm uithoudingsvermogen, hard beenwerk en een goede gezondheid. De paarden moesten voor al het werk ten behoeve van het keizerlijke hof inzetbaar zijn. Dit varieerde van rij- en Hogeschoolpaard van de hoge adel te Wenen, voor dagelijks gebruik en op het slagveld, tot paarden voor de keizerlijke posterijdiensten.
Om dekhengsten te selecteren voor de stoeterij werden deze beproefd in de beroemde Hofrijschool te Wenen. De merries werden grotendeels voor de wagen uitgeprobeerd. Daarnaast kregen de kwaliteitsvolle Lipizzaners snel de taak van rassenverbeteraar in de militaire en burgerlijke fokkerij. In Midden-Europa werd het Lipizzaner paard snel een begrip als paard van de hoge en lagere adel, dat ook de gewone burgerij met zijn kwaliteiten ten dienste stond.
In de eeuwen na 1580 werden vanuit geheel Europa paarden met Spaans bloed ten behoeve van Lipizza aangekocht. Voornamelijk in de 19e eeuw werd ook veel Arabisch bloed in de fokkerij gebracht. Het oude, zogenaamde barokke type is echter nooit verloren gegaan. Naast de oorspronkelijke stoeterij te Lipizza werd de Lipizzaner op vele andere plaatsen verspreid over het grote Habsburgse Rijk gefokt, bijvoorbeeld op militaire stoeterijen, zoals in het Hongaarse Mezöhegyes en het Zevenburgse Radautz. Maar ook de lagere adel fokte op privéstoeterijen de Lipizzaner, bijvoorbeeld de familie Von Jankovic in Terezovac.
Heden ten dage zijn in de fokkerij acht hengstlijnen overgebleven, waarvan zeven direct teruggaan op Spaans bloed en één op een Arabische hengst. Deze acht lijnen gaan terug naar de volgende stamvaders: Conversano, Maestoso, Favory, Pluto, Neapolitano, Tulipan, Incitato en Siglavy. Verder zijn en enkele tientallen merriefamilies, deels teruggaand op de originele Spaanse fokkerij van het Habsburgse Hof, deels op veelal Arabische stammen, ook te Lipizza gebruikt, of in Hongaarse of Kroatische (privé)stoeterijen.
De nu zo beroemde schimmelkleur van de Lipizzaner heeft zich pas in het ras doorgezet na de invoering van arabisch bloed. Voordien kwamen verhoudingsgewijs veel meer verschillende kleuren voor: zwart, bruin, donkerbruin, isabel, vaal en zelfs bont. Tegenwoordig komen de kleuren zwart, bruin, donkerbruin en vos nog voor, zij het in kleine hoeveelheden.
HUIDIGE SITUATIE
Na het uiteenvallen van de Donaumonarchie na de Eerste Wereldoorlog werd het grote rijk dat ooit het Habsburgse Rijk was, opgedeeld in verschillende kleinere landen. In ieder van deze landen kende men van vroeger een traditie in het fokken van Lipizzaner paarden. Deze traditie werd na de herverdeling van Midden-Europa voortgezet. En zo kan het dat er heden ten dage Lipizzaners gefokt worden op grote stoeterijen in: Oostenrijk, Hongarije, Roemenië, Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië en Slowakije. Bovendien ook nog in Italië.
In de voormalige Oostbloklanden werden Lipizzaners vaak als landbouwtuigpaard gebruikt, en als verbeteraar van de inlandse gebruikspaardenfokkerij. Daarnaast wordt de Lipizzaner in de meeste landen van Europa privé gefokt. Bovendien ook in de V.S. en zelfs in Australië en Zuid-Afrika. De meeste landen waar Lipizzaners gefokt worden zijn aangesloten bij de Lipizzan International Federation. (L.I.F.) Deze internationale organisatie probeert iedereen te verenigen die zich met Lipizzaner paarden bezighoudt. Zij probeert op internationaal niveau samenwerking in de fokkerij te bewerkstelligen en bovenal te waken over één van de oudste cultuurpaardenrassen ter wereld, het Lipizzaner ras. Zie: www.lipizzaninternationalfederation.eu.com
GEBRUIK De Lipizzaner is in de dagelijkse praktijk een zeer veelzijdig paard. Oorspronkelijk gefokt als breed inzetbaar rij- en koetspaard, kan hij ook in moderne tijden voor vele doeleinden gebruikt worden. Als rijpaard onder het zadel, waarbij zijn aangeboren talenten voor de hogere dressuur hem beroemd hebben gemaakt in de Spaanse Rijschool in Wenen. Maar ook als rijpaard in de recreatieve sfeer is hij bijzonder geschikt.
Daarnaast liggen zijn kwaliteiten ook zeker in het tuig. Beroemd zijn de Lipizzaners, waarmee de Hongaren vele malen wereldkampioen werden in verschillende disciplines van de aangespannen sport. Op recreatieniveau zult u geen betrouwbaarder paard in de strengen kunnen aantreffen. Bij alles waarbij het Lipizzaner paard ingezet wordt, vallen zijn bijzondere eigenschappen op, waar hij al eeuwen lang beroemd om is: een bijzonder goed uithoudingsvermogen, uitstekende hoeven en beenwerk, een goede gezondheid en bovengemiddelde intelligentie.
De Lipizzaner is laat rijp, met daarbij het voordeel dat hij ook bijzonder oud kan worden. Zijn karakter is spreekwoordelijk goed, wat overigens niet wil zeggen dat de Lipizzaner een gemakkelijk karakter heeft! Lipizzaners zijn veelal sterke persoonlijkheden, die daar ook naar behandeld dienen te worden. Als men goed met hem kan (samen)werken, kan men zich echter geen betere partner op vier voeten wensen!
De Lipizzaner is naar onze huidige maatstaven een klein paard. De ideale stokmaat ligt tussen de 1.55 en de 1.58 meter. In de praktijk betekent dit, dat de paarden ruwweg tussen de 1.50 en de 1.60 meter meten. Zijn verschijning is indrukwekkend en trots, waarbij zijn bewegingen statig en verheven zijn, maar wél ruim en elegant. De schimmelkleur is dominant, maar ook bruine, donkerbruine en zwarte varianten en een enkele vos komen voor. Bepaalde originele stoeterijen fokken met een rijpaardtype, andere juist een carrossier. Ieder type is echter een variatie op het thema. Iedere Lipizzaner staat in verschijning heel dicht bij zijn voorouders.
Tekst: Atjan Hop Bron: Stichting Dag van het Barokke Paard
HENGSTENLIJNEN BINNEN HET LIPIZZANER RAS
Het Lipizzaner ras is een van de oudste cultuurpaardenrassen ter wereld. Onder cultuurpaardenras verstaan we een ras, dat geheel door de mens ontwikkeld is. In het jaar 1580 stichtte de Habsburgse adel een eigen stoeterij in het dorpje Lippiza (in de buurt van Triëst). Het doel hiervan was het fokken van een paardentype, dat voorzag in de behoefte en gebruiken van deze Oostenrijkse keizerdynastie in die periode. Het paardenras dat hieruit ontstaan is kennen wij ook nu nog als het Lipizzaner paard.
Geheel naar de eisen van die tijd werd dat een paard van het barokke, Iberische type. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat oorspronkelijk deze fokkerij gebaseerd was op Spaans bloed, in dit geval gekruist met het kwaliteitsvolle inlandse Karst-paard.
Behalve van Spaanse hengsten maakte men gedurende de ontwikkeling en stabilisering van bet ras ook veelvuldig gebruik van paarden, die in het Iberische type stonden, maar elders gefokt waren op vergelijkbare (hof)stoeterijen uit geheel Europa. Zo zijn door de eeuwen heen bijvoorbeeld ook veel Napolitaanse, Deense, Kladruber en Duitse paarden gebruikt. In de 19e eeuw is, ook naar toen heersende mode, tevens gebruik gemaakt van oriëntaals (Arabisch) bloed. Ook op andere (staats- en privé)stoeterijen, die naast het oorspronkelijke Lippiza hebben bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van bet ras werd gebruik gemaakt van dit soort bloed.
