Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
19-11-2008
Detox voor dieren
Detox voor dieren
Infoteur: Avalon (http://avalon.infoteur.nl) Categorie: Dier en natuur / Huisdieren Bron: http://www.infonu.nlEen detoxkuur of ontgifting is niet alleen voor mensen gezond, maar ook voor dieren. De meeste ziekten en ongemakken kunnen worden voorkomen door het lichaam van onze huisdieren geregeld te ontgiften. Alle soorten dieren hebben er baat bij: honden, katten, knaagdieren, paarden en vogels. Waarom en hoe u een detoxkuur moet doen, leggen we u hier uit.
Effecten van toxines, zware metalen en afvalstoffen
Normaal is het lichaam van elk levend wezen zo uitgerust dat het zichzelf reinigt en herstelt; toxines en afvalstoffen worden dus op natuurlijke wijze afgevoerd. Krijgt het lichaam hier echter te veel van binnen, dan slaan de spijsverteringsorganen tilt en raakt het lymfestelsel verstopt. Hoe meer toxines en afvalstoffen erbij komen, hoe moeilijker het lichaam deze kan verwijderen.
Hieronder volgen slechts enkele van de nadelige effecten van een verontreinigd lichaam:
Slechte werking van het immuunsysteem
Nierinsufficiëntie (dit is de meest voorkomende doodsoorzaak bij katten)
Ontregeling van het hormonenstelsel
Problemen aan de bijnierschors (de ziekte van Addison en de ziekte van Cushing)
Verstoorde werking van de schildklier
Kanker
Suikerziekte
Zwaarlijvigheid
Slechte opname van belangrijke voedingsstoffen
Vachtproblemen (ruwe en doffe vacht, kale plekken)
Misvorming van het DNA (als het DNA grote schade heeft opgelopen kan dit worden doorgegeven aan de jongen van het dier)
Test: Heeft uw huisdier een detoxkuur nodig?
Elk dier zou minimum 1 keer in zijn leven een detoxkuur moeten ondergaan. We leven namelijk in een sterk geïndustrialiseerde maatschappij waarin zelfs dieren met de beste verzorging vergiftigd raken. Alleen als uw huisdier heel oud of zwak is, kunt u beter niet met een ontgifting beginnen. Een inwendige reiniging vraagt immers veel energie en niet alle dieren zijn hiertegen opgewassen.
Doe de volgende test om te weten in welke mate uw huisdier vergiftigd is. Geef voor elke keer dat u ja antwoordt uzelf 1 punt.
Is uw huisdier te dik?
Heeft uw huisdier een doffe en/of ruwe vacht?
Heeft uw huisdier kale plekken?
Heeft uw huisdier vaak diarree of is hij geregeld geconstipeerd?
Moet uw huisdier vaak overgeven (ook haarballen)?
Heeft uw huisdier een nare bek- en/of lichaamsgeur?
Is uw huisdier lusteloos?
Geeft u verschillende keren per week commerciële dierenvoeding uit de supermarkt?
Geeft u uw huisdier minimum 3 keer per week snacks al of niet bestemd voor dieren (hieronder vallen ook koekjes en kräckers voor knaagdieren en vogels)?
0 tot 2 punten: Ofwel is uw huisdier nog zeer jong, ofwel bent u een voorbeeldig baasje. Eén keer per jaar een detox-kuur van een week is voldoende om uw lieveling gezond te houden.
3 tot 9 punten: U doet het waarschijnlijk uit ontwetendheid, maar de slechte gewoontes die u hebt aangekweekt brengen het leven van uw huisdier in gevaar. Probeer vanaf nu zoveel mogelijk toxines te vermijden en doe een ontgiftingskuur van 1 maand van zodra uw hond of kat nieuwe eetgewoontes heeft aangekweekt.
Toxines en afvalstoffen vermijden
Commerciële dierenvoeding Vele mensen laten zich nog altijd verleiden door de schattige reclame voor dierenvoeding waarin dierenartsen een bepaald merk aanprijzen. De meeste commerciële dierenvoeding is echter van beduidend slechte kwaliteit en vaak héél ongezond.
Vele merken bevatten amper vlees (tussen 2 en 30%). De rest bestaat uit goedkope fillers en chemische bewaarmiddelen. BHA, BHT en Ethoxyquin behoren tot de gevaarlijkste stoffen die in diervoeding te vinden zijn.
Nu moet u ook weten dat een groot deel van dit vlees in die 2 tot 30% uit dierlijke bijproducten bestaat. Deze bevatten zeer weinig voedingsstoffen in vergelijking met kwalitatief vlees (zoals spieren) en kunnen zelfs bepaalde overdraagbare ziekten verspreiden.
Wat zijn dierlijke bijproducten? Dierlijke bijproducten zijn die delen van een dier die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn. Vaak gebruikt men hele kadavers van dieren, inclusief embryos, vacht en sperma. Vaak gaat het hier ook over - houd uw hart vast - honden en katten waarvan zelfs de halsbandjes en medailles niet werden verwijderd! Naargelang de kwaliteit van de voeding die u geeft, is het mogelijk dat uw hond elke dag vlooienbandjes en dode honden eet.
Als u met een beetje gezond verstand naar de ingrediënten op de verpakking kijkt, komt u al een heel eind. Ook is het goed om weten dat u honden- en kattenvoeding uit de supermarkt beter vermijdt. Onderzoek heeft aangetoond dat deze het leven van uw huisdier met enkele jaren verkort.
Zelf koken voor uw hond of kat is een goed alternatief, maar het is minder gemakkelijk dan het lijkt. U moet er immers voor zorgen dat uw huisdier geen tekorten oploopt.
Wilt u toch kant-en-klare voeding voor uw hond of kat, dan is Almo Nature een goede keuze. De meeste ingrediënten worden biologisch geteeld en u ziet gewoon aan de voeding dat het natuurlijk en van goede kwaliteit is.
Toxines in kwalitatieve dierenvoeding Zelfs biologisch geteelde voeding komt in aanraking met verontreinigde lucht en regen. Bovendien wordt voedsel aan de basis vaak vele malen behandeld tegen insecten, schimmels, bacteriën, knaagdieren en onkruid (allemaal stoffen die bedoeld zijn om te doden) en worden er chemicaliën gebruikt om de houdbaarheid te vergroten. Als er op de verpakking staat aangegeven dat er geen bewaarmiddelen in de voeding zitten, betekent dit dat de producent geen bewaarmiddelen heeft toegevoegd. Het wil echter niet zeggen dat er in de boerderij of in het slachthuis geen bewaarmiddelen of chemicaliën werden gebruikt.
En dan zijn er nog de zware metalen van verpakkingen die zich letterlijk op het voedsel vastzetten. Een studie die werd uitgevoerd door Gloria Dodd, DVM heeft aangetoond dat er zelfs zware metalen zitten in de allerbeste merken van dierenvoeding in blik, evenals onaanvaardbaar hoge hoeveelheden aluminium.
Toch bevatten kwalitatieve producten een pak minder toxines dan de meeste commerciële equivalenten. Ook wat knaagdieren, vogels en paarden betreft, koopt u beter een biologische variant. Vermijd grootverpakkingen die vaak vol beestjes, schimmels en bacteriën zitten.
Toxines in water In kraantjeswater zitten ongeveer 260 soorten toxines. Het heeft ook geen zin om water uit plastic flessen te drinken. Water neemt immers de negatieve informatie van het plastiek op, zodat er plastiekdeeltjes in het lichaam van uw huisdier terecht komen (vandaar dat u ook beter geen plastic drinkbakjes gebruikt). Glas daarentegen beschermt en bewaart de informatie van water.
Luchtverontreiniging Katten die in de buitenlucht leven komen dagelijks in contact met pesticiden, dioxine, uitlaatgassen, etc. Naar schatting komt elke huisdier dagelijks met ongeveer 500 gifstoffen in contact.
Binnenhuislevende katten worden niet door luchtverontreiniging bespaard. Zij krijgen te maken met restanten van schoonmaakproducten en verf, evenals de negatieve ionen van computers en televisie. Zelfs gewoon stof, dat onze dieren oplikken en inademen, bevat vele schadelijke stoffen.
Producten tegen vlooien en teken Vlooienmiddelen (vooral deze in sprays) zijn bijzonder toxisch. Het wordt door de huid opgenomen waardoor het direct naar de interne organen gaat, ook al wordt het product niet op het dier zelf aangebracht.
Vaccins Vaccins zijn vaak ook een bron van zware metalen en andere kankerverwekkende stoffen zoals formol en aluminium.
Te veel en te rijke voeding Als uw dier te veel of te rijk eet zullen zijn spijsverteringsorganen het te veel aan voedsel als afvalstoffen opslaan. Eet hij de volgende dag opnieuw te veel, dan wordt de berg afvalstoffen alleen maar hoger.
Detox programma voor dieren
Als u de voeding van uw huisdier aanpast en de toxines zoveel mogelijk vermindert, zal het lichaam van uw huisdier na een tijd zichzelf beginnen te herstellen. Af en toe, en vooral in het begin, is het echter nuttig om uw dier een tijdje op diëet te zetten en de reinigende werking van de organen met de juiste producten te ondersteunen.
Is het lichaam van uw huisdier sterk vervuild, dan is het mogelijk dat hij tijdens de eerste dagen van de detox koorts heeft en zich ziek voelt. Dit is volkomen normaal en wil zeggen dat het ontgiften zijn werk doet.
Natuurlijke voeding geven Voed uw hond of kat tijdens het ontgiften met zo natuurlijk mogelijke producten. Is uw huisdier dit niet gewoon, dan moet hier een korte aanpassingsperiode aan voorafgaan. Abrupte veranderingen in het voedingspatroon zorgen bij huisdieren voor spijsverteringsproblemen. Verminder de hoeveelheid van het oude voer geleidelijk door er elke dag een grotere hoeveelheid vers eten mee te mengen.
Tijdens de detoxkuur kunt u vlees en vis geven in combinatie met gestoomde groenten en bruine rijst. Tonijn en sardines uit blik zijn niet goed omdat hier zout aan werd toegevoegd. Het vlees kan ook het best rauw worden gegeven omdat dit is afgestemd op hun natuurlijke vertering.
Geef niet teveel granen (normaal rijkelijk aanwezig in dierenvoeding) omdat deze het maagzuur te basisch maken zodat wormen, bacteriën en virussen niet meer op natuurlijk manier kunnen worden afgebroken.
Probeer het menu ook zoveel mogelijk te variëren om tekorten te voorkomen.
Porties verminderen Bij een ontgiftingskuur is het noodzakelijk dat u de hoeveelheid eten drastisch vermindert. In natuurlijke voeding zitten trouwens veel meer voedingsstoffen dan in vele commerciële merken en dus zal uw hond of kat er ook veel minder van nodig hebben.
Geen snoep of tafelrestjes Elk zichzelf respecterend baasje is ervan overtuigd dat hij zon kleine hoeveelheden snoep en tafelrestjes geeft dat die geen negatieve invloed op de hond of kat kunnen hebben (uiteraard bent u een uitzondering).
Enkele stukjes charcuterie per week of een lepeltje pudding lijken voor ons inderdaad weinig. Vergeet echter niet dat het lichaam van veel dieren kleiner is dan het onze. Uw kat één keer per week enkele kleine stukjes pitavlees geven, is dus hetzelfde als zelf elke week een pita verorberen.
Ook snoep kunt u het beste vermijden. De meeste hondensnoep is rijk aan suiker, vet en koolhydraten en zijn dus niet goed voor uw huisdier. Uw hond of kat zal er waarschijnlijk niets op tegen hebben indien u hem een stukje rauw vlees geeft in plaats van een koekje.
