3.5.2. Wedergeborenen krijgen inzicht in de waarheid van Gods koninkrijk.
- De vreze des HEREN is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen, die ze betrachten (Ps. 111:10).
Er is een tijd geweest, dat u de wijsheid óveral zocht, behalve dáár, waar ze te vinden is: bij God. Op zeker ogenblik echter begon u zich naar hem toe te keren; u bekeerde zich. U ging rekening houden met God, al was het misschien eerst wat bangelijk en wantrouwend. Al spoedig evenwel merkte u, dat u niet bang behóefde te zijn (Ps. 34:9). Uw houding veranderde gaandeweg in eerbied, gemengd met liefde en ontzag. Díe levenshouding, die 'vreze des HEREN' was het begin van uw inleiding in de ware wijsheid, die u nu eindelijk zo'n beetje zocht, waar ze wás: bij God. De vreze des HEREN'' was ook het begin van een beter inzicht. Er moest echter nog wel het een en ander gebeuren, vóór het proces een tikje soepeler ging verlopen.
- Een ongeestelijk mens aanvaardt niet, hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kán het niet verstaan, omdat het slechts gééstelijk te beoordelen is (1 Cor. 2:14).
U merkte véél vreemde dingen op in de gemeenten, waar u kwam en bij Christenen, die u ontmoette. Er werd zó geblunderd, er was zóveel wanbegrip. U raakte verbitterd, zag niet, dat door al die situaties heen de Geest van God u aftestte, wat u nu wérkelijk innerlijk waard was (Deut 8:2). Soms ook kwam u in aanraking met mensen, die u wél begrepen, die ten opzichte van u níet blunderden. Zij vertelden u iets van een nieuw levensbegin, dat 'van boven af' in u kon worden geboren. Echter: u begréép hen niet; u wás in de bank met de schatten van God; u stónd voor de kluis; u hád de code; maar u kon die niet ontcijferen. Bekéérd en tóch nog afgesloten van wat u verder kon leiden. Gods éigenlijke bedoeling met u bleef een gesloten boek; in zekere zin een dwaasheid. U zei: "Wat zij aan mij voorstellen als mijn logische toekomst, is een te hoog gesteld ideaal" - Voorwaar: het is de géést in de stervelingen én de adem des Almachtigen, die hem inzicht geeft (Job 32:8).
Eén ding was echter héél opmerkelijk. Anderen, die zich toch óók bekeerd hadden, wendden zich weer van God af. Kleine onhandigheden van Christenen maten ze breed uit. "Wie een hond wíÂl slaan, kan licht een stok vinden". Het was nét, of ze allerlei verontschuldigingen zochten én vonden om maar niet meer méé behoeven te doen (Luk. 14:18). U deed - door Gods genade- zo niet; u bleef volhouden. Soms dacht u wel eens: "Ik werd zoveel bewúster in mijn bekering, toen ik God door alle verwarring heen tóch als een Vriend ging zien. Er is toen iets gebeurd, dat mijn medebekeerden niet hebben ervaren. Ik werd dieper geraakt dan zij: niet in mijn ziel, maar in mijn géést. Ik kán niet los van God, mijn Váder en van Jezus, mijn broer; en: ik wíÂl ook niet los!
Hé, daar valt mij nóg iets op; waarom sta ik zo met mijn vuisten te beuken op die kluis met de schat van Gods juwelen. Waarom berust ik er niet in, dat ik die gekke code maar niet geleerd kán krijgen. Wat ís er toch in mij, dat mij er toe wil dringen om dóór te gaan!?".
Wel, toen u bewust bekeerd werd, begon God uw diepste innerlijk te bevruchten met nieuw leven. Eens blies Hij aan Adam de adem in (Gen. 2:7). Zó heet zijn adem ook úw géést aangeraakt. Er kwam een kiem van inzicht, die u deed schreeuwen om méér.
- Bij U is de bron des levens! In úw licht zien wij hét licht. (Ps. 36:10).
