Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
20-10-2007
De kookaburra (Ereli)
De kookaburra
Orde : Coracliformes - familie : Alcedinidae - geslacht : Dacelo en soort : Dacelo novaeguineae. De kookaburra behoort tot de Alcedinidae-familie, die 92 soorten ijsvogels kent. Met een luide, schorre roep die klinkt als luidruchtig menselijk gelach, is de kookaburra één van de meest bekende en geliefde leden van de ijsvogelfamilie. Groepen kookaburra's gebruiken hun kenmerkende roep om hun territorium op te eisen, en hun hysterisch gekakel werd zo leuk gevonden door vroege Europese kolonisten, dat de kookaburra al snel de lachende reuzenijsvogel werd genoemd. Kookaburra's leven in groepen van zo'n zes tot zeven vogels en elke familiegroep verdedigt het hele jaar door hetzelfde territorium. Overdag zoeken deze vogels alleen naar voedsel, maar ze blijven altijd in het zicht en het geluidsveld van de groepsleden. 's Nachts komen ze bij elkaar en delen een tak van een boom, behalve in het broedseizoen, wanneer ze terugkeren naar hun boomnesten. Om te slapen strijken neer op een tak. Hoewel ze vooral voorkomen in eucalyptusbossen en bosland, hebben ze zich aangepast aan een leven in de buurt van mensen en komen ze ook voor in weilanden, stadsparken en tuinen in buitenwijken, mits ze geschikte bomen hebben om in te nestelen. Deze standvogels begeven zich zelden buiten hun broedgebieden, en keren vaak jaar na jaar naar dezelfde plaats terug. Kookaburra-paartjes blijven hun hele leven samen en hebben wel vijf helpers bij het uitbroeden van de eieren en de zorg voor de jonge vogels. De helpers zijn mannelijke nakomelingen die de familiegroep niet verlaten totdat ze tussen de twee en vier jaar oud zijn. Vrouwtjes verlaten de groep met één tot twee jaar. Tijdens het broedseizoen roepen de paartjes elkaar en voert het mannetje het vrouwtje tijdens een paringsritueel. Het vrouwtje legt haar eieren in een nest, gewoonlijk in een natuurlijk hol in een eucalyptusboom. De familiegroep broedt om beurt op de eieren en voert de jongen. De kuikens krijgen veren als ze ongeveer vijf weken oud zijn, maar worden nog zes tot tien weken door de groep gevoerd. Het voedsel van deze vogel is gevarieerd. Hij eet onder andere slangen, hagedissen, wormen, vis, kikkers en insecten, maar ook sprinkhanen en kevers. Hij is een geduldige jager en kan urenlang stil zitten wachten op een hoge plek zoals een tak of een elektriciteitskabel tot een prooi nadert. Als hij zijn doelwit ziet, schiet de kookaburra naar beneden of duikt in het water. Op de grond landt hij naast zijn prooi, grijpt hem en gaat terug naar een hoge plek. Hij gooit kleine dieren zoals sprinkhanen tegen een tak om de poten en vleugels weg te slaan en slikt ze dan geheel door. Vis wordt ook doodgeslagen en in één keer doorgeslikt.
Beschrijving Rugvin met 36-45 vinstralen, anaalvin met 2-3; 13-18 ringen voor de anaalopening, 37-42 ringen achter de anaalopening. Donkerbruin met donkere vlekken aan de bovenzijde, die vaak dwarsbanden vormen. Meestal een donkere vlek voor de ogen. Onderzijde crèmekleurig met zilverkleurige tint. Snuit korter dan de halve koplengte. Geen uitstulping achter op de kop. Kleine zeenaalden worden meestal aanzien voor de jongen van grote zeenaalden. Ze komen over het algemeen voor in ondiep water. In riviermondingen kunnen ze verzoeting van het water goed verdragen. Van juni tot augustus kunnen larven aanwezig zijn; deze verlaten bij een lengte van 15 mm de broedbuidel. Ze eten kleine kreeftachtigen. Lengte Maximaal 17 cm. Verspreiding Noordoost-Atlantische kusten van Noord-Spanje tot Zuid-Noorwegen. Langs de Nederlandse kust niet talrijk. Ze komen tot een diepte van tien meter voor onder en tussen met wieren begroeide stenen en op zandbodems in riviermondingen. Een vrij grote populatie heeft zich in het Noordzeekanaal gevestigd.
