Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
12-10-2007
Gestreepte jakhals (Ereli)
Gestreepte jakhals Groep : op het land levende zoogdieren
De schuwe gestreepte jakhals leeft in Afrika en is vooral tijdens de nacht actief. Het dier is een loyale partner en toegewijde ouder, en staat ten onrechte bekend als hebberige rover of lakei van grotere roofdieren. Hoewel hij kadavers zeker niet laat liggen, besteedt hij de meeste energie aan het jagen op prooi of het zoeken naar eetbare planten. Wanneer twee gestreepte jakhalzen hebben gepaard, blijven ze hun hele leven lang bij elkaar. Zo'n twee maanden na de paring brengt het vrouwtje op een beschutte plek drie tot zes jongen ter wereld. Het eerste jaar is voor de nieuwe ouders het moeilijkste. Het vrouwtje voedt de jongen de eerste vijf weken met haar melk en daarna moet de ene ouder op zoek naar vlees, terwijl de andere bij de jongen de wacht houdt tegen pythons en arenden. De prooi wordt haastig opgeschrokt en later voor de jongen opgebraakt. Na een paar maanden vergezellen de jongen hun ouders tijdens het foerageren. Wanneer ze zes tot acht maanden oud zijn, kunnen ze alleen jagen. De meeste jongen verlaten hun ouders rond deze tijd, maar één of twee, meestal vrouwtjes, blijven achter om de volgende worp te helpen verzorgen, tot zij afgelost worden door de volgende generatie. Door het schuwe karakter van de gestreepte jakhals is het onmogelijk om zijn status vast te stellen. In sommige delen van Afrika wordt hij door de plaatselijke bevolking bejaagd. Men gebruikt zijn hart als middel tegen epilepsie, en de huid en nagels zouden kwade geesten afweren. In beschermde wildparken schijnt de soort het goed te doen. De gestreepte jakhals vangt zijn prooi met een korte, plotselinge aanval en zet zelden de achtervolging in. Hij heeft een grondige kennis van zijn territorium en weet precies waar hij voedsel kan vinden. Meestal staan er kleine hapjes op het menu. Hoewel ongewervelde dieren zeker niet worden overgeslagen en ook naar wormen wordt gegraven, zoekt hij tevens naar grotere prooien als knaagdieren en andere kleine zoogdieren, reptielen en vogels. Hij houdt ook van vruchten en groenten, en steelt vaak van akkers. Soms volgt de jakhals gieren naar een kadaver. Aan een groot karkas doen ook vaak andere jakhalsfamilies zich tegoed. De band tussen een paartje gestreepte jakhalzen is ongewoon sterk. Ze werken in totale harmonie samen en verdedigen een territorium dan twee en een halve vierkante kilometer groot kan zijn. De grenzen worden met urine gemarkeerd. Of ze nu rusten of aan het foerageren zijn, de twee zijn perfect op elkaar afgestemd. Binnen hun territorium bevinden zich dicht struikgewas om te schuilen en rustplaatsen als verlaten holen van aardvarkens, oude termietenhopen of plekjes waar ze een hol kunnen graven. In gebieden waar mensen wonen, komen jakhalzen alleen tijdens de nacht te voorschijn. Elders foerageren ze ook overdag.
De koningscobra (Ophiophagus hannah ) is de grootste giftige slang ter wereld en behoort tot de familie gifslangen (Elapidae). Het is de enige soort uit het geslacht Ophiophagus .
De koningscobra wordt maximaal 5,8 meter, veel exemplaren in het veld zijn tussen 3,5 en 4,5 meter lang. Net zoals veel cobra's heeft ook deze soort de karaktistieke wangflappen naast de kop. De kleur is bruinig tot zwart met meestal een lichte dorsale bandering vanaf de nek, en strepen langs het lichaam. De buik is wit met zwarte vlekjes, met name aan de zijkanten van de wangflappen.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit andere slangen, ook giftige soorten, waardoor de koningscobra in India een soort Halfgod-status heeft als nuttig dier en zelfs aanbeden wordt. De wetenschappelijke geslachtsnaam "Ophiophagus" is opgebouwd uit de Griekse woorden "ophis" (=slang) en "phagein" (=eten). Ook varanen en kleine zoogdieren worden wel gegeten. De vrouwtjes bouwen een nest om de eieren in af te zetten, wat bijzonder is voor slangen. In dit nest worden 20 tot 40 eieren gelegd, waaruit na 60 tot 80 dagen de juvenielen uitkomen die al tussen de 45 en 50 cm lang zijn.
