Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
23-11-2007
LICHT VAN MIJN LEVEN.......
De wereld stond stil en ik bleef achter,
verscheurd van verdriet blijf ik nu wachten,
op dagen en uren, op tedere nachten,
die nooit zullen komen, voor altijd slechts dromen
Ons klein ventje liep parmantig tussen die groep meisjes, die drie jaar ouder waren dan hij. Dat is een groot verschil op de ouderdom van vier jaar! Soms namen ze hem op in de groep en soms weerden ze hem, zoals meisjes dat zo goed kunnen. Hij liet het aan zijn hart niet komen en ging zijn gangetje.Onze overburen, waar één van meisjes woonde, hadden een grote aantrekkinsgkracht op hem. De mensen hadden namelijk een soort van kleine boerderij, het is te zeggen, wat varkens, kippen, konijnen, katten, een hond en een paard. Alles wat een geweldige aantrekkingskracht uitoefende op ons kleine ventje. Hij was er dan ook regelmatig te vinden. Op een dag was een van de zeugen aan het werpen en de man zat erbij om alles in het oog te houden en te kunnen ingrijpen, als dat nodig zou zijn. De kinderen troepten rondom hem en volgden het hele gebeuren ademloos. Zovéél biggetjes, dat was nog eens een belevenis!!! Toen er een pauze optrad en de zeug op adem probeerde te komen, vond S. dat er best nog wat kleintjes bij mochten komen en zegde tegen de eigenaar: P. voel nog maar eens in het varken, daar zullen er nog wel inzitten! Zoals snoepjes in een grote snoeppot!!! Algemene hilariteit natuurlijk, maar S. was totaal gefascineerd door het wonder, dat zich voor zijn ogen voltrok. Hij is ons enig kind en vond dat tot zijn tienerleeftijd gewoon verschrikkelijk en héél oneerlijk. Als er weeral een baby geboren werd in de familie, en dat gebeurde met de regelmaat van een klok, dan vond hij dat wij al lang aan de beurt moesten geweest zijn. Ooit heeft hij in de kleuterschool tegen de juffrouw gezegd dat ik een baby ging krijgen. Deze vroeg dat aan mijn schoonzus, die het in Keulen hoorde donderen en die het op haar beurt aan mij vroeg. Niet dus. Maar hij was zo vol van dat gegeven, dat het niet in zijn hoofdje kon dat hij nooit meer een broertje of zusje zou krijgen, en niet omdat wij dat niet wilden, maar gewoon omdat de natuur dat zo beslist had. Maar leg dat maar eens uit aan zo'n kleine uk! Dus iedereen zei tegen hem dat hij maar heel hard moets sparen voor een baby. Hij wist ondertussen echter dat de baby groeit in de buik van de mama. Op een zekere dag was hij weeral over zijn geleifkoosd onderwerp bezig. Ik reed net de garage in met de auto en hij zat achter mij. Mama, hoe kan dat nu dat ik moet sparen voor een kindje, als dat toch in de mama haar buik groeit? Goeie vraag!! Maar wat geef je daarop als antwoord aan zo'n klein kereltje. Ik kreeg even respijt omdat we uit de auto stapten en toen gaf hij tot mijn grote opluchting zelf het antwoord: Oh ja, die dokter die het kindje eruit haalt, moet ook betaald worden hé! Pfffffff, dat was weer mooi opgelost, en dan nog door hem zelf. Hij praatte er natuurlijk ook over bij onze overburen. Daar hadden ze 10 kinderen, waarvan 8 meisjes. Die plaagden hem natuurlijk voortdurend, maar gewoonlijk was hij goed in staat zich te weren. Zij vertelden mij dan nadien steeds zijn reacties, en vonden het allemaal schitterend. Op een dag zij een van de meiden: Ja maar jij wil altijd maar een broertje, maar als mama een kindje krijgt, kan dat natuurlijk ook een meisje zijn. Kijk maar eens bij ons, hoeveel meisjes er hier rondlopen! Lieve deugd, daar had hij nog niet bij stilgestaan. En je weet, zegde de plaagster, meisjes zijn spinnekoppen en die gaan alles overbrieven. Hij stond met een bedremmeld gezichtje naar hen te kijken en plots klaarde zijn wezen op: Pffff, zegde hij, daar zal mijn mama gauw korte metten mee maken! Dus broertje, zusje, was niet het belangrijkste, àls er maar een baby kwam. En dan was er daar de dag dat mijn schoonzus, die op hem paste tijdens mijn werkuren, in verwachting was. Zij zelf had reeds een jongen en een meisje en de kinderen leefden helemaal mee met haar zwangerschap. Ze mochten voelen aan haar buik, als de baby stampte en dat vonden ze geweldig. Tot de dag dat er een grote discussie ontstond tussen S en zijn nichtje, even oud als hij . Zij zegde wat treiterig: Het kindje is het zusje of broertje van ons maar niet van jou! Maar dat pikte hij dus niet en ging in de clinch met haar. Zij vervolgde daarop: En meisjes kunnen toch kindjes krijgen en jongens niet! Hij werd zo gefrustreerd, dat hij met haar begon te vechten. Mijn schoonzus kwam tussen beiden en beslechtte het geschil door te zeggen, dat K. inderdaad gelijk had, maar dat hij ook elke dag bij de baby zou komen en dat die een nichtje of neefje van hem zou worden. Toen ik hem ging halen was hij totaal verdrietig en overstuur. Ik had het verhaal te horen gekregen en wilde er met hem over praten. Ja het was zo dat de mama's de kindjes kregen. En hij vond het helemaal niet eerlijk!!! Hoe kon ik dit kleine ventje nu troosten? Weet je wat, zei ik tegen hem, als jij later trouwt met een meisje, dan krijgt dat meisje het kindje, maar dat kindje krijgt jouw familienaam voor altijd. Is dat dan niet prachtig. Met glanzende ogen keek hij me aan en alle verdriet was geleden! Want iemand die jouw naam krijgt, is toch wel heel erg van jou, of niet soms?