De Batrachoseps attenuatus leeft in serquoiabossen, grasland, bergen heuvels en bereikt een lengte van zo'n 7,5 tot vijftien cm. Deze salamander heeft een slank, langgerekt lichaam en dito staart. Zijn poten en voeten zijn klein en smal, met vier tenen aan elke voet. De kleur varieert met het woongebied. Het is de algemeenste salamander in California. Hij leeft op het land, waar hij zich met golvende bewegingen van zijn lichaam voortbeweegt, meer dan door zijn poten te gebruiken. Overdag houdt hij zich schuil tussen vochtige vegetatie of boomwortels, tijdens de nacht komt hij te voorschijn om naar wormen, spinnen en andere ongewervelde dieren te zoeken. In de late herfst of winter legt het wijfje vier tot 21 eieren onder een rotsblok, daartoe opgewekt door regenval. De eieren komen in het voorjaar uit; de larven hebben geen stadium in het water.
Liervogel bereikt wijfje met zijn mobiele telefoon
Liervogel bereikt wijfje met zijn mobiele telefoon
Liervogel (Menura novaehollandiae)
Langere dagen zorgen voor vogelzang
In de lente beginnen veel vogels met hun liefdeszangen. In de meeste gevallen is het mannetje met zijn aria's degene die het wijfje versiert. Soms is deze zang ook bedoeld om zijn territorium te verdedigen, maar meestal heeft hij hier een andere melodie voor en zijn de aria's speciaal voor een wijfje!
Wanneer het voorjaar aanbreekt met langere dagen, prikkelt dit de hersenen van vogels zodat er seksuele hormonen aangemaakt gaan worden. Daardoor beginnen ze met zingen. Met name in de ultieme fase van de paringsperiode wordt de zang sterk bepaald door het belangrijkste mannelijk geslachtshormoon, testosteron.
Zang als selectiemiddel
Voor een wijfje is de mate van zangkwaliteit een graadmeter voor de conditie van een mannetje. Het zingen kost veel energie en alleen een mannetje dat een goede conditie heeft, kan lang genoeg, hard genoeg en mooi genoeg zingen. Een mannetje in goede conditie heeft meestal ook een groot voedingsgebied (territorium), wat natuurlijk voor een wijfje belangrijk is om haar jongen goed te laten opgroeien. Vaak heeft een wijfje dan ook voorkeur voor ingewikkelde zang met veel rollers en trillers. Daarnaast speelt de omgeving ook een rol bij de vogelzang. Zo moeten stadsvogels hoger zingen om boven het lawaai uit te komen.
Opvallende zang bij de liervogel
De liervogel (Menura novaehollandiae) heeft wel een heel aparte manier van zingen om een wijfje te verleiden. Naast het opzetten van zijn staartveren in de vorm van een lier (een oud Grieks snaarinstrument), heeft hij een heel arsenaal aan geluiden dat hij laat horen. Hij bootst niet alleen melodieën van andere vogelsoorten na, maar imiteert ook andere geluiden die hij in zijn omgeving hoort, zelfs dat van een kettingzaag, autoalarm, fototoestel of mobiele telefoon. Hoe groter zijn repertoire, hoe groter zijn succes bij de wijfjes!