Hoewel deze soort niet eens het sterkste gif produceert, veel giftiger is de taipan (Oxyuranus microlepidotus ), injecteert de slang per beet een dusdanig grote hoeveelheid dat een mens er onbehandeld meestal aan overlijdt; vaak is de hoeveelheid zelfs fataal voor wel twintig mensen. Bovendien komt deze cobra nog redelijk algemeen voor en is niet in de laatste plaats vrij agressief en bloedsnel, en valt bij aanraking meteen aan in plaats van te vluchten. Vuistregel bij een kwade cobra in de buurt is onbeweeglijk blijven staan, waardoor de slang na een tijdje weer rustig wordt; dat is het moment om er vandoor te gaan.
Het ontwijken of afweren van een beet door de kop van de slang tijdens een aanval snel weg te slaan zoals in films wel eens is te zien kan men wel vergeten. Hoewel veel slangen als traag worden beschouwd, kunnen ze razendsnel naar voren schieten en bijten, waarna ze weer evensnel terugschieten en afwachten tot de prooi of aanvaller verlamd is. De verlamming treedt op doordat het gif een neurotoxine is, die een cholinesterase -remmer bevat, een stof die de prikkelingen tussen zenuwen onderling en met spieren blokkeert.
De koningscobra komt voor in delen van Zuid- Oost-Azië ; India , Vietnam , Zuidelijk China , Maleisië , Indonesië en de Filipijnen , niet in Sri Lanka . Het habitat bestaat uit zowel zeer droge als vochtige streken, maar niet in halfwoestijnen zoals de Egyptische cobra (Naja haje ), maar in bossen, heidevelden en bosranden met veel vegetatie. In tegenstelling tot de meeste slangen klimt deze soort nooit - ook niet voor de nachtrust.
KRUIPSMOKKEL. Een medewerker van de Amerikaanse justitie toont een van de beschermde schildpadjes die door gewetenloze smokkelaars illegaal op de Amerikaanse markt waren gebracht.
De beagle is een hondenras . In Groot-Brittannië werd en wordt hij gebruikt voor de jacht op konijnen en hazen . Hierbij moet de hond het dier vangen en doodbijten.
De hond is stevig gebouwd. De schofthoogte varieert van 33 tot 41 cm en het gewicht is ongeveer 15 kilo. De hond heeft een eigenzinnig karakter en gaat graag zijn eigen gang, maar dat weten veel baasjes in het ras juist erg te waarderen.
De hond is een tricolor, dit betekent dat hij in 3 kleuren voorkomt: zwart , wit en lichtbruin ; de meeste beagles hebben alle drie de kleuren. Oudere beagles hebben natuurlijk ook grijze haren. De beharing kent twee variëteiten: de gladharige en de ruwharige. Bij de gladharige is het haar glad, heel dicht en niet te kort. Bij de ruwharige zeer dicht, stekelig en draadachtig. De vacht is goed bestand tegen weersinvloeden. Sinds 1950 is de ruwharige beagle uit de rasstandaard geschreven en komt officieel niet meer voor. Ook komen er twee kleuren voor in bijv. lime, tan, zwart , geel en rood .
De naam Beagle is afkomstig van het woord Beag, Beg of Beigh, wat "klein" betekent in het Keltisch, en werd voor het eerst gebruikt in de regeringstijd van koning Henry VII (tussen 1457 en 1509 ).