Hetzelfde geldt ook voor knaagdieren en vogels. Koekjes en kräckers zitten boordevol suiker en koolhydraten en mogen alleen sporadisch gegeven worden. Geef hen eerder een stukje vers fruit in de plaats.
Tijdens een detoxkuur zijn alle deze lekkernijen verboden.
Vasten Vele baasjes zullen hier waarschijnlijk geschokt reageren omdat het geven van eten voor veel mensen gelijkstaat aan het geven van liefde. Uw huisdier geregeld een dagje laten vasten is echter heel efficiënt om het lichaam van uw hond of kat van afvalstoffen te ontdoen. Door te vasten worden de spijsverteringsorganen op rust gezet en kan het lichaam zich concentreren op het ontgiften en herstellen van opgelopen schade.
Doe dit echter niet bij knaagdieren, want bij hen kan vasten levensbedreigend zijn! De spijsvertering van een cavia verschilt met dat van andere dieren. Als het een dag lang niets te eten heeft gekregen, herinnert hun lichaam niet meer hoe het moet verteren en valt hun spijsvertering voor altijd stil met de dood als gevolg.
Aloë Vera Door tijdens de detox-kuur Aloë Vera te geven, wordt het lichaam extra gereinigd en hersteld. Aloë Vera wordt al duizenden jaren als medicinale plant gebruikt, zowel bij mensen als dieren. Het heeft de volgende voordelen:
Ontgift het lichaam
Verbetert de spijsvertering
Regelt de galafscheiding
Vermindert de opstapeling van lichaamsvet
Verbetert de darmwerking
Verbetert de bloeddruk
Voorkomt en geneest maagzweren
Voorkomt en geneest artritis
Voorkomt en geneest gewrichtsontstekingen
Meng enkele theelepels Aloë Vera-sap onder de maaltijd of in het drinkwater van uw huisdier. De meeste dieren zijn gek op de smaak van deze plant en zullen het met plezier opdrinken.
U vindt Aloë Vera-sap in diëetwinkels of op het Internet.
U kunt Aloë Vera ook thuis kweken. U kunt deze plant aan cavias, konijnen en hamsters geven. Ze vinden het heerlijk om op te knabbelen en bovendien helpt het om hun lichaam en bloed te reinigen. Hebt u geen Aloë Vera plant voorhanden, dan kunt u ook enkele theelepels van het sap met het drinkwater mengen.
Kelp Zeewier (vooral kelp en fucus) helpt bij de afvoer van gifstoffen en het bevordert de activiteit van de darmflora. Zeewier is rijk aan jodium. Het bevat ook veel sporenelementen die noodzakelijk zijn voor een goede stofwisseling (koper, chroom, zink, mangaan, selenium).
Zeewier kunt u in gedroogde en gemalen vorm toevoegen aan het eten van uw huisdier. Het merk Zowiera heeft gedroogd en vloeibaar zeewier in zijn assortiment voor zowel honden, katten, paarden, duiven, papegaaien en siervogels.
Echinacea Enkele druppels Echinacea in het drinkwater of het voedsel helpt om het bloed te reinigen. Bovendien versterkt Echinacea het immuunstysteem van uw huisdier. U kunt het gewoon bij de apotheker kopen. De Echinacea die wordt gebruikt voor mensen is ook goed voor dieren. Let alleen wel op dat u niet dezelfde hoeveelheid geeft.
Antioxidanten Antioxidanten zijn belangrijk om vrije radicalen te bestrijden en om de weefsels te herstellen. Er zijn vele soorten antioxidanten. Enkele van de bekendste zijn CoEnzyme Q10, lycopeen, Vitamine E en Vitamine C.
Kwalitatieve merken van dierenvoeding (zoals Almo Nature ) bevatten een grote hoeveelheid antioxidanten en zijn bovendien van hoogwaardige en biologisch geteelde voedingsmiddelen gemaakt. U kunt eventueel ook een extra portie antioxidanten voor dieren toevoegen (bv. VivoZeolite ).
Andere De bovenstaande voedingssupplementen kunnen eventueel worden gecombineerd met propolis, grapefruitzaden, bijenpollen, hypericum, calendula, zoethout, paardebloem, colloidaal zilver, druivenpitolie en brandnetelthee.
Detox-producten voor dieren Detoxproducten voor dieren zijn nog niet zo bekend en zijn dus ook niet gemakkelijk te verkrijgen. Volgende formules werden speciaal voor huisdieren ontwikkeld en kunt u het beste via het Internet bestellen:
Cell-Pet en Cell-Vet
PetAlive Detox Plus
Animals Apawthecary Detox Blend
Natural Canine World Herbs Pet Detox
Urban Wolf (voor honden) en Urban King (voor kitten)
Only Natural Pet Blood & System Herbal Formula
Indien u één van deze speciale formules voor detox gebruikt, hoeft u geen andere voedingssupplementen bij te geven.
Als u zich aan de regels in dit artikel houdt, zal uw huisdier binnenkort zijn tweede jeugd beleven. Bestaande ongemakken, zoals huid- en verteringsproblemen, zullen na 1 à 2 maanden verdwenen zijn.
Infoteur: Senna0 (http://senna0.infoteur.nl) Categorie: Dier en natuur / Vissen Bron: http://www.infonu.nlHet houden van een aqurium is niet altijd even gemakkelijk. Vaak kunnen er door kleine afwijkingen in de waterkwaliteit al flinke problemen in je aquarium optreden, hierdoor kunnen je vissen in conditie achteruit gaan. Hieronder geef ik enkele situaties aan die kunnen ontstaan in je aquarium en wat hiervan de oorzaak is, maar nog belangrijker hoe dat je dit probleem in je aquarium kan oplossen.
Het water is troebel
Oorzaak: Massale ontwikkeling van zweefalgen, dode vissen of slakken, opgewoelde of gistende bodem,overmatige voedering of een overbelast filter.
Oplossing: Zweefalgen kun je bestrijden met een UV-apparaat. Filtermateriaal vaker verversen en eventueel filterkool toevoegen. Of met preparaten uit de aquariumhandel.
Grijs, vettig vlies op het water
Oorzaak: Bacteriegroei door te weinig waterbeweging.
Oplossing: Gedeeltelijke waterverversing, gebruik waterbehandelingsmiddel; speciale oppervlak-afzuiger voor het filter monteren; filteruitstroom zo instellen dat het oppervlak wordt opengebroken.
Water ruikt muf, naar rotting
Oorzaak: Rottende bodem; te weinig waterverversing; oud filtermateriaal.
Oplossing: Bodem zo nodig vervangen; vaker het water verversen; filtermateriaal vervangen of eventueel een filterkool toevoegen.
Geelbruin water
Oorzaak: Te veel uitscheidingsproducten en/of humuszuren en looistoffen.
Oplossing: Gedeeltelijke waterverversing; regelmatige controle van de PH, nitriet en nitraatwaarden. Een koolfilter neemt de verkleuring wel weg, maar niet alle schadelijke stoffen.
Bruinzwarte bodem, waaruit stinkende bellen opstijgen; planten rotten van onderen af en wortels worden zwart
Oorzaak: Verkeerde bodemsamenstelling; rottende stoffen (turf, potaarde); te fijn grind; of te dikke laag daarvan, zodat de bodem dichtslaat.
Oplossing: Bodem vervangen; gebruik dan grind van 3-5 mm korrelgrootte, in een 7 cm dikke laag. Voeg aquariumplantenmest toe.
Slakken gaan dood
Oorzaak: Medicijnen of schadelijke toevoegingen aan het water; slakkenetende vissen.
Oplossing: Watereigenschappen controleren en zo nodig verbeteren. Slakken uit de bak halen voordat je eventuele medicijnen aan je bak toevoegd.
Te zuur water
Oorzaak: Te lage KH waarde, te veel zuurvormers, te veel CO2.
Oplossing: Gedeeltelijke waterverversing, sterke beluchting. CO2 continumeter aanschaffen.
Te basisch water
Oorzaak: Te veel hardheidsvormers, kalkhoudend decoratiemateriaal, te hard leidingwater.
Oplossing: Gedeeltelijke waterverversing met volledig ontzout water, tot de KH waarde 3 bedraagt. Over turf filteren en eventueel turfextract toevoegen.
Infoteur: Claire (http://claire.infoteur.nl) Categorie: Dier en natuur / Vogels Bron: http://www.infonu.nlDe lachduif heeft vele liefhebbers en fokkers. Het zijn leuke vogels om te zien en makkelijk in de omgang. Ze broeden zelfs eitjes uit van andere duiven. Een must voor vogelliefhebbers die nog plaats hebben in een voilère en op zoek zijn naar gezellige gezelschapsdieren.
Naam
Latijn: Streptopelia risoria
Engels: Barbary Dove
Frans: Tourterelle domestique
Duits: Nordafrikanische Lachtaube
Spaans: tórtola doméstica
Taxonomische indeling
Rijk: Animalia (dieren)
Stam: Chordate (chordadieren)
Klasse: Aves (vogels)
Orde: Columbiformes (duifachtigen)
Familie: Columbidae (duiven en tortels)
Geslacht: streptopelia
Uiterlijke kenmerken
De lachduif is gekweekt in verschillende kleuren, waaronder roodbruin, effen wit, bont en isabel, grijs, ivoor. De kleuren pastel en crème-ino en pastel waren al bekend in de 16e eeuw, ondertussen zijn er meer dan 15 kleurschakeringen. Daarnaast kan een lachduif ook zijdevederig, gefriseerd of gekuifd zijn. De lachduif is een vrij slanke vogel met een lange staart. In zijn nek heeft hij een zwart bandje lopen, die omgeven is door een witte zoom. De snavel is zwartgrijs, de poten purperrood en de nagels zijn donker hoornkleurig tot zwart. De grootte van de lachduif is ongeveer 23 centimeter, met de staart erbij 30 centimeter. Het verschil tussen doffer (mannetje) en duivin (vrouwtje) is niet eenvoudig te zien.
Keuringseisen
Lachduiven worden vaak tentoongesteld en gekeurd. Er zijn vele eisen die aan het uiterlijk van de duif gesteld worden. Hier de meeste op een rij:
De kop moet regelmatige rond zijn, er mogen geen scherpe hoeken te zien zijn op het voor- en achterhoofd.
De neklijn en halslijn moeten vloeiend overlopen in de ruglijn en borstlijn
De borst moet rond en breed zijn.
De vleugels moeten strak tegen het lichaam gedragen worden.
De tenen mogen geen verkrommingen vertonen, op een stok moeten alle tenen de stok omklemmen.
De snavel moet eerder langer zijn dan kort, en de snavellijn moet door het oog lopen.
De bovensnavel hoort gekromd en puntig te zijn.
De onder- en bovensnavel horen goed op elkaar aan te sluiten.
De keeluitsnijding moet een gladde gebogen lijn vormen.
De slagpennen horen gedekt te zijn door de dekveren en mogen niet boven de rug uitsteken.
De veren horen in goede conditie te zijn en mogen geen slijtage vertonen. De verendeken moet goed aangesloten en strak gedragen worden.
De witte omzoming om de zwarte nekband hoort aan de bovenkant breder te zijn dan aan de onderkant.
De ogen moeten helder zijn en de veren horen schoon te zijn.
De vogel mag geen lichamelijke gebreken en tekortkomingen hebben, evenals vergroeiingen van de snavel en snijranden en schubvorming op de poten.