Niet alle geluiden die dieren in de paringstijd maken zijn voor ons hoorbaar
Het menselijk oor vangt geluiden op waarvan het aantal trillingen tussen de 20 en 20.000 per seconde ligt. Geluiden met minder dan 20 trillingen per seconde worden infrageluiden genoemd, en zijn voor ons te laag om waar te nemen. Geluiden met meer dan 20.000 trillingen per seconde heten ultrageluiden en zijn voor ons te hoog om te horen.
De dwergvleermuis gebruikt ultrageluiden
Dwergvleermuizen (Pipistrellus nathusii) maken gebruik van ultrageluiden. Met hun neus of mond zenden ze een zeer hoog signaal uit dat weerkaatst op voorwerpen in de omgeving. De echo kunnen ze opvangen met hun oren, zodat ze de exacte plaats van het voorwerp kunnen bepalen (echolocatie). Naast de echolocatie- geluiden maakt een mannetjesdwergvleermuis rond augustus ook baltsgeluiden om wijfjes te lokken. Omdat de golflengte zo hoog is dragen de geluiden niet ver, maar dat geeft niet: er zijn genoeg vleermuizen in de buurt! De baltsgeluiden zijn iets lager van toonhoogte dan de echolocatiegeluiden en zijn vooral voor jonge mensen soms hoorbaar.
Niet alle geluiden die dieren in hun paringstijd maken zijn voor ons hoorbaar
Het menselijk oor vangt geluiden op waarvan het aantal trillingen tussen de 20 en 20.000 per seconde ligt. Geluiden met minder dan 20 trillingen per seconde worden infrageluiden genoemd en zijn voor ons te laag om waar te nemen. Geluiden met meer dan 20.000 trillingen per seconde heten ultrageluiden en zijn voor ons te hoog om te horen.
De Afrikaanse olifant maakt gebruik van infrageluid
Bij Afrikaanse olifanten (Loxodonta africana) leven de mannetjes en wijfjes apart. Ze bevinden zich vaak kilometers van elkaar vandaan. Om contact met elkaar te maken en informatie uit te wisselen over de paringsbereidheid van het wijfje en de conditie van het mannetje, maken olifanten gebruik van infrageluiden.
Kudde Afrikaanse olifanten (Loxodonta africana)
Met hun slurf maken de mannetjesolifanten rommelende geluiden. Omdat deze geluiden een zeer lage frequentie hebben, dragen ze ver - net als de lage bastonen uit je stereo-installatie. In het bereik van het geluid bevindt zich altijd wel een aantal mannetjes of een kudde wijfjes.
Eenmaal bij de kudde aangekomen kan een mannetjesolifant ruiken welk wijfje paringsbereid is. Na een slurvenritueel waarbij de slurven ineengestrengeld worden en ze elkaar over het hoofd aaien begint de proef-paring. Hierna begint de échte selectieprocedure. Het wijfje maakt een serie lage roeptonen die haar familie overneemt. Alle mannetjes in de buurt komen hierop af. Alleen de sterkste en grootste olifant die het wijfje van haar proefpartner kan losmaken, wordt haar echte man!