Daar de Lipizzaner, zoals gezegd, een cultuurpaardenras is, heeft dit tot praktisch gevolg, dat de ontwikkeling van de fokkerij (en dus de opbouw van het ras) volledig terug te vinden is in de stamboekregistratie. Vanaf het begin zijn aan- en verkopen, geboortes, gebruik van dekhengsten en fokmerries bijgehouden in boeken en registers. Helaas zijn de stamboeken uit de eerste twee eeuwen van de fokkerij in de Napoleontische tijd door brand verloren gegaan. Aan- en verkoopregisters uit die tijd zijn echter nog wel in archieven in aanwezig. Alle afstammingsgegevens van de in de hofstoeterij Lippiza gebruikte fokdieren en hun nakomelingen zijn terug te vinden vanaf ±1800 en gaan derhalve terug tot omstreeks 1740.
ONTWIKKELING
De keuze van dekhengsten werd bepaald door de eisen van het gebruik. Dit verschilde vanzelfsprekend gedurende de tijden en per stoeterij. De keizerlijke hofstalmeesters selecteerden voor Lippiza meestal klassiek gebouwde paarden van het Iberische type. Toen vanaf het begin van de 19e eeuw de Arabier echt in zwang raakte, ontkwam ook de barokke Lipizzaner niet aan deze invloeden, zonder dat overigens het barokke fokdoel uit het oog werd verloren. De dominante schimmelkleur en de gemiddeld kleinere stokmaat van de Lipizzaner is aan dit oriëntaalse bloed te danken.
Op andere stoeterijen werd de keuze ook met name bepaald door het gebruiksdoel. Aan een Lipizzaner die gefokt werd voor aanspanningen op de Hongaarse poesta of de Kroatische hoogvlakte werden immers andere eisen gesteld, dan aan paarden die specifiek als rijpaard of voor bergachtige streken werden gefokt.
Wat praktische keuze betreft had men uiteraard twee mogelijkheden: een elders verworven hengst of een hengst uit eigen fokkerij. Beide zien we in ruime mate terug in de stamboeken. Vanuit alle windstreken werden hengsten aangevoerd, waarvan men meende, dat zij de fokkerij konden dienen. Mannelijke nakomelingen konden op hun beurt weer als dekhengst ingezet worden Zo'n hengst uit eigen fokkerij werd meestal naar de vader vernoemd. Zo vormden zich hengstenstammen, die in de stamboeken terugleiden naar een oorspronkelijke stamvader. Een aantal van deze lijnen hebben zich tot in deze tijden van vader op zoon weten te handhaven. Andere zijn na selectie niet voortgezet en daarmee uitgestorven. Een soortgelijke ontwikkeling zien we overigens ook aan moederszijde: tientallen merriefamilies zijn zo ontstaan, die ook nu nog voortleven.
OVERGEBLEVEN LIJNEN
Van de fokkerij van keizerlijk Lippiza zijn een zestal hengstenlijnen overgebleven. Allemaal voeren deze terug op stamvaders uit het eind van de 18e, begin 19e eeuw. Vijf van deze hengsten waren van het barokke, Iberische type. Dit waren Conversano (Neapolitaner, 1767), Maestoso (Spaans, geb. Kladruber, 1773), Favory (Kladruber, 1779), Pluto (Deens, geb. Frederiksborg, 1765) en Neapolitano (Neapolitaner, 1790). De zesde stamvader was de Arabische hengst Siglavy (1810).
Op de belangrijke privéstoeterij van de grafelijke familie Jankovic in Terezovac (nu Kroatië), waar al sinds ±1680 Spaanse paarden werden gefokt, ontstond, na inkruising van Lipizzanerbloed de lijn van stamvader Tulipan (Terezovac, 1800).
Op de stoeterij van de Hongaarse graaf Bethlen werd in 1802 de hengst Incitato geboren, uit Spaanse ouders. Deze hengst werd door de Hongaarse staatsstoeterij Mezöhegyes aangekocht voor de dekdienst. Zijn nakomelingen werden ingezet in de Spaanse fokkerij aldaar, die vanaf ongeveer 1860 opging in de Lipizzanerfokkerij van deze stoeterij. Hij is dus de stamvader van deze gelijknamige lijn.
Hiermee is overigens meteen het enige onderscheid tussen de eerste zes en Tulipan en Incitato aangeduid: de herkomst. Overige verschillen zijn er niet. Deze twee stammen zijn dus qua achtergrond en plaats binnen de hele Lipizzanerfokkerij volledig gelijkwaardig aan de andere zes. Hierover mogen geen misverstanden bestaan!
NAAMGEVING
De naamgeving binnen het Lipizzanerras is aan tradities gebonden. Aan de naam van een Lipizzaner kan men deels de afstamming aflezen. Er bestaan traditioneel twee systemen, die gemakshalve als het keizerlijke systeem en het landsfokkerijsysteem zijn aan te duiden. Bij beide zien we de stamvader van de betreffende lijn terug. Een directe mannelijke nakomeling van bijvoorbeeld stamvader 'Neapolitano' zal deze naam ook dragen, met als toevoeging respectievelijk de naam van zijn moeder dan wel cijfers, ter onderscheid.
Voor merries gelden overigens weer andere eisen. In het keizerlijke systeem worden binnen merriefamilies bepaalde vrouwelijke, steeds terugkerende namen gebruikt. Wanneer we bijvoorbeeld een hengst tegenkomen met de naam 'Neapolitano Elvira' weten we meteen, uit welke lijn hij stamt (Neapolitano) en wie zijn moeder was. (Elvira dus). Aan de naam 'Elvira' lezen we dan weer af, uit welke merriefamilie hij van moederskant afstamt.
In het andere systeem, het landsfokkerijsysteem, ligt meer de nadruk op de vader zelf. Stel een paard heeft hier de naam 'Incitato XXI-12' Hieruit maken we op, dat hij of zij van vaderskant uit de Incitato-lijn stamt, met als vader de dekhengst Incitato XXI, en als zijn 12e nakomeling op de stoeterij van herkomst is geregistreerd. Deze registratiewijze geldt dus zowel voor hengsten als merries. Het geslacht kan niet aan de naam worden gezien. Ook de afstamming moederzijds is niet aan de naam te herkennen. Dit systeem wordt met name in Hongarije en Roemenië gebruikt.
IBERISCH EN ORIENTAALS
In de meer dan vier eeuwen oude Lipizzanerfokkerij zijn vele hengsten gebruikt. Slechts acht hebben een eeuwige status weten te bereiken door middel van hun directe nazaten. Vele zijn echter in de coulissen van de tijd verdwenen en slechts terug te vinden in de oude stamboeken. De meeste van deze hengsten waren, zoals gezegd, van het Iberische type. Zij kwamen hetzij direct uit Spanje, of kwamen uit een nafok van Spaanse paarden van andere Europese stoeterijen, zoals Lippiza daar zelf één van was.
Daarnaast zijn Arabische hengsten, Shagya-arabieren en kruisingen tussen deze en Lipizzaners als dekhengst ingezet. Het voortbestaan van de huidige acht lijnen is niet alleen aan de keizerlijke stoeterij te danken. Zo waren rond 1880 hier de Pluto- en Maestoso-stam volledig uitgestorven. Het was weer aan die andere twee stoeterijen, Terezovac en Mezöhegyes te danken, dat juist deze twee stammen ook tot in onze tijd bewaard zijn gebleven, waarmee de belangrijkheid van deze twee stoeterijen voor bet Lipizzaner ras weer eens aangetoond is.
Geen enkel Engels Volbloed is overigens ooit als dekhengst ten behoeve van de Lipizzanerfokkerij ingezet. Slechts in merriefamilies is incidenteel een xx-tje terug te vinden, zonder verder van directe invloed geweest te zijn. Dit maakt de Lipizzaner tot de zeldzame rassen die aantoonbaar geen Engelse invloeden kent, hetgeen vanuit een bepaald perspectief zelfs als voordeel wordt gezien.