Maar: het voorgaande is allemaal verleden tijd. Een paar weken geleden zág u het opeens: God heeft veel méér voor mij! (Ef. 3:20). Hij wil er niet mee volstaan, dat Hij mij uit de diepe kuil van het donkere niet-weten heeft getrokken (Ps. 40:3). Hij wil mij ook laten drinken uit de bron van het wéten (Joh. 4:14). Hij wil een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad zijn (Ps. 119:105). Zó gaat Hij mij de weg wijzen naar zijn koninkrijk van vreugd (Judas :24).
- Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God níet zien(Joh. 3:3).
Samen doen wij nu de volgende ontdekking. Het staat voor u vast: - Ik zie het koninkrijk - Ik zie de hogere samenhang en de diepere achtergrond - Ik begrijp, waarom allerlei stompzinnigheden mij moesten wonden - De veertig jaar in de woestijn zijn voorbij - Ik kijk over de Jordaan naar het beloofde land
- Dit bid ik (Paulus), dat uw liefde nóg steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden, waar het op áánkomt (Phill. 1:9).
Ik schrijf op, wat ik u hoor zeggen:
"Nu wil ik ook verder! Ik zíe, maar ik wil schérper zien. O Heer, in de naam van Jezus, help mij, om uw vrucht in mij te verrijken met iets van uw liefde; wat zég ik!?; véél van uw liefde. Inzicht moet hélder inzicht worden. Ik moet de goede prioriteiten weten te stellen. Wáár komt het op áán; wáár wilt U, dat de klemtonen worden gelegd; dank U Heer, dat U helpt. U gééft dat Fingerspitzengefühl, die .... 'feeling'. Ik krijg de slag te pakken... glorie!"
Zó gaat u de waarheid van het koninkrijk van God begrijpen. En die waarheid rust niet, vóór zij u helemaal heeft vrijgemaakt (Joh. 8:32).
Geestelijk geboren worden leidt tot een beter inzicht in Gods koninkrijk en in koninklijk leven.
Gedachten:
- Het koninkrijk van God is : de echte waarheid 3.5.1. - Wedergeborenen krijgen inzicht in die waarheid 3.5.2. - Wedergeborenen krijgen déél aan die waarheid 3.5.3. - Wedergeborenen gaan volgens die koninklijke waarheid koninklijk leven 3.5.4.
3.5.1. Het koninkrijk van God is: de échte waarheid.
U zegt misschien: "Hé, dat is aardig: hij gaat het over 'het koninkrijk van God' hebben en over de subtiele verschillen tussen dát koninkrijk en het koninkrijk der hemelen". Ja, dat zou u wel willen: dat zou ik óók wel willen. Ik behandel nú echter de wedergeboorde: die moet in het middelpunt blijven. Daarom noem ik hierna maar een páár kenmerken van dat begrip 'koninkrijk van God'. In een later deel kom ik op eventueel onderscheid als hier voor even aangeduid, misschien nog wel eens terug.
- (Jezus tot Nicodemus): "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God NIET ZIEN",(Joh. 3:3). - (idem): "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het koninkrijk Gods NIET BINNENGAAN", (Joh. 3:5).
Deze woorden zeggen dus óók: wedergeborenen kunnen het koninkrijk van God wél zien en wél binnengaan. Maar, dan moeten wij toch eerst weten, wat dit koninkrijk van God dan eigenlijk ís.