De glanzende matschieboomkangoeroe kan wel tien meter van tak naar tak springen en voelt zich dan ook prima thuis in de toppen van de bomen. Dit roodbruine dier heeft een heel andere levensstijl ontwikkeld dan zijn verwanten, de op de grond levende wallaby's en kangoeroes. De jongen van de matschieboomkangoeroe blijven langer in de buidel dan bij andere buideldieren het geval is. Door houtkap in het regenwoud van Papoea-Nieuw-Guinea wordt het leefgebied van de matschieboomkangoeroe bedreigd. Ook wordt er voor voedsel jacht op hem gemaakt. Hierdoor is zijn aantal in tien jaar tijd gehalveerd. De matschie maakt nu deel uit van een overlevingsplan voor soorten, internationaal opgezet door dierentuinen waarvan enkele een populatie voor de voortplanting onderhouden. Onderwijsprogramma's in Papoea-Nieuw-Guinea moedigen het behoud van het leefgebied van de matschie aan en ontmoedigen de jacht. Deze kangoeroe is vooral tijdens de nacht actief en leeft in de bomen. Hij komt zelden op de grond en als dat wel het geval is loopt hij liever dan hij huppelt. Hij begint te klimmen door één meter omhoog te springen en zijn armen om een boomstam te slaan. Daarna werkt hij zich naar boven door met zijn gekromde klauwen de schors vast te pakken en met zijn gebogen staart het evenwicht te bewaren. Matchies zijn solitair levende dieren die elkaar alleen opzoeken om te paren. De helft van de tijd slapen ze, terwijl ondertussen hun eten verteert. Elk mannetje heeft een territorium van vier hectare dat gedeeltelijk samenvalt met de kleinere territoria van een aantal vrouwtjes. Soms gaan de mannetjes gevechten aan, waarbij ze elkaar al worstelend flink bijten en stevig met hun voorpoten slaan. Net als andere buideldieren brengen boomkangoeroes hun jongen groot in een buidel. Zo'n 32 dagen na de paring brengt het vrouwtje haar buidel in orde ter voorbereiding van de geboorte. Zodra het jong geboren is, kruipt het blinde, naakte diertje, dat nog geen 25 mm lang is, langs de buitenkant van de buidel omhoog om zich aan één van de vier tepels aan de binnenkant vast te klampen. Pas na ongeveer tien maanden komt het kangoeroejong tevoorschijn om de omgeving te verkennen. Zo'n twee maanden later, als het bijna één jaar oud is, verlaat het de buidel voorgoed en kan de moeder weer paren. De matschieboomkangoeroe eet vrijwel alleen bladeren. Overdag eet hij om de vier uur gedurende vijftien tot twintig minuten. Daarna gisten de bladeren tijdens zijn slaap in een deel van zijn maag dat als gistingskamer fungeert, en worden de taaie vezels afgebroken zodat het voedsel kan verteren. Soms zorgt hij voor afwisseling in zijn voedsel door fruit, bloemen, noten, schors, plantensap of vogeleieren te eten. Een enkele keer steelt hij jonge vogels uit een nest.
Orde : Diprotodontia - familie : Phalangeridae - geslacht : Phalanger en soort : Verschillende. Er zijn elf soorten met een naam in dit geslacht. Eén daarvan is de witte koeskoes.
Met zijn geplooide handpalmen, lange klauwen en andere in hoge mate aangepaste kenmerken, klautert de koeskoes door de bomen van het regenwoud. Als dit trage buideldier zich een weg langs de takken baant, is de kans op uitglijden miniem. Zijn grijpstaart dient als veiligheidskoord bij het beetpakken van de dichtstbijzijnde tak en zorgt tevens voor evenwicht tijdens het klimmen. De sterke, gedrongen koeskoes woont in het dichte struikgewas en de tropische wouden van Papoea-Nieuw-Guinea. Hij leeft vooral in de bomen, al zoekt hij soms ook op de grond naar voedsel. Dit wolachtige buideldier slaapt overdag en houdt zich dan schuil in een boomholte, onder wortels, tussen losse stenen of opgerold op stevige takken. 