Ondanks het feit dat onze kleine zoon dus soms heeft honger geleden groeide hij als kool en heeft hij er helemaal niet onder geleden. Ik had mijn werk opgezegd en ben het eerste jaar full-time moeder geweest. Toen besloot ik terug te gaan werken, en ik mocht S. naar mijn moeder brengen. Ze had hem graag de ganse week daar gehouden, maar daar ging ik absoluut niet mee akkoord. Ik had een kindje, en dat wilde ik elke avond zelf in bed stoppen en zelf opvoeden, zo goed en zo kwaad dat ging met een full-time job. Om het allemaal niet al te ingewikekld te maken moesten we dan een woning zoeken, die dichter in de buurt van mijn ouderlijk huis lag. Zo gezegd zo gedaan. We woonden in het dorp naast mijn geboortedorp en zo kon ik elke morgen mijn zoontje brengen en hem 's avonds terug ophalen. M. mijn man, was heel actief in de volleybalploeg van het dorp. Hij was trainer en coach en het gevolg hiervan was, dat er regelmatig enkele spelers thuis zaten om hun problemen, al of niet privé, te komen voorleggen en met M. te bespreken. Sommigen dronken een frisdrank maar er waren er ook die een biertje dronken. Ze zaten dan allemaal in de salon en bespraken er hun lief en leed. S. was natuurlijk niet vroeg in bed, want hij sliep nog enkele uren in de namiddag. Hij vond het geweldig om tussen die grote jongens te zitten en hij volgde met grote ogen het gesprek, ofschoon hij er geen jota van begreep. De jongens beschouwden hem als hun mascotte en hij ging ook mee naar elke match op verplaatsing net zo goed als thuis. Als de spelers dan opstonden om naar huis te gaan, en wij hen naar de deur begeleidden, was S. er als de pinken bij om alle kletskes bier uit de pinten op te drinken! Ik kon toch onmogelijk de glazen voor hun neus wegnemen, van zodra ze opstonden. Blijkbaar vond hij dat toen al lekker, en dat heeft hij dus niet van mij! Toen hij een jaar of drie was, moesten we naar een medewerkster van M. om er papieren af te geven. Zij woonde samen met haar man in een kleine woning en we waren er nooit eerder geweest. S. was er natuurlijk ook bij. Hij was een kind dat zich er rustig en beleefd gedroeg als we ergens op bezoek gingen, en dat was wel zo gemakkelijk. Ook daar stond hij rustig om zich heen te kijken. Wij zaten in de zetels rond de salontafel wat te keuvelen en sloegen niet echt acht op S. Opeens kwam hij dichterbij en ging voor de gastheer staan, die ook in een zetel zat. S. bleef hem gefascineerd aanstaren en zei geen woord. De man wendde zich opeens tot hem en vroeg: Wat is er dan jongen, wil je wat vragen? S. bleef hem intensief bekijken en antwoordde dan: Jij hebt een kletskop! Ik had het opeens behoorlijk warm en realiseerde me dat die mensen, die zelf geen kinderen hadden, misschien wel heel erg geshockeerd konden zijn door die opmerking. Ik realiseerde mij tegelijkertijd, dat onze zoon, nog nooit een man zonder haar gezien had, buiten een afbeelding in een of ander boekje. We hielden gewoon onze adem in, maar de man zegde gans gemoedelijk: Jazeker, en dat heb jij nog nooit gezien hé. Onze zoon antwoordde natuurlijk dat dat inderdaad zo was. Ik slaakte een zucht van opluchting en hebben het bezoek dan maar afgesloten vooraleer er nog meer straffe uitspraken zouden volgen. Toen hij net nog geen vier jaar was, woonden wij in ons eigen huis, dat we inmiddels gebouwd hadden. Hij was de jongste van de straat en de groep net ouder dan hem waren enkele meisjes. Die waren drie jaar ouder. De broer van één van de meisjes, die dan weer vijf jaar ouder was dan S. nam hem regelmatig onder zijn hoede en speelde met S. als hij die meisjes beu was. Op zekere dag was de opa van de jongen en het meisje gestorven. De oude man woonde in bij zijn dochter en zoals dat vroeger meestal gebeurde, werd hij opgebaard in de kamer. Daar kon iedereen, die zich daartoe geroepen voelde, afscheid nemen en een kruisje gaan geven. S. was met zijn grote vriend op pad en was al een tijdje weg. Plots kwamen ze allebei achterom gelopen en omdat ik graag wist, waar hij uithing, vroeg ik waar ze vandaan kwamen en wat ze gedaan hadden. S. zegde: Wij zijn naar Toon gaan kijken! Toon was de overleden opa van zijn vriendje. Ik schrok. Zo'n klein ventje en dat ging in zijn eentje naar een dode kijken. Ik zag al de nachtmerries, die daar zeker het gevolg van gingen zijn! Héél voorzichtig vroeg ik: En , hoe was het bij Toon? Héél enthousiast vertelde hij: Toon was zo mooi, hij had een groot kruis in de kamer en hij had allemaal bloemen op zijn buik. Helemaal geen nachtmerries of schriktoestanden: Toon was mooi in de ogen van een kleine onschuldige jongen, die de wereld nog zag, zoals die werkelijk was en voor wie de dood op dat ogenblik nog geen schrikbeeld was...