Wat vinden wij dienaangaande voor aanwijzingen in de bijbel? Ik noem er enkele:
- Om het 'koninkrijk' te kunnen bevatten, behoort men zich te ontdoen van allerlei aan de aardse sfeer vastzittende gedachten (Matth. 19:24). - Soms kan een keurig mens zijn keurig wereldgelijkvormig denken niet loslaten. Dan kan hij 'het koninkrijk' niet pákken. Nog erger, hij moet meemaken, dat allerlei ónkeurig volk het wél pakt, omdat ze soepel hún ballast kunnen prijsgeven (Matth. 21:31). - Men kan niet zeggen: " 'Dat koninkrijk' daar begin ik later wel eens aan". Wanneer men nú geen geestelijke gedachten wil gaan koesteren, is later het koninkrijk buiten bereik (Matt. 21:43). - Het koninkrijk is waard om er offers voor te brengen (Mark. 9:47, Hand. 14:22). - Krampachtigheid en gespannenheid maken, dat je het niet kunt grijpen (Mark. 10:14). - Niet hoog denken van jezelf schept een gunstig klimaat om het koninkrijk te ontvangen (Luk. 6:20). - Dralers, terugkijkers, herkauwers, zeurpieten, scheppen voor zichzelf een ongunstig klimaat om er deel aan te blijven houden (Luk. 9:62). - Als de demonen op hun eigen gebied worden bestreden, is dit een teken, dat het koninkrijk er ís (Matt. 12:28). - In het begin is het koninkrijk van God bijna niet wáár te nemen, maar later is het overduidelijk (Mark. 4:31). - Wie het koninkrijk in de houdgreep heeft, wie 'erin' is, krijgt een veel groter geestelijke statuur. Hij of zij wordt van een heel ander kaliber (Luk. 7:28). - Het koninkrijk is niet alleen iets, waar jíj in bent. Nee, het is ook iets in jóu, dat je doordringt en veredelt (Luk. 13:20). - Het koninkrijk van God is niet allereerst iets van gewoon huis-, tuin- en keukenplezier. Het heeft alles te maken met vreugden van hoger orde (Rom. 14:17). - Het heeft ook niets te maken met machteloze aardse woordjes, maar wel alles met de kracht van hemelse woorden, die gelijk daden zijn (1 Cor. 4:20).
Maar, wat ís het toch, dat eist: - Snel beginnen met hemels denken - Snel ophouden met aards denken - Offerbereidheid en een positieve gezindheid - Soepelheid, ontspannenheid en nederigheid Dat gééft: - Overwinning over de werkelijke (Ef. 6:12) vijand - Grote ontplooiing na klein begin - Volkomen levensvernieuwing - Geluk op het hoogste niveau
Dat kan niet anders zijn dan het overleggen, het handelen, het zíjn, dat van God afkomstig is. Hij is waarheid. Hij kan niet liegen (Hebr. 6:18). Hij vertoont nooit een zweem van verandering (Jak. 1:17). Wat van Hem komt, is dan ook écht, volkomen, helemaal, eeuwig, onveranderlijk wáár: de echte waarheid.
Het koninkrijk van God is dus het geheel van de wetten, de sfeer, het milieu van de onbeperkte God. Wíj zijn beperkt. Hij past zijn ongelimiteerde waarheid aan die beperktheid van ons aan. Het kader van onze uiteindelijke begrensdheid is overigens érg ruim. Daarbínnen kunnen wij de hoogste vorm van menselijk leven bereiken. Die vorm is zo onvoorstelbaar verheven, dat er nu nog geen woorden voor zijn (2 Cor. 12:4).
Nog even: - Wat zijn 'aan de aardse sfeer vastzittende gedachten': zij doet lelijk over mij : ik ga negatief denken over haar. - Wat ís: keurig 'wereldgelijkvormig denken': ha, ik heb een nieuwe aftrekmogelijkheid voor de belasting bedacht. Ik moet er voortdurend over prakkiseren. Was mijn áángiftebiljet er maar vast! - Wat zíjn 'dralers, terugkijkers, herkauwers, zeurpieten': ik wacht nog, ik heb nog geen duidelijk teken van God gehad en ík heb dat zó heel speciaal nodig: weet je waarom?: Vier jaar gleden is er iets náárs gebeurd; zie je die man daar voor in de zaal; ja, die met dat ruitjespak: hij deed het mij aan en ik moet er altijd nog aan denken.