's Nachts komt hij te voorschijn om zich te voeden. Om andere koeskoesen af te weren, markeert dit solitaire dier zijn territorium met een sterke, muskusachtige geur en twee koeskoesen die elkaar tegenkomen, vallen elkaar vaak gemeen bijtend en schoppend aan. Koeskoesen kunnen op elk moment van het jaar paren, waarbij ze elkaar via geur lokaliseren. Na een korte verleiding paart een stel in de bomen. Kort daarna vertrekt het mannetje en laat hij het vrouwtje alleen om haar jongen te werpen en groot te brengen. Net als alle buideldieren heeft de koeskoes een korte draagperiode. Als dertien dagen na het paren baart het vrouwtje maximaal drie kleine, hulpeloze en onontwikkelde jongen. Alle baby's klimmen in de buidel van de moeder, maar meestal overleeft er maar eentje. Als het jong te groot wordt voor de buidel, gaat het op zijn moeders rug zitten, terwijl zij voedsel zoekt. Hier leert de jongen koeskoes hoe hij moet overleven voordat hij het er alleen op waagt. Koeskoesen bewegen zich 's nachts traag door het woud om voedsel te zoeken, waarbij ze met hun scherpe gezichtsvermogen en goede reukvermogen hun voedsel lokaliseren. Ze eten vooral bladeren, zaden, bloemen en fruit, al voeden ze zich ook met insecten die ze in de bomen of in de dichte ondergroei vinden. Bij gelegenheid vallen ze zelfs kleine gewervelde dieren aan en doden die. Van sommige koeskoesen slaan de vrouwtjes voedsel op in hun broedbuidel, waarna ze dit naar hun hol dragen om het voor later te bewaren of om het op een veilige plek op te kunnen eten. Ondanks zijn geringe economische waarde voor de mens, dreigt de koeskoes toch te worden uitgeroeid. Op veel van de grotere soorten is op grote schaal jacht gemaakt vanwege hun vlees en vacht. Eén van de belangrijkste bedreigingen vormt de mens, die hun leefgebied verkleint.
Orde : Artiodactyla - familie : Bovidae - geslacht : Saiga en soort : Saiga tatarica. De saïga is het nauwst verwant aan de dwergantilopen en gazellen, zoals de Thomsongazelle in Afrika. Met zijn stevige lijf, lange neus en hertenogen lijkt de saïga op een vreemde mengeling van een geit, een antiloop en nog was extra. Ondanks zijn uiterlijk is hij een taaie grazer die snelle roofdieren als de wolf eruit loopt en indrukwekkende tochten maakt over onherbergzaam terrein. Hij kan echter niet aan de mens ontsnappen en wordt nu ernstig bedreigd, hoofdzakelijk door de vraag naar zijn horens en de meedogenloos oprukkende landbouw. Saïga's zwerven rond op de steppen en in de halfwoestijnen van Centraal-Azië. Het grootste deel van het jaar leven ze in kleine kudden van maximaal veertig dieren. Overdag bewegen ze zich onafgebroken voort over het boomloze terrein op zoek naar voedsel. In sneeuwstormen kruipen ze in holtes of bosjes tegen elkaar aan, maar bij heel streng weer trekken ze naar het zuiden. Tijdens deze trektochten kunnen ze wel 120 kilometer per dag afleggen. Ze bewegen zich snel voort en halen gemakkelijk tachtig kilometer per uur. Op de vlucht houdt een saïga zijn kop laag, zodat zijn goed ontwikkelde snuit de stofwolken kan filteren. In de bronstijd vormen de beide sekse gemengde kudden. De mannetjes beginnen een sterke geur af te scheiden vanuit klieren in hun gezicht. Ze worden territoriaal en ze proberen ieder wel vijftien vrouwtjes bijeen te drijven om mee te paren. De mannetjes vechten fel, waarbij ze hun horens ineenhaken en brullen, maar de wedstrijd vraagt een vreselijke prijs. Tegen het einde van de bronst is zo'n negentig procent van de mannetjes door uitputting of aan hun wonden bezweken. In de lente trekken de mannetjes naar de zomerweiden, terwijl de vrouwtjes achterblijven. De meeste vrouwtjes bevallen nog geen tien dagen na elkaar, zodat er een grote kinderkamer op de steppe ontstaat. Een pasgeboren lammetje kan na twee dagen al harder lopen dan een mens, maar houdt zich de eerste drie dagen gedeisd om zijn kracht op te bouwen. Tijdens het lopen voedt de saïga zich met een grote verscheidenheid aan laaggroeiende grassen, kruiden en struiken. Zijn voedsel bestaat uit meer dan 150 plantensoorten, waarvan sommige giftig zijn voor huisdieren. Een saïga drinkt graag en probeert dit 's zomers twee keer per dag te doen. In de laatste 150 jaar is het bergafwaarts gegaan met de saïga als gevolg van menselijke activiteiten. In de Oekraïne komen geen saïga's meer voor, en elders zijn de steppen omgespit of omheind. Van 1991 tot 2001 nam de totale populatie met tachtig procent af.