In dit feit overtreft hij zelfs zijn Spaanse en Portugese neven, die wel degelijk een bepaalde periode het barokke spoor bijster zijn geweest. Gelukkig voor ons liefhebbers van barokke paarden is het tij ook daar bijtijds gekeerd.
TOT BESLUIT
Ieder Lipizzaner paard is als vertegenwoordiger van zijn eeuwenoude ras de aandacht meer dan waard. Een rijk verleden met grootse feiten gaat achter zijn naam schuil. Het is echter geen levend museumstuk. Zijn uitzondenlijke kwaliteiten hebben hem de geschiedenis doen overleven. De Lipizzaner is ook aan het eind van de 20e eeuw klaar voor de toekomst. Laten wij alIen ervoor zorgdragen, dat dit bijzondere paardenras ook in de toekomst de plaats krijgt die het toekomt!
Tekst: Atjan Hop Bron: Tijdschrift Baroque/ Stichting Dag van het Barokke Paard
Wist je dat?
LIP(P)IZ(Z)ANER?
De spelling van de de naam van het ras levert soms wat verwarring op. Is het nu Lippizaner, Lipizzaner of misschien zelfs Lippizzaner? En hoe zit het nu met "Lipica"? Het is allemaal afhankelijk van de taal waarin deze naam gebruikt werd. Lipica is Sloveens, Lippiza is Duits en Lipizza is Italiaans. Eén ding is zeker: Lippizzaner is fout. Internationaal is vanaf ongeveer 1920 de Italiaanse spellingswijze gebruikelijk. lipizzaner
In oudere, vaak Duitstalige literatuur vinden we de klassieke schrijfwijze terug: Lippiza. En in historische geschriften komt zelfs Lipitza nog voor! De Slovenen gebruiken echter hun eigen spelling weer voor de oude stoeterij in de Karst: Lipica. En allemaal is het maar een manier van schrijven, want overal is de uitspraak hetzelfde. (Ook in Slovenië dus: zeg vooral geen "lipika", maar "lipitsa"!) Ook het Nederlandse "Groene Boekje" (en daarmee de spellingcontrole op veel computers) levert dus niet de correcte, actuele informatie.
Atjan Hop
Foto's en verhalen van lezers van het Paardentips Magazine
Geschiedenis: Oudste getuigenissen, over het bestaan van de paarden in Portugal, zijn te vinden in tekeningen in de grotten van Escoural in de provincie Alentejo. De paarden vielen op door hun gratie en uitstraling. Hun snelheid bracht ze later in de Romeinse Hippodromen. De vechtkunst te paard, van de toenmalige bewoners van het Iberisch schiereiland werd beroemd door het verslaan van de vorst van Carthago. In de zeventiende en achttiende eeuw werden ze koningspaarden aan de Europese hoven, waar de Klassieke Rijscholen ontstonden. Tegenwoordig vloeit er in bijna alle (moderne) paardenrassen Iberisch bloed. Met zon erfenis is een ras wel fascinerend te noemen.
Portugal en Spanje werden vanaf 711 na C. bezet door de Moren. Toen deze na enkele honderden jaren verdreven werden door de kruisvaarders, begonnen de oorspronkelijke bewoners paarden te fokken met de inheemse rassen, de paarden uit West-Europa en de achtergebleven Berbers. In 1247 werd Portugal een onafhankelijke staat, maar het zuiden werd samen met Andalucia nog bezet tot 1492. In Portugal concentreerde de fokkerij zich rond de rivier de Taag (Ribatejo), in Spanje rond de Guadalquivir (Andalusië). De rassen hebben dezelfde roots en eeuwenlang werden er paarden uitgewisseld. De oude Latijnse naam voor Portugal is Lusitania. Als we de naam Lusitano omschrijven kunnen we die omvatten als een in Lusitanië (Portugal) gefokt paard met barokke eigenschappen en uiterlijk.
Dom José richtte in 1748, ruim 250 jaar geleden in Alter do Chão, Portugal, de stoeterij Alter Real op. Vanaf dat moment werden daar (bruine) paarden gefokt om de traditie van de Klassieke Rijkunst te behouden. Gegevens over de fokkerij werden toen op papier gezet en blijken tegenwoordig nog altijd een rijke historische bron. Belangrijk voor het behoud van de oude waarden zijn in Portugal de Escola Portuguesa de Arte Equestre, het stierengevecht (afgeleid van de oude vechtkunst te paard) en het circus. In Portugal wordt de stier tijdens het gevecht niet gedood, het gaat om de Rijkunst en de moed van de mannen, die de stier met blote handen aanpakken.
Om ruimer steun te geven aan de nationale fokkerij werd zon honderd jaar geleden de Coudelaria Nacional opgericht, een staatsstoeterij onder bescherming van het Ministerie van Landbouw van Portugal. Daarbuiten zijn er vele bekende families, die al generaties lang Lusitanos (en stieren) fokken. Pas in de twintigste eeuw werden de stamboeken van Portugal en Spanje gescheiden.
Buiten de fysieke eigenschappen, waarbij ronde lijnen overheersen en het profiel van de romp en de ledematen in een vierkant past, is het karakter van de Lusitano zo bijzonder. Eeuwenlang is hier zorg aan besteed. Iemand die voor het eerst een groots festijn als de jaarmarkt van Golegã meemaakt, kan zijn ogen niet geloven. Honderden hengsten lopen bij elkaar zonder problemen. Geen gebries of gesteiger, elk paard weet zich te gedragen. Het opgroeien in een groep is een belangrijke factor voor het gedrag. Een paard met een natuurlijke opgroei heeft zijn plaats in de sociale hiërarchie van de kudde en dit werkt positief op zijn karaktervorming. De bereidwilligheid om te leren is een andere opvallend goede eigenschap. Zelden wordt er geprotesteerd, meestal is het dan nog door een onduidelijkheid van de africhter.
Fysiek zijn het grote gemak tot verzamelen en de opvallende elasticiteit het meest opvallend. De meeste Lusitanos zijn heel gevoelig in de mond en heel alert op de hulpen. De meeste zijn erg comfortabel om te rijden, doorzitten in draf is geen straf, maar een genot, zodat er ontspannen gewerkt kan worden aan alle vormen van de (Klassieke) Rijkunst. Aangespannen hebben ze bloed, maar blijven aanspreekbaar.
Karakter: Lusitano's zijn intelligente paarden, moedig, wendbaar en geschikt voor vele disciplines. Door hun aangeboren lenigheid en sierlijkheid zijn ze uitermate geschikt voor de dressuur. Hogeschooloefeningen gaan hen gemakkelijk af. In de polosport zijn ze zeer geliefd vanwege hun snelheid en wendbaarheid. Dat de Lusitano ook voor de springsport geschikt is, bewees John Whitaker die talloze prijzen won met de hengst Novilheiro, de meest succesvolle Lusitano aller tijden.
De Lusitanos hebben een natuurlijke aanleg tot concentratie en verzameling en een groot vermogen voor de oefeningen van de Hoge School, het veedrijven en het stierengevecht te paard. Het temperament is fier, grootmoedig met bloed, maar gehoorzaam en met karakter, met een grote bereidheid tot leren. De gangen zijn verheven, elastisch en zeer comfortabel voor de ruiter.
Exterieur: korte hoog ingezette, krachtige hals, gespierde schouders, grote vriendelijke amandelvormige ogen, gedrongen, compact lijf, ronde gespierde achterhand. Het hoofd is middelmatig van grootte, slank en droog met een relatief lang gelaat met een rechte of lichte sub-convexlijn (niet te verwarren met het ramshoofd van een koudbloed), middelmatige fijne attente oren. De neus ligt eerder aan de onderzijde van het hoofd dan aan de voorkant. Het lichaam heeft een hals van gemiddelde lengte, maar slank bij het hoofd en breed aan de basis, met een stevig gespierde aanzet bij de schouders. De borst is diep en gespierd. De flank is kort en vol. De schouders zelf zijn lang en goed gespierd. De rug neigt naar het horizontale en is kort. Het kruis is rond en gespierd en een voortzetting van de natuurlijke verzamelde lijn. De staartinplant ligt en de staart moet tussen de billen kunnen vallen. De benen zijn relatief slank (onder de stevige massa) maar gespierd, droog en sober (opvallend goede raseigenschap is dat er zelden beenproblemen voorkomen, de paarden groeien op in heuvels op harde bodem). De hoeven zijn hard, fijn en recht. Staart en manen worden het liefst vol en lang gezien.