- Ieder, die Hem (dat is God) liefheeft, die deed geboren worden, heeft ook degene lief, die uit Hem geboren is (1 Joh. 5:1). - Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief als wedergeboren en niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad door het levende en blijvende woord van God (1 Petr. 1:23).
Even een opmerking: voor en na doe ik soms uitspraken over God, die mogelijk wat parmant overkomen. Ik kán me voorstellen, dat u wel eens zult denken: "Wat zégt hij nu toch allemaal; als eindig wezentje doet hij net, of hij 'de Oneindige' kent als zijn vestzak. Onuitstáánbaar gewoonweg." Zulke uitspraken zijn echter nooit als pedant bedoeld. Met de beste intenties, naar beste weten, probeer ik aan bijbelteksten, die op God betrekking hebben, een redelijke uitleg te geven. Ik hoop, dat u zich van mijn bescheidenheid in dezen overtuigd zult houden.
Goed, daar gaan we dan maar weerâ¦.
Een van de redenen, waarom een man ingenomen is met zijn vrouw, is deze, dat zij hem een mooie, krachtige kinderschaar heeft gegeven. Wanneer hij de eettafel rondkijkt, staat hij soms spontaan op om haar te omhelzen. (Laten mensen, wier huwelijk ongewild kinderloos gebleven is, zich nu niet bezeerd voelen. God troost, geeft andere taken).
Zó stel ik mij voor, dat het ook een vreugd voor God is, als Hij ziet, hoe goed het zaad â?door Hem in onze geest ingebracht- zich ontwikkelt. Wat kán Hij nader tot ons komen, nu wij door het kind, dat wij samen hebben, nader tot Hém zijn gekomen (Jac. 4:8).
Maar ook: één van de redenen, waarom een vrouw haar man kan liefhebben is deze, dat hij bij haar gezonde, flinke kinderen verwekt heeft. Hoeveel te meer zullen gelovigen God bewonderend liefhebben, nu Hij in staat bleek, zo'n sterk, knap, lief, aanvallig, energiek, geestelijk kind bij hen binnen te brengen (Ps. 13:6).
En wat zullen mensen met een nieuwe natuur andere mensen met diezelfde natuur liefhebben. Door de grote Magneet zijn ze allemaal gelijkgericht (Joh. 17:11). - Weggericht van het duister van satan. - Heengericht naar het licht van God. Nooit lopen zij elkaar meer voor de voeten. Hun gemeenschap bestaat er niet in, dat zij elkaar zo áárdig vinden. Dat oppervlakkige, tijdelijke gevoel kan men in allerlei bewegingen aantreffen. Neen; het geheim is, dat ze allemaal genezend, eeuwig water (Joh. 4:14) drinken uit dezelfde bron (Zach. 13:1). God en Jezus Christus zijn het middelpunt van hun aller denken (1 Joh. 1:3). Daarom is hun eenheid met elkaar diep en blijvend. De liefde voor gelijk gerichten staat echter aan liefde jegens anderen niet in de weg; als wedergeborene wilt u alle bekeerden wel in de diepere kring hebben. Ja, u wilt álle mensen daar wel hebben (2 Petr. 1:7). Een van de eerste dingen, die de wedergeboorte bewerkt, is dit: u schoonwassen van alle fanatisme, drijverij, onechte ge-exalteerdheid en zweverigheid. Daardoor ziet u kans om de mensen op aangename, hartverwarmende wijze uit te nodigen tot steeds méér feest.