Geschiedenis
De lachduif is niet zoals veel mensen denken dat de lachduif de gedomesticeerde vorm is van de Turkse tortelduif, maar dit is niet waar. De lachduif komt oorspronkelijk uit Afrika en is verwant aan de Noord-Afrikaanse tortelduif. Ondertussen houdt men de lachduif al 2000 tot 3000 jaar en zijn er veel liefhebbers die deze vogel fokken. De laatste 50 jaar is er biologisch onderzoek gedaan naar het voortplantingsgedrag van deze vogelsoort. Ook zijn er door de jaren heen steeds meer kleurschakeringen bijgekomen. De lachduif dankt zijn naam aan het lachende geluid dat hij maakt wanneer hij opgewonden is.
Voedsel
Goed voedsel voor de lachduif bestaat uit een zaadmengsel, zoals tortelduivenvoer aangevuld met een mengsel voor kleine tropische vogels. Belangrijk is dat de lachduif beschikking heeft over grit, dit is namelijk goed voor zijn spijsvertering. Grit bestaat onder andere uit gemalen schelpjes en voorziet de vogel van kalk. Voor lachduiven is het aan te raden om volièregrit of vogelgrit te nemen, want duivengrit is bedoeld voor postduiven en om die reden te grof. Als de lachduiven gaan broeden, moet de voeding worden aangepast. Het gewone tortelduivenvoer volstaat dan niet meer. Om tegemoet te komen aan de grotere eiwitbehoefte van de duivinnen is het verstandig om parkietenkrachtvoer of duivenkorrels te geven. Een lachduif mag af en toe ook wat groenvoer, zoals muur. Uiteraard is de beschikking over vers drinkwater belangrijk voor de duif. Vooral een drinkflesje is dan handig, omdat het water dan niet snel vuil wordt.
Voortplanting
Lachduiven zijn erg gemakkelijk te kweken, vereist is natuurlijk wel dat er een mannetje en een vrouwtje bij elkaar worden gezet. Er moeten ook geschikte nestmogelijkheden zijn. Zijn deze er niet, dan worden de eieren op de grond of in de voerbak gelegd en uitgebroed. Een bakje van 20 bij 20 centimeter met een opstaande rand is voor de duivin en goede plek om haar eitjes te leggen. Ze legt per keer twee eitjes. Deze breken na 14 dagen open, de jongen worden door beide ouders gevoerd met melk dat geproduceerd wordt in de krop. De jongen groeien snel op: na 15 dagen hebben ze al hun veren en een paar dagen later kunnen zij het nest al verlaten. Een week daarna zijn ze zelfstandig. Verstandig is om de jongen dan bij de ouders weg te halen. Hoewel de lachduif bekend staat om zijn vriendelijke karakter, kan de doffer agressief reageren naar zijn kroost. Een lachduif kan ook eitjes van andere duiven uitbroeden.
In het wild
Lachduiven horen niet in het wild voor te komen. Witte lachduiven worden echter vaak gebruikt bij feestelijke gebeurtenissen, waarbij zij los worden gelaten. De lachduif kan niet overleven in het wild, omdat ze over het algemeen niet gewend zijn aan het klimaat, ze geen angst kennen voor roofdieren en geen voedsel kunnen vinden.
Bossen en vochtige savanne van Zuid-Amerika (Panama, Colombië, Paraguay, Guyanas, Brazilië, Bolivië, Oost-Peru en Noord-Argentinië)
Verspreidingsgebied:
Ze leven in de wouden en beboste steppen van noordelijk Zuid-Amerika.
Gem. grootte:
Hoogte: 30 50 cm en lengte: 60 70 cm
Gem. gewicht:
6 kg
Gem. levensduur:
Max 10 jaar
Geslachtsrijp:
10 - 12 maanden
Paartijd:
In de natuur: regenseizoen ; in de zoo : niet seizoensgebonden, gans het jaar
Draagtijd:
67 dagen
Jongen / worp:
Van 1 tot 6 jongen, gemiddeld 3-4
Leefgewoontes:
Ze jagen meestal overdag in groepen van maximaal tien dieren. Door deze samenwerking kunnen ze ook een grotere prooi pakken.
Speciale eigenschap:
Boshonden zijn goede gravers. Hij leeft o.a. graag in holen, die door gordeldieren zijn verlaten. Het zijn ook de beste zwemmers en duikers van alle wilde honden: ze hebben zwemvliezen tussen de tenen. Ze markeren hun territorium: mannetjes doen dat door hun pootjes op te heffen, vrouwtjes door een handstand te doen tegen de boom
Voedsel in de natuur:
Zoogdieren: capybaras, agoutis, pacas en vissen
7 tot 10 dagen voordat de eieren uitkomen. Dit is afhankelijk van de watertemperatuur.
Jongen / worp:
Gewoonlijk enkele honderden per nest.
Leefgewoontes:
De clownvis leeft samen met sommige zeeanemonen in ondiepe lagunes. Zonder deze anemonen sterven ze of worden ze opgegeten. Daarom zoeken ze bescherming in de anemonen wanneer ze zich bedreigd voelen. Een gewone familiegroep bestaat uit 1 vrouwtje, 1 dominant mannetje en enkele jongen. Ze zijn erg territoriaal.
Speciale eigenschap:
De anemoonvis kan van geslacht veranderen. Alle anemoonvisjes ontwikkelen zich eerst tot mannetjes. Indien nodig, wanneer het vrouwtje sterft, kan het dominante mannetje zich omvormen tot vrouwtje. Een ander mannetje wordt dan het dominante mannetje.
Voedsel in de natuur:
Allerlei kleine plantjes en diertjes die op de bodem leven en plankton.
Bossen met droge zones die rijk zijn aan acacias en sparren.
Verspreidingsgebied:
Zuidwest Madagascar
Gem. grootte:
38 cm
Gem. gewicht:
13 kg
Gem. levensduur:
70 - 90 jaar
Geslachtsrijp:
15 jaar
Paartijd:
september tot maart
Draagtijd:
10 tot 12 maanden broeden
Jongen / worp:
8 tot 15 eieren
Leefgewoontes:
De stralenschildpad is actief op regenachtige dagen en s ochtends, voor de hitte. De rest van de tijd is hij zeer rustig.
Speciale eigenschap:
Deze soort wordt bedreigd door zijn populariteit als huisdier. Er is een bloeiende handel in deze dieren. Ook is de soort een culinaire lekkernij in Madagascar, al is er gelukkig een deel van de bevolking die het dier als heilig aanziet.
Voedsel in de natuur:
planteneter, af en toe ook kleine insecten
Voedselin de zoo:
Een mengeling van groenten zoals andijvie, witloof en andere seizoensgroenten.
Status:
Bedreigd door de handel (de overeenkomst van Washington)
Het uiterlijk is heel mooi, de naam iets minder... Oordeel zelf maar :
Maranon pijlgifkikker
Te bezichtingen in:
Dier in beeld
Uitleg dier
Diersoort:
Maranon pijlgifkikker ( Dendrobates mysteriosus )
Familie:
Pijlgifkikkers ( Dendrobatidae )
Orde:
Kikkers en padden ( Anura )
Klasse:
Amfibieën ( Amphibia )
Biotoop:
Steile hellingen, drogere gedeelte van het regenwoud op circa 900 m.
Verspreidingsgebied:
Noord- Peru, op 6001200 m hoogte. Er zijn nog maar twee vindplaatsen van de Maranon pijlgifkikker bekend.
Gem. grootte:
25-27 mm
Leefgewoontes:
Zoals de meeste pijlgifkikkers, is ook deze soort door de dag actief.
Speciale eigenschap:
De Maranon pijlgifkikker leeft in bromelia's op bomen op circa 10 meter hoogte. Mannetjes en vrouwtjes zijn even groot en de mannetjes zijn goed te herkennen aan de grote keelzak nadat zij geroepen hebben. Het is een chocoladebruine kikker met ronde witte vlekken, die hier en daar in elkaar kunnen overvloeien.
Voedsel in de natuur:
Fruitvliegen, sprinkhanen, krekels en pissebedden.
gezellig huisje voor 't Lieveheersbeestje (Yradja)
Lieveheersbeestjeshuis keramiek
Lieveheersbeestjes zijn echte bladluizeneters. Zij kunnen wel 100 bladluizen per dag opeten. Een goede reden om het de lieveheersbeestjes in de tuin naar hun zin te maken. Om deze mooie, nuttige insecten naar onze tuin te lokken kun je gebruik maken van deze zeer decoratieve, veilige en droge nestkast. De lieveheersbeestjes zullen dit huis gebruiken voor overwintering en schuilplaats. Het huisje is zo ontworpen dat lieveheersbeestjes hier gemakkelijk toegang tot hebben. Tevens worden veel concurrenten en roofdiertjes buiten gehouden.
Snij een punt aan een stok van bv snoeihout, zet het huisje erop. Plaats het naast planten (rozen) waarop bladluizen werden gezien. Om het de lieveheersbeestjes helemaal naar hun zin te maken, is het raadzaam enkele losse bladeren, wat stro of rolletjes golfkarton in het huisje te stoppen.
Kleur: pot is licht grijs, het afneembare deksel rood/bruin of blauw geglazuurd. Hoogte: 18 cm. Diameter van het huisje 9 cm. Diameter van het deksel: 14cm
De in een Nederlandse pottenbakkerij met de hand gedraaide lieveheersbeestjeshuisjes worden na afwerking en droging op 1200 °C gebakken. Daardoor is het huisje keihard, waterdicht en vorstbestendig en kunnen deze nuttige kunstwerkjes het jaar door buiten de tuin sieren. De geglazuurde lieveheersbeesthuisjes worden in de gasoven op 1265 °C reducerend gestookt waardoor er vaak prachtige kleuren ontstaan. Zo is elke met de hand gemaakte lieveheersbeestjespot uniek. Het is een veilige schuilplaats voor dieren maar ook zeer decoratief in de tuin. Elk huisje is een stukje nuttige en zeer mooie tuinkunst op zich waar de tuinbezoekers zeker even bij stil zullen staan.
SAMENVATTING Met de Amerikaanse verkiezingen nog vers in het geheugen, richtte de Zweedse bioloog David Sumpter zich alweer op een ander democratisch besluit. Stekelbaarsjes die een nieuwe leider kiezen, gaan namelijk unaniem voor de meest aantrekkelijke kandidaat. En hoe groter de groep vissen, hoe sterker hun voorkeur wordt.
Stekelbaarsjes leven in scholen. Binnen zon groep visjes komt het regelmatig voor dat er beslissingen moeten worden genomen. Welke kant gaan we bijvoorbeeld op bij een kruising? In dit soort situaties kiest een schooltje stekelbaarsjes zelf zijn leider. De vissen maken deze keuze op basis van uiterlijke kenmerken, deze zeggen namelijk iets over de gezondheid en fitness van een kandidaat. Zo is een dikke buik een indicatie dat het stekelbaarsje goed is in het verzamelen van voedsel. Stippen op de huid kunnen duiden op een infectie, waardoor de vis minder kans maakt om verkozen te worden. Bij het kiezen van een leider gaan stekelbaarsjes unaniem voor de meest aantrekkelijke kandidaat. Een democratisch besluit.
Stekelbaarsjes kiezen hun leider op basis van uiterlijke kenmerken. Welk van deze visjes is de beste kandidaat? Foto: Jolyon Faria en Alex Poll
Subtiele verschillen De Zweedse bioloog David Sumpter praat liever over consensus. Dit is een algemene beslissing waarbij alle beschikbare informatie door elk individu zo efficiënt mogelijk gebruikt wordt. Het idee van het begrip consensus komt uit de achttiende eeuw van de Franse filosoof Condorcet. Hij was ook de man die liet zien dat een jury bij rechtszaken een betere beslissing tussen schuldig en onschuldig kan maken, wanneer zij met meerdere personen zijn. De kans dat de meerderheid van een groep de juiste beslissing neemt, is groter dan de kans dat één persoon de juiste beslissing neemt. Speelt dit kanseffect ook mee wanneer stekelbaarsjes een leider kiezen?
