Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
17-11-2008
Democratische vissen
Democratische vissen
SAMENVATTING Met de Amerikaanse verkiezingen nog vers in het geheugen, richtte de Zweedse bioloog David Sumpter zich alweer op een ander democratisch besluit. Stekelbaarsjes die een nieuwe leider kiezen, gaan namelijk unaniem voor de meest aantrekkelijke kandidaat. En hoe groter de groep vissen, hoe sterker hun voorkeur wordt.
Stekelbaarsjes leven in scholen. Binnen zon groep visjes komt het regelmatig voor dat er beslissingen moeten worden genomen. Welke kant gaan we bijvoorbeeld op bij een kruising? In dit soort situaties kiest een schooltje stekelbaarsjes zelf zijn leider. De vissen maken deze keuze op basis van uiterlijke kenmerken, deze zeggen namelijk iets over de gezondheid en fitness van een kandidaat. Zo is een dikke buik een indicatie dat het stekelbaarsje goed is in het verzamelen van voedsel. Stippen op de huid kunnen duiden op een infectie, waardoor de vis minder kans maakt om verkozen te worden. Bij het kiezen van een leider gaan stekelbaarsjes unaniem voor de meest aantrekkelijke kandidaat. Een democratisch besluit.
Stekelbaarsjes kiezen hun leider op basis van uiterlijke kenmerken. Welk van deze visjes is de beste kandidaat? Foto: Jolyon Faria en Alex Poll
Subtiele verschillen De Zweedse bioloog David Sumpter praat liever over consensus. Dit is een algemene beslissing waarbij alle beschikbare informatie door elk individu zo efficiënt mogelijk gebruikt wordt. Het idee van het begrip consensus komt uit de achttiende eeuw van de Franse filosoof Condorcet. Hij was ook de man die liet zien dat een jury bij rechtszaken een betere beslissing tussen schuldig en onschuldig kan maken, wanneer zij met meerdere personen zijn. De kans dat de meerderheid van een groep de juiste beslissing neemt, is groter dan de kans dat één persoon de juiste beslissing neemt. Speelt dit kanseffect ook mee wanneer stekelbaarsjes een leider kiezen?
Om dat te testen, zette Sumpter verschillende trials op, waarin 1, 2, 4 of 8 stekelbaarsjes moesten kiezen tussen twee replicas, een aantrekkelijke en een minder aantrekkelijke leider. In een grotere groep hebben de vissen een sterkere voorkeur voor de meest aantrekkelijke kandidaat. Volgens Sumpter kunnen de stekelbaarsjes, als zij met meer zijn, beter onderscheid maken tussen de subtiele verschillen tussen replicas. In een grotere school maken de visjes dus eerder de juiste beslissing, maar dit gebeurt zeker niet bewust. Stekelbaarsjes bereiken consensus door een hele simpele regel.
Visverkiezingen Sommige vissen in een school zien direct welke van de twee replicas de meest aantrekkelijke leider is. Deze stekelbaarsjes slaan linksaf. Andere vissen maken een foute inschatting en gaan daardoor de verkeerde kant op, rechtsaf dus. De achtergebleven stekelbaarsjes houden als het ware bij hoeveel van hun groepsgenoten linksaf zijn geslagen en hoeveel juist rechtsaf. Deze besluitloze visjes volgen uiteindelijk gewoon de meerderheid. Dit verklaart ook waarom, in sommige gevallen, bijna alle stekelbaarsjes achter de minst aantrekkelijke kandidaat aangaan. In de visverkiezingen geldt: als er maar genoeg soortgenoten dezelfde keus maken, volgt de rest vanzelf.
Een beetje wetenschappen over dieren mag toch ook wel eens, hé? Nog een fijne dag gewenst voor mens én dier ! Ciska
Splitsende stekelbaarzen
SAMENVATTING Hoe kunnen uit één populatie stekelbaarzen twee aparte soorten ontstaan? In de afgelopen twee jaar hebben evolutiebiologen bewezen dat soortsvorming zonder geografische barrière theoretisch mogelijk is. Evolutiebioloog Sarah Kraak geeft een overzicht.
Er zijn voorbeelden te over van een soort die zich splitst doordat twee populaties duizenden jaren apart van elkaar leefden - gescheiden door water of een bergrug. Charles Darwin leerde ons dat schildpadden- en plantensoorten zich konden splitsen doordat ze op verschillende eilanden leefden. Zelfs de mens zou zo zijn ontstaan. Aanhangers van de East Side Story denken dat de voorouders van de mens geïsoleerd werden door het ontstaan van de Saraha. De voorvaderen van de mens bleven aan de oostkant, terwijl de chimpansee-voorouders zich afzonderden ten zuiden van de Sahara. Een soort kan zich echter ook splitsen zonder geografische afzondering. In 1984 ontdekte de Canadese vissenbioloog Don McPhail een soortenpaar van de driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus). In Enos Lake, een meer op het Vancouver Island aan de westkust van Canada, leven twee vormen van de driedoornige stekelbaars vredig naast elkaar. De zogenoemde benthische vorm is gespecialiseerd op voedsel dat in en op de bodem leeft en de andere, de limnetische vorm, op voedsel dat in de waterkolom leeft. Deze twee stekelbaarsvormen staan op de grens van twee aparte soorten.
Geen hybride Beide stekelbaarstypen zijn wat betreft hun lichaamsvorm door natuurlijke selectie aangepast aan de verschillende foerageer-methoden. De benthische stekelbaars heeft een hoog lichaam om beter te kunnen manoeuvreren tussen de planten, en een korte brede mond om de grotere prooidieren te kunnen verorberen. De limnetische vorm heeft een smaller gestroomlijnd lichaam om beter door het water te kunnen schieten, grotere ogen om beter te kunnen zien, en een lange dunne snuit om water met plankton te kunnen opzuigen.
In de jaren die volgden op deze eerste ontdekking, ontdekten McPhail en collegas dergelijke soortenparen in nog vijf andere meren in de omgeving van Vancouver. Zij maakten aannemelijk dat het echt om twee soorten gaat. Tussenvormen zagen ze nauwelijks; slechts één procent van de stekelbaarzen in die meren bleek hybride. Ook vonden de Canadezen dat alle benthische vissen slechts één variant van een bepaald gen bezitten, terwijl de limnetische vissen meerdere allelen van dat gen kennen. Bovendien, als de onderzoekers de jonge visjes onder identieke omstandigheden opvoeden, wordt het nageslacht van benthische ouders altijd van het benthische fenotype. Hetzelfde geldt voor de limnetische vorm. Al in het midden van de twintigste eeuw benadrukte evolutiebioloog Ernst Mayr dat een soort zich zonder geografische barrière niet in twee soorten zou opsplitsen. Zolang alle individuen met elkaar kunnen voortplanten, zullen immers de aan verschillende niches aangepaste allelcombinaties steeds weer recombineren. Mayr veronderstelde dat alleen allopatrische soortsvorming mogelijk was: als twee populaties door bijvoorbeeld een bergrug van elkaar gescheiden leven, kunnen ze elk in een eigen richting divergeren zonder dat hun allelen elke generatie gemengd worden.
Paren Inmiddels bestaat al wel een verklaring voor het niet meer paren van eenmaal gesplitste soorten. In de jaren negentig vonden Dolph Schluter en collegas hoe de twee stekelbaarssoorten in de natuur uitelkaar gehouden worden. Hybriden kunnen in het lab normaal overleven. In de natuur kunnen de tussenvormen niet met de limnetische vorm concurreren om plankton. Maar het bodemvoedsel gaat ook hun neus voorbij, dat gaat naar de breedgebekte benthische vorm. De intermediaire lichaamsvorm is dus in het nadeel. Bovendien paren de stekelbaarzen bij voorkeur met vormgenoten, waarbij ze zich baseren op lichaamsvorm. Dat is ook logisch: daardoor voorkomen de vissen dat ze onfitte hybriden produceren. Zo blijven de twee vormen reproductief geïsoleerd. Een verklaring voor het ontstáán van sympatrische soorten ontbreekt nog. Tenminste, voorlopig. De Canadese stekelbaarsonderzoekers konden moeilijk verklaren hoe maar liefst zes keer een soort zich in tweeën had kunnen splitsen. In 1993 kwam Don McPhail met het allopatrische double invasion-scenario (zie kader). Deze hypothese zou ook verklaren waarom slechts zes meren soortenparen hebben, terwijl in alle andere meren slechts één soort voorkomt. McPhail voerde wat geologische aanwijzingen voor zijn hypothese aan, maar ze is nooit aan uitgebreid onderzoek onderworpen. Moleculair-genetische gegevens sluiten noch de sympatrische noch de allopatrische hypothese uit.
Voedsel De hegemonie van Mayrs allopatrische soortsvorming brokkelt nu snel af. Vorig jaar verschenen artikelen in Nature, met algemene wiskundige modellen die aantonen dat sympatrische soortsvorming toch makkelijker kan geschieden dan men dacht. Die artikelen behandelen complexe materie. De theoretische modellen gaan uit van bepaalde aannames. Bijvoorbeeld: stekelbaarzen kiezen hun partner op basis van lichaamsvorm. Nu is het zo dat de lichaamsvorm van die partner bepaalt hoe die vis zijn voedsel verkrijgt. De stekelbaarzen die voedsel op de bodem zoeken, paren bij voorkeur alleen met soortgenoten met een hoog lichaam - de benthische vorm dus. Zo kunnen de twee door elkaar heen levende populaties zich toch genetisch van elkaar verwijderen. Niet altijd wordt partnerkeuze bepaald door een eigenschap die de niche bepaalt (i.e. het gebruik van voedings- of omgevingsfactoren). Zo paren Afrikaanse cichliden bij voorkeur met een soortgenoot van de juiste kleur. Maar kleur is niet direct betrokken bij eigenschappen die zorgen voor niche-differentiatie. Bij stekelbaarzen is dat wel het geval: zij kiezen partners met een gelijke lichaamsvorm, één van de eigenschappen die een stekelbaars benthisch of limnetisch maakt.
Deze twee vormen stekelbaarzen staan op de grens van twee aparte soorten. De bovenste eet alleen plankton. De onderste stekelbaars leeft alleen op de bodem en eet grotere dieren. Paren kunnen de vissen nog wel, maar dat doen ze niet in de natuur. Het levert hybriden op die met geen van beide typen om voedsel kunnen concurreren.
Alternatieve verklaring Zelf heb ik in de groep van vissenbioloog Paul Hart (Universiteit van Leicester, Engeland) simulatiemodellen ontworpen om de soortsvorming bij stekelbaarzen te kunnen begrijpen. Die modellen laten zien dat sympatrische soortsvorming mogelijk is. Ook laten ze zien dat bij bepaalde aannames de kans daarop zeer laag is. Dit zou een alternatieve verklaring kunnen zijn voor het feit dat in Canada maar zo weinig meren twee soorten hebben.
Nu blijkt dat sympatrische soortvorming theoretisch mogelijk is, ontstaat een nieuwe uitdaging. De post-Mayr-biologen moeten testen of sympatrische soortsvorming ook feitelijk heeft plaatsgevonden, van stekelbaarzen en hagedissen tot planten. Op basis van deze sympatrische theorieën kunnen evolutiebiologen genetische en gedragspatronen in nu levende soorten voorspellen. Vervolgens kunnen empirici die voorspellingen toetsen.
Als een puppy geboren is: wat gebeurt er daarna? (deel 4)
Wanneer komen de tanden door? Bij de geboorte zijn de tanden van de puppies nog niet te zien. Ze zitten nog onder het slijmvlies.. De eerste elementen van het melkgebit komen 3-4 weken na de geboorte door het slijmvlies te voorschijn.
Tand
Doorbraaktijdstip Melkgebit
Wisseltijdstip Blijvend gebit
Snijtanden
3 4 weken
3 5 maanden
Haaktanden
3 5 weken
5 7 maanden
Premolairen
4 12 weken
4 6 maanden
Molairen
4 7 maanden
Doorkomen van melk- en blijvend gebit
(zie verder de mail die ik hierover onlangs doorstuurde en neem ook eens een kijkje op Dierengebit.nl)
Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
De pups gaan rondkruipen De overgangsfase is de periode voorafgaand aan de socialisatiefase. De pups openen hun oogjes en gaan ook horen. De pups gaan een beetje op onderzoek uit en wennen geleidelijk aan de twee zintuigen (zien en horen) die ze erbij gekregen hebben.