Samenvattende: een wedergeborene heeft niet alleen ándere wedergeborenen lief. Neen, hij breidt die liefde uit: - Tot alle bekéérden ,nog niet wedergeborenen: zij dragen het allereerste begin van de wedergeboorte al bij zich. - Tot alle onbekeerden: God alleen weet, of zij zich niet zouden willen bekeren; iedereen kan een aspirant-bekeerde en dus ook een aspirant-wedergeborene zijn. Nu de tweede tekst: Door de wedergeboorte hebt u een schoonmaakmiddel in huis, dat niet alleen reinigt, maar ook nog in de was zet en tot blinkens toe boent. Het opnieuw geboren zijn - doorgedrongen in uw ziel- doet allerlei veinzerij weg. Vroeger -zelfs toen u bekeerd was- kon u nog wel eens huichelachtig-vriendelijk doen tegen een medegelovige. Wanneer hij zijn hielen lichtte, bespotte u hem, geloofde u lasterpraat over hem, of liet u zich tegen hem opzetten. Maar nú: u hebt uw medegelovigen lief in hun gezicht en achter hun rug. Alle dubbele bodems zijn gesloopt. En: deze glanzende, beschermende laag -door de Heer aangebracht- is blíjvend, wordt één met uw wezen, doordringt uw natuur. Wat een energie is er bij u binnengekomen! Vroeger hebt u dikwijls geprobeerd 'van de mensen te houden' Nu lukt het opeens om ze lief te hebben. Geen wonder: het nieuwe leven maakt zich breed in u en daar zít me toch een stuwkracht achter! Onvergankelijk zaad heeft eeuwige groeikracht. Dát bent u aan het merken.
Of hebt u nog moeite om vol te houden met: zonder terughouding en voortdurend liefhebben? Hebt u soms de neiging om bij al die misverstanden en communicatiestoringen het bijltje er maar bij neer te gooien. Of ook: liggen er hier en daar in uw geestelijk interieur nog de kleverige vuilkoeken van achterbaksheid? Wel, belijd die zonde in de naam van Jezus aan God (1 Joh. 1:9). Dan zullen ze u innerlijk niet meer kapotmaken (Ps. 32:3). Laat de wedergeboorte verder doorwerken. Dan zult u op de korte of wat langere duur ook van díe ongerechtigheid gereinigd worden (1 Joh. 1:9). Ook de wrokjes, geïrriteerdheidjes, kwaadaardigheden, zult u kunnen laten (Rom. 6:17). Wat zal dat lóslaten een opluchting betekenen. Op de -dán toch echt wel lange- duur tuint u nergens meer in (2 Petr. 1:10).
Ik wil alles nog eens íets ánders zeggen als volgt: Het liefhebben van alle mensen is geen passieve, maar een actieve aangelegenheid. U schuift niets meer af, u zegt niet meer: "Laat de Verenigde Naties, de Wereldraad, het Rode Kruis, de Synode, Sociale Zaken, het Vredesberaad, de diaconie het maar opknappen.". Nee, nú zegt u: "niet de ander, maar ík word later aansprakelijk gesteld (Ez. 3:18), dus niet de ander, maar ík.".
En u gaat verder:
"Wég met de grootschaligheid. Laat ze maar schrijven, dat persoonlijke contacten uit de tijd zijn. Jezus zoekt ook afzonderlijke mensen uit voor een diepgaand contact. Van Hém ging bijvoorbeeld het initiatief uit voor het gesprek met die vrouw bij de bron in Samaria (Joh. 4:7,9). Ik ga óók mensen helpen, hoofd voor hoofd; leve de kleinschaligheid. Ik ga om te beginnen mijn állernaaste, mijn man, mijn vrouw, bijstaan in elke nood. Ik beperk mijn liefde niet tot diegenen, die door hun wedergeboorte mijn broers en zussen zijn. Neen, ik breid die liefde uit tot al diegenen, die Jezus wél liefhebben, maar de weg naar de diepere gemeenschap nog niet hebben gevonden. Ja, ik breid -zonder enige opdringerigheid- die bescheiden liefde uit tot alle mensen, die buiten staan'' . Ik zie bij hén geen spoor van belangstelling voor God, maar dat is ook niet het púnt. En daarom pas ik maar een beetje die bekende regel toe: soup, soap and salvation, zoep, zeep en zaligheid. Ik begin niet dáár, waar ík zou willen beginnen, maar daar, waar zíj het meest ontvankelijk zijn voor hulp. En samen met God werk ik bij hen van buiten naar binnen. Zo is Hij door medemensen ook bij míj begonnen. Nu werkt Hij bij míj weer van binnen naar buiten.