Onze zoon, en enig kind werd geboren op Pinksteren om klokslag 12u00. Ik hoorde het slaan op de kerktoren tot in de kamer, waar ik aan het bevallen was. Er waren in die week allemaal meisjes geboren, op twee na: Onze zoon en de zoon van een kennisje van ons . Ik was op de Bank waar ik werkte, voortdurend geplaagd geweest tijdens mijn zwangerschap. Zij kenden mijn man als een ex-collega en ze treiterden me door te zeggen dat hij zeker niet in staat was om een kindje te maken. De symptomen waren meer dan duidelijk en dus moest dat wel van de Heilige Geest zijn! En dan speelt die kleine uk het klaar om geboren te worden op Pinksterdag, begeleid van stralend klokkengelui!! Ik hoef het commentaar achteraf, hier wel niet te herhalen zeker! Onze zoon S. groeide voorspoedig en was een schattige en rustige baby. Huilde zelden of nooit, sliep goed 's nachts en als hij tijdens de dag wakker was, lag hij gelukzalig in zijn wieg of bedje te spelen met de speeltjes boven zijn hoofdje. Ik ging regelmatig met hem naar het "Kinderheil", waar de babies gemeten en gewogen en op tijd en stond onderzocht werden en de nodige inentingen kregen. Hij was een kind, dat zich goed ontwikkelde en wel wat meer at dan voorgeschreven was door de verpleegster. Maar dan kwam de dag, dat hij niet meer rustig in zijn wiegje lag en op gezette tijden begon te jammeren en te huilen. Ik raakte ervan in paniek. Mijn kind weende nooit! Wat was er aan de hand?? Er moest iets grondig mis zijn. Ik maakte mezelf gek en besloot een arts uit het dorp te bellen, die bekend stond als een goede kinderarts. Hij had tenslotte zelf 7 kinderen en dat was, zelfs voor die tijd, heel wat! De dokter arriveerde en vroeg wat de problemen waren. Ik legde hem dat uit en hij onderzocht het kind minutieus. Toen ik S. terug had aangekleed en in zijn wiegje gelegd, ging hij bij me aan tafel zitten en begon het attest voor de ziekenkas te schrijven. Daarna keek hij me glimlachend aan en zegde gemoedelijk: Jouw baby is zo gezond als een vis, dus maak je maar geen zorgen. Ja maar.....waarom huilde het kind dan zo erbarmelijk? Geef hem maar wat meer te eten, hij zal gewoon honger hebben, zegde de arts doodleuk! Ik voelde het schaamrood naar mijn wangen vliegen. Totaal van de kaart stamelde ik: Ja maar ik geef hem al meer dan in het boekje staat! Ik voelde me op dat moment een waardeloze moeder! Gooi dat boekje maar gauw weg, en ga op je gevoel tewerk, zegde hij. En je hoeft je niet te schamen, daar is geen enkele reden voor! Het is je eerste baby en je kunt dat niet weten. Volwassenen eten ook niet allemaal even veel en bij kinderen is dat niet anders. Dat was die ernstige ziekte, waaraan mijn baby leed! De dokter bleef nog een tijdje gezellig met me keuvelen en vertrok. Maar het hele gebeuren, had me behoorlijk ontredderd en het gevoel van schaamte is me tot op heden bij gebleven.