De beagle is een vriendelijke, enthousiaste hond. De in veel boeken over beagles als "vrolijk" omschreven honden zijn over het algemeen vriendelijk en niet agressief of verlegen. Ze houden van menselijk gezelschap en hoewel ze vreemdelingen soms in eerste instantie terughoudend of met geblaf tegemoet treden, zijn ze snel gewonnen. Dit maakt beagles enerzijds geen goede waakhonden, maar vanwege hun typische beaglegeblaf kunnen ze kwaadwillenden wel afschrikken.
Beagles kunnen zeer goed met kinderen overweg en dat is wellicht de belangrijkste reden dat ze de laatste decennia in steeds meer huishoudens gehouden worden. Beagles hechten zich zeer aan hun baasjes en kunnen separatieangst krijgen als ze te lang alleen gelaten worden.
Beagles zijn intelligente honden, maar zeer doelbewust en eigenwijs. Dit maakt het opvoeden voor sommige mensen lastig, maar het eigenwijze karakter bezorgt de opvoeders doorgaans veel plezier. Beagles luisteren over het algemeen goed, maar er hoeft weinig te gebeuren om hun aandacht af te leiden.
De dromedaris of éénbultige kameel (Camelus dromedarius ) is een grote kameelachtige , die tegenwoordig enkel in gedomesticeerde vorm kan worden aangetroffen. De dromedaris wordt regelmatig gebruikt als last - en rijdier in woestijngebieden . Hij is zeer nauw verwant met de kameel . De twee kunnen onderling kruisen . Een kruising tussen een dromedaris en een kameel wordt hybridekameel genoemd.
De dromedaris is ongeveer drie meter lang en 190 tot 230 centimeter hoog (met de bult als hoogste punt). Het dier weegt tussen de 450 en 700 kilogram. De dromedaris heeft één bult, een lange, gebogen hals en lange poten, die eindigen in twee tenen. De dromedaris heeft een korte, ruige en dichte vacht, die langer is op de kruin, de nek, de hals, de romp en de staartpunt. De vachtkleur varieert van wit tot bruin. Op de ellebogen , de knie - en zoolgewrichten en op het voorhoofd zitten eeltplekken , die zeven millimeter dik zijn en bestaan uit een flexibel, verhoornd vlies.
Kameel en dromedaris lijken veel op elkaar. Het duidelijkste verschil tussen de twee soorten is het aantal bulten op de rug: een kameel heeft er twee en een dromedaris slechts één. Ook heeft de dromedaris veel korter haar, langere poten en is hij slanker gebouwd dan een kameel. De dromedaris komt oorspronkelijk uit het Midden-Oosten , de kameel uit Centraal-Azië .
De verschillen in uiterlijk zijn te verklaren als aanpassingen aan het klimaat: de winters en nachten in de Centraal-Aziatische woestijnen kunnen zeer koud zijn, terwijl het in de woestijnen in het Midden-Oosten zeer droog en heet kan zijn.
De dromedaris voedt zich met gras en andere planten, ook de taaie, doornige, zoute en uitgedroogde planten die de meeste andere dieren laten staan. Door de gespleten bovenlip is hij in staat zelfs doorntakken te eten. Bij een hoge voedselvoorraad eet hij twee tot drie kilogram voedsel per uur. De dromedaris eet slechts een geringe hoeveelheid van dezelfde plant, in tegenstelling tot een geit , die een struik kaal kan eten. De tanden van een dromedaris groeien hun hele leven door. Om ze af te slijten knabbelt hij aan hard materiaal als botten en stukken hout. De dromedaris kan voor langere tijd zonder water. Als hij kan drinken, drinkt hij grote hoeveelheden: meer dan honderd liter water in tien minuten komt voor.
Net als bij de kameel maakt de dromedaris gebruik van zijn bult voor de opslag van vet , zodat het dier enige dagen zonder water en voedsel kan overleven, zelfs in de hete woestijn. Het vet in de bult wordt gebruikt voor de productie van energie en vocht . Op zeer hete dagen kan een dromedaris meer dan een kwart van zijn lichaamsgewicht verliezen zonder in levensgevaar te komen. Een goed doorvoede bult staat hoger dan een al benutte bult. Overigens bezit een dromedaris als embryo nog een tweede bult, maar die komt niet tot ontwikkeling. Ook beschermt de bult de dromedaris tegen de hitte door warmte te absorberen . De lichtgekleurde vacht van de dromedaris zorgt er ook voor dat veel zonlicht wordt weerkaatst.