Om dat te testen, zette Sumpter verschillende trials op, waarin 1, 2, 4 of 8 stekelbaarsjes moesten kiezen tussen twee replicas, een aantrekkelijke en een minder aantrekkelijke leider. In een grotere groep hebben de vissen een sterkere voorkeur voor de meest aantrekkelijke kandidaat. Volgens Sumpter kunnen de stekelbaarsjes, als zij met meer zijn, beter onderscheid maken tussen de subtiele verschillen tussen replicas. In een grotere school maken de visjes dus eerder de juiste beslissing, maar dit gebeurt zeker niet bewust. Stekelbaarsjes bereiken consensus door een hele simpele regel.
Visverkiezingen Sommige vissen in een school zien direct welke van de twee replicas de meest aantrekkelijke leider is. Deze stekelbaarsjes slaan linksaf. Andere vissen maken een foute inschatting en gaan daardoor de verkeerde kant op, rechtsaf dus. De achtergebleven stekelbaarsjes houden als het ware bij hoeveel van hun groepsgenoten linksaf zijn geslagen en hoeveel juist rechtsaf. Deze besluitloze visjes volgen uiteindelijk gewoon de meerderheid. Dit verklaart ook waarom, in sommige gevallen, bijna alle stekelbaarsjes achter de minst aantrekkelijke kandidaat aangaan. In de visverkiezingen geldt: als er maar genoeg soortgenoten dezelfde keus maken, volgt de rest vanzelf.
Een beetje wetenschappen over dieren mag toch ook wel eens, hé? Nog een fijne dag gewenst voor mens én dier ! Ciska
Splitsende stekelbaarzen
SAMENVATTING Hoe kunnen uit één populatie stekelbaarzen twee aparte soorten ontstaan? In de afgelopen twee jaar hebben evolutiebiologen bewezen dat soortsvorming zonder geografische barrière theoretisch mogelijk is. Evolutiebioloog Sarah Kraak geeft een overzicht.
Er zijn voorbeelden te over van een soort die zich splitst doordat twee populaties duizenden jaren apart van elkaar leefden - gescheiden door water of een bergrug. Charles Darwin leerde ons dat schildpadden- en plantensoorten zich konden splitsen doordat ze op verschillende eilanden leefden. Zelfs de mens zou zo zijn ontstaan. Aanhangers van de East Side Story denken dat de voorouders van de mens geïsoleerd werden door het ontstaan van de Saraha. De voorvaderen van de mens bleven aan de oostkant, terwijl de chimpansee-voorouders zich afzonderden ten zuiden van de Sahara. Een soort kan zich echter ook splitsen zonder geografische afzondering. In 1984 ontdekte de Canadese vissenbioloog Don McPhail een soortenpaar van de driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus). In Enos Lake, een meer op het Vancouver Island aan de westkust van Canada, leven twee vormen van de driedoornige stekelbaars vredig naast elkaar. De zogenoemde benthische vorm is gespecialiseerd op voedsel dat in en op de bodem leeft en de andere, de limnetische vorm, op voedsel dat in de waterkolom leeft. Deze twee stekelbaarsvormen staan op de grens van twee aparte soorten.
Geen hybride Beide stekelbaarstypen zijn wat betreft hun lichaamsvorm door natuurlijke selectie aangepast aan de verschillende foerageer-methoden. De benthische stekelbaars heeft een hoog lichaam om beter te kunnen manoeuvreren tussen de planten, en een korte brede mond om de grotere prooidieren te kunnen verorberen. De limnetische vorm heeft een smaller gestroomlijnd lichaam om beter door het water te kunnen schieten, grotere ogen om beter te kunnen zien, en een lange dunne snuit om water met plankton te kunnen opzuigen.
In de jaren die volgden op deze eerste ontdekking, ontdekten McPhail en collegas dergelijke soortenparen in nog vijf andere meren in de omgeving van Vancouver. Zij maakten aannemelijk dat het echt om twee soorten gaat. Tussenvormen zagen ze nauwelijks; slechts één procent van de stekelbaarzen in die meren bleek hybride. Ook vonden de Canadezen dat alle benthische vissen slechts één variant van een bepaald gen bezitten, terwijl de limnetische vissen meerdere allelen van dat gen kennen. Bovendien, als de onderzoekers de jonge visjes onder identieke omstandigheden opvoeden, wordt het nageslacht van benthische ouders altijd van het benthische fenotype. Hetzelfde geldt voor de limnetische vorm. Al in het midden van de twintigste eeuw benadrukte evolutiebioloog Ernst Mayr dat een soort zich zonder geografische barrière niet in twee soorten zou opsplitsen. Zolang alle individuen met elkaar kunnen voortplanten, zullen immers de aan verschillende niches aangepaste allelcombinaties steeds weer recombineren. Mayr veronderstelde dat alleen allopatrische soortsvorming mogelijk was: als twee populaties door bijvoorbeeld een bergrug van elkaar gescheiden leven, kunnen ze elk in een eigen richting divergeren zonder dat hun allelen elke generatie gemengd worden.
Paren Inmiddels bestaat al wel een verklaring voor het niet meer paren van eenmaal gesplitste soorten. In de jaren negentig vonden Dolph Schluter en collegas hoe de twee stekelbaarssoorten in de natuur uitelkaar gehouden worden. Hybriden kunnen in het lab normaal overleven. In de natuur kunnen de tussenvormen niet met de limnetische vorm concurreren om plankton. Maar het bodemvoedsel gaat ook hun neus voorbij, dat gaat naar de breedgebekte benthische vorm. De intermediaire lichaamsvorm is dus in het nadeel. Bovendien paren de stekelbaarzen bij voorkeur met vormgenoten, waarbij ze zich baseren op lichaamsvorm. Dat is ook logisch: daardoor voorkomen de vissen dat ze onfitte hybriden produceren. Zo blijven de twee vormen reproductief geïsoleerd. Een verklaring voor het ontstáán van sympatrische soorten ontbreekt nog. Tenminste, voorlopig. De Canadese stekelbaarsonderzoekers konden moeilijk verklaren hoe maar liefst zes keer een soort zich in tweeën had kunnen splitsen. In 1993 kwam Don McPhail met het allopatrische double invasion-scenario (zie kader). Deze hypothese zou ook verklaren waarom slechts zes meren soortenparen hebben, terwijl in alle andere meren slechts één soort voorkomt. McPhail voerde wat geologische aanwijzingen voor zijn hypothese aan, maar ze is nooit aan uitgebreid onderzoek onderworpen. Moleculair-genetische gegevens sluiten noch de sympatrische noch de allopatrische hypothese uit.
Voedsel De hegemonie van Mayrs allopatrische soortsvorming brokkelt nu snel af. Vorig jaar verschenen artikelen in Nature, met algemene wiskundige modellen die aantonen dat sympatrische soortsvorming toch makkelijker kan geschieden dan men dacht. Die artikelen behandelen complexe materie. De theoretische modellen gaan uit van bepaalde aannames. Bijvoorbeeld: stekelbaarzen kiezen hun partner op basis van lichaamsvorm. Nu is het zo dat de lichaamsvorm van die partner bepaalt hoe die vis zijn voedsel verkrijgt. De stekelbaarzen die voedsel op de bodem zoeken, paren bij voorkeur alleen met soortgenoten met een hoog lichaam - de benthische vorm dus. Zo kunnen de twee door elkaar heen levende populaties zich toch genetisch van elkaar verwijderen. Niet altijd wordt partnerkeuze bepaald door een eigenschap die de niche bepaalt (i.e. het gebruik van voedings- of omgevingsfactoren). Zo paren Afrikaanse cichliden bij voorkeur met een soortgenoot van de juiste kleur. Maar kleur is niet direct betrokken bij eigenschappen die zorgen voor niche-differentiatie. Bij stekelbaarzen is dat wel het geval: zij kiezen partners met een gelijke lichaamsvorm, één van de eigenschappen die een stekelbaars benthisch of limnetisch maakt.
Deze twee vormen stekelbaarzen staan op de grens van twee aparte soorten. De bovenste eet alleen plankton. De onderste stekelbaars leeft alleen op de bodem en eet grotere dieren. Paren kunnen de vissen nog wel, maar dat doen ze niet in de natuur. Het levert hybriden op die met geen van beide typen om voedsel kunnen concurreren.
Alternatieve verklaring Zelf heb ik in de groep van vissenbioloog Paul Hart (Universiteit van Leicester, Engeland) simulatiemodellen ontworpen om de soortsvorming bij stekelbaarzen te kunnen begrijpen. Die modellen laten zien dat sympatrische soortsvorming mogelijk is. Ook laten ze zien dat bij bepaalde aannames de kans daarop zeer laag is. Dit zou een alternatieve verklaring kunnen zijn voor het feit dat in Canada maar zo weinig meren twee soorten hebben.
Nu blijkt dat sympatrische soortvorming theoretisch mogelijk is, ontstaat een nieuwe uitdaging. De post-Mayr-biologen moeten testen of sympatrische soortsvorming ook feitelijk heeft plaatsgevonden, van stekelbaarzen en hagedissen tot planten. Op basis van deze sympatrische theorieën kunnen evolutiebiologen genetische en gedragspatronen in nu levende soorten voorspellen. Vervolgens kunnen empirici die voorspellingen toetsen.
Als een puppy geboren is: wat gebeurt er daarna? (deel 4)
Wanneer komen de tanden door? Bij de geboorte zijn de tanden van de puppies nog niet te zien. Ze zitten nog onder het slijmvlies.. De eerste elementen van het melkgebit komen 3-4 weken na de geboorte door het slijmvlies te voorschijn.
Tand
Doorbraaktijdstip Melkgebit
Wisseltijdstip Blijvend gebit
Snijtanden
3 4 weken
3 5 maanden
Haaktanden
3 5 weken
5 7 maanden
Premolairen
4 12 weken
4 6 maanden
Molairen
4 7 maanden
Doorkomen van melk- en blijvend gebit
(zie verder de mail die ik hierover onlangs doorstuurde en neem ook eens een kijkje op Dierengebit.nl)
Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
De pups gaan rondkruipen De overgangsfase is de periode voorafgaand aan de socialisatiefase. De pups openen hun oogjes en gaan ook horen. De pups gaan een beetje op onderzoek uit en wennen geleidelijk aan de twee zintuigen (zien en horen) die ze erbij gekregen hebben.
Wat eet een pup en waneer beginnen met voer? Een pup drinkt melk bij de moeder. Dit is vooral belangrijk omdat ze in de eerste dagen antilichamen tegen allerlei ziektes binnenkrijgen via de eerste moedermelk: het colostrum. Als de pup de tepel niet kan vinden leg de pup zijn mond om de tepel of probeer de mond zachtjes open te wrikken met je vinger en druk wat melk uit de tepel. Met als doel dat de pup de melk proeft en vervolgens zelf gaat drinken.
Wat eet een pup
Zorg dat de pup voldoende moedermelk krijgt, weeg de pups dagelijks om de groei in de gaten te houden.