Wat eet een pup en waneer beginnen met voer? Een pup drinkt melk bij de moeder. Dit is vooral belangrijk omdat ze in de eerste dagen antilichamen tegen allerlei ziektes binnenkrijgen via de eerste moedermelk: het colostrum. Als de pup de tepel niet kan vinden leg de pup zijn mond om de tepel of probeer de mond zachtjes open te wrikken met je vinger en druk wat melk uit de tepel. Met als doel dat de pup de melk proeft en vervolgens zelf gaat drinken.
Wat eet een pup
Zorg dat de pup voldoende moedermelk krijgt, weeg de pups dagelijks om de groei in de gaten te houden.
Indien de pup pieperig blijft en de moeder niet voldoende melk geeft ga dan bijvoeren met puppymelk
Vanaf 3-4 weken kunt u beginnen met de puppies pap aan te bieden. Dit mag ad lib (onbeperkt) de puppies eten zoveel ze opkunnen of nodig hebben
Na een paar dagen kunt u blikvoer (puppyvoer) door de pap beginnen te mengen. Een paar dagen hierna kunt u stoppen met de pap en alleen nog blikvoer aanbieden
Vanaf 5-6 weken kunt u beginnen met naast het blikvoer brokjes aan te bieden. De kiezen beginnen dan door te komen en ze kunnen echt gaan bijten/kauwen
Biedt een pup tot 3 maanden leeftijd 4x per dag eten aan
Vanaf 3 maanden 3x per dag
Vanaf 6 maanden 2x per dag
Ontwormen: begin al op 2 weken leeftijd Pups kunnen reeds in de baarmoeder besmet raken met wormen. Ook via de moedermelk kunnen de pups besmet raken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zo'n 90-95% van de puppy's vlak na de geboorte al besmet is met wormen. Omdat een worminfectie de ontwikkeling van een pup nadelig kan beinvloeden is het van belang pups goed te ontwormen. Over het algemeen hebben volwassen honden zelf weinig last van een worminfectie. Zij vormen echter wel een besmettingsbron voor andere dieren en, belangrijker, voor uzelf. Daarom raden wij aan ook de volwassen honden 2x per jaar te ontwormen.Wij hanteren hiervoor het volgende schema:
Pup
Volwassen hond
2 wkn
4 wkn
6 wkn
8 wkn
4mnd
6 mnd
1 jaar
1,5 jaar
2 jaar
Etc.
Ontwormen
Mochten er zich in het huishouden hele jonge kinderen of een zwangere vrouw bevinden dan adviseren wij om vaker te ontwormen, namelijk elke 3 maanden.
(wordt vervolgd) Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
Voorbereiding Zorg voor een geschikte werpkist. Deze behoort ergens rustig en beschut te staan. Voorkom tocht en zorg dat er niet teveel afleiding voor de teef is. Een warmtelamp is ook ideaal als het koud is rondom de werpkist. Hang eventueel een thermometer in de de werpkist zodat je de temperatuur kunt controleren.
Voeding tijdens en na de dracht Zorg dat de moeder genoeg te eten krijgt tijdens de dracht om de ongeboren pups goed te laten groeien. Om melk te kunnen geven heeft ze na de bevalling veel energie nodig: dus voer nodig. De moederhond moet onbeperkt eten tot haar beschikking hebben (dit heet ad lib voeren). Het beste is om de teef al vanaf de 4e week van de dracht langzaam op puppyvoer over te zetten, meng het gedurende 1 week met het oude voer. Vanaf de 2e helft van de dracht (de 5e week) raden wij aan om alleen om alleen nog maar puppyvoer te geven. Gedurende het einde van de dracht en tijdens het zogen krijgt ze dan voer met een hoog energiegehalte. Een extra voordeel is, dat zodra de puppy's vast voer gaan eten kunnen ze mee kunnen eten met de moeder.
Draagtijd Puppies worden geboren na een draagtijd van gemiddeld 9 weken (62 dagen, gemiddeld 59-63 dagen).
Doof en blind geboren De pups worden doof en blind geboren en blijven dit de eerste 10-14 dagen. Voelen en ruiken kunnen ze wel. Met hun tastzin en neus vinden zij de weg naar moeders tepel en leren zij haar geur en die van hun broertjes en zusjes (her)kennen.
Wennen aan mensen Ook nemen ze in deze periode de mensengeur op. Deze fase is dus belangrijk voor de hond-mens binding. Houd de pups af en toe tegen u aan, maar laat niet te veel vreemde mensen bij de teef en haar kroost. Rust is in deze fase belangrijk.
Geboortegewicht Puppies wegen afhankelijk van het ras bij de geboorte tussen de 100 en de 500 gram. Iedere 2-3 uur drinken de puppy's melk bij de moeder. In de eerste dagen is het belangrijk om bij te houden of een pup goed groeit. Weeg daarom elke pup minstens 1x per dag, dan kun je zien of deze genoeg melk binnenkrijgt en goed aankomt. Maak bijvoorbeeld een lijst waarop je elke dag opschrijft hoeveel gram de pup is gegroeid.
Hoe herkent u een hongerige pup Indien de pups erg pieperig zijn en niet aankomen qua gewicht, dan kan het zijn dat de moeder niet voldoende melk geeft. Het is dan van belang dat de puppies met puppymelk bij te voeren.
Navelstreng Na de eerste dag begint de navelstreng steeds meer in te drogen. Ongeveer een week na de geboorte valt de navelstreng eraf.
Oogjes open Op ongeveer 10 dagen gaan de oogjes en de oren open.
Controleer de pup na de geboorte op een open gehemelte Zodra de pup geboren zijn moet u ze nakijken of er geen afwijkingen zijn. Kijk de pootjes goed na en controleer het gehemelte door de mond open te maken. Vaak wordt dit vergeten. De pup groeit niet en heeft moeite met het zuigen op de tepel of op de speen van het flesje. Kijk op de foto hieronder. Als u een vergelijkbaar beeld ziet als op de foto hieronder dan moet u met die pup naar uw dierenarts gaan!
(wordt vervolgd) Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
Als een puppy geboren is: wat gebeurt er daarna? (deel 1)
De belangrijkste tijd in het leven van een hond is de socialisatieperiode, die de eerste maanden van zijn leven beslaat. De socialisatieperiode bestaat uit twee fasen. Alles wat hij in deze korte periode leert (of juist niet leert) bepaalt voor een groot deel zijn latere ervaringen. Hij leert hoe hij met zijn soortgenoten, andere dieren en mensen moet omgaan, maar ook went hij in deze tijd het gemakkelijkst aan vreemde geluiden of rare voorwerpen. Een pup die in deze periode weinig of niet te maken heeft gehad met al deze prikkels, zal op latere leeftijd altijd wat moeite blijven houden er aan te wennen. Dit kan zich uiten in diverse gedragsproblemen, zoals bijvoorbeeld agressie of angst. Alle reden dus om hier veel aandacht aan te besteden bij de opvoeding van uw nieuwe pup!
De eerste socialisatiefase: 3 - 12 weken leeftijd
Deze fase is een heel belangrijke periode in het leven van de pup. In deze periode moeten de pups de rest van de buitenwereld als normaal gaan beschouwen.
Nieuwsgierig Ze maken kennis met van alles en iedereen en zijn onderzoekend en nieuwsgierig. In deze periode moeten de hondjes met een zo breed mogelijk menselijk als dierlijk publiek in aanraking komen. Dit is dan ook de goede periode om met je pup naar een hondenschool te gaan!
Wennen aan prikkels Ook moeten ze leren dat allerlei prikkels als bv. lawaai van auto's, treinen, apparaten enz. niet eng is. Dit proces wordt socialisatie genoemd. De 1e solcialisatieperiode moet rustig gebeuren, anders krijgt de pup een overkill aan informatie en kan hij dat niet op de juiste manier verwerken. Het is prima om de pup op de arm te nemen en rustig te laten wennen aan de nieuwe prikkel(s). U merkt snel genoeg of uw pup angstig of nieuwsgierig is. In het eerste geval is uw hond nog niet toe aan de prikkel. In het tweede geval is de pup klaar om op de grond op verkenningstocht te gaan. Als het nog wat angstig is negeer uw angstige pup en troost het niet, want dan versterkt u de angst. Breng in een later stadium de pup opnieuw met de prikkel in aanraking, na een paar keer zal de hond de prikkel als normaal gaan beschouwen en er niet meer angstig voor zijn.
De tweede socialisatiefase: 12 weken tot 6 maanden leeftijd
Deze fase wordt ook wel angstfase genoemd.
De nieuwsgierigheid die de 1e socialisatiefase kenmerkt, heeft plaatsgemaakt voor angst. De pup zal niet meer enthousiast de wereld tegemoet treden, maar juist terughoudend zijn en vluchtgedrag vertonen.
Het herstelvermogen na een vervelende ervaring is lang en in deze fase is de kans dat de pup blijvend bang blijft voor bepaalde dingen groot. De hond moet leren, dat alle dingen waarmee hij al ooit geconfronteerd was voorheen, nu ook niet gevaarlijk zijn en dat er dus niets nieuws onder de zon is wat dat betreft.
Het fnuikende van deze fase is dat uw pup weer gedesocialiseerd kan raken als deze het bovenstaande proces niet leert.
(wordt vervolgd) Met dank aan Dierenkliniek Wilhelminapark in Utrecht
We kennen ze ondertussen wel allemaal denk ik, maar toch... soms twijfel ik nog eens, daarom nog even 't geheugen opgefrist.
Soorten vogels in de tuin.
Tijdens de anders zo stille en doodse wintermaanden zorgen de vele soorten vogels toch voor heel wat leven in de Kijken en luisteren naar vogels vanachter het warme keukenraam met een kopje thee in de hand kan zeer rustgevend zijn.
De volgende soorten vogels kan men tijdens de winter in de tuin aantreffen:
koolmees (Parus Major) Gele buik met zwarte lengtestreep, witte kaken met zwarte pluimen boven de ogen.
pimpelmees (Parus Caeruleus) De zwarte oogstreep en het blauw op de kop en vleugels vallen goed op.
staartmees (Aegithalos caudatus) Valt erg op door de zeer lange staart (8 tot 10 cm). Ze vertoeven meestal in groepjes.
kuifmees (Parus cristatus) De kuifmees is door het zwartwitte koppatroon met opvallende kuif zeer eenvoudig van andere mezensoorten te onderscheiden.
boomklever (Sitta europaea) De boomklever klimt schoksgewijs in bomen en klimt in alle richtingen.
winterkoning (Troglodytes Troglodytes) Zeer klein, zenuwachtig vogeltje. Kan zijn staartje opvallende rechtop zetten zoals op de foto.
Goudhaantje (Regulus Regulus) een frequent bezoeker van tuinen waar veel naaldbomen staan, het kleinste vogeltje van Europa.
roodborstje (Erithacus Rubecula) Een vrij nieuwsgierig vogeltje die U bij Uw tuinwerk volgt.
huismus (Passer domesticus) Meest voorkomende mus.
ringmus (Passer montanus) Deze kun je onderscheiden van de huismus door de zwarte vlek op de wangen en de doorlopende grijze ring rond de nek.
heggenmus (Prunella modularis) Iets groter dan een huismus. Heeft een nogal verdoken levenswijze.
houtduif (Columba palumbus) De grootste inheemse duif. Ze hebben een opvallende witte halsring.