Stokmaat: gemiddelde hoogte merrie: 1.55 m, gemiddelde hoogte hengst: 1.60 m
Gewicht: Lusitano's wegen ongeveer 500 kg.
Kleur: meestal schimmel of bruin. Schimmelveulens worden bruin geboren. Zwart, palomino, valkkleur en vos zijn schaars. Bij de Lusitanos komt ook Isabel voor (koffieroomkleur met blauwe ogen). Witte hoge benen en een brede bles zijn niet geliefd, een sterretje of snibje gaat nog. Bont wordt niet opgenomen in het stamboek.
Deze tekst komt uit het informatieboekje van de Lusitano Vereniging Nederland. Secretariaat: Dorpsweg 112, 1676 GH Twisk, Nederland Tel 06 38241023, fax 0227 570640 info@lusitanovrienden.net
Verhalen en foto's van lezers van Paardentips Magazine
We hadden het er onlangs nog over dat het belangrijk is (ongeveer) het gewicht van een huisdier te knnen om de juiste dosering medicatie te kunnen geven. Dit geldt natuurlijk ook voor onze iets "groeter" huisdieren, de paarden. Ietsm eer over het gewicht van deze edele dieren:
Wat weegt een paard of een pony? Voor het toedienen van medicijnen, zoals ontwormingsmiddelen en het afstemmen van de voeding op het lichaamsgewicht, is het belangrijk te weten van je paard of pony weegt. Hieronder staan de gewichten van volwassen dieren. Onderdoseren is onverstandig en bij veulens is het juist belangrijk om niet teveel te geven.
Shetlander: 200-250 kg Shetlander mini: 100-175 kg Welsh pony: 300-350 kg New Forest pony: 350-400 kg IJslander: 350-400 kg Arabier: 400-450 kg Haflinger: 450-600 kg Fjord: 450-600 kg Licht rijpaard/draver: ongeveer 500 kg Normaal rijpaard/tuigpaard: 550-700 kg Fries: 500-700 kg Tinker: 500-800 kg Belgisch trekpaard: 700-1000 kg
Eventueel zijn er speciale meetlinten te koop om het gewicht wat nauwkeuriger te kunnen vaststellen.
Twee uitersten: links een Mini-Shetlander en rechts drie Belgische trekpaarden
Wormmiddelen zijn vaak verpakt in tubes voor dieren van 600 kg, dus voldoende voor een normaal rijpaard. Pas op dat je dus niet onderdoseert voor zwaardere dieren. Dat geldt ook voor een aantal medicijnen die via de mond worden toegediend.
Prairiehonden: het ziet eruit als een eekhoorn maar het blaft als een hond: (Martina1)
Prairiehonden: het ziet eruit als een eekhoorn maar het blaft als een hond:
Ze worden in Amerika uit hun hol gezogen aan 90 km/uur en verscheept naar Europa, klaagt Vicky Willems van de Vlaamse Prairiehondenvereniging uit Alveringem aan, we zijn geen voorstander van de invoer van deze dieren, ze worden op een gruwelijke manier gevangen en krijgen hier vaak geen goede verzorging.
De diertjes zien er lief uit, maar kunnen vreselijk agressief uit de hoek komen, gaat ze verder. De dieren die hier zijn moeten echter wel een goede verzorging krijgen. Als hulpdienst informeren we daarom zowel dierenwinkels, dierenartsen en particulieren en zoeken we een opvang voor verwaarloosde beestjes. Vicky schat dat er jaarlijks zon 800 diertjes worden ingevoerd.
Wat zijn priariehonden ?
Er zijn vijf soorten prairiehonden: de Mexicaanse, de Gunnison, de Utah, de wit- en de zwartstaart prairiehond. De soort die wij kennen als huisdier is de zwartstaart prairiehond.
Ze zijn familie van de eekhoorn en blaffen zoals honden. Ze wegen tussen de 800 à 1400 gram en volwassen dieren zijn zon 30 tot 43 centimeter groot, inclusief de staart. In gevangenschap kunnen ze tussen de 8 à 12 jaar oud worden en planten zich heel moeilijk voort, vandaar dat ze massaal gevangen worden.
Van nature komen de beestjes voor op de prairie (droge vlaktes begroeid met uitgebreid gamma van grassen) in het midden van de Verenigde Staten.
Oorspronkelijk leefden ze in de Noord-Amerikaanse prairies, maar tegenwoordig worden ze wereldwijd gekweekt en verkocht.
Waarom beschermen?
Volgens de Vlaamse Prairiehondenvereniging is de toestand van de zwartstaartprairiehond kritiek. Van de oorspronkelijke populatie die ooit de prairies bewoonden blijft vandaag nog maar 1% meer over. De laatste eeuw werd de prairiehond gezien als ongedierte en massaal uitgeroeid.
Hoewel het ondertussen wetenschappelijk bewezen is dat prairiehonden geen gevaar betekenen voor vee of gewassen, en ze ook geen ziektes zoals de pest overdragen, komen jaarlijks duizenden dieren in vallen, worden ze vergiftigd of opgezogen uit hun hol. Aan een traktor is een soort stofzuiger bevestigd die zoveel kracht ontwikkelt dat prairiehonden letterlijk aan 90 km/uur uit hun hol worden gezogen en in een opvangbak terechtkomen. De kans op letsels is hierdoor enorm groot, gaat Vicky verder.
Sinds kort is in België de positieflijst met de 42 diersoorten die nog mogen gehouden worden als huisdier van kracht. De zwartstaartprairiehond staat op deze lijst en mag dus gehouden, verkocht en ingevoerd worden. Hierdoor kan de jaarlijkse import van honderden wildvang prairiehonden gewoon verdergaan. Zolang Vlamingen prairiehonden blijven kopen, helpt ons land aan het steeds kleiner worden van de prairiehondpopulatie.
Informatie-campagne.
Ook de Leuvense vzw PrairieHondenHulpgroep ontfermt zich over het lot van de diertjes. Wij, de teamleden van de vzw PrairieHondenHulpgroep (PHH), zien er elke dag, zegt Keesy White van de vzw. Een treffend feit is dat 3/4 van deze prairiehonden ziek of op sterven na dood zijn of geestelijke stoornissen hebben. Zien hun baasjes hen niet graag? Integendeel! Wie houdt niet van een knuffelachtige, schattige snoet, die daarenboven blaft omdat hij blij is je te zien?
De erbarmelijke toestand van vele prairiehonden komt door het gebrek aan afdoende en juiste informatie over de noden van deze dieren.
Is een prairiehondje geschikt voor mij ?
Nadelen:
1. Heb je voldoende tijd om met een prairiehondje bezig te zijn? Het zijn heel sociale dieren en ze hebben veel aandacht nodig.
2. Het zijn dieren die gedurende de dag leven, niet s nachts. Kun je tijd vrijmaken gedurende de dag om bezig te zijn het hun?
3. Het zijn knaagdieren dit wil zeggen dat ze in je deuren of mooie meubels kunnen bijten.
4. Tijdens de winter kunnen ze agressief worden, dit is hormonaal.
5. Ze hebben scherpe tanden en kunnen hard bijten, zo hard dat de wonde soms gehecht moet worden.
6. Sommige prairiehondjes zijn heel territoriaal en kun je dus niet los laten lopen als je bezoek hebt.
7. Prairiehondjes die in een kooi met tralies zitten kunnen ontzettend veel kabaal maken als ze eruit willen, ze kunnen heel koppig zijn.