Indien de pup pieperig blijft en de moeder niet voldoende melk geeft ga dan bijvoeren met puppymelk
Vanaf 3-4 weken kunt u beginnen met de puppies pap aan te bieden. Dit mag ad lib (onbeperkt) de puppies eten zoveel ze opkunnen of nodig hebben
Na een paar dagen kunt u blikvoer (puppyvoer) door de pap beginnen te mengen. Een paar dagen hierna kunt u stoppen met de pap en alleen nog blikvoer aanbieden
Vanaf 5-6 weken kunt u beginnen met naast het blikvoer brokjes aan te bieden. De kiezen beginnen dan door te komen en ze kunnen echt gaan bijten/kauwen
Biedt een pup tot 3 maanden leeftijd 4x per dag eten aan
Vanaf 3 maanden 3x per dag
Vanaf 6 maanden 2x per dag
Ontwormen: begin al op 2 weken leeftijd Pups kunnen reeds in de baarmoeder besmet raken met wormen. Ook via de moedermelk kunnen de pups besmet raken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zo'n 90-95% van de puppy's vlak na de geboorte al besmet is met wormen. Omdat een worminfectie de ontwikkeling van een pup nadelig kan beinvloeden is het van belang pups goed te ontwormen. Over het algemeen hebben volwassen honden zelf weinig last van een worminfectie. Zij vormen echter wel een besmettingsbron voor andere dieren en, belangrijker, voor uzelf. Daarom raden wij aan ook de volwassen honden 2x per jaar te ontwormen.Wij hanteren hiervoor het volgende schema:
Pup
Volwassen hond
2 wkn
4 wkn
6 wkn
8 wkn
4mnd
6 mnd
1 jaar
1,5 jaar
2 jaar
Etc.
Ontwormen
Mochten er zich in het huishouden hele jonge kinderen of een zwangere vrouw bevinden dan adviseren wij om vaker te ontwormen, namelijk elke 3 maanden.
(wordt vervolgd) Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
Voorbereiding Zorg voor een geschikte werpkist. Deze behoort ergens rustig en beschut te staan. Voorkom tocht en zorg dat er niet teveel afleiding voor de teef is. Een warmtelamp is ook ideaal als het koud is rondom de werpkist. Hang eventueel een thermometer in de de werpkist zodat je de temperatuur kunt controleren.
Voeding tijdens en na de dracht Zorg dat de moeder genoeg te eten krijgt tijdens de dracht om de ongeboren pups goed te laten groeien. Om melk te kunnen geven heeft ze na de bevalling veel energie nodig: dus voer nodig. De moederhond moet onbeperkt eten tot haar beschikking hebben (dit heet ad lib voeren). Het beste is om de teef al vanaf de 4e week van de dracht langzaam op puppyvoer over te zetten, meng het gedurende 1 week met het oude voer. Vanaf de 2e helft van de dracht (de 5e week) raden wij aan om alleen om alleen nog maar puppyvoer te geven. Gedurende het einde van de dracht en tijdens het zogen krijgt ze dan voer met een hoog energiegehalte. Een extra voordeel is, dat zodra de puppy's vast voer gaan eten kunnen ze mee kunnen eten met de moeder.
Draagtijd Puppies worden geboren na een draagtijd van gemiddeld 9 weken (62 dagen, gemiddeld 59-63 dagen).
Doof en blind geboren De pups worden doof en blind geboren en blijven dit de eerste 10-14 dagen. Voelen en ruiken kunnen ze wel. Met hun tastzin en neus vinden zij de weg naar moeders tepel en leren zij haar geur en die van hun broertjes en zusjes (her)kennen.
Wennen aan mensen Ook nemen ze in deze periode de mensengeur op. Deze fase is dus belangrijk voor de hond-mens binding. Houd de pups af en toe tegen u aan, maar laat niet te veel vreemde mensen bij de teef en haar kroost. Rust is in deze fase belangrijk.
Geboortegewicht Puppies wegen afhankelijk van het ras bij de geboorte tussen de 100 en de 500 gram. Iedere 2-3 uur drinken de puppy's melk bij de moeder. In de eerste dagen is het belangrijk om bij te houden of een pup goed groeit. Weeg daarom elke pup minstens 1x per dag, dan kun je zien of deze genoeg melk binnenkrijgt en goed aankomt. Maak bijvoorbeeld een lijst waarop je elke dag opschrijft hoeveel gram de pup is gegroeid.
Hoe herkent u een hongerige pup Indien de pups erg pieperig zijn en niet aankomen qua gewicht, dan kan het zijn dat de moeder niet voldoende melk geeft. Het is dan van belang dat de puppies met puppymelk bij te voeren.
Navelstreng Na de eerste dag begint de navelstreng steeds meer in te drogen. Ongeveer een week na de geboorte valt de navelstreng eraf.
Oogjes open Op ongeveer 10 dagen gaan de oogjes en de oren open.
Controleer de pup na de geboorte op een open gehemelte Zodra de pup geboren zijn moet u ze nakijken of er geen afwijkingen zijn. Kijk de pootjes goed na en controleer het gehemelte door de mond open te maken. Vaak wordt dit vergeten. De pup groeit niet en heeft moeite met het zuigen op de tepel of op de speen van het flesje. Kijk op de foto hieronder. Als u een vergelijkbaar beeld ziet als op de foto hieronder dan moet u met die pup naar uw dierenarts gaan!
(wordt vervolgd) Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
Als een puppy geboren is: wat gebeurt er daarna? (deel 1)
De belangrijkste tijd in het leven van een hond is de socialisatieperiode, die de eerste maanden van zijn leven beslaat. De socialisatieperiode bestaat uit twee fasen. Alles wat hij in deze korte periode leert (of juist niet leert) bepaalt voor een groot deel zijn latere ervaringen. Hij leert hoe hij met zijn soortgenoten, andere dieren en mensen moet omgaan, maar ook went hij in deze tijd het gemakkelijkst aan vreemde geluiden of rare voorwerpen. Een pup die in deze periode weinig of niet te maken heeft gehad met al deze prikkels, zal op latere leeftijd altijd wat moeite blijven houden er aan te wennen. Dit kan zich uiten in diverse gedragsproblemen, zoals bijvoorbeeld agressie of angst. Alle reden dus om hier veel aandacht aan te besteden bij de opvoeding van uw nieuwe pup!
De eerste socialisatiefase: 3 - 12 weken leeftijd
Deze fase is een heel belangrijke periode in het leven van de pup. In deze periode moeten de pups de rest van de buitenwereld als normaal gaan beschouwen.
Nieuwsgierig Ze maken kennis met van alles en iedereen en zijn onderzoekend en nieuwsgierig. In deze periode moeten de hondjes met een zo breed mogelijk menselijk als dierlijk publiek in aanraking komen. Dit is dan ook de goede periode om met je pup naar een hondenschool te gaan!
Wennen aan prikkels Ook moeten ze leren dat allerlei prikkels als bv. lawaai van auto's, treinen, apparaten enz. niet eng is. Dit proces wordt socialisatie genoemd. De 1e solcialisatieperiode moet rustig gebeuren, anders krijgt de pup een overkill aan informatie en kan hij dat niet op de juiste manier verwerken. Het is prima om de pup op de arm te nemen en rustig te laten wennen aan de nieuwe prikkel(s). U merkt snel genoeg of uw pup angstig of nieuwsgierig is. In het eerste geval is uw hond nog niet toe aan de prikkel. In het tweede geval is de pup klaar om op de grond op verkenningstocht te gaan. Als het nog wat angstig is negeer uw angstige pup en troost het niet, want dan versterkt u de angst. Breng in een later stadium de pup opnieuw met de prikkel in aanraking, na een paar keer zal de hond de prikkel als normaal gaan beschouwen en er niet meer angstig voor zijn.
De tweede socialisatiefase: 12 weken tot 6 maanden leeftijd
Deze fase wordt ook wel angstfase genoemd.
De nieuwsgierigheid die de 1e socialisatiefase kenmerkt, heeft plaatsgemaakt voor angst. De pup zal niet meer enthousiast de wereld tegemoet treden, maar juist terughoudend zijn en vluchtgedrag vertonen.
Het herstelvermogen na een vervelende ervaring is lang en in deze fase is de kans dat de pup blijvend bang blijft voor bepaalde dingen groot. De hond moet leren, dat alle dingen waarmee hij al ooit geconfronteerd was voorheen, nu ook niet gevaarlijk zijn en dat er dus niets nieuws onder de zon is wat dat betreft.
Het fnuikende van deze fase is dat uw pup weer gedesocialiseerd kan raken als deze het bovenstaande proces niet leert.
(wordt vervolgd) Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
We kennen ze ondertussen wel allemaal denk ik, maar toch... soms twijfel ik nog eens, daarom nog even 't geheugen opgefrist.
Soorten vogels in de tuin.
Tijdens de anders zo stille en doodse wintermaanden zorgen de vele soorten vogels toch voor heel wat leven in de Kijken en luisteren naar vogels vanachter het warme keukenraam met een kopje thee in de hand kan zeer rustgevend zijn.
De volgende soorten vogels kan men tijdens de winter in de tuin aantreffen:
koolmees (Parus Major) Gele buik met zwarte lengtestreep, witte kaken met zwarte pluimen boven de ogen.
pimpelmees (Parus Caeruleus) De zwarte oogstreep en het blauw op de kop en vleugels vallen goed op.
staartmees (Aegithalos caudatus) Valt erg op door de zeer lange staart (8 tot 10 cm). Ze vertoeven meestal in groepjes.
kuifmees (Parus cristatus) De kuifmees is door het zwartwitte koppatroon met opvallende kuif zeer eenvoudig van andere mezensoorten te onderscheiden.
boomklever (Sitta europaea) De boomklever klimt schoksgewijs in bomen en klimt in alle richtingen.
winterkoning (Troglodytes Troglodytes) Zeer klein, zenuwachtig vogeltje. Kan zijn staartje opvallende rechtop zetten zoals op de foto.
Goudhaantje (Regulus Regulus) een frequent bezoeker van tuinen waar veel naaldbomen staan, het kleinste vogeltje van Europa.
roodborstje (Erithacus Rubecula) Een vrij nieuwsgierig vogeltje die U bij Uw tuinwerk volgt.
huismus (Passer domesticus) Meest voorkomende mus.
ringmus (Passer montanus) Deze kun je onderscheiden van de huismus door de zwarte vlek op de wangen en de doorlopende grijze ring rond de nek.
heggenmus (Prunella modularis) Iets groter dan een huismus. Heeft een nogal verdoken levenswijze.
houtduif (Columba palumbus) De grootste inheemse duif. Ze hebben een opvallende witte halsring.
Turkse tortel (Streptopelia decaocto) Een klein duifje met fijn zwart bekje en zwarte halsring.
grote bonte specht (Dendrocopos major) Opvallende rode onderstaartdekveren.
vink (Fringilla Coelebs) Lijkt veel op een gewone mus maar heeft opvallende veel wit aan de vleugels.
groenling (Carduelis chloris) Groenachtige gele vogels die meestal in groep rondvliegen.
sijs (Carduelis spinus) De wijfjes van de Sijs zijn grijzig bruin, bijna zonder geel, behalve aan de staartbasis en gestreepte witachtige onderdelen. De mannetjes zijn geelgroen met een zwart petje en kin en veel geel in vleugel en staart.
merel (Turdus merula) De mannetjes zijn zwart en hebben hebben een oranje snavel. De vrouwtjes zijn bruin met bruine snavel.
zanglijster (Turdus philomelos) Net iets groter dan een merel met een bruine rug en witte borst met bruine vlekken.
spreeuw (Sturnus vulgaris) ± even groot als de merel. Zwart van kleur met opvallend gespikkelde rug en borst. Ze leven in groep.
ekster (Pica pica) Grote vogel met lange staart. Zwarte kop en vel wit aan de onderborst en vleugels.
kraai (Corvus corone) Nog groter dan de ekster. volledig zwart.
kauw (Corvus monedula) Kleiner dan de kraai met opvallende grijze hals.
Vlaamse gaai (Garrulus Glandarius) Even groot als de kauw met mooi opvallend blauw op de vleugels.