Turkse tortel (Streptopelia decaocto) Een klein duifje met fijn zwart bekje en zwarte halsring.
grote bonte specht (Dendrocopos major) Opvallende rode onderstaartdekveren.
vink (Fringilla Coelebs) Lijkt veel op een gewone mus maar heeft opvallende veel wit aan de vleugels.
groenling (Carduelis chloris) Groenachtige gele vogels die meestal in groep rondvliegen.
sijs (Carduelis spinus) De wijfjes van de Sijs zijn grijzig bruin, bijna zonder geel, behalve aan de staartbasis en gestreepte witachtige onderdelen. De mannetjes zijn geelgroen met een zwart petje en kin en veel geel in vleugel en staart.
merel (Turdus merula) De mannetjes zijn zwart en hebben hebben een oranje snavel. De vrouwtjes zijn bruin met bruine snavel.
zanglijster (Turdus philomelos) Net iets groter dan een merel met een bruine rug en witte borst met bruine vlekken.
spreeuw (Sturnus vulgaris) ± even groot als de merel. Zwart van kleur met opvallend gespikkelde rug en borst. Ze leven in groep.
ekster (Pica pica) Grote vogel met lange staart. Zwarte kop en vel wit aan de onderborst en vleugels.
kraai (Corvus corone) Nog groter dan de ekster. volledig zwart.
kauw (Corvus monedula) Kleiner dan de kraai met opvallende grijze hals.
Vlaamse gaai (Garrulus Glandarius) Even groot als de kauw met mooi opvallend blauw op de vleugels.
De zwarte kraai toont voor de buizerd weinig respect. Hij jent de roofvogel net zo lang tot hij weer op de wieken gaat. foto Otto Faulhaber
Buizerd met prooirest. foto Otto Faulhaber
Buizerdje pesten is een spel dat veel zwarte kraaien dagelijks spelen. Natuurlijk is de buizerd veel sterker dan een zwarte kraai, maar de roofvogel is niet snel en de kraai weet heel goed hoe ver hij kan gaan. Ook eksters tonen weinig respect voor onze meest algemene roofvogel.
Buizerds moeten wel een gruwelijke hekel aan kraaien hebben. Bij ons slaapt buiten het broedseizoen een buizerd in een notenboom en dat doet hij al jaren. Ook overdag zit hij vaak op een vaste plek in deze boom en dat kun je ook wel zien. Als het een paar dagen niet geregend heeft, ziet de bodem wit van de kalkrijke vogelpoep.
Elke dag, als het al stevig begint te schemeren, komt onze buizerd rustig en langzaam aanvliegen. We zien hem al van verre komen en hij wordt elke keer als het ware opgevangen door twee soms zelfs drie zwarte kraaien. Die proberen hem met schijnaanvallen de tuin uit te jagen. Af en toe, als een aanvaller al te dichtbij komt, wentelt de roofvogel in zijn vlucht, soms lijkt het of hij een looping in wil zetten. Tot een complete lus weet hij het echter nooit te brengen en de kraaien raken van deze luchtacrobatiek dan ook weinig onder de indruk. De buizerd accepteert het pesten gelaten en vliegt meestal zonder al te veel van de route af te wijken naar de slaapboom. Als hij eenmaal zit, staken de kraaien het spelletje. Zij slapen honderd meter verder, ook in een notenboom. Een paar kilometer van ons huis weet ik nog een slaapplaats van een buizerd. De roofvogel heeft voor zijn nachtrust een hoogspanningsmast uitgekozen en rond schemer speelt zich hier hetzelfde tafereel af. De kraaien daar zijn nog veel feller: ik heb ze de buizerd bijna van zijn zitplaats af zien vliegen. De zwarte kraai staat bij mijn weten bij de buizerd niet op de menulijst. Hij jaagt dus niet op kraaien, tenzij het zieke of jonge, te vroeg uitgevlogen vogels zijn.
De jachtstrategie van de buizerd oogt lui, maar is wel efficiënt. Aan energieverslindende achtervolgingsvluchten, zoals wij die van sperwer en havik kennen, waagt de roofvogel zich niet. Hij vindt aas niet te min, maar heeft liever muizen, jonge konijnen en regenwormen.
Van een buizerd langs de snelweg kijkt geen mens meer op. Duizenden vogels uit Zweden, Denemarken en Duitsland brengen hier de winter door. Urenlang bezetten ze een weidepaal of een boomtak in het veld speurend naar iets eetbaars op de grond. Dat kan van alles zijn, want een buizerd is wat de prooikeus betreft bepaald niet kieskeurig.
Langs de snelweg aast de roofvogel vooral op verkeersslachtoffers. Afhankelijk van het seizoen zijn dat egels, konijnen, hazen en verongelukte vogels. Ook muizen, kikkers en padden die door het verkeer geslachtofferd zijn, worden niet versmaad. Deze kleinere verkeersslachtoffers zijn echter vaak voor de snellere kraaien, eksters en meeuwen. Vooral eksters, zeker als ze met z'n tweeën zijn, weten een buizerd nogal eens een prooi afhandig te maken. Ik heb zo'n tweetal wel eens aan het werk gezien: de een leidt de buizerd af en de andere vliegt met de prooi weg. Op afstand doen ze zich dan samen te goed aan de door de buizerd gevangen muis of kikker. Kostelijke taferelen spelen zich af als de buizerd een grotere prooi heeft. Zo heb ik de roofvogel in de winter eens op een dode meerkoet zien zitten. Twee kraaien en drie eksters zorgden ervoor dat hij geen hap naar binnen kreeg. Regelmatig dekte de buizerd met beide vleugels zijn buit af. Wel een half uur heb ik vanuit de auto het tafereel gadegeslagen. Op een gegeven moment kreeg de roofvogel er genoeg van; hij zette zijn klauwen in de meerkoet en vloog uiterst moeizaam, vanwege het gewicht van de prooi, vijftig meter verder. Omdat ik ook verder moest, weet ik niet of de kraaiachtigen nog een graantje hebben kunnen meepikken.
Uit onderzoek is gebleken dat de buizerd niet alleen aas eet, maar ook veel prooidieren vangt: maar liefst 37 vogelsoorten, 18 zoogdieren en verschillende amfibieën, reptielen en zelfs vissen staan op de menulijst. Daar past ook een krielkip in, maar het is dan wel specialistenwerk en bepaald geen reden om de buizerd als 'kiekendief' in het verdomhoekje te plaatsen. Toch ben ik bang dat onze buizerd zich ook aan het specialiseren is. Ik verdenk hem er sterk van dat hij alle jonge waterhoentjes van dit jaar naar binnen heeft gewerkt. De twee oude vogels zijn er nog wel. We schonen de grote vijver daarom dit jaar maar niet op. Hoe meer begroeiing, des te meer kans hebben we volgend jaar op jonge waterkippetjes.
Ook liefhebbers van postduiven kunnen vaak ten onrechte de buizerd wel schieten. De meeste jonge, onervaren duiven en duiven die oververmoeid van een wedvlucht onderweg zijn, worden echter niet door de buizerd, maar door de havik geslagen. Vergeleken met de buizerd is de havik een uiterst behendige vliegenier. Geen kraai of ekster zal het dan ook in zijn hoofd halen om deze roofvogel lastig te vallen. Haviken eten duiven en konijnen, maar met kraaiachtigen weten ze ook wel raad.
Ik ga het hier niet hebben over verzekeringen, politie verwittigen, enz.... maar wel uitsluitend over wat je met het gewonde dier moet doen, wanneer je in contact komt met een aangereden dier.
De allereerste en belangrijke EHBO
Probeer zo snel mogelijk met het dier naar de dierenars toe te gaan. De dierenarts naar de plek van het ongeluk laten komen is meestal tijdverlies: veel kan hij ter plekke niet doen en hij zal het dier toch weer mee moeten nemen, naar de praktijk. Daarenboven kan de dierenarts thuis na je telefoontje al alles voorbereiden om de patiënt op te vangen en te helpen, wat weer (kostbare) minuten scheelt. In sommige grote steden (Antwerpen, Gent, Brussel ) bestaat er een dierenambulance die gebeld kan worden om het dier te vervoeren naar een dierenarts.
Intussentijd kan je EHBO toepassen.
Beperkt je tot de hoofdzaken: een gebroken poot is lang niet zo erg als een slagaderlijke bloeding! De dingen waarop je moet letten en iets aan doen in DALENDE ernstigheidsgraad:
ademhalingsproblemen waarbij het dier niet meer ademt
problemen met het bloedvatstelstel:
hartstilstand
(slag)aderlijke bloeding
breuken:
open breuk
gesloten breuk
zenuwstelsel: letsel hersenen ruggegraat
1. Ademhaling
Door talloze redenen kan de ademhaling belemmerd worden: een voorwerp in de keel, een wonde aan de borstkast, een scheur in het middenrif, etc... Wanneer het dier niet meer ademt, zal je kunstmatige ademhaling moeten toepassen tot het dier zelf weer ademt of tot diergeneeskundige hulp geboden wordt. Een ademhalingsstilstand van langer dan 2 minuten is fataal voor het dier. De kunstmatige ademhaling moet soms tot 20 minuten lang volgehouden worden vooraleer het dier weer zelfstandig kan of zal ademhalen.
De verschillende technieken:
Drukken op borstkas: Eerst eventueel vreemde voorwerpen uit de keelholte verwijderen en de tong uit de mond trekken. Het dier op een harde achtergrond leggen en de poten goed strekken. Zet de 2 handen op de borstkas juist achter het schouderblad en druk de borstkas in, nadat de borstwand is ingedrukt laat je deze plots weer los zodat de borstkas weer in de oorspronkelijke stand terugveert waarbij lucht wordt aangezogen. En dit herbegin je. Dit indrukken en terug veren moet ongeveer 12x per minuut gedaan worden.
Mond-op-neus beademing: Sluit de bek en trek de bovenlippen strak over de onderlippen zodat geen lucht kan ontsnappen via de mond. Plaats je lippen over beide neusgaten van het dier en blaas met veel kracht lucht door de neus naar binnen. De borstkas van het dier moet omhoog gaan. Laat de lucht weer uit de longen van het dier stromen en herhaal de procedure. Als u dit een beetje vies vindt, kan u eerst een zakdoek over de neus van het dier leggen en door de zakdoek heen aan beademing doen.
Bij poes: zwaaitechniek Neem poes bij de achterpoten vast en zwaai ze krachtig 1x heen en weer. Even het dier op de zijkant laten liggen, en indien nodig de procedure herhalen.
2. Hartstilstand
Je merkt dat op doordat het dier buiten bewustzijn is en je de borstkas niet meer ziet trillen net als de achterpoten.Het hoeft geen betoog dat een hartstilstand levensbedreigend is. Het komt vaak voor kort na ademhalingsstilstand, dus meestal moet je naast hartstimulatie ook kunstmatige ademhaling verrichten.
Methode van hartstimulatie bij kat of kleine hond Leg het dier op de zij en leg de voorpoot zo veel mogelijk naar voren. Je neemt het borstbeen vast in de palm van je hand vlak achter de voorpoten. Je knijpt de ribben tussen duim en andere vingers krachtig in, gedurende 1 seconde, dan laat je 1 seconde los en je herhaalt de procedure tot het hart zelfstandig klopt.
Methode van hartstimulatie bij grote hond Bij een grote hond kan je met bovenstaande methode onvoldoende kracht uitoefenen. Daarom deze methode: het dier ligt op de zij, de voorpoot zo ver mogelijk naar voor. Plaats je vuist ongeveer 5 cm boven het borstbeen, vlak achter het schouderblad op de borstkas. Stoot eens per 2 seconden de vuist krachtig naar beneden zodat de borstkas ingedrukt wordt.Volhouden tot het hart het zelf gaat doen.
3. Heftige bloeding
Bloeding op kop of romp Neem een doek en leg dit op de wonde: je moet dan druk uitoefenen en dit blijven doen tot de bloeding stopt of deskundige hulp komt opdagen. Het maakt op dat moment niet veel uit of de doek steriel is of niet, neem desnoods je trui of jas.
Bloeding aan poot of staart Oefen druk uit met je vinger of doekje op de het bloedingspunt. Indien dit niet voldoende is moet er een "tourniquet-verband" gelegd worden: je neemt een band of reep stof en bindt die op de poot tussen de wonde en het hart vast met een knoop. Neem dan een stokje (of pen) en bind dat stokje vast aan de band net boven de knoop. Draai het stokje langzaam rond met de wijzers van de klok mee zodat de druk van de band op de poot wordt vergroot: blijf draaien tot de wonde niet meer bloedt. Verminder elke minuut de druk door het stokje een klein stukje terug te draaien, bloedt de wonde weer, draai je het stokje weer iets aan.