Wat is dát ook fijn! ik word niet meer ontmoedigd door onwil en ondankbaarheid. Het weten, dat ze alleen maar beter van me willen worden in stoffelijk opzicht, heb ik innerlijk verwerkt. Het doorzíen, dat ze alles, wat ik verder zeg, flauwe smoesjes vinden, brengt mij niet meer in opschudding. Ik kén ze (Joh. 2:24, 25). Op Gods tijd zal ik ze in liefde ook wel laten merken, dat ik ze dóórheb; dat ik niet helemáál 'gekke Henkie' ben. Maar dat neemt allemaal niet weg, dat ik ze liefheb, hoewel of juist omdát ik ze zo kén. Ik leer iets doorgronden van de innerlijke grootheid van Jezus, die voor zijn beulen bad, toen zíj Hem aan het kruis vastspijkerden (Luk. 23:34). Wat geeft die wedergeboorte mij een beter zicht óp de medemensen! en een liefde vóór hen.".
U kunt mogelijk zeggen: "Wat een walgelijk ouderwets-braaf beeld van die man, die zijn vrouw omhelst terzake van dat talrijke, bloeiende kroost. Vroeger was dat mogelijk een teken van welvaart en welzijn (Ps. 144;12). Maar ík kan mijn vrouw best liefhebben, ook al hebben wij de afspraak: 'geen kinderen Dát gemekker is alvast helemáál uit de tijd.". Leg nu niet op alle slakjes zout. Het was maar een beeld. Ik wou u niet kwetsen. En óverigens: u bent allebei van die flinke mensen! Waarom zóu die eettafel zo kaal blijven?! (Ps. 128:3). De atoombom! kom nu. Daar zitten we elkaar nu al tientallen jaren mee af te remmen. U zoekt toch niet uit een soort gemakzucht allerlei uitvluchten (Spr. 26:13).
Iemand zegt: Die Gerritse hè¨; die haalt er de váárt zo uit. Ik wil dóór: mensen de handen opleggen; ze winnen voor Jezus. Niet dat omsláchtige. Weet je wat! Ik laat hem doordarren. Maar ík hol verder vóór en mét Jezus."". Akkoord; dááág. Ik begrijp het. Het beste ermee. Het komt wel goed met je. Wie weet, wanneer je later met spierpijn moe langs de weg zit, dat je zegt: Wel, al z 'n leven; daar komt híj ook aan. Eens even kijken, hoever híj is. Hé, deel 6 klaar."(Het is dan ook al 1996).Nu maar weer even bijleren, waar was ik ook weer; ja, wedergeboorte: wat heeft hij verder". Dus, laat u door mij niet ophouden, wanneer u vlugger wilt opschieten.
Een ander merkt op: "Hij gaat veel te snel. Ik houd me amper als bekeerde overeind en hij zit al tegen me aan te etteren van 'wedergeborene zus en wedergeborene zo' Ik blijf een beetje achter hoor. Dit tempo is niet vol te houden." Akkoord. Dááág. Ik begrijp het. Het beste ermee. Het komt wel goed met u. Wie weet: wanneer deel zes van de pers komt, dat u mij al weer heeft ingehaald. Dus, laat u door mij niet opjagen, herlees op uw gemak bijbelstudie deel 2. U bent daar nóg mee bezig, wanneer anderen zich opwinden over wat ik allemaal in deel 4 overhoop haal. De Heilige Geest gaat u inzicht geven (Spr. 9:9). U zult bijbelstudie drie later wél kunnen begrijpen. Als u zich nú wat moe en krachteloos voelt, is er toch een blij uitzicht. Als u de Heer vasthoudt, voorziet Hij in beide (Jes. 40:29).
Maar wát u ook doet, of u voor mij uit holt of achter blijft, of u afhaakt of met mij mee blijft gaan, dit punt is uit en over. Ik begin aan 3.5.