8. In de winter kunnen prairiehondjes een musk geur hebben.
Voordelen:
1. Prairiehondjes zijn heel lief en sociaal.
2. Welopgevoede prairiehondjes zullen je beschouwen als hun beste vriend en spenderen dan ook de meeste tijd aan jouw zijde.
3. Prairiehondjes zijn van nature uit proper.
4. Prairiehondjes zijn niet duur in onderhoud.
5. Prairiehondjes slapen de ganse nacht, ze passen zich makkelijk aan aan de leefwijze van hun baasje.
Honderden dode pinguïns op strand van Rio (Martina1)
Honderden dode pinguïns op strand van Rio
Een van de geredde pinguïns.
Honderden dode babypinguïns zijn de afgelopen twee maanden aangespoeld op de stranden van Rio de Janeiro. Het gebeurt regelmatig dat dode -en levende- pinguïns bij Rio terecht komen, maar nooit eerder in zulke grote aantallen, zeggen deskundigen.
Overbevissing, polutie of opwarming Over de oorzaken zijn deskundigen het oneens. Volgens sommigen dwingt intensieve visserij de pinguïns om steeds verder te zwemmen voor voedsel, met als gevolg dat ze sneller worden meegenomen door sterke oceaanstromen. Een andere oorzaak die wordt genoemd is de vervuiling, die pinguïns kwetsbaarder maakt voor ziektes. Weer een andere verklaring is de opwarming van de aarde, die zorgt voor meer stormen op zee. (novum/lb)
Er vliegen steeds minder vlinders rond in België. Waar er vorig jaar in juni nog gemiddeld dertien vlinders in onze tuin rondfladderden, is dat nu gedaald tot vijf. Volgens Natuurpunt is dit een zorgwekkend signaal, want de vlinderpopulatie is een gevoelige indicator voor de toestand van ons leefmilieu.
Oorzaak De daling van het aantal vlinders in ons land is te wijten aan een aantal factoren. Een te intensief gebruikt landschap, de blijvende milieuvervuiling en een al te versnipperde natuur zorgen ervoor dat vlinders het moeilijker krijgen om te overleven. Ook het ontregelde klimaat eist zijn tol. Vlinders kunnen zich moeilijker aanpassen aan het onvoorspelbare weer, wat fataal kan aflopen. (belga/sam)
Stierkophaaien Yves, Laurette en Joëlle (Martina1)
Stierkophaaien Yves, Laurette en Joëlle
ANTWERPEN - Aquatopia, het Antwerpse onderwaterpretpark, stelde gisteren zijn nieuwste aanwinst voor: drie gestreepte stierkophaaien Yves, Laurette en Joëlle. Schattige beestjes, maar ze hebben scherpe tandjes en kunnen vervaarlijk uithalen.
We moesten ze nog een naam geven, en in de huidige politieke omstandigheden lag de keuze voor de hand, zegt Aquatopia-directeur Jurgen Haes. Het mannetje Yves heeft zoals al zijn mannelijke soortgenoten twee penissen.
Vrouwtjeshaaien zijn weinig inschikkelijk, ze paren niet graag, legt verzorger Thomas van Puymbroeck uit. De mannetjes moeten erg agressief tewerk gaan en zich vastbijten in de wijfjes om dan heel snel tot de paring over te gaan. Met twee penissen heb je uiteraard meer kans op succes. De drie gestreepte stierkophaaien van Aquatopia zijn de enige exemplaren op het Europese vasteland.
De 23-jarige Charisse D'hamers uit Antwerpen beleefde in de buurt van Lake Louise, een bekend Canadees skioord op 180 kilometer van Calgary, de schrik van haar leven. Tijdens het joggen kwam ze plots oog in oog te staan met een zwarte beer. Ze hield aan de ontmoeting bijtwonden in de benen en de rug over. Dat meldt de online-editie van The Cape Breton Post.
Agressief De Antwerpse liep woensdagavond op een verlaten weg ten noordwesten van het nationaal park in de staat Alberta, toen ze op drie meter afstand werd geconfronteerd met een zwarte beer. Omdat de beer agressief reageerde, liep ze zo'n honderd meter achteruit.
Voor dood De beer bleef echter aandringen, waarop D'hamers op de grond ging liggen en deed alsof ze dood was. Het dier liep rond haar, besnuffelde haar en zette zijn tanden in haar benen en haar rug. Beseffend dat de tactiek niet werkte, sprong ze op. De beer haalde nog een keer agressief uit, maar bleek dan alle interesse in zijn prooi verloren te hebben.
Parkwachter De Antwerpse moest nog zes kilometer afleggen vooraleer ze een parkwachter tegenkwam. Ze werd voor de behandeling van haar diepe bijtwonden overgebracht naar het ziekenhuis van Banff Mineral Springs. (belga/tdb)
Degoes zijn sociaal levende dieren. Ze leven in de vrije natuur in grote groepen op de rotsen, waar ze graag klimmen en klauteren; hiervoor zijn ze uitstekend uitgerust. Net als de cavia maken degoes piep- en gromgeluidjes om te communiceren. In tegenstelling tot vele andere knagers zijn degoes uitgesproken dagactieve dieren; 's avonds trekken ze zich terug in hun holenstelsels en bij de eerste zonnestraaltjes komen ze boven de grond en gaan ze op zoek naar voedsel. midden op de dag worden ze meestal wat rustiger en tegen het einde van de middag worden ze weer actief.
Helaas worden degoes vaak als solitair gehouden. het is beter voor een degoe om in een klein groepje, of in elk geval in het gezelschap van een andere soortgenoot te leven. Wilt u toch een degoe als solitair houden, dan zult u het dier beslist een uur per dag alle aandacht moeten schenken om te voor komen dat het gedragsstoornissen ontwikkelt. Bij het samenstellen van een groep degoes moet u voorzichtig te werk gaan. Het is wel zo dat ze in de vrije natuur vrijwel nooit vechten, maar daar zijn dan ook voldoende uitwijkmogelijkheden, die we in een kooi of ander verblijf niet kunnen bieden. Vrouwtjes gaan, ook als ze elkaar niet kennen, over het algemeen heel goed met elkaar om. Het probleem zit hem voornamelijk in de geslachtsrijpe mannelijke exemplaren. Volwassen mannetjes die niet samen zijn opgegroeid, kunnen vaak niet samenleven - en zeker niet als er vrouwtjes in de buurt zijn. Zijn er echter voldoende vrouwtjes per mannetje aanwezig en is het verblijf erg ruim, dan gaat het vaak wel goed. Problemen ontstaan normaal gesproken dus voornamelijk door een tekort aan vrouwelijke dieren gecombineerd met een te kleine ruimte.
Degoes zijn erg actief. Ze klimmen en klauteren graag en zijn erg nieuwsgierig naar alles wat er om ze heen gebeurt. Ze bijten zelden en gaan al snel een vertrouwensband aan met hun verzorger.
Geschiedenis - Oorsprong
Degoes zijn afkomstig uit het Andesgebergte in Chili in Zuid - Amerika. Daar leven deze vriendelijke dieren in grote troepen op de rotsen. Ze klauteren daar over stenen in struiken en bomen, echter meestal niet hoger dan 1 tot 1,5 m boven de grond. Midden 18e eeuw werden de eerste degoes door Europeanen ontdekt. Destijds werden ze voor eekhoornachtigen aangezien en als zodanig door wetenschappers ingedeeld. Later kwam men erachter dat het hier niet gaat om eekhoorns, maar om dieren die nauw verwant zijn aan het andere vriendelijke en in groepen levende dier uit Zuid - Amerika: de cavia. Vlak na hun ontdekking werden degoes geïmporteerd naar dierentuinen in Europa. In het midden van de 20e eeuw vonden de meeste degoes hun weg naar laboratoria, waar ze werden gehouden in verband met onderzoeken naar hun sociale gedrag, maar ook voor medische doeleinden. Als interessant en vooral ook gezellig huisdier is de degoe nog niet zo lang geleden ontdekt, maar door zijn nieuwsgierige, en vriendelijke en vaak ook grappige manier van doen is hij sterk in opmars.