De zwarte kraai toont voor de buizerd weinig respect. Hij jent de roofvogel net zo lang tot hij weer op de wieken gaat. foto Otto Faulhaber
Buizerd met prooirest. foto Otto Faulhaber
Buizerdje pesten is een spel dat veel zwarte kraaien dagelijks spelen. Natuurlijk is de buizerd veel sterker dan een zwarte kraai, maar de roofvogel is niet snel en de kraai weet heel goed hoe ver hij kan gaan. Ook eksters tonen weinig respect voor onze meest algemene roofvogel.
Buizerds moeten wel een gruwelijke hekel aan kraaien hebben. Bij ons slaapt buiten het broedseizoen een buizerd in een notenboom en dat doet hij al jaren. Ook overdag zit hij vaak op een vaste plek in deze boom en dat kun je ook wel zien. Als het een paar dagen niet geregend heeft, ziet de bodem wit van de kalkrijke vogelpoep.
Elke dag, als het al stevig begint te schemeren, komt onze buizerd rustig en langzaam aanvliegen. We zien hem al van verre komen en hij wordt elke keer als het ware opgevangen door twee soms zelfs drie zwarte kraaien. Die proberen hem met schijnaanvallen de tuin uit te jagen. Af en toe, als een aanvaller al te dichtbij komt, wentelt de roofvogel in zijn vlucht, soms lijkt het of hij een looping in wil zetten. Tot een complete lus weet hij het echter nooit te brengen en de kraaien raken van deze luchtacrobatiek dan ook weinig onder de indruk. De buizerd accepteert het pesten gelaten en vliegt meestal zonder al te veel van de route af te wijken naar de slaapboom. Als hij eenmaal zit, staken de kraaien het spelletje. Zij slapen honderd meter verder, ook in een notenboom. Een paar kilometer van ons huis weet ik nog een slaapplaats van een buizerd. De roofvogel heeft voor zijn nachtrust een hoogspanningsmast uitgekozen en rond schemer speelt zich hier hetzelfde tafereel af. De kraaien daar zijn nog veel feller: ik heb ze de buizerd bijna van zijn zitplaats af zien vliegen. De zwarte kraai staat bij mijn weten bij de buizerd niet op de menulijst. Hij jaagt dus niet op kraaien, tenzij het zieke of jonge, te vroeg uitgevlogen vogels zijn.
De jachtstrategie van de buizerd oogt lui, maar is wel efficiënt. Aan energieverslindende achtervolgingsvluchten, zoals wij die van sperwer en havik kennen, waagt de roofvogel zich niet. Hij vindt aas niet te min, maar heeft liever muizen, jonge konijnen en regenwormen.
Van een buizerd langs de snelweg kijkt geen mens meer op. Duizenden vogels uit Zweden, Denemarken en Duitsland brengen hier de winter door. Urenlang bezetten ze een weidepaal of een boomtak in het veld speurend naar iets eetbaars op de grond. Dat kan van alles zijn, want een buizerd is wat de prooikeus betreft bepaald niet kieskeurig.
Langs de snelweg aast de roofvogel vooral op verkeersslachtoffers. Afhankelijk van het seizoen zijn dat egels, konijnen, hazen en verongelukte vogels. Ook muizen, kikkers en padden die door het verkeer geslachtofferd zijn, worden niet versmaad. Deze kleinere verkeersslachtoffers zijn echter vaak voor de snellere kraaien, eksters en meeuwen. Vooral eksters, zeker als ze met z'n tweeën zijn, weten een buizerd nogal eens een prooi afhandig te maken. Ik heb zo'n tweetal wel eens aan het werk gezien: de een leidt de buizerd af en de andere vliegt met de prooi weg. Op afstand doen ze zich dan samen te goed aan de door de buizerd gevangen muis of kikker. Kostelijke taferelen spelen zich af als de buizerd een grotere prooi heeft. Zo heb ik de roofvogel in de winter eens op een dode meerkoet zien zitten. Twee kraaien en drie eksters zorgden ervoor dat hij geen hap naar binnen kreeg. Regelmatig dekte de buizerd met beide vleugels zijn buit af. Wel een half uur heb ik vanuit de auto het tafereel gadegeslagen. Op een gegeven moment kreeg de roofvogel er genoeg van; hij zette zijn klauwen in de meerkoet en vloog uiterst moeizaam, vanwege het gewicht van de prooi, vijftig meter verder. Omdat ik ook verder moest, weet ik niet of de kraaiachtigen nog een graantje hebben kunnen meepikken.
Uit onderzoek is gebleken dat de buizerd niet alleen aas eet, maar ook veel prooidieren vangt: maar liefst 37 vogelsoorten, 18 zoogdieren en verschillende amfibieën, reptielen en zelfs vissen staan op de menulijst. Daar past ook een krielkip in, maar het is dan wel specialistenwerk en bepaald geen reden om de buizerd als 'kiekendief' in het verdomhoekje te plaatsen. Toch ben ik bang dat onze buizerd zich ook aan het specialiseren is. Ik verdenk hem er sterk van dat hij alle jonge waterhoentjes van dit jaar naar binnen heeft gewerkt. De twee oude vogels zijn er nog wel. We schonen de grote vijver daarom dit jaar maar niet op. Hoe meer begroeiing, des te meer kans hebben we volgend jaar op jonge waterkippetjes.
Ook liefhebbers van postduiven kunnen vaak ten onrechte de buizerd wel schieten. De meeste jonge, onervaren duiven en duiven die oververmoeid van een wedvlucht onderweg zijn, worden echter niet door de buizerd, maar door de havik geslagen. Vergeleken met de buizerd is de havik een uiterst behendige vliegenier. Geen kraai of ekster zal het dan ook in zijn hoofd halen om deze roofvogel lastig te vallen. Haviken eten duiven en konijnen, maar met kraaiachtigen weten ze ook wel raad.
Ik ga het hier niet hebben over verzekeringen, politie verwittigen, enz.... maar wel uitsluitend over wat je met het gewonde dier moet doen, wanneer je in contact komt met een aangereden dier.
De allereerste en belangrijke EHBO
Probeer zo snel mogelijk met het dier naar de dierenars toe te gaan. De dierenarts naar de plek van het ongeluk laten komen is meestal tijdverlies: veel kan hij ter plekke niet doen en hij zal het dier toch weer mee moeten nemen, naar de praktijk. Daarenboven kan de dierenarts thuis na je telefoontje al alles voorbereiden om de patiënt op te vangen en te helpen, wat weer (kostbare) minuten scheelt. In sommige grote steden (Antwerpen, Gent, Brussel ) bestaat er een dierenambulance die gebeld kan worden om het dier te vervoeren naar een dierenarts.
Intussentijd kan je EHBO toepassen.
Beperkt je tot de hoofdzaken: een gebroken poot is lang niet zo erg als een slagaderlijke bloeding! De dingen waarop je moet letten en iets aan doen in DALENDE ernstigheidsgraad:
ademhalingsproblemen waarbij het dier niet meer ademt
problemen met het bloedvatstelstel:
hartstilstand
(slag)aderlijke bloeding
breuken:
open breuk
gesloten breuk
zenuwstelsel: letsel hersenen ruggegraat
1. Ademhaling
Door talloze redenen kan de ademhaling belemmerd worden: een voorwerp in de keel, een wonde aan de borstkast, een scheur in het middenrif, etc... Wanneer het dier niet meer ademt, zal je kunstmatige ademhaling moeten toepassen tot het dier zelf weer ademt of tot diergeneeskundige hulp geboden wordt. Een ademhalingsstilstand van langer dan 2 minuten is fataal voor het dier. De kunstmatige ademhaling moet soms tot 20 minuten lang volgehouden worden vooraleer het dier weer zelfstandig kan of zal ademhalen.
De verschillende technieken:
Drukken op borstkas: Eerst eventueel vreemde voorwerpen uit de keelholte verwijderen en de tong uit de mond trekken. Het dier op een harde achtergrond leggen en de poten goed strekken. Zet de 2 handen op de borstkas juist achter het schouderblad en druk de borstkas in, nadat de borstwand is ingedrukt laat je deze plots weer los zodat de borstkas weer in de oorspronkelijke stand terugveert waarbij lucht wordt aangezogen. En dit herbegin je. Dit indrukken en terug veren moet ongeveer 12x per minuut gedaan worden.
Mond-op-neus beademing: Sluit de bek en trek de bovenlippen strak over de onderlippen zodat geen lucht kan ontsnappen via de mond. Plaats je lippen over beide neusgaten van het dier en blaas met veel kracht lucht door de neus naar binnen. De borstkas van het dier moet omhoog gaan. Laat de lucht weer uit de longen van het dier stromen en herhaal de procedure. Als u dit een beetje vies vindt, kan u eerst een zakdoek over de neus van het dier leggen en door de zakdoek heen aan beademing doen.
Bij poes: zwaaitechniek Neem poes bij de achterpoten vast en zwaai ze krachtig 1x heen en weer. Even het dier op de zijkant laten liggen, en indien nodig de procedure herhalen.
2. Hartstilstand
Je merkt dat op doordat het dier buiten bewustzijn is en je de borstkas niet meer ziet trillen net als de achterpoten.Het hoeft geen betoog dat een hartstilstand levensbedreigend is. Het komt vaak voor kort na ademhalingsstilstand, dus meestal moet je naast hartstimulatie ook kunstmatige ademhaling verrichten.
Methode van hartstimulatie bij kat of kleine hond Leg het dier op de zij en leg de voorpoot zo veel mogelijk naar voren. Je neemt het borstbeen vast in de palm van je hand vlak achter de voorpoten. Je knijpt de ribben tussen duim en andere vingers krachtig in, gedurende 1 seconde, dan laat je 1 seconde los en je herhaalt de procedure tot het hart zelfstandig klopt.
Methode van hartstimulatie bij grote hond Bij een grote hond kan je met bovenstaande methode onvoldoende kracht uitoefenen. Daarom deze methode: het dier ligt op de zij, de voorpoot zo ver mogelijk naar voor. Plaats je vuist ongeveer 5 cm boven het borstbeen, vlak achter het schouderblad op de borstkas. Stoot eens per 2 seconden de vuist krachtig naar beneden zodat de borstkas ingedrukt wordt.Volhouden tot het hart het zelf gaat doen.
3. Heftige bloeding
Bloeding op kop of romp Neem een doek en leg dit op de wonde: je moet dan druk uitoefenen en dit blijven doen tot de bloeding stopt of deskundige hulp komt opdagen. Het maakt op dat moment niet veel uit of de doek steriel is of niet, neem desnoods je trui of jas.
Bloeding aan poot of staart Oefen druk uit met je vinger of doekje op de het bloedingspunt. Indien dit niet voldoende is moet er een "tourniquet-verband" gelegd worden: je neemt een band of reep stof en bindt die op de poot tussen de wonde en het hart vast met een knoop. Neem dan een stokje (of pen) en bind dat stokje vast aan de band net boven de knoop. Draai het stokje langzaam rond met de wijzers van de klok mee zodat de druk van de band op de poot wordt vergroot: blijf draaien tot de wonde niet meer bloedt. Verminder elke minuut de druk door het stokje een klein stukje terug te draaien, bloedt de wonde weer, draai je het stokje weer iets aan.
4. Open breuk
Dit wil zeggen dat de huid kapot gescheurd is en dat je de gebroken stukken bot kan zien zitten. Een bot is zeer gevoelig aan infectie, wat de genezing van het bot en van het dier in het algemeen erg kan verstoren. Zon open breuk moet dan verbonden worden met (ditmaal een proper !) doek, zodat er geen vuil meer in de wonde kan komen. Dit verband zal ook een bescherming zijn tegen likken en bijten van het dier aan de wonde en de botten. Tijdens het vervoer goed opletten dat het gebroken lidmaat niet beweegt.