De eeltkussens onder de voeten beschermen hem tegen het warme zand. De neusgaten en oren zijn bedekt met lange haren, die het zand tegenhouden. Om diezelfde reden heeft het dier lange wimpers . Ook kan het dier zijn neusgaten sluiten.
Water wordt niet in de bult opgeslagen, maar wel in de maag . Ook wordt er zo min mogelijk water verspild: de nieren resorberen een groot deel van het vocht, waardoor de urine zeer geconcentreerd is, en ook de uitwerpselen bevatten nauwelijks vocht. Ook kan de lichaamstemperatuur van een dromedaris zo'n zes tot acht graden stijgen tot een temperatuur van zo'n 41°C voordat zijn lichaam oververhit raakt en hij moet zweten om af te koelen. 's Nachts kan zijn temperatuur dalen tot 34°C.
Dromedarissen leven in kuddeverband . Dieren herkennen elkaar voornamelijk aan de geur, die per individu verschilt. Ze kunnen hierdoor soortgenoten al van enkele kilometers afstand herkennen. Om het jaar wordt één enkel jong geboren. De draagtijd bedraagt 365 tot 440 dagen. Als het jong geboren moet worden, zondert het wijfje zich af van de rest van de kudde. Na een of enkele dagen, als het jong kan lopen, keert het wijfje met het jong terug naar de kudde. Het dier wordt ongeveer een jaar gezoogd, maar al gelijk na de geboorte eet het jong planten. Na twee maanden gaat hij regelmatig grazen. Als het jong van zijn moeder wordt gescheiden, slaakt het jammerende geluiden, waarmee het contact zoekt met zijn moeder.
De dromedaris is waarschijnlijk al voor 4000 v.Chr. gedomesticeerd in het midden of zuiden van Arabië , waar de dieren waarschijnlijk voor het laatst in het wild voorkwamen. De precieze datering is onbekend: sommigen beweren dat de dromedaris al in de 12e eeuw v.Chr. was gedomesticeerd. Pas veel later is hij naar andere gebieden verspreid. Pas tussen 2500 en 1500 v.Chr. werden de dieren verspreid over de rest van het Midden-Oosten en (via schepen) naar Noordoost-Afrika, vanwaar ze via de zuidelijke Sahara Noordwest-Afrika bereikte.
Ook in Europa is het dier ingevoerd (in 1136 kwamen ze voor tot aan de Rijn voor), maar de dieren zijn hier weer verdwenen. Wel werd de soort met succes in 1405 op de Canarische eilanden ingevoerd, waar het dier nog steeds voorkomt. In 1856 heeft men geprobeerd dromedarissen te houden in het zuiden van de Verenigde Staten , maar deze poging mislukte toen tien jaar later de Amerikaanse Burgeroorlog uitbrak.
Dromedarissen worden nu in gedomesticeerde vorm vooral aangetroffen in de halfdroge en droge graslanden, vlakten en woestijnen van Noord- en Oost-Afrika , het Arabisch schiereiland en het zuidwesten van Azië , tot in Noord- India . Er zijn tegenwoordig meer dan twaalf miljoen dromedarissen, die voornamelijk in Afrika leven. De meeste dieren leven in Soedan (zo'n 2,8 miljoen dieren). Somalië heeft de hoogste dichtheid, zo'n 3,14 dromedarissen per km².
