29 Januari 1942.
Uit het leven van onze Ijslandvaarders.
Eenmaal waren Nieuwpoort,Duinkerken en Oostende,de centra's waar deze visserij op grote schaal gepleegd werd. Als we willen neerschrijven over onze Vlaamse ijslandvaarders,dan moeten wij feitelijk een kleine eeuw terug in deze tijd,want het is rond de jaren 1880-1890 dat het bedrijf in Vlaanderen teloor ging en dat Nieuwpoort en OOstende volledig uitgeschakeld werden voor wat betreft het uitrusten van vaartuigen om de visvangst tegaan plegen op de Doggerbank,Feroë en Ijsland. Duinkerken hield het langer vol;maar moest toch ook het onderspit delven. Over het ruwe leven van onze ijslandvaarders,is maar weinig literatuur verschenen. Een der merkwaardigste werken die over dit onderwerp handelen,en gesteund zijn op documenten en getuigenissen uit de mond zelve van oude zeebonken is <<De Laatste Vlaamse Ijslandvaarders>< van Juul Filliaert.,deze schrijver uit den westhoek,die zo goed den Vlaamse visser kent,door dat hij er jaren mede omgegaan heeft. Zijn boek draagt dan ook een historisch karakter ,omdat het een heldere blik werpt op al de miserie die onze Vlaamse zeelieden moesten doormaken om aan de kost en brood te geraken.Het is een goudmijn van inlichtingen voor al degenen die zich met het verleden van ons vissersvolk bezig houden en belang hechten aan de gewoonten en de folklore van ons Noordzee ras Wij hebben dan ook de taak gesteld hier vluchtig enkel de voornaamste punten op te dissen
De drie vissers-zustersteden. Zo noemt de Filliaert,Nieuwpoort, Duinkerken en Oostende. Nieuwpoort kwam als eerste op;kende grote bloei,maar verdween ook eerst.Duinkerken zou haar opvolgen en ook Oostende zou eens aan de spits komen. Op de kabeljauw vangst gaan betekende het vangen,zouten en in tonnen verpakken van den vis die dan >>aberdaan >>genoemd werd. Onze Vlaamse vissers hadden er zich een specialiteit van gemaakt.Niet alleen scheepten zij in op eigen vaartuigen,maar tevens werden zij aangemonsterd op Franse schepen,waarvan de reders uit Duinkerken speciale zitdagen te Nieuwpoort hielden om de nodige manscappen aan te werven.In 1781 werd te Nieuwpoort,onze Vlaamse vissers aangeworven voor eigen rekening om 45 schepen uit te rusten die op Ijsland zouden varen en die meer dan 13.000 tonnen aberdaan per jaar aan wel brachten. In1840 kwam de regering hulp aanbieden,onder vorm van premies.Dat hielp iets of wat vermits te Oostende verschillende rederijen tot stand kwamen,en ook te Nieuwpoort kenden een tiental toebehorende aan een drietal rederijen. Rond 1880 zou men, te Nieuwpoort,den ondergang beleven van den kabeljauw vangst,terwijl Oostende het nog een tiental jaren zouden volhouden,Duinkerken hield het langer weerstand. Een Pariabedrijf.
Nog tijdens het ontstaan van het bedrijf in Vlaanderen zegt ons M.Fillaert,was het de gewoonte van talrijke vissers naar Duinkerke te gaan aanmonsteren.Zo trof men nog, in de laatste twintig jaren van de laatste twintig jaren van de vorige eeuw,enkele << laatste ijslandvaarders>>aan in alle dorpen van de Westkust. Het bedrijf ging over van Vader op Zoon,Armoede tierde in tal van vissers gezinnen;Het bloed riep en de vissers scheepten in voor IJsland. Met het uitkomen van de lente zou men naar Ijsland trekken,In oogst-September terugkomen/enkele maanden leven als God in Frankrijk leven,om t(jaar nadien terug te herbeginnen.Men treurt er over dat het ras der Ijslandvaarders nu te niet is.De motor,het meerdere werk,het gemak van onderstand en steun,de toeneming van het klein visbedrijf en de gehele omwenteling in de jonge gemoederen teweeg gebracht door de twee wereld oorlogen,zijn hiervan de oorzaak. Van waar zij kwamen.?