De degoe leeft oorspronkelijk in Chili en leeft daar in open, vaak rotsachtige gebieden tot een hoogte van ca 1500 m. Waarschijnlijk worden degoe's in Chili ook gehouden als huisdier en zijn ze soms een plaag voor de landbouw. De natuurlijke vijanden van de degoe zijn roofvogels.
Geslachtsonderscheid
De geslachtsbepaling bij degoe's is geen gemakkelijke zaak. De afstand tussen anus en genitaliën is bij mannetjes groter dan bij vrouwtjes. Beide geslachten lijken een penis te hebben en de mannetjes hebben geen zichtbare balletjes.
Gezondheid en ziektes
Zoals bij konijnen en knaagdieren is de gezondheid van de degoe af te meten aan zijn eetlust, aktiviteit en uiterlijk: de gezonde degoe heeft een glanzende vacht, is actief en eet en drinkt goed. Zo gauw in één van deze aspecten verandering optreedt is het zaak een dierenarts te raadplegen.
Huid- en vachtproblemen:
Huidschimmels, schurftmijt of andere parasieten kunnen o.a. kale plekken veroorzaken.
Raadpleeg een dierenarts: behandeling is mogelijk.
Doorgegroeide tanden en nagels:
Door genoeg voor knaagmateriaal en beweging te zorgen slijten de altijd doorgroeiende tanden en nagels als natuurlijk af.
Bij te lang geworden tanden en nagels moet er geknipt worden.
Verstopping en diarree:
Een veel voorkomende kwaal en meestal een gevolg van verkeerde of veranderingen in het voer.
Bij aanhoudende diarree een dierenarts raadplegen.
Huisvesting
Degoes kunt u het beste houden in een grote glazen bak waarvan de bovenkant met stevig gaas is afgedekt. Sommige degoes zijn namelijk zulke verwoede knagers dat ze zelfs door hard plastic van speciaal voor knaagdieren ontworpen kooien heen kunnen knagen, dus wees hierop bedacht. Op de bodem van de kooi of aquariumbak kunt u houtkrullen leggen. Deze moeten beslist stofvrij zijn omdat degoes longontsteking kunnen ontwikkelen door een te hoog stofgehalte in hun bodembedekking. Ook houtkrullen afkomstig van dennenhout zijn niet altijd even gunstig voor hun gezondheid. Degoes klimmen graag, en u zult ze hiervoor de gelegenheid moeten geven door het plaatsen van takken en andere interessante klimmogelijkheden in hun kooi. De kooi mag dan ook zeker niet te laag zijn; een hoogte van 40 tot 50 cm is toereikend. Daarnaast moeten degoes zoals alle andere knaagdieren hun gebit veel en intensief gebruiken om te voorkomen dat hun voortanden te ver doorgroeien. Wilgenhout en takjes van fruitbomen zijn voor dit doel heel geschikt, maar degoes proberen hun tanden op vrijwel alles wat u in het verblijf zet uit. Zet op de bodem van de kooi een flinke zware bak van aardewerk die u vult met chinchilla - zand. De dieren baden hier graag in en dat is bevorderlijk voor de glans van hun pels. Ten slotte behoort er in elk degoeverblijf een nestkastje aanwezig te zijn waarin de dieren zich terug kunnen trekken om te slapen of om uit te rusten.
Uiterlijke kenmerken
De degoe die in het wild in Chili wordt aangetroffen, is vaak veel groter dan de degoe die als huisdier gehouden wordt. Dat is opvallend, aangezien dat dit bij ondermeer de hamster meestal juist andersom is. Het feit dat de meeste dieren als huisdier groter en ook zwaarder zijn dan hun soortgenoten in het wild, ligt aan de goede voeding en het feit dat ze minder beweging krijgen. De uitzondering die de degoe maakt, heeft waarschijnlijk te maken met de grote mate van inteelt. De huidige stammen die als huisdier gehouden worden, zijn vrijwel allemaal familie van elkaar.
In de vrije natuurlevende degoes kunnen inclusief hun staart zo'n 40 cm of langer worden bij een gewicht van twee tot drie ons. Degoes die als huisdier worden gehouden, zijn bijna altijd kleiner en ook hun gewicht is meestal lager.
Levensverwachting
Degoes worden normaal gesproken tussen de vijf en acht jaar oud.
Omgang & Tam maken
Het tam maken van een degoe is vrij eenvoudig. De dieren zijn van nature nieuwsgierig en de nieuwsgierigheid wint het meestal van de voorzichtigheid. Als u uw degoe regelmatig uit de hand voert, zal hij of zij al snel wennen. Degoes zijn geen echte knuffeldiertjes. U kunt ze meestal wel oppakken of aaien, maar zo tam en aanhankelijk als bijvoorbeeld de cavia's zullen degoes niet worden; daar zij ze veel te beweeglijk voor. Pak een degoe nooit op aan de staart. Deze laat namelijk gemakkelijk los en groeit niet meer aan.
Vacht en kleur
De vacht van de degoe is kort en de dikte ervan past zich aan de omstandigheden aan. Een degoe die in een koudere omgeving verblijft, heeft een dikkere vacht dan een degoe die in een warm klimaat of in een verwarmde huiskamer gehouden word.
De degoe is tot dusver alleen bekend in de zogenaamde wildkleur, al komen er ook dieren met een wit vlekje voor, een typisch domesticatieverschijnsel. De grondkleur is bruingrijs en de haartoppen hebben een zwarte ticking. De ogen zijn donkerbruin. De staart, die een paar centimeter korter is dan het lichaam, is geheel behaard.
Algemene verzorging
Voor een goede vachtverzorging is een dagelijks zandbad onmisbaar. Het bad kan een grote metalen kom zijn met redelijk hoge randen, of een gesloten kastje met een ronde opening. Het zand is speciaal verkrijgbaar Chinchilla-badzand; dit is een uit Amerika afkomstige, zeer fijn gemalen klei. Het beste kan het zandbad op een vast moment in de kooi geplaatst worden, bijvoorbeeld voor het voederen. Na het bad wordt het weggehaald en het zand gezeefd om vuil te verwijderen. Regelmatig moet het zandbad ververst worden, dit om infecties door schimmels en bacteriën te vermijden. Pak een degoe nooit aan de staart beet! De degoe zal heel snel beginnen te draaien om te kunnen ontsnappen. Daarbij scheurt de huid van de staartpunt en blijft een licht bloedende kale staart over. Naderhand zal de degoe deze staartpunt afknagen en groeit deze niet meer aan. Degoe's zijn geen knuffeldieren . Wel zijn ze enigszins tam te krijgen dat ze op hun kopje te aaien zijn. Door het aanreiken van voedsel kunnen ze tam worden.
Was de handen goed na ieder contact met de degoe of zijn omgeving
Voeding
Degoes leven in de vrije natuur op een rotsbodem met struikachtige begroeiing. Ze eten granen, grassen en zaden, en verder alles wat voorhanden en eetbaar is. Er zijn speciale voeders voor degoes, maar deze zijn helaas nog niet overal verkrijgbaar. Kunt u dit voedsel bij u in de buurt niet vinden, dan kunt u ze cavia - of knaagdierenvoer geven Daarnaast eten degoes graag kleine beetjes fruit en groeten, maar geef ze niet te veel, aangezien dit darmproblemen kan veroorzaken. Als huisdier gehouden degoes krijgen vaak te veel calorierijke en vezelarme hapjes, wat vervetting in de hand werkt. Deze vervetting leidt vaak tot het ontstaan van suikerziekte, een ongeneeslijke aandoening waarvoor degoes helaas vrij bevattelijk zijn. Verwen de degoe dan ook niet teveel, aangezien dit een negatief effect heeft op de gezondheid van het dier. Hooi is zeer geschikt voedsel, omdat het vezelrijk is. Zorg ervoor dat dit altijd in voldoende hoeveelheden in het verblijf aanwezig is, maar zorg er wel voor dat het hooi stof vrij is. Water kunt u het beste uit een glazen drinkflesje geven. Plastic drinkflesjes worden namelijk vaak kapotgebeten. Degoes `wassen` zichzelf door zich regelmatig in schoon wit zand (geen schelpenzand) te wentelen. U kunt dit zand in een zware aardewerken bak in hun verblijf zetten. Het is te koop bij de dierenspeciaalzaak.