4. Open breuk
Dit wil zeggen dat de huid kapot gescheurd is en dat je de gebroken stukken bot kan zien zitten. Een bot is zeer gevoelig aan infectie, wat de genezing van het bot en van het dier in het algemeen erg kan verstoren. Zon open breuk moet dan verbonden worden met (ditmaal een proper !) doek, zodat er geen vuil meer in de wonde kan komen. Dit verband zal ook een bescherming zijn tegen likken en bijten van het dier aan de wonde en de botten. Tijdens het vervoer goed opletten dat het gebroken lidmaat niet beweegt.
5. Gesloten breuk
Dit wil zeggen dat het lidmaat gebroken is, maar de huid nog netjes gesloten is. Dit moet je ten allen tijde behouden, wegens het ernstig infectiegevaar wanneer de huid open scheurt. Je moet dus zorgen dat het dier zo weinig mogelijk beweegt en let goed op tijdens het vervoer. Desnoods leg je een noodspalkje aan om te voorkomen dat de breuk erger wordt. Let wel op : een breuk is pijnlijk en het dier zal zich verweren (krabben-bijten) : tips hiervoor: zie verder.
Methode noodspalk Om de gebroken poot heen, wikkel je een laag watten, of een doek. Op dit "verband" leg je de spalk (stuk hout, meetlat, etc..) aan beide kanten van de gebroken poot : de spalk moet vrij lang zijn. Rond de spalk draai je tape of een verband (doek in repen) redelijk strak aan.
6. Bewusteloosheid
Een bewusteloos dier moet goed gecontroleerd worden in verband met ademhaling en hartactiviteit (zie 1 en 2). Leg het dier op de zij met het hoofd iets lager dan de rest van het lichaam. Probeer nooit water in de bek te gieten. Leg het dier warm : lek een deken over hem heen.
7. Ruggegraat letsel = verlamde achterhand
Hierbij is het van cruciaal belang het dier niet te erg te bewegen tijdens het transport. Schuif een plank onder het dier en transporteer het zo, zo snel mogelijk naar de dierenarts.
8. Dwanggrepen
Een aangereden dier heeft meestal pijn en is vaak in paniek, zodat het zou durven bijten en/of krabben, wanneer je het wil helpen. Daarmee is noch mens noch dier gebaat: daarom moet je soms gebruik maken van dwanggrepen. Uiteraard doe je dat enkel bij dieren waarbij het hoeft, want dwangrepen op zich brengen al stress teweeg bij het dier en stress moet men zoveel mogelijk vermijden.
de hond
Het enige gevaar bij de hond is zijn bek en de tanden. Een goede noodmuilband is snel gelegd : neem een soepele band (ev. een ceintuur van een jas, schoenveters aan elkaar geknoopt, etc..), maak van de band een lus met een knoop naar boven, schuif de lus over de bek van het dier en trek de knoop strak aan, ga met de band terug onder de bek langs en leg een 2de knoop, daarna worden de uiteinden van de band om de kop geslagen en achter de oren geknoopt (om weg glijden van de neus te voorkomen)
Methode om de hond plat op de grond te houden wanneer 1ste hulp moet gegeven worden : leg het dier op de zij, leun over het dier vanachter zijn rug en houd de onderliggende voorpoot en achterpoot stevig vast, zodat je ellebogen druk uitoefenen in de hals en in de liezen van het dier. Laat de druk niet minderen, want als de hond meent een kans te zien om te ontglippen, zal ie het zeker doen.
de kat
Bij katten is het heel belangrijk rustig, voorzichtig doch vastberaden op te treden : het is zo dat wanneer een kat ruw behandeld wordt of door de 1ste hulp plots veel pijn voelt, kan veranderen in een woeste furie waarmee niets meer te beginnen is.
Best neem je poes stevig in het nekvel beet en til ze van de grond: meestal heeft poes de reflex te verstijven zodat 1ste hulp toedienen mogelijk wordt.
Een andere manier is poes stevig in het nekvel te pakken, de beide achterpoten met de andere hand te grijpen, poes op de zij te leggen en het dier uit te rekken.
Is de poes in een furie veranderd, moet je een deken of jas over het dier leggen en de poten doorheen de jas vastgrijpen.
Vervoeren van een aangereden dier
Dit is afhankelijk van de situatie. Een dier dat zwak en suf is wordt op een deken (of jas) vervoerd : men schuift het deken onder het dier door. Til daarbij het dier enkel op aan de lichaamsdelen die niet gewond of gebroken zijn. Neem dan de 4 punten van het deken op zodat het dier als het ware in een zak ligt.
Poes vervoer je best in een wasmand of grote doos waarover je een deken legt.
Zorg in ieder geval dat het dier voldoende warm blijft; leg er een deken of jas overheen. Zorg voor stilte (geen radio aan, geen horde mensen mee in de auto) en duisternis: ev. kan je een doek over het hoofd van het dier leggen.
Een bijzondere knuffel voor uw huisdier vanwege het VvD Team
Wat gebeurt er met uw hond of kat vlak voor de operatie?
Gratis : een tip van Dierenkliniek VvD
Wat gebeurt er met uw hond of kat vlak voor de operatie?
Wat gebeurt er met uw hond of kat vlak voor de operatie? Ass. Oushoorn Bénédicte, dierenarts-assistente
ALGEMENE ANESTHESIE
Algemene anesthesie wordt bereikt door het gebruik van technieken en agentia gekozen door de dierenarts wat het anesthetisch protocol genoemd wordt. De keuze van het anesthetische protocol varieert voor elk dier naargelang factoren zoals algemene toestand van het dier, aard van de operatie welke uitgevoerd dient te worden, voorkeur en ervaring van de dierenarts, ...
Ongeacht voor welk protocol geopteerd wordt, kan elke algemene anesthesieprocedure opgedeeld worden in de volgende componenten:
Preanesthesie
Inductie of inleiding
Onderhoud
Recovery of uitleiding
PREANESTHETISCHE VERZORGING
De preanesthetische periode is de periode onmiddellijk voorafgegaan aan de anesthesie waarin o.a. gegevens omtrent de patiënt worden verzameld, waarin de patiënt wordt uitgevast met verzekering van een voldoende waterhuishouding en waarin eventuele preanesthetische geneesmiddelen worden toegediend.
Gedurende de preanesthesie is de dierenarts-assistent verantwoordelijk voor de nodige verzorging van uw huisdier.
Uitvasten van de patiënt
De dierenarts of assistente vermelde reeds dat uw huisdier nuchter moet zijn voor de operatie. Nu, waarom moet een dier uitvasten? Dieren welke anesthesie (verdoving) ondergaan zonder vooral te vasten kunnen braken tijdens de anesthesie of tijdens de ontwakingsperiode. Dit kan leiden tot irritatie van de slokdarm. Of nog erger, het braaksel kan daarbij in de luchtwegen terechtkomen en geaspireerd worden tot in de luchtpijp, bronchiën en longblaasjes. Wanneer dit braaksel de luchtwegen blokkeert, zal een onmiddellijke ademstilstand het resultaat zijn. Indien het dier dit overleeft, kan het verschillende dagen na het incident een ernstige aspiratiepneumonie (longonsteking) ontwikkelen. Door het instellen van een uitvastperiode wordt de kans op regurgitatie en braken aanzienlijk gereduceerd!!
Door het uitvasten van de dieren, wordt tevens getracht de buikinhoud te reduceren zodat de druk uitgeoefend door de buikorganen op onder meer het middenrif en de borstorganen vermindert.
Hoelang uitvasten? Als algemene regel geldt: dieren mogen geen vast voedsel opnemen 8 à 10 uur voor de anesthesie. Om de kans op regurgitatie of braken tijdens de anesthesie te reduceren wordt water weerhouden vanaf 2 uur voor de anesthesie. Gedehydrateerde dieren ontvangen voldoende vocht via onze intraveneuze vochttherapie om verdere uitdrogingen te voorkomen. Bij dringende operaties kan uiteraard geen uitvastperiode ingesteld worden.
Indien geweten is dat uw huisdier gegeten heeft kunnen we ervoor opteren bij kleine huisdieren uw dier te doen braken door het toedienen van een braakmiddel (apomorfine bij de hond) (xylazine bij de kat).
Ondanks het nemen van de nodige voorzorgen kan braken nog optreden gedurende de anesthesie. Indien dit gebeurt is er enige vorm van bescherming tegen aspiratie en blokkade van de luchtwegen indien er een endotracheale tube met cuff aanwezig is. Dit is de reden waarom we deze tube ter plaatse laten tot het slikreflex bij het dier terug aanwezig is tijdens de recovery
Men moet er zich van bewust zijn dat een preanesthetische vastperiode aangeraden wordt, maar te lang vasten kan nadelig zijn voor het dier.
Profylactische antibiotica
Antibiotica moeten toegediend worden aan patiënten welke een infectie hebben of welke chirurgie moeten ondergaan van een besmette zone. Specifieke richtlijnen worden gegeven door onze dierenartsen.
INDUCTIE OF INLEIDING
Het proces waarbij een dier zijn normale staat van bewustzijn verlaat en het onbewustzijn binnentreedt, wordt inductie of inleiding genoemd. Bij ons op de kliniek wordt dit inductieproces pas gestart nadat premedicatie werd toegediend en nadat voldoende tijd gepasseerd is opdat deze geneesmiddelen hun effect hebben kunnen uitoefenen. Bij katten wordt premedicatie en agentia voor inductie simultaan en intraveneus toegediend d.w.z. in één spuit.
Het geneesmiddel voor inductie wordt ofwel via inspuiting (injectie) ofwel via inademing (inhalatie) toegediend aan de patiënt. Wanneer gekozen wordt voor injectie, zal dit altijd gevolgd worden door intubatie met een endotracheale tube om de toediening van inhalatieanesthetica via een anesthesietoestel mogelijk te maken.
Wanneer uw huisdier rechtstreeks geïnduceerd wordt aan de hand van gas anesthetica via een masker of een anesthetische kamer, dan is er geen nood aan een injecteerbaar anestheticum.
Verdoving via injectie Anesthesie wordt bij ons geïnduceerd door intraveneuze injectie. Dit wil zeggen dat wij in het voorpootje van uw dier een katheter plaatsen waarbij wij de dosis rechtstreeks in de bloedcirculatie kunnen aanbrengen.
Thiopental, ketamine en propofol zijn voorbeelden van inducerende agentia welke intraveneus toegediend worden.
Een standaard dosis van het agens wordt berekend, opgetrokken in een spuit en daarna geïnjecteerd via de katheter in de vene. Het doel van deze methode is dat de patiënt op een snelle en veilige manier de eerste twee fasen van de anesthesie doorloopt en een zeker anesthesiediepte bereikt welke endotracheale intubatie zonder weerstand toelaat.
Wat is endotracheale intubatie en waarvoor dient het? Eenmaal anesthesie geïnduceerd is bij uw huisdier, opteert onze kliniek voor het plaatsen van een flexibele buis in de luchtpijp, een zogenaamde endotracheale tube. Deze tube geleidt de lucht rechtstreeks van de mondholte tot in de luchtpijp, zo de neusgaten en de keelholte omzeilende.
Waarom kiezen wij voor intubatie? Intubatie bij uw huisdier laat een efficiëntere levering van gas aan het dier toe dan een masker dit doet. Endotracheale tube met de correcte diameter en lengte voor de patiënt zal de efficiëntie van de ademhaling verbeteren door vermindering van de hoeveelheid anatomische dode ruimte in het ademhalingsstelsel. Het begrip anatomische dode ruimte slaat op die delen van het ademhalingsstelsel die wel lucht bevatten maar waar geen gasuitwisseling optreedt. Dus dat is de mond, neusgaten, keelholte, luchtpijp en bronchen. Door het reduceren van de anatomische dode ruimte, verzekert de endotracheale tube dat een grotere hoeveelheid lucht, welke geleverd wordt aan de patiënt, het uitwisselingsoppervlak ter hoogte van de longblaasjes bereikt.
Ook laat intubatie de assistente toe om zuurstof te leveren en dit rechtstreeks aan de patiënt wanneer een ademhaling ondersteund dient te worden. En tot slot, een aanwezigheid van een endotracheale tube met een opgeblazen cuff reduceert het risico op aspiratie van braaksel, bloed, speeksel of ander materiaal sterk. Dit materiaal kan ophopen gedurende elke procedure, maar het risico op aspiratie is vooral hoog bij orale chirurgie of tandheelkunde of bij onvoldoende uitgevaste patiënten. Omwille van het nut van een endotracheale tube in het vrijhouden van de luchtweg is het de gewoonte deze op zijn plaats te houden gedurende de hele anesthesie inclusief de recoveryperiode totdat het dier zijn slikreflex herwonnen heeft. Deze controles worden uitgevoerd door onze anesthesist.