Mijn schoondochter is een prachtige jonge vrouw, die straalt van levenslust en haar "vrouwtje" weet te staan in het leven. Ze werkt op de oncologie in een ziekenhuis en dat is een job, die wel het nodige van je eist. Ze kan het aan, want ze staat met haar voeten stevig op de grond en van zweverigheid is bij haar al helemaal geen sprake. Mijn zoon is gek op haar en zij op hem en ze hebben twee prachtige kinderen, mijn kleinkinderen. Enkele weken geleden kreeg ze een prachtige aanbieding om voor een prikje naar Barcelona te vliegen. Woensdag heen en vrijdag terug. Het besluit was snel genomen en samen met 3 vriendinnen trokken de dames op stap om die mooie stad met een bezoek te vereren. Ik had haar reeds verteld hoe mooi de stad van Gaudi was, maar nu zou ze het met eigen ogen kunnen aanschouwen. En daar gingen de dames, of liever gezegd, daar vlogen ze naar de warme spaanse zon. In Barcelona spraken ze af dat het gemakkelijker was op twee aan twee de stad te verkennen, en zo gezegd zo gedaan. Ze doorkruisten Barelona van noord naar zuid en van oost naar west en op een bepaald ogenblik, vonden zij en haar vriendin, dat ze wel een verfrissing konden gebruiken en hun voeten wat rust verdienden. Ze namen plaats op een terrasje van een cafe-restaurant en zaten daar met hun tweetjes te genieten van de spaanse zon en een heerlijk glaasje wijn. Ze taterden en giechelden als twee tieners, en het leven was mooi. G. mijn schoondochter had zich de woorden van het reisbureau goed in de oren geknoopt: Let op je tas en hou ze goed bij je, want er lopen heel veel gauwdieven, en voor je het weet, ben je alles kwijt. Ze hield haar tas dan ook goed op haar schoot, want haar hele hebben en houden zat er in. Ze wilden voor die paar dagen geen kluisje huren in het hotel, dus moest alles, wat belangrijk of waardevol was in de tas en steeds meegenomen worden. Aan een tafeltje langs hen ging een man zitten met een slonzig en armoedig uitzicht. Hij had een kleine papieren shoppingtas bij van een broodjeszaak. Het viel G. op omdat ze het erg raar vond, dat hij met een tas met inhoud (?) van een broodjeszaak op het terras van een restaurant ging zitten. Plots hoorde ze iemand druk praten tegen haar vriendin en zag hoe een man in een vreemde taal druk gebarend tegen haar vriendin aanpraatte. Die antwoordde in het engels, dat ze geen woord verstond van alles, wat hij vertelde, maar hij liet zich niet uit zijn lood slaan en bleef maar gesticuleren en praten. Plost schrok G. op en dacht: mijn tas! Onbewust had ze die toch naast de poot van haar stoel gezet en wilde hem terug op haar schoot zetten. Tas weg!!! Gewoon weg. Wild keek ze om zich heen, en zag dat de stoel aan het tafeltje naast hen, waar de verwaarloosde man gezeten had, verlaten was. De paniek schoot door haar heen. Alles zat in die tas: haar geld, paspoort, betaalkaarten, GSM, enz, enz... En plots zag ze aan de andere kant van de weg de slonzige man lopen met zijn broodtasje en haar tas doodleuk in de handen. Ze vloog recht en rende de kerel achterna. Haar vriendin had niet in de gaten wat gebeurd was en volgde haar. G. is een grote slanke vrouw, van 1m83 die regelmatig tennist en echt wel wat tempo kan geven. Ze haalde de vent in en riep gewoon in het dialect: Hé daar, blijf staan! Hij keek verschrikt achterom en weer riep ze : Ja, jij, blijf staan en geef mijn tas verdomme hier! Hij verstond geen jota van alles wat ze uitkraamde maar door de woede in haar stem leek hij in een zoutzuil veranderd. Ze bleef hem maar toeschreeuwen dat hij haar tas moest teruggeven en hij liet die vallen en draaide zich om en wilde weggaan. Maar dat was buiten de waard gerekend. Hij had nog steeds zijn papieren tas in de hand, en misschien had hij daar wel dingen uit haar tas ingestopt. Ze liep weer achter hem aan en riep : Blijf staan, verdomme! De man wist niet meer hoe hij het had. Zij rukte de tas uit zijn handenen keek erin. De paraplu van haar vriendin! Had ze het niet gedacht! Ze grabbelde hem uit de tas en riep de kerel toe dat hij als de bliksem moets verdwijnen, want ze zou naar de politie gaan!. Dat woord had hij blijkbaar wel begrepen, en hij bedacht zich geen moment en ging er vandoor. Buiten adem en totaal verhit kwamen ze nadien terug op het terrasje aan en vertelde de eigenaar wat er gebeurd was. Die antwoordde laconiek: Maar je hebt je tas toch terug. En daarmee was voor hem de zaak afgehandeld. Ze begrepen ook dat de man , die zo druk tegen haar vriendin gepraat had, hun aandacht had moeten afleiden. Toen ze terug iets zaten te drinken drong de absurditeit van het hele gebeuren to hen door, en kregen ze van de geleden spanning de slappe lach. G. begreep tenvolle dat ze een honderduizendste geluk gehad had, om haar tas met al haar bezittingen terug te krijgen. Ze had nog steeds de paraplu van haar vriendin in haar handen. Gelukkig had ze die kerel dat ding afhandig kunnen maken. Ze nam de plu en wilde hem in haar tas stoppen, en wat ligt daar grandioos in die tas te blinken: de paraplu van haar vriendin! Ze had de man dus zijn eigen kleinnood, of een eerder gestolen plu, gewoon afhandig gemaakt. Toen was het hek helemaal van de dam. Ze lagen in een deuk en kwamen gewoon niet meer bij. De inhoud van haar tas was volledig en nu had ze er nog iets bovenop. De dief bestolen: de man zal niet hebben kunnen geloven wat hem overkwam.
Ik droom voor jou in groen en blauw een eiland in de zon, met hier den daar, zeg jij het maar, een beekje en een bron.
Een eiland uit duizend één nacht, waar iedereen nog weet, waarom de liefde liefde heet, en waar ik jou, in groen en blauw, steeds in mijn armen hou!
(Lied gezongen door Marva, vele jaren geleden!)