In het wild komt het dier niet meer voor, maar er zijn kuddes verwilderde dromedarissen in Libië , waar de dieren in de twintigste eeuw achtereenvolgens zijn uitgestorven, herintroduceerd en aan hun lot overgelaten. De grootste kudde verwilderde dromedarissen (zo'n twintigduizend dieren) leeft in Midden- en West- Australië . Hier is de soort vanaf 1849 ingevoerd, vergezeld door kameeldrijvers uit Baluchistan , om bij te dragen aan de verkenning en kolonisatie van het droge continent. Later werden de dromedarissen gebruikt om voedsel te brengen naar geïsoleerde nederzettingen en om materiaal te vervoeren voor de aanleg van spoorlijnen en telegraafpalen . Toen de dromedarissen niet meer nodig waren, werden ze grotendeels vrijgelaten.
Het dier is door zijn grootte en zijn vermogen om het langere tijd uit te houden in de woestijn zeer geschikt als last- en rijdier in de hete woestijn. Hierdoor was de dromedaris lang het ideale vervoermiddel door de woestijn, en hieraan heeft hij de bijnaam 'schip der woestijn' te danken. Vroeger werd het dier gebruikt voor handels karavanen , die tegenwoordig zeldzaam zijn. Zoutkaravanen met dromedarissen bestaan nog steeds in het zuiden van de Sahara, als Mauritanië , Mali en Niger . De melk van dromedarissen wordt ook gedronken, en is vaak het belangrijkste voedingsmiddel voor bijvoorbeeld de nomaden in de westelijke Sahara . In Somalië wordt er niet op de dieren gereden, maar worden de dromedarissen enkel gehouden voor de melk en als lastdier. In Soedan worden dromedarissen voornamelijk voor het vlees gehouden. Bij verscheidene volkeren, waaronder de joden , de kopten en de druzen is het echter taboe om dromedarisvlees te eten. Het leer van dromedarissen wordt zelden gebruikt. In Egypte worden er souvenirs voor de toeristen van gemaakt.
Er zijn verscheidene plaatselijke rassen , waarvan het uiterlijk is aangepast aan het gebruik. Last- en trekdieren zijn zwaarder gebouwd en trager dan de slankere en snellere rijdieren. Bergdieren zijn kleiner en sterker behaard dan vlaktedieren.
Tegenwoordig is de dromedaris voor zijn voortbestaan grotendeels afhankelijk van de nomaden. De auto heeft in grote delen van zijn verspreidingsgebied zijn rol als vervoer- en transportmiddel overgenomen. Zolang de nomaden dromedarissen blijven gebruiken, is de dromedaris in zijn voortbestaan verzekerd.
Verwarring tussen dromedaris en kameel kan ontstaan doordat het Semitische woord voor dromedaris, gâmâl , in verbasterde vorm (kamêlos ) werd geïntroduceerd in het Grieks , terwijl er al een andere naam was (dromas ). Dezelfde twee namen werden toegepast toen de kameel bekend werd.
Een beroemd voorbeeld van het misverstand is de vertaling van het bijbelvers dat het voor een rijke moeilijker is het Koninkrijk Gods binnen te gaan dan voor een kamêlos om door het oog van een naald te gaan ( Marcus 10.25). De vertaling "dromedaris" is correcter, maar het foutieve "kameel" is ingeburgerd. Het 'oog van de naald' was overigens een lage stadspoort van Jeruzalem.
De Borderterriër is een klein, ruigharig ras in de terriërfamilie . Het ras is gefokt voor de vossenjacht op de grens tussen Engeland en Schotland .
De hond is niet al te groot en kan zo makkelijk een vossenhol in komen. Dat is ook de reden waarom het dier zo'n dikke, stevige staart heeft; om hem weer uit het hol te kunnen trekken als het vast zit.
De Borderterriër is een vrij rustige hond en vriendelijk tegenover mensen, maar tegenover andere honden kan hij zich heel dominant gedragen.
Vroeger leefde het dier op de boerderij , en kreeg hierbij geen eten, maar moest zijn eigen eten vangen. Zo ruimde hij de muizen en andere kleine beesten op.
De Borderterriër is een werkhond, geen showhond. Daarom zal het dier bij hondenshows minder worden beoordeeld op hoe goed hij is in het showen, maar meer op hoe het dier als werkhond is.