Hoe plaatsen wij een endotracheale tube? Bij intubatie gebruiken wij steeds een laryngoscoop voor de visualisatie van de oropharynx bij de huisdieren. Laryngoscopen zijn voorzien van een lichtbron en kunnen aangewend worden voor het manipuleren van de weefsels zodat men een beter zicht krijgt op de luchtweg en intubatie makkelijker kan verlopen. Als een laryngoscoop wordt aangewend verloopt de intubatie in het algemeen minder traumatisch en is de kans op een foute plaatsing van de tube in de slokdarm kleiner. We verzamelen het nodige materiaal voor de intubatie en schatten de lengte en de diameter van de tube. We smeren de tube in met een steriel glijmiddel om minder trauma te veroorzaken. Wanneer we zien dat de patiënt de geschikte anesthesiediepte bereikt heeft, kan de eigenlijke intubatie beginnen:
We brengen het dier in sternale positie
De nek en de kop vormen één rechte lijn.
De bovenkaak wordt stabiel gehouden door de lippen naar boven te trekken. De onderkaak wordt naar beneden gebracht door de tong naar voor en beneden te trekken. De mond moet voldoende wijd opgetrokken worden zodat we de epiglottis kunnen zien.
De laryngoscoop wordt al hulpmiddel gebruikt
De tube wordt achter de stembanden in de luchtpijp gebracht.
Nu kijken we als de tube zich niet in de slokdarm bevindt.
De tube wordt gefixeerd adhv een gazen bandje bevestigd rond de top van de snuit of rond het achterhoofd.
De tong brengen we naar buiten
De cuff wordt opgeblazen.
Eenmaal geïntubeerd, wordt het dier onder matige of diepe anesthesie gehouden door de toediening van een inhaleerbaar anestheticum. Het gebruik van zo een inhalatieanestheticum is echter niet altijd noodzakelijk omdat kleine chirurgische ingrepen en korte diagnostische procedures dikwijls worden uitgevoerd terwijl de patiënt zich enkel onder injectie anesthesie bevindt.
Wanneer een eenmalige balus van een inducerend agens wordt gegeven, varieert de duur van de anesthesie met het gebruikte agens, maar bedraagt gewoonlijk minder dan twintig minuten. Indien nodig, kan de anesthesie verlengd worden door een herhaalde toediening van het intraveneus geïnjecteerde agens.
Verdoving via inhalatie
Inductie van anesthesie kan bekomen worden door het gebruik van snel inwerkende inhaleerbare anesthetica, zoals isofluraan. Het anestheticum wordt toegediend aan de wakkere patiënt met behulp van een gasmasker. De inductie met inhaleerbare anesthetica verloopt veel geleidelijker dan de intraveneuze inductie met een injecteerbaar agens.
Bij gasmaskerinductie maken wij gebruik van snel inwerkende inhaleerbare anesthetica isofluraan. Inductie via een masker is meer geschikt voor kritische patiënten dan inductie met injecteerbare agentia omdat de anesthesist in staat is snel de diepte van de anesthesie bij het dier te wijzigen door het aanpassen van de instelling van de verdamper van het anesthesietoestel. Indien er ernstige problemen optreden kan de inductie zelfs onmiddellijk onderbroken worden op een eenvoudige manier, namelijk door het verwijderen van het masker.
Omwille van de tragere inductie is maskerinductie niet geschikt voor dieren met ademhalingsproblemen. Snelle inductie met een injecteerbaar anestheticum en onmiddellijke endotracheale intubatie geniet bij ons de voorkeur voor zulke patiënten.
ONDERHOUD
Na de periode van inductie volgt de periode van onderhoud, gedurende de welke voldoende anestheticum wordt toegediend aan de patiënt om deze voldoende diep in anesthesie te houden. Chirurgie en andere procedures worden uitgevoerd gedurende deze periode.
In onze kliniek hebben wij steeds een anesthesist ter beschikking die deze handelingen uitvoert. Gedurende de onderhoudsperiode heeft de anesthesist twee belangrijke taken:
Ten eerste moet het dier nauwgezet gemonitord worden om de vitale functies (in het bijzonder de hartslag en de ademhaling) binnen aanvaardbare grenzen te houden. Ten tweede moet de anesthesist het dier houden in de vereiste anesthesiediepte d.w.z. noch een te lichte nog een te diepe anesthesie.
De belangrijkheid van deze twee taken wordt héél goed benadrukt in ons protocol. Aan de ene kant kan het niet slagen in het behouden van een voldoende diepe anesthesie leiden tot de gewaarwording van pijn door het dier en het vroegtijdig wakker worden uit anesthesie. Aan de andere kant kan het houden van een dier onder te diepe anesthesie leiden tot een anesthetische overdosis of tot een zeer lange ontwakingsperiode.
Het letten op de vitale functies is zelfs nog meer van cruciaal belang omdat wanneer men er niet in slaagt te waken over de vitale functies en deze te houden binnen aanvaardbare grenzen; dit kan leiden tot blijvende hersenschade of zelfs tot de dood.
Bijkomend aan de monitoring van de vitale functies en reflexen van de patiënt, is de positionering en het comfort van de patiënt gedurende de anesthesie ook van belang. Enkele hiermee in verband zijnde richtlijnen die duidelijk in ons protocol vermeld staan.
Gedurende inductie wordt het dier telkens ondersteund wanneer het zijn bewustzijn verliest. In het bijzonder letten wij erop dat de kop niet tegen de tafel botst tijdens de inductie of tijdens het transport naar onze operatieruimte.
Er wordt met de endotracheale tube héél voorzichtig te werk gegaan bij het draaien van het dier daar de tube kan dichtgedrukt worden met als resultaat een luchtwegobstructie of beschadiging van de luchtpijp door het einde van de endotracheale tube.
Voor de voorbereiding van de chirurgie begint, moet men de endotracheale tube van de patiënt nogmaal controleren zodat die correct geplaatst werd (dus niet in de slokdarm) en dat deze groot genoeg is om verloren gas door lekkage rond de tube te vermijden. Eenmaal de chrirurgische voorbereiding aangevangen is, is het moeilijk de ligging van het dier te veranderen om reïntubatie te realiseren zonder de steriliteit van de operatie te garanderen.
Wanneer de patiënt op de operatietafel in positie is gebracht, let men erop dat het dier een zo normaal mogelijke houding aanneemt.
Elke 90 minuten van een operatie druppelt men kunsttranen in de ogen van een patiënt onder anesthesie. Algemen anesthesie onderdrukt de traansecretie gedurende een periode van meer dan 24 uur bij honden. Het vochtig houden van het hoornvlies is belangrijk.
RECOVERY
De onderhoudsperiode begint en de recoveryperiode begint wanneer de concentratie van het anestheticum in de hersenen begint te dalen. De manier waarop het anestheticum de hersenen en het bloed verlaat varieert naargelang het anestheticum.
De meeste injecteerbare geneesmiddelen worden verwijderd uit de bloedbaan door de lever en ondergaan daar metabolisatie door enzymen. De metabolieten worden uitgescheiden via het urinair stelsel. Sommige geneesmiddelen ondergaan geen metabolisatie door de lever en worden onveranderd uitgescheiden door de nieren.
In het geval van kortwerkende thiobarbituraten daalt de spiegel van het anestheticum in de hersenen snel omdat het anestheticum snel herverdeeld wordt naar andere weefsels, voornamelijk het vetweefsel en de spieren.
Inhaleerbare anesthetica worden hoofdzakelijk geëlimineerd via het ademhalingsstelsel. De moleculen van het anestheticum verlaten de hersenen, komen eerst in de bloedbaan en vervolgens in de longblaasjes terecht en worden op die manier uitgeademd.
Hoe dit ook bereikt wordt, de recovery kan in vele opzichten gezien worden als het tegenovergestelde van de inductie. Gevoeligheid voor pijn, spiertonus en reflexen worden geleidelijk herwonnen naarmate het bewustzijn terugkeert.
Dus de recovery of ontwakingsperiode is de periode tussen het stoppen met de toediening van anesthetica (zowel injecteerbare als inhaleerbare) en het in staat zijn van het dier te staan en te wandelen zonder hulp.
De lengte van de recovery is afhankelijk van verschillende factoren:
De lengte van de anesthesie: als algemene regel geldt, hoe langer de periode van toediening van anesthetica, hoe langer de verwachte recoveryperiode.
Het type anestheticum en de toedieningsweg: dieren waaraan inhaleerbare anesthetica werden toegediend zoals isofluraan vertonen in het algemeen langere ontwakingsperiodes dan dieren waaraan injecteerbare anesthetica zoals barbituraten en ketamine werden toegediend.
De conditie: langere recoveryperiodes worden gemeld bij dieren welke lijden aan een verzwakkende ziekte.
De lichaamstemperatuur: verlengde recovery wegens vertraagde metabolisatie en excretie van anesthetica.
Het ras: sommige hondenrassen zoals greyhounds, afghaanse windhonden, whippets,... vertonen lange ontwakingsperioden bij bepaalde anesthetica, in het bijzonder barbituraten.
Een dier ontwakende uit algemene anesthesie doorloopt achtereenvolgens dezelfde anesthesiestadia welke werden ervaren tijdens inductie, uiteraard in omgekeerde volgorde. Naarmate het dier overgaat van een diepte tot lichte anesthesie, veranderen de vitale functies en de reflexen op een voorspelbare manier. Hart-, ademhalingsfrequentie en ademhalingsvolume stijgen. Reflexen die afwezig waren zoals de slikreflex, terugtrekreflex, ... keren terug en nog aanwezige reflexen worden sterker. Het dier kan beginnen trillen, slikken, kauwen of proberen slikken. Kort na het verschijnen van het slikken zal het dier normaal tekenen van bewustzijn beginnen te vertonen, inclusief gewillige beweging van het hoofd of poten, knippering van de ogen en vocalisatie.
Deze periode is vooral de verantwoordelijkheid van onze dierenarts-assistente. Complicaties en sterfte kunnen optreden gedurende deze periode, zelfs bij dieren waarbij de inductie en onderhoudsperiode vlekkeloos zijn verlopen. Daarom hebben wij een dierenarts-assistente die deze patiënten niet uit het oog verliest en begeleid en controleert tijdens deze periode. De recovery van de dieren gebeurd in onze ruime hospitalisatieruimte waar het dier continue in de gaten kan worden gehouden en waar een emergency kit, toestellen voor monitoring en zuurstof onmiddellijk beschikbaar zijn.
De plichten volgens het protocol waaraan onze assistente zich moet houden zijn:
Monitoring van de vitale functies Vitale functies moeten elke 10 minuten geëvalueerd worden tijdens de ontwakingsperiode. Bijzonder aandacht gaat naar de kleur van de slijmvliezen, de CVT en de ademhaling. Toestanden zoals shock, bloeding, hypoglycemie en hypothermie kunnen optreden en dienen zo snel mogelijk behandeld te worden. Het is dan ook héél belangrijk dat de patiënt in het oog gehouden wordt voor problemen zoals braken, beroertes, laryngospas
Acupunctuur is een Oosterse manier van behandelen die al meer dan 3000 jaar op mens en dier wordt toegepast. Het is een techniek om pijn te verlichten en het functioneren van verschillende organen te verbeteren door welbepaalde punten op het lichaam te stimuleren. Deze stimulatie kan op verschillende manieren gebeuren: door middel van massage (acupressuur) van de punten, het prikken van naalden al dan niet gestimuleerd door hitte (moxibusti) of electrische stroom , laserstralen, injecties of inplanteren van bepaalde stoffen.
Hoe werkt acupunctuur?