Dit komt spontaan in me op als ik het eiland wil beschrijven. Het is een genot voor natuurliefhebbers, een must voor klimmers of mountainbikers, en een droom voor iedereen, die van de zee houdt. Nergens is ze klaarder en zuiverder in onze Europese contreien. De westkust is een veelvoud van inhammen en kreken en het lijkt alsof ze met een onzekere hand getekend is. De oostkust is veel rechter en egaler. Het water van de zee kleurt van lichtblauw over inktkleur naar zwart en van turquois tot kristalhelder groen. Ik raak er gewoon niet op uitgekeken en het schuim van de golven vormt kanten kraagjes op hun aanzwellend geweld. Soms is ze bijna rimpeloos rustig en dan weer rollen en stormen de baren naar het strand en spelen een spel van aantrekken en afstoten, nooit hetzelfde, steeds wisseld en ongewoon fascinerend. Eens ruist ze zacht en murmelt als een onschuldig beekje en dan weer zwelt het geluid aan, en breekt op het strand. Oh ja, ik ben verliefd op de zee, vooral op deze met haar prachtige tinten en betoverend lied. Ik krijg de kleuren niet meer uit mijn hoofd, en kan me er de hele lange winter aan laven. Het eiland heeft iets teder en ruw tegelijk. De bergen en heuvels zijn overdonderend imposant en indrukwekkend. Er leven heel veel everzwijnen in de bossen her en der en daar wordt door de Corsicanen lustig jacht op gemaakt. Men vertelde ons, dat jongens, op hun 18de verjaardag, niet een bromfiets of iets dergelijks cadeau krijgen maar wel een jachtgeweer en een jachtmes. Je komt ze dan ook overal tegen, de uitstalramen met prachtige messen! Wanneer er everzwijnen geschoten worden, worden ze gestroopt en hun huiden worden tegen de omheiningen langs de weg gespannen. Het vlees gaat naar de hoteliers of wordt gebruikt voor eigen bevoorrading. Overal waar we met de bus langsreden, zagen we die huiden en soms ook ganse koppen op de draad gespannen, soms tot 19 stuks . Het was een soort van opscheppen door de plaatselijke bevolking: zie eens wat goede jagers wij hier hebben!! Op een zekere dag reden we met de bus over een van deze steile bergwegen, die een uiterste concentratie en vakkundigehid van onze chauffeur vereisten, en de bus verminderde vaart. Dat gebeurde wel meer, als we voor een bocht kwamen en er tegemoetkomend verkeer was. Plost werd het gemompel vooraan in de bus luider en mensen gingen rechtstaan om de weg voor de bus beter te kunnen zien. Wat bleek: er liep een everzwijn voor de bus, van links naar rechts op de weg en onze chauffeur vertraagde om het dier niet aan te rijden. Voorbijsteken was op dat ogenblik geen optie, omdat het voortdurend van wegkant wisselde. In de hoop dat het in de bossen zou verdwijnen, bleef Pol, onze chauffeur voorzichtig achter het dier rijden. Plots riep iemand: het dier is gekwetst, het bloedt aan zijn snuit!. Dat verklaarde veel natuurlijk. Plots kwamen er enkele auto ons tegemoet en die kregen het dier in de gaten. Onmiddellijk stopte één auto naast de weg en prompt kwam de loop van een geweer uit het raam. Het dier voelde hoe laat het was en maakte rechtsomkeer en liep terug van waar wij gekomen waren en kwam zo voorbij mijn raam. Mijn maag maakte een buiteling in mijn lijf. Niet van schrik maar van deernis met dat arme dier.Ik voelde een wee gevoel opkomen in mijn keel. De helft van zijn zachte snuit flapperde bij elke pas op en af. Blijkbaar hing dat stuk er los aan omdat het al beschoten was geweest, ofwel aangereden door een voertuig. De schutter had zijn wagen reeds in beweging gebracht en reeds achter het dier aan. Hoe het afgelopen is, laat zich wel raden. Dat hebben we gelukkig niet meegkregen, want de bus vervolgde haar weg. Gelukkig voor het dier, dat het werd afgemaakt, want sterven moest het sowieso. Als je niet meer kunt eten, ga je dood, zo eenvoudig is dat. Maar deze scene vormde een verschrikkelijk contrast met de liefelijkheid van mijn eerdere indrukken. Maar dat is Corsica, een eiland van contrasten, lieflijk en ruw, helder en donker, maar zonder meer onvergetelijk.
Waar ben je mijn lief licht van mijn leven ben je een vlinder of ben je een ster Ben je nabij of ver, héél ver?
Mijn wezen strekt zich naar je uit, ik kan je niet meer vinden. Er is alleen dat groot verdriet Zeg dat je het voelt, zeg dat je het ziet...
Ik staar nu in de nacht omhoog en zie daar duizend zielen, die flonkrend naar me wenken en mij hun troost aanbieden.
Jij bent nu één van hen, ik kan je zo herkennen, nu weet ik waar je bent. Ik kan je hier nu vinden om lang met je te praten, te huilen, boos te zijn, want jij hebt me verlaten en toch blijf jij in mij.