Voortplanting
Degoevrouwtjes zijn geslachtrijp als ze ongeveer drie maanden oud zijn, maar op die leeftijd zijn ze nog onvoldoende ontwikkeld om een nest jongen te dragen en groot te brengen. Het is beter te wachten tot de dieren ongeveer vijf maanden oud zijn. Wanneer een degoevrouwtje een dekking van het mannetje toestaat, verschilt per dier, maar dit is meestal eens per twee of drie weken. Houdt u een geslachtsrijp mannetje en vrouwtje samen, dan zullen ze zelf het tijdstip van paren bepalen. U kunt het mannetje na de dekking gewoon bij het vrouwtje laten; ook als de jongen geboren zijn, hoeft u hem niet in een aparte kooi over te zetten. De dracht duurt tamelijk lang; ongeveer negentig dagen. Het nest bestaat gemiddeld uit vijf jongen, maar het kan ook maar drie of zelfs tien jongen bevatten. De jongen zijn bij hun geboorte al helemaal `af `. Ze hebben een pelsje, de oogjes zijn open en ze kunnen al aardig rondlopen. Na een paar weken knabbelen ze wat mee van het voedsel wat de ouders ook eten, maar ze hebben de moedermelk nog wel hard nodig. Zodra de jongen een leeftijd van ongeveer vijf tot zes weken hebben, drinken ze geen melk meer bij de moeder, maar ze zijn dan nog te jong om helemaal voor zichzelf te zorgen. Het is beter om ze tot op een leeftijd van ongeveer acht weken bij het moederdier te laten.
Voordat je over gaat tot aanschaf van een gevederde huisgenoot, is het handig om een situatieschets te maken van je thuissituatie en dan met name van eventuele andere dierlijke huisgenoten.
Vogels kunnen namelijk lang niet altijd met elk dier omgaan en dat is zeker ook omgekeerd het geval.
Vogel en kat Het ligt voor de hand dat een kat je vogel als prooi zal zien. En waarschijnlijk zal een vogel bang zijn voor je kat. Als je ze genoeg tijd geeft, zullen ze uiteindelijk wel aan elkaar wennen. Je kat zal zo'n vogel wel interessant vinden en afhankelijk van de grootte op onderzoek uitgaan. Als je je kat daarbij goed in de gaten houdt en tijdig corrigeert, hoeft de combinatie geen problemen op te leveren. Maar oplettendheid blijft natuurlijk geboden.
Vogel en hond Honden gaan juist weer heel anders met vogels om. Als je hond jong in aanraking komt met een huisvogel, dan is de kans groot dat ze elkaar gedogen en misschien zelfs wel vriendschap sluiten. Je hond en de vogel hebben in elk geval weinig van elkaar te vrezen en zijn dan ook een prima combinatie.
Vogel en de rest Het is niet aan te raden om knaagdieren of reptielen in dezelfde ruimte te houden als een vogel. In feite is hier het omgekeerde aan de hand van wat we net beschreven over katten. In dit geval is er grote kans dat je hamster, muis of rat als prooidier wordt aangezien. Gevaarlijk, óók als de vogel in een kooi zit. Want ook dan kan de vogel zo geprikkeld of geïrriteerd raken dat hij zich niet veel aantrekt van het feit dat hij in een kooi zit. Op die manier kan de vogel zichzelf of zijn omgeving ernstig beschadigen. Hou je knaagdier of reptiel dus uit het zicht van je vogel.
SAMENVATTING Wie de baas is in een troep apen, wordt volgens biologe Charlotte Hemelrijk meer bepaald door toeval dan door genetische aanleg. Dat leidt de Groningse hoogleraar af uit computersimulaties van apenruzies. Ze beschrijft de resultaten van haar programma DomWorld in het tijdschrift PlosOne .
Apen houden van hierarchie. Wie is het belangrijkst in de groep? Die mag als eerste eten, een partner kiezen, wordt gevlooid, enzovoorts. Elke dag weer testen apen in kleine confrontaties wie de baas is. Dat lijkt een kwestie van genetische aanleg - grote, sterke apen winnen gevechten het makkelijkst. Charlotte Hemelrijk, hoogleraar zelforganisatie in sociale systemen aan de Rijksuniversiteit Groningen, denkt dat de rangorde juist door een combinatie van toeval en de uitslagen van eerdere ruzies ontstaat. Een aap die een confrontatie wint, heeft door het toegenomen zelfvertrouwen een grotere kans om ook de volgende uitdager de baas te zijn.
Wie is de baas? Bij elke apensoort zijn de rollen anders verdeeld. Onder de lemuren (foto) uit Madagascar zijn de vrouwtjes dominant, bonobo's hanteren een 50-50 verdeling en bij veel andere soorten staan de vrouwtjes onder in de rangorde. bron: frifrini, flickr.com
DomWorld Om haar idee te testen, gebruikte Hemelrijk een computersimulatie. Ze probeerde de sociale rangorde van verschillende apensoorten te reproduceren in de virtuele jungle DomWorld. Met een model dat alleen rekening houdt met genetische aanleg lukte dat niet: soorten waarbij de vrouwtjes standaard groter zijn dan de mannetjes hebben niet automatisch een dame aan de top.
Hemelrijk's toevalsmodel wist de apenhierarchie wél goed te voorspellen. Die blijkt onder meer af te hangen van de hoeveelheid mannetjes in een apengroep. "Mannelijke agressie is intensiever dan vrouwelijke. In groepen met meer mannetjes worden mannetjes vaker verslagen door andere mannetjes. Hierdoor is het mogelijk voor dominante vrouwtjes om te winnen van deze verliezers. Ook zijn er ook meer interacties tussen mannetjes en vrouwtjes. Daardoor komt het ook vaker voor dat een vrouwtje toevallig wint van een mannetje. Via het zelfversterkende effect zullen deze vrouwtjes ook bij latere interacties vaker winnen en dus dominanter zijn."
Volgens de biologe werpt haar simulatie nieuw licht op de manier waarop apen samenleven. De dieren zijn geen slaven van hun genen, maar bepalen gaandeweg hoe ze met elkaar omgaan. Hemelrijk wil in vervolgonderzoek bekijken of die zelforganisatie ook de omgangsvormen van andere soorten - zoals mensen - kan verklaren.
Vrouwtjesapen dominanter in groepen met meer mannen
Vrouwtjesapen dominanter in groepen met meer mannen
Vrouwtjesapen zijn dominanter als ze leven in groepen met percentueel meer mannen. Dit komt door zelf-organisatie. Deze verrassende ontdekking deden onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen. Bijzonder aan het onderzoek is dat er gebruik is gemaakt van een geavanceerd computermodel waarmee interacties tussen apen nagebootst kunnen worden. De bevindingen worden 16 juli 2008 gepubliceerd in PlosOne.
Bij veel diersoorten die in groepen leven bestaat er een sociale hiërarchie, een zogenaamde pikorde. Ook apen kennen een sociale hiërarchie. Bovenaan staat de meest dominante aap die bij agressieve interacties bijten bijvoorbeeld met groepsgenoten steeds wint. Onderaan staat de minst dominante aap degene die bij agressieve interacties met zijn groepsgenoten steevast verliest. Elke dag moet een aap weer zijn plek in deze hiërarchie bevestigen.