Volgens de traditionele Chinese geneeskunde (TCM ) stroomt er energie doorheen het lichaam van mens en dier. Deze energie stroomt door energiebanen (meridianen) op welbepaalde plaatsen gelegen in het lichaam. Ziekte en pijn ontstaan doordat deze energie niet harmonieus kan doorstromen in de meridianen. Via de welbepaalde acupunctuurpunten kan men toegang krijgen tot de meridianen. En door de stimulatie van de correcte punten kunnen die energieblokkades opgeheven worden en kan de energie weer doorstromen , wat genezing tot gevolg heeft. De Westerse geneeskunde is wetenschappelijk gaan onderzoeken wat er nou precies gebeurt wanneer een acupunctuurpunt geprikkeld wordt. Er zijn vooreerst plaatselijke reacties: er is een sterkere doorbloeding , bepaalde zenuwbanen worden geprikkeld zodat reflexreacties tot stand komen, etc. Maar er zijn ook reacties die effect hebben op het gehele lichaam : het autonoom zenuwstelsel (sympaticus en parasympaticus) wordt geprikkeld die een cascade van reacties kan teweeg brengen thv organen, gladde spieren, etc. Verschillende lichaamseigen hormonen worden vrijgezet, bijv.cortisol uit de bijnierschors, endorfines (pijnstillende hormonen) in het centraal zenuwstelsel, serotonines, groeihormoon, insuline,humorale stoffen (immunoglobulines, interferon, antistoffen ...). Wanneer dus de juiste punten worden geprikkeld zullen bovenvernoemde reacties in het lichaam tot stand komen die zullen bijdragen tot de genezing . De Westerse benadering "ziet" dan wel geen meridianen en hun sleutelgaten (acupunctuurpunten), maar kan wel de acupunctuurpunten precies lokaliseren omdat deze punten op de huid een andere electrische weerstand vertonen in vergelijking met de rest van de huid.
Wanneer kan acupunctuur hulp bieden?
Vooreerst moet gesteld worden dat acupunctuur een behandeling op zich kan zijn, of perfect kan gecombineerd worden met de Westerse geneeskunde om aldus bepaalde medicijnen te kunnen vermijden of lager in dosis te houden. Acupunctuur kan op vele gebieden hulp bieden, maar moet niet beschouwd worden als het ultieme wondermiddel: het is een vorm van geneeskunde, doch wanneer iets onherroepelijk beschadigd is, of het lichaam echt op is, dan helpen daar noch medicijnen, noch acupunctuurnaalden voor.
Acupunctuur wordt met succes toegepast bij:
orthopedische problemen: elke huisdiereigenaar kent de problemen van arthrose, H.D. (heupdysplasie), discus hernia (beter bekend onder de naam van teckelverlamming), spierproblemen, gescheurde kruisbanden , ...
luchtwegaandoeningen: asthma bij de kat, COPD bij het paard, ...
huidproblemen: allergische huidaandoeningen, likgranulomen bij honden...
maag-darm-problemen: obstipatie bij de (zware) kat, braken, diarree, krampen...
vruchtbaarheidsproblemen: bij het mannelijke en vrouwelijke dier.
centraal zenuwstelsel-problemen: epilepsie,...
problemen met specifieke organen zoals lever, nier,...
De acupunctuurbehandeling op zich
1) Pijnlijk?
Door het gebruik van flinterdunne flexibele naalden zullen alleen zeer gevoelige individuen reageren op het doorprikken van de huid. Als de naald op de juiste plaats terecht komt kan men ook een kleine reactie opmerken.
Vaak ziet men tijdens de behandeling reacties van het lichaam, zoals hijgen, relaxatie (gaan liggen of zitten), dwangbewegingen (zoals continu likken op dezelfde plaats), de haren die recht komen staan, etc.Dit zijn echter geen uitingen van pijn en na de sessie verdwijnen deze reacties.
Bij het gebruik van laserstralen voelt de patiënt absoluut niets.
2) Veilig?
Bij gebruik van steriele wegwerpnaalden is er geen gevaar voor infecties.
Wat de bijwerkingen betreft: het enige wat af en toe wordt opgemerkt is een korststondige verergering van de symptomen een dag of paar dagen na de sessie.
Bijwerkingen op lange duur zijn er niet.
3) Hoe lang duurt de sessie en hoe vaak wordt ze herhaald?
De duur van de sessie hangt af van de aandoening. Bij acute gevallen duurt de behandeling een paar minuten, chronische gevallen moeten rekenen op ½ uur.
Ook de frequentie hangt af van geval tot geval. Een acuut probleem moet om de 2 à 3 dagen behandeld worden, een chronische patiënt zowat om de week.
En voor hoe lang ? Gemiddeld moet men rekenen op een 3 à 6 weken. Enige reactie moet men ten laatste na een 4 tal sessies opmerken, ook weer afhankelijk van welk probleem.
4) Wie voert de behandeling uit, waar vindt zo'n sessie plaats?
Belangrijk is dat er eerst een correcte diagnose wordt gesteld door een dierenarts zodat een behandeling kan ingesteld worden: Westers, acupuncturistisch of een combinatie van beiden. De dierenarts in kwestie moet geschoold zijn in beide disciplines om het dier correct te kunnen begeleiden.
BEVAS (zie verder) kan u een lijst doorgeven van dierenartsen geschoold in beide disciplines.
Kleine huisdieren worden steeds in de praktijkruimte van de dierenarts behandeld. De hond of kat is in een vreemde omgeving veel timider, zodat de soms lange duur van een sessie veel geduldiger wordt verdragen.
Paarden en runderen kunnen het best in hun rustgevende stal behandeld worden.
Een bijzondere knuffel voor uw huisdier vanwege het VvD Team
Wat gedaan met een gestrande vleemuis in de tuin ?
Wat gedaan met een gestrande vleermuis in de tuin ?
Eerst even wat algemene informatie over de vleermuis, want de meeste mensen kennen niet veel over dit sympathieke zoogdiertje.
Een vleermuis kan 6 à 10 jaar oud worden en het vrouwtje heeft 1 à 2 jongen per jaar. De dracht duurt een tweetal maanden en op 6 weken leeftijd kan de jonge vleermuis het leven alleen aan. De vleermuis houdt een winterslaap omdat ze in de winter onvoldoende voeding kan vinden, daarom moet ze leven van haar lichaamsvetreserves in de zomer opgedaan en kan ze haar lichaamstemperatuur laten dalen tot de omgevingstemperatuur en haar hartslagritme verminderen met een factor 20: ze is in lethargie. De vleermuis voedt zich met vliegende insecten en ze eet veel: ze verorbert per dag makkelijk haar eigen gewicht aan insecten.
De vleermuis heeft een slecht gezichtsvermogen en desalniettemin "ziet" ze perfect in het donker en dit dankzij haar uniek "sonar-systeem". De vleermuis maakt geluiden van hoogfrequente trillingen (door ons niet te horen), deze ultrasonen botsen tegen voorwerpen of levende (bewegende) wezens en kaatsen terug, deze teruggekaatste trillingen worden opgevangen door de vleermuizenoren: zo krijgt het dier een perfect beeld van de omgeving, prooien etc.... Zo kunnen vleermuissoorten o.a. gedetermineerd worden door middel van batdetectors: elke soort heeft zijn eigen specifiek ultrasontrillingspatroon!
Het zomerverblijf van de vleermuis bevindt zich in bomen, spouwmuren, kerktorens, zolders etc.: de temperatuur bedraagt daar tussen 10 en 40° c. Het winterverblijf in grotten, ijskelders, holle bomen en speciale vleermuiskasten kent temperaturen van 5 à 10°c, maar nooit vriestemperaturen, er moet ook een erg hoge luchtvochtigheidsgraad (meer dan 80 %) heersen en absolute rust.
Deze info is enorm belangrijk voor wanneer u een vleermuis zou opvangen, maar daarover straks meer. Het kleine fladderbeest behoort spijtig genoeg tot de bedreigde diersoorten , de oorzaken hiervan zijn talrijk: chemische bestrijdingsmiddelen in land- en tuinbouw, het verdwijnen van de overwinteringsplaatsen: de grotten krijgen te kampen met overrecreatie: toeristen die aan speleologie doen maken veel herrie, roken en vervuilen de boel, kalkgroeven en mergelgrotten worden nu gebruikt als rioolwaterbergplaats of vuilnisbelt, oude forten en kelders worden afgebroken. Ook dieren die overwinteren op kerkzolders, schuren, dakomlijstingen en spouwmuren worden ten onrecht uitgemoord door de bewoners. De meest voorkomende soorten vleermuizen in België zijn de dwergvleermuizen en de laatvliegers. Vooral de dwergvleermuis heeft zich wonderwel aangepast aan het stadsleven.
Vleermuisopvang
De gouden top 3 van de vleermuis:
optimale temperatuur:
zomer: 10 à 40° c
winter: 5 à 10° c
zeer hoge relatieve vochtigheidsgraad van de lucht : meer dan 80 %
absolute rust
Indien u in de zomer een vleermuis vindt, is het vaak een jong dier dat leert vliegen met vallen en opstaan: het best hangt u het diertje in een boom, beschut voor poezen. Is het diertje gewond of verzwakt, plaatst u het dan in een warme kist, in vochtig papier. Als voeding kunt u stukjes meelworm geven, met honing en kindervitaminen: met een pincet in het muiltje steken. Als drank gewoon water of kunstmelk voor pupjes (nutriwelp).
Indien u een wonde ontdekt in de vlieghuid moet u het dier een kraagje om de nek doen om verdere automutilatie te beletten. Een gebroken vleugel geeft grote genezingsproblemen. Nadat u deze eerste hulp hebt toegediend, kan u best advies vragen en het dier naar een vleermuisopvangcentrum brengen zodat het dier optimale overlevingskansen krijgt.
Koninklijk Belgisch instituut voor natuurwetenschappen chiropterologisch onderzoek, Vautierstraat 29, 1000 Brussel tel: 02/627.43.71 of Natuur 2000 vzw Bervoetstraat 33 2000 Antwerpen 03 231 26 04
Men vraagt vanuit het centrum ook dat wanneer u een dode vleermuis zou vinden, het naar een centrum in uw buurt te brengen, zodat de doodsoorzaak kan onderzocht worden, dit is van belang voor de levende dieren.
Enkele "oude wijven praatjes" over vleermuizen ontkrachten:
een vleermuis vliegt NIET in je haren
een vleermuis in je spouw of zolder brengt GEEN ziekten of geuroverlast mee. Indien u het niet prettig vindt dat ze bij u logeren, moet u wachten tot augustus tot de jongen volwassen zijn om ze verdrijven: u brengt motteballen of wc-blokjes in hun slaapruimte of u plaatst een uitvlieghekje voor het gat (principe duivenhok).
een vampier is GEEN groot beest dat mensen leegzuigt: de vampier is 2 cm groot, woont in Zuid-Amerika en bijt liever het vee dan mensen; mensenbloed is niet smakelijk voor de vampier.
Dit artikel is tot stand gekomen dankzij de welwillende medewerking van chiropteroloog Alex Lefevre.
Een fladderende knuffel voor uw huisdier vanwege het
Kan uw huisdier het leven van een ander dier redden?
Geregeld hebben dierenartsen "bloed" nodig om hun patiënt te behandelen en/ofte redden. Hiervoor zijn er dus bloeddonoren nodig, net zoals in de menselijke geneeskunde. In de diergeneeskunde bestaat er helaas geen bloedbank, zodat dierenartsen aangewezen zijn op bloed van bereidwillige dieren met bereidwillige baasjes. Dus ook onze kliniek is telkens weer op zoek naar nieuwe bloeddonoren. Als u wenst kan uw huisdier ook een bloeddonor worden. Heeft u interesse, lees dan even goed de onderstaande informatie door. Vul dan de onderstaande vragenlijst in en bezorg deze aan de kliniek.
Welke huisdieren komen in aanmerking?
