26 September 1941.
De Taarteneters.
In een kleine stad ,op enkele kilometers van Brussel, kan men boerentaarten kopen en eten zonder zegels.Dat is een uitvinding van betekenis. Eenezijds had men bloem nodig ,om de taarten te bakken, veronderstelt wordt,dat anders is,er is bloem en bloem,er is kastanjebloem,boekweikbloem,aardappelbloem,enz. Laten we aannemen dat die taarten gefabriceerd worden uit een mengsel van dit en van dat. Men zegt ;ze zijn zo smakelijk,zelfs als zij een beetje taai en hard zijn.Inelk geval,ze zijn zo groot als een rad van een kruiwagen,maar niet zo dik.Jammer genoeg,ze zijn gevuld met appelen,peren en pruimenmoes,naar des tand des eters. Het gaat evenwel minder om de vorm,dan over de drukte daaraan verbonden.Elke dag van de week,doch vooral zondags worden de trams, die de Brusselaars naar het provincie stadje laten brengen,als stormerter hand ingenomen.Van bij het vertrekpunt ,zijn ze overvol meezittende en staande passagiers,die overtuigt zijn,hun buikje eens ter degen kermis te kunnen laten vieren.Onderweg,bij elke tramhalte,komen er immers passegiers bij ,die onmenselijke pogingen doen,om maar een half plaatsje te krijgen en te bemachtigen. Het gaat er vrolijk aantoe onder die passegiers, er worden grappen verkocht en zinsspellingen gemaakt over de omvang en de elegantie van die taarteneters,s'avonds bij den terugkeer naar de stad van liefde en Geuze Lambik,is het nog aangenamer,vol harteken,rust zegt men. Er is nu een nieuwe categorie Brusseleers bijgekomen,namelijk de Taarteneters, dat houdt enigzins verband met de kiekenfretter.
|