Het herfstseizoen is er weer en de laatste zondag van oktober is het in mijn dorp weer "dierenwijding". Sint-Hubertus wordt er gevierd met een openluchtmis en een concert van jachthoornblazers brengt sfeer. Dieren van allerlei pluimage worden er gezegend. Het is een gezellige bedoening, diertjes onder mekaar. De pastoor is gul met zijn wijwater én met het gezegend broodje, waarvan ze allemaal lekker smullen... en de baasjes bidden en hopen dat hun diertjes daardoor weeral een jaartje gespaard zullen blijven van ziektes. Vandaar een artikeltje over het damhert ! 'k blijf het een prachtdier vinden.
Het Damhert
Het damhert met zijn deels afgeplatte gewei is een van de bekendste hertensoorten. Vooral ook omdat ze vanwege hun fraaie uiterlijk veel in hertenparkjes gehouden worden. Het damhert is roodgeel tot grijsbruin van kleur met witte vlekken en twee opvallende witte strepen op de romp aan beide zijden van de staart. Bijzonder voor herten is de grote adamsappel van het mannetje. In de winter zijn de dieren donkerder van kleur. Ze leven in groepen van soms meer dan 100 dieren en zijn vooral in de schemering actief.
Leefgebied
Van oorsprong horen damherten thuis in ons land en de rest van Europa. In andere werelddelen komen ze pas voor sinds ze daar zijn ingevoerd.
Voedsel
Damherten hebben een voorkeur voor gras, ook al is dit van slechte kwaliteit. In gemengde bossen en loofbossen leven zij het liefst, maar ook in duingebieden aarden zij uitstekend. Doordat zij erg makkelijk te houden zijn, zie je damherten nogal eens in hertenparken.
Jongen
De bronst bij damherten begint in de tweede helft van oktober. Een volwassen hert komt ieder jaar terug naar dezelfde plek in het bos waar hij een ondiepe kuil maakt, die hij besprenkelt met urine en waar hij de hinden opwacht. Na de bevruchting verlaten de hinden deze plek weer. Het bronstgeluid van het damhert is hoger en eentoniger dan van een edelhert. Gevechten tussen rivalen zijn niet zo heftig als bij edelherten en er vallen hoogstzelden slachtoffers. De bronstroep van een damhert klinkt als een snurkend gorgelend geluid en dit geluid is niet van verre afstand te horen. De draagtijd duurt ongeveer 229 dagen (32-33 weken), geboorte in juni, soms worden twee kalfjes geboren die worden gezoogd tot in de winter.
Leefwijze
Net als edelherten leven damherten in roedels, toch zijn het meer dagdieren. Hun vluchtafstand is iets korter en hun ogen zijn heel goed ontwikkeld. Hierdoor kijken zij bewust naar vreemde dingen, zij kunnen een stilstaand mens goed herkennen en staan ook bij het oversteken van wegen stil als zij een auto zien aankomen, wat vaak fatale gevolgen heeft. Damhert zijn slim en nieuwsgierig. Damherten hebben een duidelijke staart en kunnen met vier poten tegelijk weg springen. Door zijn aanpassingsvermogen, goede weerstand tegen ziektes en de geringe schade die een damhert in de natuur veroorzaakt neemt de verspreiding door uitzetten toe. Bos met aangrenzende weide en velden zijn ideale leefgebieden voor het damhert. Veel ruimte hebben ze echter niet nodig. Ook kunnen zij zich goed aanpassen aan het gebied of aan veranderingen (damherten in een park. Zij zijn meer overdag te zien en kunnen beter ruiken en kijken dan edelherten.
Niet alledaags: een siamese schildpad. Het beest - dat gemakkelijk vijftien tot twintig jaar oud kan worden - heeft twee koppen en twee paar voorpoten, maar slechts één paar achterpoten en één staart.
Sedert eeuwen houdt de mens papegaaien als huisdier. Maar hoe zit dat nu precies met de aanschaf en verzorging van zo'n dier? Wij vroegen het aan dierendokter Rob Lückerath .