De Hond
De ideale donor is een volwassen dier (1-8 jaar) met een gewicht van minstens 30 kg. Deze grootte van hond heeft makkelijke bloedvaten om te hanteren en kan een ruime hoeveelheid bloed afstaan. Het dier mag niet extreem mager zijn of aan overgewicht lijden. Uiteraard moet het dier in een goede algemene gezondheid verkeren. Een zachtaardig, geduldig en handelbaar dier is een absolute vereiste, omdat we de donor niet willen verdoven noch kalmerende middelen willen toedienen tijdens de bloedafname. Is de donor van het vrouwelijk geslacht, mag ze niet drachtig zijn of reeds drachtig zijn geweest (dit in verband met vorming van mogelijke antistoffen door de donor). De hond moet gevaccineerd zijn (hondenziekte, kattenziekte, rattenziekte en hepatitis) en de vaccinaties moeten regelmatig (dwz elk jaar) herhaald zijn. Het dier moet ook geregeld ontwormd zijn geweest. De donor mag zelf geen chronische ziekten hebben (vb hartpatiënten, nierpatiënten, suikerzieken, etc ... en mag zelf nooit een bloedtransfusie hebben gehad. Op het moment dat de donor zou moeten bloed geven, mag hij niet ziek zijn (bijtwonden, braken, diarree, hoestje..), noch medicatie nemen en het vaccin mag niet korter dan 2 weken voor de donatie toegediend zijn.
De Kat De ideale kat is eveneens een volwassen dier (1-8jaar), dat minstens 5 kg weegt (lichtere dieren kunnen te weinig bloed geven in 1 keer) en in goede gezondheid verkeert. Het spreekt voor zich dat de kat in kwestie rustig, geduldig en goed hanteerbaar moet zijn. Denk er wel aan dat een vorm van kalmering meestal wel noodzakelijk is bij de bloedafname van onze feliene vriendjes. De kat moet gevaccineerd zijn (kattenziekte, niesziekte en leucose), jaarlijks herhaald. De kat moet vrij zijn van het FIV-virus (de zogenaamde katten-aids) , het FeLV-virus (virale leukemie) en FIP (besmettelijke buikvliesontsteking). De kat mag zelf ook nooit een bloedtransfusie hebben gehad. De vrouwelijke donor mag een nestje hebben gehad, maar ze mag uiteraard niet drachtig zijn op het moment van de donatie. De ideale donor is een binnenshuislevende kat. Op het moment van de donatie mag het dier niet ziek zijn of te recent zijn gevaccineerd (korter dan 2 weken).
Wat gebeurt er als uw dier wordt opgeroepen tot bloeddonatie?
Na aankomst in de kliniek, zal de behandelende dokter u eerst enkele vragen stellen over de gezondheidstoestand van uw huisdier. Daarna zal hij/zij uw dier grondig klinisch onderzoeken. Indien op dat moment afwijkingen worden gevonden, wordt uw huisdier geweigerd. Waarschijnlijk zal de arts dan adviseren om uw huisdier verder te laten onderzoeken (eventueel op een later tijdstip). Indien uw dier gezond wordt bevonden, mag het bloed afstaan. Katten die erg opgewonden zijn of moeilijk te hanteren zijn, zullen eerst kalmeringsmiddelen toegediend krijgen. Een klein staal bloed wordt afgenomen om de hematocriet te bepalen. Dit vertelt hoeveel procent van het bloed uit rode bloedcellen bestaat. Indien dit bij uw dier te laag is, mag het op dat moment geen bloed doneren. De kat zal ook vooraf ook getest worden op FIV en FeLV. Als alles normaal is, gaat uw dier nu bloed doneren. Hierbij wordt een naald gestoken in een pootader ofwel in de halsader. Aan de naald zit een zakje verbonden met antistollingsmiddel, waarin het bloed wordt opgevangen.
Hond
de hoeveelheid bloed dat wordt afgenomen bedraagt 16-18 ml/kg lichaamsgewicht
een hond kan elke 2-3 maanden bloed afstaan.
gedurende enkele dagen moet overvloedige beweging vermeden worden.
Kat
de hoeveelheid bloed dat wordt afgenomen bedraagt 11-13 ml/kg lichaamsgewicht
een kat kan elke 2-3maanden bloed afstaan.
het dier zeker een weekje binnen houden na een donatie.
Wanneer u denkt dat uw huisdier in aanmerking komt en u bent geïnteresseerd om uw huisdier op te geven als bloeddonor, mag u de vragenlijst invullen en terugbezorgen aan de kliniek. Mocht u nog vragen hebben, mag u steeds contact opnemen.
Alvast bedankt voor uw tijd en uw interesse, en een dikke knuffel voor uw huisdier, al dan niet toekomstige donor.
Vragenlijst
U w n aam :
U w a dres :
U w T elefoonnr :
N aam H uisdier :
D iersoort
mannelijk vrouwelijk
Gesteriliseerd/gecastreerd
ja nee
G eboortedatum :
R as :
G ewicht :
G eboortedatum :
E ventuele ziektengeschiedenis :
Hond
Verkeert uw hond in een algemene goede gezondheid: ja neen Gaat het om een teef?ja neen Indien ja: heeft ze reeds nesten gehad? ja neen Wordt uw hond jaarlijks gevaccineerd?ja neen tijdstip laatste vaccin en type vaccin Is uw hond het afgelopen jaar naar het Middellandse Zeegebied/Afrika geweest?ja neen Lijdt uw dier aan een chronische aandoening (bv hart- of nierlijden,diabetes)?ja neen Drinkt en/of urineert uw hond veel?ja neen Is uw hond gemakkelijk hanteerbaar?ja neen Moet uw hond regelmatig medicatie nemen?ja neen welke Heeft uw hond ooit zelf een bloedtransfusie gekregen?ja neen
Kat
Verkeert uw kat in een algemene goede gezondheid?ja neen Wordt uw kat jaarlijks gevaccineerd?ja neen tijdstip laatste vaccin en type vaccin Is uw dier besmet met het FIV-, FeLV-virus of FIP-virus?ja neenonbekend is dit ooit via bloedonderzoek getest geweest?<ja neen tijdstip Lijdt uw kat aan een chronische aandoening (vb hart-of nierlijden,diabetes)?ja neen Drinkt en/of urineert uw kat veel?ja neen Is uw kat makkelijk hanteerbaar? ja neen Moet uw kat regelmatig medicatie nemen? ja neen welke Heeft uw kat ooit zelf een bloedtransfusie moeten ondergaan?ja neen Leeft uw kat uitsluitend binnenshuis? ja neen
Dank u voor het aanmelden van uw huisdier als bloeddonor, misschien kan uw dier in de toekomst het leven redden van een ander dier!
Dierenkliniek VvD Victor Jacobslei 42-44 2600 Berchem tel 03 239 31 75
Een bastaardhond met de naam Diesel heeft vandaag een prijs gekregen voor zijn moed en het grootste bot uit de slagerij nadat hij had bewezen dat hij echt de beste vriend van de mens is. Diesel riskeerde vorige maand zijn leven om een driejarig jongetje te redden van een dodelijke bruine slang op de boerderij van zijn gezin in Queensland, in het noordoosten van Australië.
De moedige hond kreeg twee beten toen hij zich tussen de kleine Drew en het twee meter lange reptiel wierp. "Diesel gooide zichzelf in de lucht en viel de slang aan", zei de grootvader van de jongen. "Zijn actie redde het leven van Drew, want de slang was gigantisch en de beet zou dodelijk geweest zijn."
Diesel stortte zelf ook in en had een dubbele dosis antigif nodig tegen de slangenbeet. Hij moest twee dagen in een dierenziekenhuis verblijven voor hij terug op zijn poten stond. (belga/bdr)
Agapornissen (Agaporniden) of Dwergpapegaaien horen tot de familie van papegaaien. In het wild komen ze voor in Afrika ten zuiden van de Sahara, waar ze meestal in kleine groepen samenleven. Er zijn meerdere soorten, maar in Europa wordt het meest met de Agapornis Fischeri gekweekt. De naam Agaporniden betekent: de onafscheidelijken. Ze zijn zo genoemd omdat ze huwelijken voor het leven sluiten en veel met elkaar tortelen. Daarom worden ze ook wel lovebirds genoemd. Ze zijn ong. 15cm groot en lijken nog het meest op minipapegaaien met een naar verhouding te grote kop. Ze leven bij voorkeur met een groep in een wat grotere binnen-of buitenvoliere, maar kunnen ook alleen gehouden worden in een kooi. In dat geval gaat de vogel zijn tortelgedrag geheel op de eigenaar richten. U heeft dan een vogeltje, dat heel erg van U houdt. Agapornissen kunnen bij de dierenwinkel of bij een kweker aangeschaft worden. Koop alleen een gezond, stevig uitziend vogeltje.
Dier
Geslachtsrijp
Broedtijd
Eieren
Aanschaf
Leeftijd
Agapornis
912 maanden
2224 dagen
46
8 weken
1215 jaar
Verzorging, voeding, huisvesting
Als u een volière wilt beginnen, moet U daarover advies inwinnen bij bijv. een goede dierenwinkel. Ook op internet zijn veel tips en websites te vinden. Houdt U de agapornis(sen) in een kooi, dan voldoet een flinke parkietenkooi, dus hoog en met horizontale spijltjes. Op de bodem komt een laag schelpenzand, die U regelmatig ververst. De stokken, minstens 3 en van hout en niet van plastic, moeten de juiste dikte hebben. Vogelgrit, slijpsteentjes, sepia moeten in de kooi aanwezig zijn.
BELANGRIJK: Vogeltjes kunnen heel slecht tegen Tefal, het spul wat op pannen zit. De kooi mag dus nooit in de keuken staan en niet in de buurt van een open keuken. Als U in de kamer gaat gourmetten of zo, zet dan de kooi weg. Voor agapornissen bestaan goede voeren bij de dierenwinkel, wat U aanvult met eivoer, kiemzaad, stukjes appel en peer, bessen en trosgierst. Ze hebben ook grit nodig. Het drinkwater moet altijd vers en schoon zijn.
Agapornis en dierenarts
Een agapornis komt alleen bij de dierenarts als-ie ziek is. Bij de volgende verschijnselen is het belangrijk advies aan Uw dierenarts te vragen: slecht eten, bol zitten, vermageren, kale plekken, overmatig plukken en krabben, dunne en vreemd gekleurde uitwerpselen, lusteloosheid. Verder kunnen ze last hebben van te lang doorgegroeide nagels en snavel en van het ringetje om hun poot. Als U met Uw agapornis naar de dierenarts gaat, lees dan onze adviezen
Voerbakjes en drinkflesjes kunt u het beste schoonmaken en desinfekteren in een (afgesloten) emmer met een oplossing van water en bleekwater. Laat dit enkele dagen staan, spoel het af en alles is weer super schoon en fris!
Tip!
Zitstokken kunnen het beste gemaakt worden van natuurhout, zoals bijvoorbeeld wilgen- en fruittakken. Dergelijke takken geven de vogel tevens gelegenheid tot knagen. Een juiste dikte van de stok is, als de tenen van de vogel de stok ongeveer voor 3/4 omvatten.
Tip!
Houten wasknijpers kunnen prima gebruikt worden als bevestigingsmethode voor groente, fruit en takjes. De knijpers zelf zullen bij kromsnavels uiteindelijk ook ten prooi vallen aan hun knaaglust. Dit is voor deze vogels echter niet gevaarlijk.
Tip!
De voeding van papegaaien, zoals grijze roodstaart en amazone papegaaien moet niet uitsluitend bestaan uit "gewoon papegaaienvoer" . Ze eten hier namelijk heel selectief zonnebloempitten en pinda's uit. Hierdoor ontstaan op den duur ernstige vitaminetekorten.
Tip!
Vitamine druppels kunnen het beste gegeven worden op voedsel wat de vogel erg lekker vindt, bijvoorbeeld op een stukje appel.
Tip!
Zachtvoer is voor veel vogels onmisbaar. Als een vogel dit moeilijk wil eten kun je de hoeveelheid zaden het best een tijdje verminderen, terwijl je de rest van het voer constant houdt. Op die manier moet je vogel wel wat zachtvoer eten. Probeer je vogel nooit te dwingen door ál het zaad weg te nemen, want dat kan leiden tot een energietekort. Zon onevenwichtige voeding kan fatale gevolgen hebben!
Tip!
Bij vorst is de luchtvochtigheid in de kweekruimte vrijwel altijd te laag. Hierdoor bestaat de kans dat eitjes uitdrogen. De luchtvochtigheid is op peil te houden door een kletsnatte deken/kleed in de kweekruimte te hangen.
Tip!