Ik las gisteren in de krant dat er op een bepaalde zender een presentatrice moest overgeven, terwijl ze een spelletjesprogramma presenteerde. Ik vroeg me direct af of ze soms zwanger was, want mijn eigen zwangerschap kwam me klaar en duidelijk voor de geest en van "gubbelen" weet ik alles af. Bij vele moedertjes in spé zijn alleen de eerste maanden een probleem maar bij mij ging het gewoon niet over. Of er nu iets in die maag zat of niet, elke dag had ik de nodige keren prijs. In die tijd werkte ik op een bank en moest elke morgen met de bus naar mijn werk. Ik had ook de geweldige eigenschap om, zelfs als ik niet zwanger was, wagenziek (of busziek) te worden en dan laat het vervolg zich al raden zeker! Bij alle miserie had ik toch nog het geluk, dat er erg veel bussen stopten aan mijn halte. Ze waren weliswaar volgeladen met studenten, op weg naar de scholen in het stadje waar ik werkte. Ik stapte dus elke morgen op de éné bus en vooraleer ik halverweg was, moets ik eruit en stond onder de geïnteresseerde, of misschien wel afkerige, blikken van de studentenbevolking de ziel uit mijn lijf te gubbelen langs de weg. De chauffeurs, die mij allemaal kenden, konden natuurlijk niet op me wachten en reden verder. Ze hadden zich ook aan hun tijdschema te houden. Daar bleef ik dan staan tot de volgende bus eraan kwam en dan stapte ik weer in en vervolgde mijn weg naar het werk. Als ik er nu zo over nadenk, vind ik het ongelooflijk, dat ik dat negen maanden heb volgehouden en zelden een dag gemist heb op mijn werk. Alleen wanneer ik voor onderzoek naar de gynecoloog moest, was ik enkele uren later, met doktersbriefje! Direct na het onderzoek vertrok ik sito presto naar mijn werk. De arts , die mijn problemen kende, had mij pillen voorgschreven, en daarvan moest ik er elke morgen een nemen. Ik liet mijn wekker een uur op voorhand aflopen, nam mijn pilletje met wat water in en moest daarna een beschuitje eten met wat jam of smeerkaas. Dan rustig nog een uurtje blijven liggen, zodat mijn maag rustig zijn werk kon doen. Ofschoon ik dat negen maanden lang gedaan heb, heeft het me geen greintje geholpen. Of misschien toch wel, en zou het nog erger geweest zijn, moest ik die medicatie niet geslikt hebben. Dat dit alles een echte uitputtingsslag is voor je lichaam, hoeft wel geen betoog. Op een bepaalde dag reden we met de wagen naar een begrafenis in Doornik. Mijn man heeft de "gubbelstops" geteld en kwam aan 13 keren! Ikzelf kende mijzelf haast niet meer en bij aankomst in Doornik ben ik prompt in bed gedoken en heb de hele namiddag geslapen. Hoe de terugkeer verlopen is, kan ik me niet meer herinneren. Op vrijdag moesten wij extra lang werken op de bank, en wel tot 19u00. Er kwamen dan namelijk veel grensarbeiders hun guldens omzetten in de nationale munt en in die tijd werden de meeste mensen nog wekelijks en cash uitbetaald. Om 19u30 had ik dan een bus. Op een winterse vrijdag eind december nam ik de bus naar huis. De sneeuw viel als een rookgordijn over de wereld. Ik was één van de weinige reizigers en ik voelde me moe en allesbehalve fleurig. En ja hoor, op een bepaald ogenblik was het weer zo ver! En hoe ik ook probeerde om die neiging de kop in te drukken, het hielp geen zier! Ik drukte op de stopbel en de chauffeur, die mij natuurlijk kende, stopte ook prompt en liet me uitstappen. Hij zette zijn traject verder en daar stond ik rond een uur of acht 's avonds, midden tussen de bossen van Opoeteren, moederziel alleen in de sneeuw mijn ziel uit mijn lijf te gubbelen. De tranen liepen over mijn gezicht van ellende en ik huilde ongeremd, want er was toch in geen velden of wegen een mens of huis te zien. Ik zag het echt niet meer zitten en wist absoluut niet, hoe ik thuis moest geraken. Nergens een huis in de buurt, waar ik zou kunnen telefoneren, dus zou er niets anders opzitten dan de ca 8 km verder te voet af te leggen. Ik was zo moe en uitgeput dat ik net zo lief in de sneeuw was gaan zitten om me onder te laten sneeuwen. Het was werkelijk erbarmelijk weer en er was geen levende ziel onderweg. Plots zag ik in de verte het wazige licht van autolampen. Ik was zelfs te versuft om autostop te doen, maar de auto, die mij eerst voorbijreed, stopte plotseling en reed een stukje achteruit. Er zat een ouder echtpaar in, die mij bezorgd vroegen of ik wel ok was. Ze zagen dat ik gehuild had en de vrouw stapte uit en bracht mij naar de auto en vroeg om in te stappen. Ik vertelde hen wat het probleem was en op besliste toon zegde ze, dat zij me wel naar huis zouden brengen. Later bleek dat het de gepensioneerde hoofdonderwijzer van ons buurdorp was en zijn vrouw. Die lieve onbaatzuchtige mensen hebben mij tot aan mijn deur gereden. Ze wilden van bedanken niets weten en van binnenkomen al helemaal niet. Ik moest maar zorgen dat ik het warm kreeg en dan lekker gaan slapen en alles vergeten. Geslapen heb ik, maar vergeten doe ik dit nooit.