De meeste Vlaamse Ijslandvaarders,die te Duinkerke gingen inscheepten,waren afkomstig uit de vissersdorpen Adinkerke-De Panne,Coxijde,OOst Duinkerke,Nieuwpoort, en Lombartzijde.Het rekruteren der Ijslandvaarders beperkte zich tot het gebied gelegen tussen de Ijzer en Duinkerke,Vlaanderens Westhoek. Hoe zag zo'n oude Ijslandvaarder er uit? De schrijver Juul Fillaert.Heeft ze gekend Ze dragen meestal het wit kinnebaardje,ze hebben gouden ringen in de oren hangen,het bovenlijf zit gedoffeld en heel "t jaar door ziet ge de << listjes<<(koordekens) van de rode onderbroek onderaan hun knoeisels bengelen.Ze zitten graag in den hoek van de schoorsteen,den rug van hun stoel tegen de muur geleund,den arm op de stoofleuning rustend en smakelijk paffend aan een door gedrenkt randerpijpje. Ze sprekend smalend over het visbedrijf van thans.Welk een oneindig verschil.! Nu gaat het al spelende met motor en mechanisme kracht en geld winnen is thans nog slechts een geluksmete.Maar beziet eens hun handen,waar de gleuven en kloven dooreen liggen getrokken van <<klaren en vieren>>(lossen van de visserslijn)en t'vasthouden van kabels en trossen als de storm de zeilen stuk sloeg en 't tempeest.,dagen en weken na één hun dood uit de diepten van de oceaan voor de ogen spookte. Hoe zij aanmonsterden. Voor 1870 moesten onze vissers,zo zij wilden een plaats verkrijgen te Duinkerken,viermaal te voet naar de Franse stad trekken..Er liepen toen geen treinen.Eerst diende scheepsgelegenheid gezocht,dan aangemonsterd,dan de << piuzak><naar het schip gebracht en eindelijk werd ingescheept.Dat betekende telkens van 25 tot 30 kilometers te voet afleggen. Langs dien eindeloze weg trokken de benden Vlaamse Ijslandvaarders met pak en zak geladen, in de bijtende koude, zeven uur ver,vrouwen en kinderen achterlatend,de gevaarlijke zee te gemoed,niet wetend of ze zouden terug komen. De Franse reders hadden hier hun vertrouwens mannen tussen de vissers, die zorgden voor een gedeeltelijke Vlaamse bemanning voor de schepen. Rond 1910 zou ook te Duinkerken ,de ijslandvisserij ook de kraak krijgen.Vanaf die datum moesten de Vlaamse Ijslandvaarders een andere gelegenheid zoeken.Ze vonden dat in de toenemende kleine vissers bedrijvigheid langs de kust,in de koopvaardij of in een land ambacht of onderneming. Zeewaardig gemaakt.!
De schrijver,handelden over de toebereidselen tot vertrekken van de ijslandvaarders,doet hun godsdienstige aanleg uitkomen.Zijn toonden een bijzondere voorliefde voor een Miraculeuze O.L.Vrouw beeldje te Lombardzijde.Zij was voor hen<<de ster der zee>>die men aanroept in gevaren,wie men beloften en wensen offert in t'licht van ontelbare kaarsen en wie men na wederkomst de dankoffer kwam aanbieden.Het kerkje was versierd met ontelbare ex-voto's en scheepjes aangeboden door de vissers en familieleden.De zaterdagse missen werden heel druk bezocht door degenen die zouden vertrekken;Hier knoopte zij de jonge vissers kennis aan en na een reis op Ijsland ,stapten zij in het huwelijksbootje,als wel te verstaan,de vangst goed geweest was.
Te Duinkerken,in de herbergen,werd scheepspersoneel aangeworven.Er werd <<getekend><Er volgde een handslag en << tekengeld>>of <<handgift>> werd uitgekeerd,samen met de staatspremie van 50 fr,per kop. Dit geldt zou gedeeltelijk,dienen voor de onkosten van de schipper tijdens de reis.De bepaalde aanmonstering,had plaats in Duinkerken in februari.De vrouwen vergezelden hun mannen.t'was Kerstmis,Er werd gegeten en gedronken.Bij het aanmonsteren werd het vast loon bedongen.Het werd vastgesteld per last van 12 tonnen gezouten kabeljouw,in iedere ton zo wat 60 vissen.De reder betaalde 12.14.16.18 fr.per lastAan land werd een last nochthans 13 tonnen.Die ton per optellen werd door de rederij bij de afrekening per kilo uitgecijferd. Het loon van de opvarende was eenvoudig.Als de matroos 14 fr.per last ontving,kreeg de kapitein 40frank.de stuurman 19frank.,en de kuipers 16frank per last.De dekjongens vaarden mee tussen de 6 en 7 frank per last. De arbeid van iedere opvarende werd juist bepaald;De ouderdom der dekjongens vaarden mede tussen de 10 tot 14 jaar. Bij het aanmonsteren werd een voorschot uitbetaald op de vangst<<monstergeld>< genaamd en doorgaans bekent op 10 last.Tijdens de overeenkomst-palabers werden alle punten,die nadien konden aanleiding geven tot betwisring,druk besproken. Het ging over de <<deelvis >>die ten goede kwam aan de bemanning. Als een visser>> op Ijsland bleef>>dan werd zijn part uitbetaald aan zijn naast bestaande.Het zelfde geld voor een ziek geworden scheepsmaat.,die niet meer kan werken. Aan boord was het eten en drinken ten last van de rederij,maar de mannen,namen allerlei<<extraatjes >>mede als tabak en drank. De monstering gaf ook aanleiding tot het houden van een mis en tot het geven van een eetmaal aan de aangemonsterde door de reder.Dan terug naar huis getrokken om aankopen te doen met het bedrag der voorschotten.Al dat goedje moest enkele dagen voor de afreis aan boord gedaan worden.Nog een lange reis naar Duinkerke,voor het vertrek werd op de gemenr kosten van de maatd van een zelfde dorp een mis gelezen?Gewijde kaarsen werden mede genomen naar huis of op het schip.Zij werden aangestoken bij stormweder. Na de mis hadden gezellige bijeenkomsten plaats.Er werd gedronken en gezongen en sommige liedjes werden nu nog gezongen.Get afscheid van vrouw ren kinderen was treurig.Maar nog treuriger zou get leven zijn van onze vissers gedurende zes maanden dat zij op zee rond zwalpten op zoek naar den kabeljouw.
|