5. Gesloten breuk
Dit wil zeggen dat het lidmaat gebroken is, maar de huid nog netjes gesloten is. Dit moet je ten allen tijde behouden, wegens het ernstig infectiegevaar wanneer de huid open scheurt. Je moet dus zorgen dat het dier zo weinig mogelijk beweegt en let goed op tijdens het vervoer. Desnoods leg je een noodspalkje aan om te voorkomen dat de breuk erger wordt. Let wel op : een breuk is pijnlijk en het dier zal zich verweren (krabben-bijten) : tips hiervoor: zie verder.
Methode noodspalk Om de gebroken poot heen, wikkel je een laag watten, of een doek. Op dit "verband" leg je de spalk (stuk hout, meetlat, etc..) aan beide kanten van de gebroken poot : de spalk moet vrij lang zijn. Rond de spalk draai je tape of een verband (doek in repen) redelijk strak aan.
6. Bewusteloosheid
Een bewusteloos dier moet goed gecontroleerd worden in verband met ademhaling en hartactiviteit (zie 1 en 2). Leg het dier op de zij met het hoofd iets lager dan de rest van het lichaam. Probeer nooit water in de bek te gieten. Leg het dier warm : lek een deken over hem heen.
7. Ruggegraat letsel = verlamde achterhand
Hierbij is het van cruciaal belang het dier niet te erg te bewegen tijdens het transport. Schuif een plank onder het dier en transporteer het zo, zo snel mogelijk naar de dierenarts.
8. Dwanggrepen
Een aangereden dier heeft meestal pijn en is vaak in paniek, zodat het zou durven bijten en/of krabben, wanneer je het wil helpen. Daarmee is noch mens noch dier gebaat: daarom moet je soms gebruik maken van dwanggrepen. Uiteraard doe je dat enkel bij dieren waarbij het hoeft, want dwangrepen op zich brengen al stress teweeg bij het dier en stress moet men zoveel mogelijk vermijden.
de hond
Het enige gevaar bij de hond is zijn bek en de tanden. Een goede noodmuilband is snel gelegd : neem een soepele band (ev. een ceintuur van een jas, schoenveters aan elkaar geknoopt, etc..), maak van de band een lus met een knoop naar boven, schuif de lus over de bek van het dier en trek de knoop strak aan, ga met de band terug onder de bek langs en leg een 2de knoop, daarna worden de uiteinden van de band om de kop geslagen en achter de oren geknoopt (om weg glijden van de neus te voorkomen)
Methode om de hond plat op de grond te houden wanneer 1ste hulp moet gegeven worden : leg het dier op de zij, leun over het dier vanachter zijn rug en houd de onderliggende voorpoot en achterpoot stevig vast, zodat je ellebogen druk uitoefenen in de hals en in de liezen van het dier. Laat de druk niet minderen, want als de hond meent een kans te zien om te ontglippen, zal ie het zeker doen.
de kat
Bij katten is het heel belangrijk rustig, voorzichtig doch vastberaden op te treden : het is zo dat wanneer een kat ruw behandeld wordt of door de 1ste hulp plots veel pijn voelt, kan veranderen in een woeste furie waarmee niets meer te beginnen is.
Best neem je poes stevig in het nekvel beet en til ze van de grond: meestal heeft poes de reflex te verstijven zodat 1ste hulp toedienen mogelijk wordt.
Een andere manier is poes stevig in het nekvel te pakken, de beide achterpoten met de andere hand te grijpen, poes op de zij te leggen en het dier uit te rekken.
Is de poes in een furie veranderd, moet je een deken of jas over het dier leggen en de poten doorheen de jas vastgrijpen.
Vervoeren van een aangereden dier
Dit is afhankelijk van de situatie. Een dier dat zwak en suf is wordt op een deken (of jas) vervoerd : men schuift het deken onder het dier door. Til daarbij het dier enkel op aan de lichaamsdelen die niet gewond of gebroken zijn. Neem dan de 4 punten van het deken op zodat het dier als het ware in een zak ligt.
Poes vervoer je best in een wasmand of grote doos waarover je een deken legt.
Zorg in ieder geval dat het dier voldoende warm blijft; leg er een deken of jas overheen. Zorg voor stilte (geen radio aan, geen horde mensen mee in de auto) en duisternis: ev. kan je een doek over het hoofd van het dier leggen.
Een bijzondere knuffel voor uw huisdier vanwege het VvD Team
Wat gebeurt er met uw hond of kat vlak voor de operatie?
Gratis : een tip van Dierenkliniek VvD
Wat gebeurt er met uw hond of kat vlak voor de operatie?
Wat gebeurt er met uw hond of kat vlak voor de operatie? Ass. Oushoorn Bénédicte, dierenarts-assistente
ALGEMENE ANESTHESIE
Algemene anesthesie wordt bereikt door het gebruik van technieken en agentia gekozen door de dierenarts wat het anesthetisch protocol genoemd wordt. De keuze van het anesthetische protocol varieert voor elk dier naargelang factoren zoals algemene toestand van het dier, aard van de operatie welke uitgevoerd dient te worden, voorkeur en ervaring van de dierenarts, ...
Ongeacht voor welk protocol geopteerd wordt, kan elke algemene anesthesieprocedure opgedeeld worden in de volgende componenten:
Preanesthesie
Inductie of inleiding
Onderhoud
Recovery of uitleiding
PREANESTHETISCHE VERZORGING
De preanesthetische periode is de periode onmiddellijk voorafgegaan aan de anesthesie waarin o.a. gegevens omtrent de patiënt worden verzameld, waarin de patiënt wordt uitgevast met verzekering van een voldoende waterhuishouding en waarin eventuele preanesthetische geneesmiddelen worden toegediend.
Gedurende de preanesthesie is de dierenarts-assistent verantwoordelijk voor de nodige verzorging van uw huisdier.
Uitvasten van de patiënt
De dierenarts of assistente vermelde reeds dat uw huisdier nuchter moet zijn voor de operatie. Nu, waarom moet een dier uitvasten? Dieren welke anesthesie (verdoving) ondergaan zonder vooral te vasten kunnen braken tijdens de anesthesie of tijdens de ontwakingsperiode. Dit kan leiden tot irritatie van de slokdarm. Of nog erger, het braaksel kan daarbij in de luchtwegen terechtkomen en geaspireerd worden tot in de luchtpijp, bronchiën en longblaasjes. Wanneer dit braaksel de luchtwegen blokkeert, zal een onmiddellijke ademstilstand het resultaat zijn. Indien het dier dit overleeft, kan het verschillende dagen na het incident een ernstige aspiratiepneumonie (longonsteking) ontwikkelen. Door het instellen van een uitvastperiode wordt de kans op regurgitatie en braken aanzienlijk gereduceerd!!
Door het uitvasten van de dieren, wordt tevens getracht de buikinhoud te reduceren zodat de druk uitgeoefend door de buikorganen op onder meer het middenrif en de borstorganen vermindert.
Hoelang uitvasten? Als algemene regel geldt: dieren mogen geen vast voedsel opnemen 8 à 10 uur voor de anesthesie. Om de kans op regurgitatie of braken tijdens de anesthesie te reduceren wordt water weerhouden vanaf 2 uur voor de anesthesie. Gedehydrateerde dieren ontvangen voldoende vocht via onze intraveneuze vochttherapie om verdere uitdrogingen te voorkomen. Bij dringende operaties kan uiteraard geen uitvastperiode ingesteld worden.
Indien geweten is dat uw huisdier gegeten heeft kunnen we ervoor opteren bij kleine huisdieren uw dier te doen braken door het toedienen van een braakmiddel (apomorfine bij de hond) (xylazine bij de kat).
Ondanks het nemen van de nodige voorzorgen kan braken nog optreden gedurende de anesthesie. Indien dit gebeurt is er enige vorm van bescherming tegen aspiratie en blokkade van de luchtwegen indien er een endotracheale tube met cuff aanwezig is. Dit is de reden waarom we deze tube ter plaatse laten tot het slikreflex bij het dier terug aanwezig is tijdens de recovery
Men moet er zich van bewust zijn dat een preanesthetische vastperiode aangeraden wordt, maar te lang vasten kan nadelig zijn voor het dier.
Profylactische antibiotica
Antibiotica moeten toegediend worden aan patiënten welke een infectie hebben of welke chirurgie moeten ondergaan van een besmette zone. Specifieke richtlijnen worden gegeven door onze dierenartsen.
INDUCTIE OF INLEIDING
Het proces waarbij een dier zijn normale staat van bewustzijn verlaat en het onbewustzijn binnentreedt, wordt inductie of inleiding genoemd. Bij ons op de kliniek wordt dit inductieproces pas gestart nadat premedicatie werd toegediend en nadat voldoende tijd gepasseerd is opdat deze geneesmiddelen hun effect hebben kunnen uitoefenen. Bij katten wordt premedicatie en agentia voor inductie simultaan en intraveneus toegediend d.w.z. in één spuit.
Het geneesmiddel voor inductie wordt ofwel via inspuiting (injectie) ofwel via inademing (inhalatie) toegediend aan de patiënt. Wanneer gekozen wordt voor injectie, zal dit altijd gevolgd worden door intubatie met een endotracheale tube om de toediening van inhalatieanesthetica via een anesthesietoestel mogelijk te maken.
Wanneer uw huisdier rechtstreeks geïnduceerd wordt aan de hand van gas anesthetica via een masker of een anesthetische kamer, dan is er geen nood aan een injecteerbaar anestheticum.
Verdoving via injectie Anesthesie wordt bij ons geïnduceerd door intraveneuze injectie. Dit wil zeggen dat wij in het voorpootje van uw dier een katheter plaatsen waarbij wij de dosis rechtstreeks in de bloedcirculatie kunnen aanbrengen.
Thiopental, ketamine en propofol zijn voorbeelden van inducerende agentia welke intraveneus toegediend worden.
Een standaard dosis van het agens wordt berekend, opgetrokken in een spuit en daarna geïnjecteerd via de katheter in de vene. Het doel van deze methode is dat de patiënt op een snelle en veilige manier de eerste twee fasen van de anesthesie doorloopt en een zeker anesthesiediepte bereikt welke endotracheale intubatie zonder weerstand toelaat.
Wat is endotracheale intubatie en waarvoor dient het? Eenmaal anesthesie geïnduceerd is bij uw huisdier, opteert onze kliniek voor het plaatsen van een flexibele buis in de luchtpijp, een zogenaamde endotracheale tube. Deze tube geleidt de lucht rechtstreeks van de mondholte tot in de luchtpijp, zo de neusgaten en de keelholte omzeilende.
Waarom kiezen wij voor intubatie? Intubatie bij uw huisdier laat een efficiëntere levering van gas aan het dier toe dan een masker dit doet. Endotracheale tube met de correcte diameter en lengte voor de patiënt zal de efficiëntie van de ademhaling verbeteren door vermindering van de hoeveelheid anatomische dode ruimte in het ademhalingsstelsel. Het begrip anatomische dode ruimte slaat op die delen van het ademhalingsstelsel die wel lucht bevatten maar waar geen gasuitwisseling optreedt. Dus dat is de mond, neusgaten, keelholte, luchtpijp en bronchen. Door het reduceren van de anatomische dode ruimte, verzekert de endotracheale tube dat een grotere hoeveelheid lucht, welke geleverd wordt aan de patiënt, het uitwisselingsoppervlak ter hoogte van de longblaasjes bereikt.