Iemand schreef op het forum dat zijn vriendin de electrische kookplaat had laten aan staan en in slaap was gevallen in de zetel. De kookplaat was totaal gesmolten en als hij wat later was thuisgekomen; was de ellende waarschijnlijk niet te overzien geweest. Dergelijke berichten lezen we allemaal wel eens in de krant en dan hebben we de neiging om te zeggen of te denken: hoe kan nu zoiets?Daar let je toch op! Vergeet het maar, want het kan ieder van ons overkomen en daarvoor hoef je geen gatenkaas in je hoofd te hebben! Ikzelf verslind boeken en kan uren aan een stuk zitten lezen en daarbij de wereld an alles wat daartoe behoort, totaal vergeten. Ik vertoef dan in een andere wereld. Enkele jaren geleden zat ik ook weer in mijn tweezit genesteld, de voeten voor me uitgestrekt op de poef, een boek op mijn schoot , lekker drankje naast mij op de bijzettafel en overal in huis brandden kaarsen. Ik heb een onnoemelijk zwak voor kandelaars en kaarsen, en heb ze in alle maten en uitvoeringen. Vanaf het ogenblik dat het vroeger donker wordt, maak ik het gezellig met warmte, kaarsen en een boek. Meer moet dat niet zijn en dan voel ik me perfect gelukkig. Zo ook die avond? M. was weeral naar een of andere vergadering of sportavond en ik had het mezelf héél gezellig gemaakt. Hoeveel uren ik gelezen heb, weet ik niet meer maar ik kreeg wat last van tranende ogen. Dat gebeurde me wel meer, wanneer ik, na een hele dag op het bureel, ook nog de ganse avond met mijn neus in een boek zat. Ik wreef door mijn ogen, maar het hielp niet echt. Ga slapen, dacht ik bij mezelf, want het is weer méér dan laat genoeg. Ik klapte mijn boek dicht en legde het terzijde en stond op uit mijn zetel. Wat ik toen zag deed mijn adem stokken in mijn keel. Aan mijn rechterzijde tegen de muur staat een commode, met glasobjecten en enkele kandelaars. Een kaars, in een stervormige kandelaar van harde kunststof, was volledig tot het einde opgebrand en de houder was gesmolten, ondanks de metalen kaarsenhouder in de ster. . Het kleedje op de commode had vuur gevat en brandde er lustig op los. De rookvorming had mijn ogen doen tranen, en ik had totaal, maar dan ook totaal niets in de gaten gehad! Niets geroken, niets gehoord, niets gevoeld! Er schoot een echte paniekreactie door mijn lijf en enkele seconden wist ik niet wat doen. Alles van de commode de grond opvegen was geen optie, want daar zou de parketvloer niet ongeschonden uit komen. Ik rende naar de keuken, grabbelde een inoxidabele kom uit de kast, liet er water van de kraan inlopen, maakte een handdoek nat en rende terug. Met de natte handdoek veegde ik het hele boeltje de kom in en klopte het vuur van het smeulende tapijtje uit. En toen ben ik terug in de zetel gezakt en heb een deuntje gehuild. Ik besefte namelijk ten volle waaraan ik ontsnapt was. Het tapijtje, geborduurd in Richelieu door mijn schoonmoeder, was onherstelbaar beschadigd, maar ze heeft me een nieuw gemaakt. De commode draagt nog steeds de zwartgeblakerde wonde van de brand. Daar overheen ligt het nieuwe tapijtje, en staan in de winter weer kandelaars met kaarsen.
Ze waren geweldig, onze whippets, maar dat blijkt ook wel uit de voorgaande verhalen. Inderdaad, ze WAREN, want ze zijn al lang dood en verhuisd naar het land achter de regenboog. Boots was de zoon van Valiant en die hiërarchie werd strikt gerespecteerd. Eérst at Valiant en het was prachtig om te zien, hoe Boots dan zat te wachten totdat het zijn beurt was. Op enige afstand zat hij, de kop op de voorpoten en hij liet Valiant geen seconde uit het oog, om direct op te springen als papa gedaan had met eten. Je kon ze zoveel geven als je wilde, ze aten alleen maar dat wat ze nodig hadden, en de rest bleef staan. Je ziet wel eens honden, die meer op worstjes gelijken dan op hondjes, maar ik kan me geen dikke whippet voorstellen en heb er ook nog nooit één gezien, want ze eten maar juist genoeg om hun honger te stillen. Als M. ging wandelen in het vlakbij gelegen bos, nam hij gewoonlijk de twee honden mee, maar af en toe ook maar alleen de oudste en bleef Boots achter. Hij stond dan aan de omheining en week geen millimeter van zijn plaats. Hief zijn kop op en huilde heel verdrietig, waarbij hij zijn snuit in een vierkante grimas trok. Ik vond dit zo ongelooflijk grappig, dat ik daar echt om moest lachen. Ik vroeg dan: Boots gaat het een beetje? Dan keek hij me aan, draaide zijn kop om, hief hem omhoog , trok zijn vierkant snuitje en huilde verder. Hij wilde dus duidelijk mee, en het zinde hem helemaal niet dat hij alleen thuis was. Hij wilde voortdurend gezelschap. Op een koude winterdag was ik aan het