Nabootsen
De positie van vrouwtjes in de hiërarchie verschilt per apensoort. Bij de meeste soorten staan de vrouwtjes onder de mannetjes. Dat is niet raar, omdat ze ook vaak veel kleiner zijn dan mannetjes. Desondanks zijn bij de lemuren uit Madagascar de vrouwtjes dominant, bij bonobos zijn de mannetjes en vrouwtjes ongeveer even dominant, en bij veel andere soorten (zoals de makaak en de meerkat) zijn de vrouwtjes zwak dominant. Dat wil zeggen dat de meest dominante vrouwtjes ongeveer een derde van de mannetjes onder zich hebben staan, vertelt Charlotte Hemelrijk, theoretisch bioloog aan de Rijksuniversiteit Groningen en eerste auteur van het artikel dat ze schreef samen met dr. Jan Wantia en de Zwiterse antropoloog dr. Karin Isler. Hoe deze dominantie bij vrouwtjesapen ontstaat was echter onbekend. De Groningse onderzoekers hebben daarom een virtuele wereld gecreëerd, DomWorld, waarmee ze interacties tussen apen kunnen nabootsen.
Dominatie berekenen
Dit computermodel voorspelde, verrassend genoeg, dat vrouwtjes dominanter zijn in een groep waarin relatief veel mannetjes leven. Om te kijken of dit overeenkwam met de werkelijkheid, analyseerden de onderzoekers data over agressie uit een grote hoeveelheid onderzoeksartikelen waarin het gedrag van apen beschreven wordt. Hierdoor konden ze voor de eerste keer- de vrouwelijke dominantie voor een groot aantal verschillende groepen en soorten apen berekenen. Uit deze analyse bleek de voorspelling van het model perfect te kloppen. Hemelrijk: Het is een interessante manier van onderzoek doen. Je ontdekt iets onverwachts in de virtuele wereld, en vervolgens toets je deze ontdekking in de echte wereld.
Aangeboren of zelf-organisatie?
Maar waarom zijn vrouwtjesapen dominanter in groepen met meer mannetjes? Er zijn twee concurrerende theorieën over het ontstaan van dominantie. Hemelrijk: Volgens de eerste theorie is dominantie aangeboren. Een aap met goede genen is groter en zal daarom sneller winnen bij een agressieve interactie. Volgens de tweede theorie ontstaat dominantie door zelforganisatie. Door toeval wint een bepaalde aap een agressieve interactie. Daardoor krijgen ze meer zelfvertrouwen, en zullen ze ook andere agressieve interacties gaan winnen. Het is een zelfversterkend effect.
Complexer dan gedacht
Als de eerste theorie zou kloppen, dan verwacht je dat in apensoorten waar het vrouwtje relatief groter is ten opzichte van het mannetje, de vrouwtjes dominanter zijn. Dit bleek niet het geval te zijn, ontdekten de onderzoekers. De tweede theorie daarentegen blijkt perfect in staat te zijn dominantie van vrouwtjes te verklaren. Vooral omdat het verband tussen het percentage mannetjes en vrouwelijke dominantie alleen wordt aangetroffen bij apensoorten die in groepen leven die gekenmerkt worden door sterk agressief gedrag. Mannelijke agressie is intensiever dan vrouwelijke. In groepen met meer mannetjes worden mannetjes vaker verslagen door andere mannetjes. Hierdoor is het mogelijk voor dominante vrouwtjes om te winnen van deze verliezers. Ook zijn er ook meer interacties tussen mannetjes en vrouwtjes. Daardoor komt het ook vaker voor dat een vrouwtje toevallig wint van een mannetje. Via het zelfversterkende effect zullen deze vrouwtjes ook bij latere interacties vaker winnen en dus dominanter zijn.
Menselijk gedrag
Volgens Hemelrijk werpt dit onderzoek nieuw licht op de apenwereld. Er werd altijd aangenomen dat de mate van vrouwelijke dominantie over mannetjes of vice versa - iets statisch is. Maar het blijkt allemaal veel dynamischer en complexer te zijn. Ook bij menselijk gedrag speelt dominantie een belangrijke rol. Het zou me daarom niet verbazen als zelforganisatie ook betrokken is bij de ontwikkeling van dominantie relaties tussen de seksen bij mensen.
Live de route volgen van je kat om te weten waar hij uithangt? Dat kan vanaf het laatste kwartaal van dit jaar als een elektronicabedrijf uit Hengelo een gps-systeem voor katten op de markt brengt.
Wilfried Peezenkamp bedacht het systeem nadat zijn eigen drie katten ernstig mishandeld waren thuisgekomen. De kat krijgt een kleine gps-ontvanger aan de halsband.
Door een basisstation aan de pc te koppelen kan de gebruiker via Google Earth zien waar de kat buitenshuis loopt. Hij heeft naar eigen zeggen al veel reacties ontvangen van bezorgde katteneigenaars
Al goed dat het geen echte hond was, je zou er dan nog een paar bekjes bijkrijgen om te voeden!!!!!!!!
Gestolen nephond gaat op reis
Een Amerikaanse vrouw uit Portland (Oregon) dacht dat ze haar keramische hond nooit meer zou terugzien, nadat dieven het ornament uit haar tuin hadden gestolen. Maar plots dook het dier weer op, ruim een maand later, met een fotoalbum van zijn reizen.
Te veel regen De vrouw, Edwina Cramer-Norris, begon al gauw na de verdwijning postkaartjes te krijgen van het 'dier', waarop stond 'To Master', van 'Lucky Dog'. Maar toen ze deze week naar buiten ging omdat ze een blauwe bestelwagen van haar oprit zag wegrijden, trof ze een zelfgemaakt hondenhok aan in haar tuin, met de hond erin. Op het bijgevoegde briefje stond dat "de hond dringend aan vakantie toe was, omdat het te veel regent in Oregon".
DisneyWorld Er lag ook een fotoalbum bij, waarin ze duidelijk de avonturen van de hond kon volgen. Op elke foto poseerde een familie samen met de hond, met op de achtergrond onder andere DisneyWorld, Graceland, de Mississippi rivier en New Orleans. "Het is een bizar verhaal, maar we zijn blij dat we hem terughebben," aldus de vrouw. De vermiste hond kwam trouwens terug met twee nieuwe familieleden: keramische puppies. (sd)
Bewoners van het bejaardenhuis Beukenhof in het Nederlandse Musselkanaal kregen gisterenmiddag bezoek van een nieuwsgierige koe. Het jonge dier was uit haar weiland achter het tehuis ontsnapt en wandelde vervolgens ongezien via de hoofdingang van het zorgcentrum het washok binnen.
De gewaarschuwde politie slaagde erin de koe met brood terug naar haar weiland te lokken. De agenten hebben de eigenaar van het avontuurlijke rund gewezen op het gat in het gaas waardoor ze ontsnapt was. Hij heeft beloofd het te repareren. (anp/sps)
a) Als je een witte haan hebt en een zwarte hen, dan zullen al je kuikens zwarte zijn. Ook omgekeerd, als je een zwarte haan hebt en een witte hen, zullen al je kuikens zwart zijn. Tenminste als het zuivere dieren zijn, zonder gekleurde voorouders. Zwart is baas tegenover wit. Bij een paar rassen is dit juist omgekeerd en zijn al je kuikens wit.
b) Als je goud en zilver met elkaar kruist, dan zullen de kuikens net omgekeerd zijn. Een zilveren haan en een gouden hen geven gouden haantjes en zilveren hennetjes.
Maar het leven van de hond is oersaai. Zijn dagen bestaan uit veel alleen zijn en wachten. Terwijl hij is gemaakt om buiten met zijn roedel in actie te leven.
Het is een wonder dat niet alle honden gek worden. Misschien zijn zij het allen wel een beetje, maar kunnen zij het zeggen ? Soms staat er dan iets in de krant...
De hond staat 's morgens op met 3 vragen :
- hoe geraak ik aan seks, - hoe geraak ik aan plezier, - hoe geraak ik aan lekker eten ?
(feitelijk ... verschilt hij niet zo van de mens)
- Seks : daar kan hij al een kruis over maken, - het plezier : is meestal ver te zoeken, - als hij dan nog elke dag diezelfde korrels in zijn pot gesmeten krijgt ...
Ik zou het voor minder aftrappen!
En dan willen wij dat hij altijd goedgezind en gehoorzaam is.
Niet te verwonderen dat hij afreageert in conflicten, blaffen en vernielen.
bron: http://www.hondenliga.be/
Eigenlijk zie ik niet zoveel verschil met kattengedrag