Ook laat intubatie de assistente toe om zuurstof te leveren en dit rechtstreeks aan de patiënt wanneer een ademhaling ondersteund dient te worden. En tot slot, een aanwezigheid van een endotracheale tube met een opgeblazen cuff reduceert het risico op aspiratie van braaksel, bloed, speeksel of ander materiaal sterk. Dit materiaal kan ophopen gedurende elke procedure, maar het risico op aspiratie is vooral hoog bij orale chirurgie of tandheelkunde of bij onvoldoende uitgevaste patiënten. Omwille van het nut van een endotracheale tube in het vrijhouden van de luchtweg is het de gewoonte deze op zijn plaats te houden gedurende de hele anesthesie inclusief de recoveryperiode totdat het dier zijn slikreflex herwonnen heeft. Deze controles worden uitgevoerd door onze anesthesist.
Hoe plaatsen wij een endotracheale tube? Bij intubatie gebruiken wij steeds een laryngoscoop voor de visualisatie van de oropharynx bij de huisdieren. Laryngoscopen zijn voorzien van een lichtbron en kunnen aangewend worden voor het manipuleren van de weefsels zodat men een beter zicht krijgt op de luchtweg en intubatie makkelijker kan verlopen. Als een laryngoscoop wordt aangewend verloopt de intubatie in het algemeen minder traumatisch en is de kans op een foute plaatsing van de tube in de slokdarm kleiner. We verzamelen het nodige materiaal voor de intubatie en schatten de lengte en de diameter van de tube. We smeren de tube in met een steriel glijmiddel om minder trauma te veroorzaken. Wanneer we zien dat de patiënt de geschikte anesthesiediepte bereikt heeft, kan de eigenlijke intubatie beginnen:
We brengen het dier in sternale positie
De nek en de kop vormen één rechte lijn.
De bovenkaak wordt stabiel gehouden door de lippen naar boven te trekken. De onderkaak wordt naar beneden gebracht door de tong naar voor en beneden te trekken. De mond moet voldoende wijd opgetrokken worden zodat we de epiglottis kunnen zien.
De laryngoscoop wordt al hulpmiddel gebruikt
De tube wordt achter de stembanden in de luchtpijp gebracht.
Nu kijken we als de tube zich niet in de slokdarm bevindt.
De tube wordt gefixeerd adhv een gazen bandje bevestigd rond de top van de snuit of rond het achterhoofd.
De tong brengen we naar buiten
De cuff wordt opgeblazen.
Eenmaal geïntubeerd, wordt het dier onder matige of diepe anesthesie gehouden door de toediening van een inhaleerbaar anestheticum. Het gebruik van zo een inhalatieanestheticum is echter niet altijd noodzakelijk omdat kleine chirurgische ingrepen en korte diagnostische procedures dikwijls worden uitgevoerd terwijl de patiënt zich enkel onder injectie anesthesie bevindt.
Wanneer een eenmalige balus van een inducerend agens wordt gegeven, varieert de duur van de anesthesie met het gebruikte agens, maar bedraagt gewoonlijk minder dan twintig minuten. Indien nodig, kan de anesthesie verlengd worden door een herhaalde toediening van het intraveneus geïnjecteerde agens.
Verdoving via inhalatie
Inductie van anesthesie kan bekomen worden door het gebruik van snel inwerkende inhaleerbare anesthetica, zoals isofluraan. Het anestheticum wordt toegediend aan de wakkere patiënt met behulp van een gasmasker. De inductie met inhaleerbare anesthetica verloopt veel geleidelijker dan de intraveneuze inductie met een injecteerbaar agens.
Bij gasmaskerinductie maken wij gebruik van snel inwerkende inhaleerbare anesthetica isofluraan. Inductie via een masker is meer geschikt voor kritische patiënten dan inductie met injecteerbare agentia omdat de anesthesist in staat is snel de diepte van de anesthesie bij het dier te wijzigen door het aanpassen van de instelling van de verdamper van het anesthesietoestel. Indien er ernstige problemen optreden kan de inductie zelfs onmiddellijk onderbroken worden op een eenvoudige manier, namelijk door het verwijderen van het masker.
Omwille van de tragere inductie is maskerinductie niet geschikt voor dieren met ademhalingsproblemen. Snelle inductie met een injecteerbaar anestheticum en onmiddellijke endotracheale intubatie geniet bij ons de voorkeur voor zulke patiënten.
ONDERHOUD
Na de periode van inductie volgt de periode van onderhoud, gedurende de welke voldoende anestheticum wordt toegediend aan de patiënt om deze voldoende diep in anesthesie te houden. Chirurgie en andere procedures worden uitgevoerd gedurende deze periode.
In onze kliniek hebben wij steeds een anesthesist ter beschikking die deze handelingen uitvoert. Gedurende de onderhoudsperiode heeft de anesthesist twee belangrijke taken:
Ten eerste moet het dier nauwgezet gemonitord worden om de vitale functies (in het bijzonder de hartslag en de ademhaling) binnen aanvaardbare grenzen te houden. Ten tweede moet de anesthesist het dier houden in de vereiste anesthesiediepte d.w.z. noch een te lichte nog een te diepe anesthesie.
De belangrijkheid van deze twee taken wordt héél goed benadrukt in ons protocol. Aan de ene kant kan het niet slagen in het behouden van een voldoende diepe anesthesie leiden tot de gewaarwording van pijn door het dier en het vroegtijdig wakker worden uit anesthesie. Aan de andere kant kan het houden van een dier onder te diepe anesthesie leiden tot een anesthetische overdosis of tot een zeer lange ontwakingsperiode.
Het letten op de vitale functies is zelfs nog meer van cruciaal belang omdat wanneer men er niet in slaagt te waken over de vitale functies en deze te houden binnen aanvaardbare grenzen; dit kan leiden tot blijvende hersenschade of zelfs tot de dood.
Bijkomend aan de monitoring van de vitale functies en reflexen van de patiënt, is de positionering en het comfort van de patiënt gedurende de anesthesie ook van belang. Enkele hiermee in verband zijnde richtlijnen die duidelijk in ons protocol vermeld staan.
Gedurende inductie wordt het dier telkens ondersteund wanneer het zijn bewustzijn verliest. In het bijzonder letten wij erop dat de kop niet tegen de tafel botst tijdens de inductie of tijdens het transport naar onze operatieruimte.
Er wordt met de endotracheale tube héél voorzichtig te werk gegaan bij het draaien van het dier daar de tube kan dichtgedrukt worden met als resultaat een luchtwegobstructie of beschadiging van de luchtpijp door het einde van de endotracheale tube.
Voor de voorbereiding van de chirurgie begint, moet men de endotracheale tube van de patiënt nogmaal controleren zodat die correct geplaatst werd (dus niet in de slokdarm) en dat deze groot genoeg is om verloren gas door lekkage rond de tube te vermijden. Eenmaal de chrirurgische voorbereiding aangevangen is, is het moeilijk de ligging van het dier te veranderen om reïntubatie te realiseren zonder de steriliteit van de operatie te garanderen.
Wanneer de patiënt op de operatietafel in positie is gebracht, let men erop dat het dier een zo normaal mogelijke houding aanneemt.
Elke 90 minuten van een operatie druppelt men kunsttranen in de ogen van een patiënt onder anesthesie. Algemen anesthesie onderdrukt de traansecretie gedurende een periode van meer dan 24 uur bij honden. Het vochtig houden van het hoornvlies is belangrijk.
RECOVERY
De onderhoudsperiode begint en de recoveryperiode begint wanneer de concentratie van het anestheticum in de hersenen begint te dalen. De manier waarop het anestheticum de hersenen en het bloed verlaat varieert naargelang het anestheticum.
De meeste injecteerbare geneesmiddelen worden verwijderd uit de bloedbaan door de lever en ondergaan daar metabolisatie door enzymen. De metabolieten worden uitgescheiden via het urinair stelsel. Sommige geneesmiddelen ondergaan geen metabolisatie door de lever en worden onveranderd uitgescheiden door de nieren.
In het geval van kortwerkende thiobarbituraten daalt de spiegel van het anestheticum in de hersenen snel omdat het anestheticum snel herverdeeld wordt naar andere weefsels, voornamelijk het vetweefsel en de spieren.
Inhaleerbare anesthetica worden hoofdzakelijk geëlimineerd via het ademhalingsstelsel. De moleculen van het anestheticum verlaten de hersenen, komen eerst in de bloedbaan en vervolgens in de longblaasjes terecht en worden op die manier uitgeademd.
Hoe dit ook bereikt wordt, de recovery kan in vele opzichten gezien worden als het tegenovergestelde van de inductie. Gevoeligheid voor pijn, spiertonus en reflexen worden geleidelijk herwonnen naarmate het bewustzijn terugkeert.
Dus de recovery of ontwakingsperiode is de periode tussen het stoppen met de toediening van anesthetica (zowel injecteerbare als inhaleerbare) en het in staat zijn van het dier te staan en te wandelen zonder hulp.
De lengte van de recovery is afhankelijk van verschillende factoren:
De lengte van de anesthesie: als algemene regel geldt, hoe langer de periode van toediening van anesthetica, hoe langer de verwachte recoveryperiode.
Het type anestheticum en de toedieningsweg: dieren waaraan inhaleerbare anesthetica werden toegediend zoals isofluraan vertonen in het algemeen langere ontwakingsperiodes dan dieren waaraan injecteerbare anesthetica zoals barbituraten en ketamine werden toegediend.
De conditie: langere recoveryperiodes worden gemeld bij dieren welke lijden aan een verzwakkende ziekte.
De lichaamstemperatuur: verlengde recovery wegens vertraagde metabolisatie en excretie van anesthetica.
Het ras: sommige hondenrassen zoals greyhounds, afghaanse windhonden, whippets,... vertonen lange ontwakingsperioden bij bepaalde anesthetica, in het bijzonder barbituraten.
Een dier ontwakende uit algemene anesthesie doorloopt achtereenvolgens dezelfde anesthesiestadia welke werden ervaren tijdens inductie, uiteraard in omgekeerde volgorde. Naarmate het dier overgaat van een diepte tot lichte anesthesie, veranderen de vitale functies en de reflexen op een voorspelbare manier. Hart-, ademhalingsfrequentie en ademhalingsvolume stijgen. Reflexen die afwezig waren zoals de slikreflex, terugtrekreflex, ... keren terug en nog aanwezige reflexen worden sterker. Het dier kan beginnen trillen, slikken, kauwen of proberen slikken. Kort na het verschijnen van het slikken zal het dier normaal tekenen van bewustzijn beginnen te vertonen, inclusief gewillige beweging van het hoofd of poten, knippering van de ogen en vocalisatie.
Deze periode is vooral de verantwoordelijkheid van onze dierenarts-assistente. Complicaties en sterfte kunnen optreden gedurende deze periode, zelfs bij dieren waarbij de inductie en onderhoudsperiode vlekkeloos zijn verlopen. Daarom hebben wij een dierenarts-assistente die deze patiënten niet uit het oog verliest en begeleid en controleert tijdens deze periode. De recovery van de dieren gebeurd in onze ruime hospitalisatieruimte waar het dier continue in de gaten kan worden gehouden en waar een emergency kit, toestellen voor monitoring en zuurstof onmiddellijk beschikbaar zijn.
De plichten volgens het protocol waaraan onze assistente zich moet houden zijn:
Monitoring van de vitale functies Vitale functies moeten elke 10 minuten geëvalueerd worden tijdens de ontwakingsperiode. Bijzonder aandacht gaat naar de kleur van de slijmvliezen, de CVT en de ademhaling. Toestanden zoals shock, bloeding, hypoglycemie en hypothermie kunnen optreden en dienen zo snel mogelijk behandeld te worden. Het is dan ook héél belangrijk dat de patiënt in het oog gehouden wordt voor problemen zoals braken, beroertes, laryngospas