schrobben en ging door de gang naar buiten door de achterdeur. Ik had de honden even in het tuinhuis gezet, waar ze ook een warm nestje hadden, zodat ik ongehinderd mijn poetswerk kon afwerken. Dat zinde Boots helemaal niet. Er lag een dikke laag sneeuw en daar stond mijnheertje aan de omheining, met zijn dunne pootjes in de sneeuw. Hij trok voortdurend één van de pootjes omhoog, omdat het blijkbaar toch wel koud was. Ik kon het niet meer aanzien en riep dat hij naar binnen moest gaan. Hij deed net alsof hij mij niet hoorde. Ik kon het niet meer verdragen en ging naar de weide en bracht hem naar binnen in het tuinhuis. Vooraleer ik echter terug aan mijn poetswerk was, stond hij daar weer zielig te wezen in de sneeuw. Ben een paar maal op en af gelopen en vond toen, dat hij dan maar moest voelen, als hij niet wilde horen! Daar wij parketvloeren hebben en een open leefruimte, lieten wij de honden 's nachts in de garage slapen, waar ook weer een warm zacht plaatsje voor hen gemaakt was. Onze slaapkamer is boven de garage en ik ben bij het minste geluid wakker, omdat ik een heel lichte slaper ben. Op een zékere nacht werd ik wakker, en dacht: Wat hoor ik toch maar? M. was naar een vergadering, die blijkbaar aan het uitlopen was, en ik was alleen thuis. Ik luisterde aandachtig en hoorde beneden een geluid, alsof iemand met tussenpozen ergens tegenaan liep. Zonder nadenken vloog ik mijn bed uit en de trappen af naar de garage. Ik trok de deur open en knipte het licht aan en daar stond hij: In zijn bek een hoge werkschoen, die M. in de hof aandeed. Boots was die gaan halen aan de deur van de trap en wilde die meenemen naar zijn nestje. Een kwestie van het baasje dicht bij zich te hebben. Dat beeld vergeet ik nooit. Hoe hij daar heel verschrikt stond te kijken met die grote schoen in zijn bek, hoofd omgedraaid naar mij, beduusd omdat het licht opeens aanging. Hij liep met die schoen tegen de muren aan en dat was het geluid waarvan ik wakker geworden was. Als wij weggingen, lieten we de honden in de gang boven liggen totdat we terugkwamen en dan werden ze naar de garage gebracht. Dat was om te voorkomen dat ze bij het openen van de garagepoort, zouden weglopen. De laatste, die thuiskwam bracht ze dus naar beneden. Dat liep op een bepaalde avond dus grondig fout. M. had ze beneden in de garage gezet en was vertrokken naar een vergadering en ikzelf was naar de tennisclub.Het was middernacht toen ik thuiskwam en ik opende de garagepoort om de auto binnen te rijden. Wij hadden nog geen automatische poort en ik stond met omhoog geheven armen aan de poort toen er twee donkere schaduwen aan me voorbij flitsten en weg waren onze honden!! Ik ben naar binnen gerend, heb daar een zaklamp gehaald en de riemen, sprong in de auto en ben een heel eind het bos ingereden. Daar ben ik uitgestapt, heb de autolichten laten branden en de auto afgesloten. Bij het licht van de zaklamp en de riemen in de andere hand heb ik daar een half uur lopen te zoeken en te roepen maar de twee deugnieten waren in geen velden of wegen meer te verkennen of te horen. Ik zag het nutteloze van mijn onderneming in en ben maar afgedropen naar huis. Als ik daar later over nadacht, was het niet eens zo erg slim om midden in de nacht in het bos te gaan rondlopen op zoek naar een paar honden, die snel waren als de wind. Ze heten niet voor niets "windhonden". Ze waren weg, en wij heel verdrietig. Ik had het verteld bij mijn kapper en op een zekere avond kregen wij een telefoontje van iemand van de dierenbescherming, die enkele dorpen verder woonde.Zijn vrouw had verteld bij de kapper, dat er toch twee zooooooo lieve honden waren aangekomen. Ze waren blijkbaar verloren gelopen en hun zoon wilde ze niet meer kwijt. Mijn kapper reageerde prompt en vroeg welke honden het waren. Toen zij het hem zegde, vertelde hij haar de ware toedracht van de zaak. Toen ze thuis kwam heeft haar echtgenoot ons getelefoneerd. Het nummer hadden ze van mijn kapper gekregen. M. met onze buurman gingen direct op weg op de twee weglopers op te halen. De tijdelijke eigenaar zegde: Als ik niet al drie honden had gehad, hadden jullie die niet teruggekregen! Dat gaat natuurlijk allemaal zomaar niet, maar hij was gewoon verrukt van de beesten en van hun lieve aard. Door het feit dat ze met z'n tweeën waren, waren ze al spelend en buitelend kilometers ver weggeraakt en toen ze dan terecht kwamen bij mensen, die hen ook nog vertroetelden, waren hun zorgen al lang van de baan. Toch waren ze uitgelaten blij, toen ze door hun echte baasje weer werden opgepikt en veilig naar huis gebracht. Nu ja, zo beleef je ook nog eens wat!