Een (haar)hygrometer (instrument die de luchtvochtigheid meet) moet regelmatig geijkt worden. De eenvoudigste manier is de volgende. Wikkel een vochtige doek om de hygrometer en laat deze een uur zitten. Haal de doek weg. De hygrometer moet nu op 100% staan. Indien dit niet het geval is, de wijzer op 100% zetten met de stel- cq ijkschroef.
Tip!
Vervuild/besmet drinkwater is doodsoorzaak nummer 1 bij sterfte onder vogels. Drinkwater dient daarom elke dag ververst te worden. Verstrek het water op ongeveer kamertemperatuur.
Tip!
Ongewenst gedrag bij tamme vogels (bijvoorbeeld papegaaien) is snel aangeleerd en kan het meest effectief bestreden worden door de vogel totaal te negeren.
Tip!
Bij papegaaien kan gebrek aan aandacht en verveling leiden tot onophoudelijk krijsen en verenplukken. In een papegaaiensamenleving geldt een strikte rangorde. Dominante vogels zitten meestal op hogere plaatsen dan ondergeschikte vogels. Een papegaai die regelmatig op het hoofd van zijn baas of op andere hoge plekken mag zitten kan zich snel dominant gaan voelen en zich ontwikkelen tot bijtend en krijsend probleemdier.
Tip!
Controleer regelmatig de nagels van de vogels. Voor een goede bevruchting moeten de nagels van de man niet te lang zijn,anders steken ze als dolken in de rug van de pop.
Tip!
Nagels kunnen het beste geknipt worden door de nagels voor een lamp te houden. Op deze wijze zijn de bloedvaatjes goed zichtbaar en kunnen ze geknipt worden zonder 'in het leven' te knippen.
Tip!
Bij twijfel over de levensvatbaarheid van het jong in het ei kan 2 tot 3 dagen voor het uitkomen, het ei voorzichtig in een glas met lauw water worden 'gelegd'. Zet het glas op een stabiele plaats. Het ei zal blijven drijven en indien het jong leeft zal het ei lichtelijk schommelen in het water. Een teken dat het jong leeft. Laat het ei niet langer dan 1 minuut in het water liggen. Pas op bij het uitnemen van het ei, deze is nu zeer glad!!
Tip!
Na reiniging/ontsmetten van voerbakjes kunt u deze het beste drogen met keukenpapier i.p.v. een droogdoek. Droogdoeken bevatten namelijk, zeker als ze al in gebruik zijn geweest, bacteriën. De kans is hierdoor aanwezig dat je bacteriën overbrengt naar de voerbakjes (Tip van Anja, die ze via de dierenarts heeft gekregen).
Tip!
Om zaad te besparen kun je deze 'uit blazen'. Door het blazen worden de losse velletjes uit het voerbakje geblazen en blijft het nog aanwezige zaad liggen. Draag wel oogbescherming zodat de velletjes niet in het oog terecht kunnen komen.(Tip van Petra Hermsen)
Tip!
s' Winters als het wat vroor deed mijn vader altijd een heel klein beetje suiker in het water dat schijnt een beetje antivriezend te werken.(Tip van Petra Hermsen).
Tip!
Pas uit het ei gekomen vogels en jonge vogels als voeding gewelde puppybrokjes geven, vermengd met eivoer. De jonkies krijgen dan extra eiwitten.(Tip van John en Annette).
Tip!
Veel vogels gebruiken graag (dons)veertjes voor het bekleden van hun nest. Groot voordeel hiervan is een perfecte isolatie van de eitjes. (Voldoende) donsveertjes kunnen gemakkelijk verkregen worden uit een (oude) donzen kussen. (Tip van Ton Koek).
Tip!
Indien je een stuk schors of karton voor de opening van een nestkast hangt (voor parkietachtigen) dan zullen ze,als ze in broedstemming komen, er aan gaan knagen. Door het knagen wordt de broedlust (extra) aangewakkerd en heb je minder kans op onbevruchte eieren!(Tip van Gert Overweg).
Tip!
Het is handig om de nachthokken van binnen niet te schilderen, anders krijg je namelijk condens aan de binnenkant van het hok. Als de binnenzijde van het nachthok niet geschilderd is, heb je hier geen last van! (Tip van Phil).
Tip!
Bij last van bloedluis in het broedblok, shag of potpouri, onder de houtkrullen strooien. (Tip van Arie van Dalen)
Tip!
Bij grasparkieten en andere soorten kun een grote dennenappel gebruiken om groenvoer en of gekiemd zaad in te steken. (Tip van Brecht van Camp)
Tip!
Wanneer je een strodraad uitpluist en in kleine stukjes knipt kun je dat prima gebruiken als nestmateriaal voor kanaries, tropische vogels etc.(Tip van Gert Overweg)
Tip!
Gebruik een waterflesje voor cavia's ( met zo'n kogeltje ) eens voor je parkieten. Het water raakt niet vervuild en jonge vogels pakken deze wijze heel snel op. (Tip van Stefan Boender)
Tip!
Plaats in de broedkooien fijne gazen bodems zodat de vogels gemorst zaad dat met ontlasting in contact is geweest niet meer van de bodem kunnen eten. (Tip van H.F. Heidekamp)
Tip!
Laat kwartels op de bodem van je volière lopen. Deze zullen tussen de zaadvelletjes het gevallen of gemorste zaad nog vinden en dit opeten. Zo te handelen is erg handig want nu wordt alle zaad gegeten en wordt er niets verspild. (Tip van Brecht Van Camp)
Tip!
Rondom de volière citroengeraniums planten, weert muggen en katten. Een aantal planten kunnen in je tuin zeker helpen tegen de muggen: citroengeranium (Pelargonium crispum );citroenmelisse (Melissa officinalis ); lavendel (Lavandula officinalis ); pepermunt(Mentha piperita );eucalyptus (Eucalypus ).
(Tip van Laurenzo Walraevens)
Tip!
Maak de voorraad tonnen/emmers/blikken waarin je jouw voer bewaart elke keer dat ze leeg zijn schoon (met kokend water) om voermijt tegen te gaan.
(Tip van Laurenzo Walraevens)
Tip!
Goed nestmateriaal voor de bodem zijn beukensnippers. Deze nemen veel vocht op. De jonkies hebben ook meer houvast voor de pootjes. (Tip van John en Annette)
Tip!
Geef de vogels vers gesneden brandnetel door het eivoer. Dit is zeer gezond. Ze moeten het wel leren eten. Of geef ze koude thee van gedroogde brandnetel als drinkwater (1 a 2 keer in de week).(Tip van Jarno Bakker)
Er komt stilaan een spannende periode in zicht waarbij enige nauwlettendheid geboden is. Juli is immers de start van de dektijd. Als alles goed is, zijn de ooien in prima conditie en is de ram klaar voor de job.
Voor wie fokt overeenkomstig de Engelse rasstandaard en stamboek werking is 10 juli theoretisch de eerste dag is dat de ram bij de ooien mag. De draagtijd is immers 144 dagen en zo kom je voor het lammeren uit op 1 december, de eerste dag dat de lammeren voor het nieuwe seizoen mogen geboren worden. Dat is de mooie theorie. In de praktijk durft de duur van de dracht variëren. Ook de ooien zijn nu niet meteen tochtig op 10 juli. Dit gaat in cycli van 17 dagen en ook hier kan dus wel enige variatie optreden.
In eerste instantie heb je voor de ooien twee alternatieven. Je kan alles op zijn natuurlijk beloop laten of je kan sponsen. Dit wordt bij voorkeur gedaan door de veearts. Daardoor worden de cycli bij de ooien gelijk gezet en worden ze dus ook als het even meezit, op dezelfde dag gedekt. Spons je niet dan zullen de ooien op verschillende data worden gedekt en zal het lammeren dus over een grotere periode worden gespreid.
De ram wordt voorzien van een dektuig. Dat is een stel riemen met daarop een waskrijt gemonteerd. Wanneer de ram dekt, kleurt hij ook meteen het achterste gedeelte van de ooi zodat je meteen kan uitrekenen wanneer de lammeren komen. Start met een licht kleur en verander om de 17 dagen het kleur waarbij steeds een donkerder kleur wordt ingezet.
Ook wanneer alle ooien gekleurd zijn, moet de ram voor de volgende periode een nieuw kleur opgezet krijgen. Het dekken is immers niet altijd meteen succesvol en wanneer de ooi niet meteen drachtig is, wordt ze 17 dagen later opnieuw tochtig. De ram merkt dit en zal herdekken. De ram moet dus steeds een dektuig dragen tot minstens 17 dagen nadat de laatste ooi is gedekt.
In die periode is het belangrijk dat de groep niet al te veel wordt verontrust. Drijven van de dieren naar een andere weide bijvoorbeeld moet worden vermeden. Het is dus belangrijk dat alle nazicht van de dieren is gebeurd in de periode net voor het dekken.
Laat de ram rustig bij de ooien tot een twee weken voor het lammeren.
Hoe mooi de natuur wel kan zijn, bewijzen het schaap Albert en baby-olifant Themba. Het olifantje verloor zijn moeder toen ze in een ravijn stortte. Dierenartsen hoopten voor hem een nieuwe olifantmoeder te vinden, maar uiteindelijk ontfermde het schaap Albert zich over het weesje.
Toenadering zoeken Een week lang observeerden dierenartsen in het natuurreservaat van de Zuid-Afrikaanse Savanne het olifantje, in de hoop dat een kudde olifanten het weesje zou opnemen. Toen dat niet het geval bleek te zijn werd Themba naar het Shamwari Wildlife Rehabilitation Centre gebracht, waar hij het schaap Albert ontmoette.
Hoewel de twee de eerste uren helemaal niet overeenkwamen, zocht Themba het olifantje toch steeds meer contact met Albert. "Themba kwam naar Alberts hok gelopen en stak er nieuwsgierig zijn slurf door. Hij raakte Alberts wollige rug aan en snoof er even aan. De volgende dag waren de twee samen de vlakte aan het verkennen."
Imitatie De artsen vreesden even dat Themba zou beginnen denken dat hij een schaap was, maar het omgekeerde was waar. "Albert doet alles wat Themba doet. Het is zelfs het eerste schaap dat ik acaciabladeren zie eten", aldus een van de artsen.
Of de vriendschap nog lang zal duren, is de vraag want de artsen zijn van plan om het olifantje opnieuw in het wild los te laten. (ka)
Telenovelas zijn in. Na Emma, Sara en LouisLouise volgt Amika. Boordevol humor, avontuur en romantiek, luidt het.
Het verschil is dat Amika een telenovela voor jongeren is en Amika geen beloftevolle juffrouw, maar een paard. Reken maar dat de maneges er spoedig beter van zullen worden.
Eersteklas kreng
Amika is een duur sportpaard. Een twaalf jaar oude Arabische volbloed. Marie-Claire de la Fayette (Véronique Leysen) kreeg Amika cadeau voor haar vijftiende verjaardag. Marie-Claire Marie-Claire is een onuitstaanbaar kreng. Haar enige ambitie is de mooiste, de beste, de leukste en de duurste zijn. Merel De Ridder (Moora Vander Veken) is een stil meisje dat haar moeder heeft verloren. Ze woont met haar vader Tijs (Bert Cosemans) in een bescheiden huis. Tijs waant zich een uitvinder, maar is vooral een warhoofd.
Vraag het aan het paard
Wanneer Merel in De Paardenhoeve een baantje krijgt als stalhulp, is dat voor haar een droom die uitkomt. Al spoedig is ze heel goeie maatjes met stalknecht Jan (Ken Verdoodt). Dé vraag is: wat is er aan de hand met Amika? Waarom doet iedereen zo geheimzinnig? Waarom mag niemand in de buurt van het paard komen?
Videodagboek
Samen met de reeks loopt op ketnet.be een videodagboek waarin Merel vertelt wat ze allemaal meemaakt, ook over dingen die op het scherm helemaal niet te zien zijn.
Amika is een productie van Studio 100. Er zijn 52 afleveringen op komst. Ze duren telkens twaalfenhalf minuten en ze worden uitgezonden op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag. De eerste 28 lopen tot Kerstmis. In de kerstvakantie worden ze herhaald en na Nieuwjaar volgen de 24 andere.
Amika, Ketnet, 18.15 uur. De vier afleveringen van de voorbije week worden op zondag op Ketnet herhaald om 18 uur.