Een eerste vraag die zich opdringt: hoe komen we aan een papegaai?
Rob Lückerath: 'Het antwoord is heel simpel: dit is wettelijk bepaald. In 1973 is in Washington de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten gereglementeerd (CITES). Dat was hard nodig, aangezien de mens nu niet meteen bekendstond vanwege zijn grote bekommernis om in het wild levende dieren. CITES bepaalt dus exact wat mag en wat niet. In principe is het verboden om wilde dieren te bezitten, te verkopen of af te leveren'.
'In België zijn er speciaalzaken, die papegaaien uit eigen kweek verkopen. Daar heb je voldoende keuze. Het bijkomende grote voordeel is dat deze dieren makkelijker handtam zijn te maken.'
Hoe oud wordt een papegaai eigenlijk?
'Een papegaai wordt heel erg oud en kan de mens zelfs overleven. Bij de aanschaf van een papegaai moet je dan ook goed beseffen dat je er je hele leven lang aan vastzit. De leeftijd verschilt een beetje per soort, maar 50jaar is het gemiddelde. De agaporniden zijn 'dwergpapegaaien' en leven relatief kort, namelijk zo'n jaar of 20.'
Vraagt het dier een speciale verzorging? Die bek ziet er anders best gevaarlijk uit en die klauwen liegen er ook niet om.
'Om lange nagels te voorkomen, moeten de stokken in de kooi goed zijn. Dat betekent: van een verschillende diameter. Eventueel helpt het om de stokken met heel fijn schuurpapier te bekleden of ovale stokken te pakken. Ook de snavel moet kunnen afslijten. Een papegaai die te weinig takken, noten of andere slijtende producten krijgt, zal zijn bek niet voldoende afslijten. De snavel groeit dan door, het dier kan niet meer goed eten en zelfs verhongeren.'
Stel dat het noodzakelijk is om de nagels te knippen en de bek te verzorgen. Kunnen we dat zelf?
'De nagels zelf knippen is goed te doen, maar je mag wel niet over één nacht ijs gaan. Vraag je dierenarts om het eens voor te doen en doe het hierna eens zelf onder supervisie. Allereerst moet de papegaai goed gefixeerd zijn. Je pakt een stevige oude doek. Deze doe je om het diertje heen, kordaat maar met zachtheid. Dan pak je met de vrije hand de kop van achter vast en houd met vingers de onderkant van de bek vast. Onthoud echter: een papegaai is een schrikschijterd... letterlijk. Gebruik een stevige nageltang -een goede draadtang is ook bruikbaar- want de nagels kunnen heel erg hard zijn. Knip steeds kleine beetjes af om te voorkomen dat je in het 'leven' knipt.'
'De bek is een heel ander verhaal. Het knippen van de snavel is werk voor de vakman: in de snavel zitten bloedvaatjes die niet geraakt mogen worden. Het probleem is dat deze niet van de buitenkant af te zien zijn. Blijf er dus af.'
Een grote hond en een kleine kat, Die zaten op de kamermat; En de hond, die zei: Zeg, scheelt jou wat? Scheer je weg!
En de kat, die zei: Jij bent een hond, En ik een kat, niet zonder grond; Hou jij dus nou jouw grote mond: Scheer je weg!
Scheer je weg: waf, waf! Scheer je weg: sis, sis Scheer je weg: die is raak! Scheer je weg: die 's nie mis! Waf waf! sis sis! woef woef! mauw mauw! En een houw en een beet en een blaf en een grauw: En de grote hond en de kleine kat, Die vlogen van de kamermat, En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?
En hij trapte op een teen, En zij beet in een been Van de meid, die riep: ga je heen! O mijn been! Scheer je weg!
En de grote hond en de kleine kat, Die zaten weer samen op de kamermat, En ze lachten en praatten: 'och hemeltje, wat Trapte ik op haar teen!' 'En beet ik in haar been!' ''t Is gek, maar zo'n mens krijgt ook altijd wat!'