Tips voor de verzorging van honden- en kattenvachten (Ereli)
Gezondheid Huisdieren
Tips voor de verzorging van honden- en kattenvachten
Kwaliteitsvoeding geven en de pels regelmatig borstelen bezorgen de meeste honden en katten een vacht die straalt van gezondheid. Sommige onder hen hebben echter bijkomende hulp nodig om met hun vacht goed voor de dag te komen.
Fundamentele rol van de voeding
, speelt een belangrijke rol voor het behoud van een goede gezondheid, een gezonde huid en een mooie vacht . Indien u uw huisdier evenwichtige kwaliteitsvoeding geeft, zal het alle vitaminen, eiwitten en voedingsstoffen krijgen die nodig zijn voor een gezonde huid.
Voedingssupplementen
Ondanks een goede gezondheid en een gezonde voeding, hebben sommige honden en katten een doffe vacht of zij verliezen veel haren , zelfs buiten de ruiperioden. In die gevallen kan de gezondheid van de huid verbeterd worden dankzij voedingssupplementen die te verkrijgen zijn in de vorm van tabletjes of siroop. Deze supplementen bevatten vitaminen (A, B, E, PP, biotine), essentiële vetzuren, zink en aminozuren. Deze bestanddelen bieden de huid een betere bescherming, een betere gezondheid en een goede keratinesynthese. Zij hebben bovendien ook een preventieve functie tegen roos en haar uitval.
Regelmatig borstelen maar niet te dikwijls in bad
Gewoonlijk zorgen katten zelf voor een goede lichaamshygiëne dankzij hun grondig toilet. Zwaarlijvige katten hebben het echter soms moeilijk om hun rug en anusstreek te wassen zodat een regelmatige borstelbeurt, eventueel vergezeld van een plaatselijke shampoo, soms nodig blijkt. Katten met halflange en lange haren moeten zeker om de twee à drie dagen geborsteld worden om de dode haren te verwijderen en om de vorming van knopen te vermijden. Voor honden hangt de frequentie van het borstelen af van de lengte en de dichtheid van de vacht . Sommige honden met kort haar moeten praktisch nooit geborsteld worden. Katten en honden in bad stoppen gebeurt met speciale shampoo en alleen wanneer het echt nodig is. Honden met lang haar mogen om de vier tot acht weken in bad en honden met kort haar mogen slechts twee tot vier keer per jaar een bad krijgen wanneer dat nodig is. Welke vacht uw hond ook heeft, hij moet na elke wandeling in het bos of op het strand afgedroogd en geborsteld worden om modder, zand en plantenresten te verwijderen.
verzorgingsproducten
Om de kwaliteit van de vacht van uw hond of kat te verbeteren, hebben laboratoria huidverzorgingsproducten ontworpen in de vorm van pipetten die enkele milliliter van een vocht bevatten dat op de huid van uw huisdier moet gedruppeld worden. Deze pipetten bevatten natuurlijke bestanddelen zoals poly-onverzadigde vetzuren, essentiële rozemarijnolie, lavendel en andere planten, en ten slotte vitamine E. Een behandeling van twee maanden, waarbij elke week één pipet op de huid wordt gedruppeld, maakt het mogelijk om de huid en de vacht te hydrateren en te verzachten en om de slechte geuren te verdrijven. De pels van uw huisdier is nu opnieuw glanzend en vrij van roos. Tot slot, voor de honden die een abnormaal vette huid hebben, bestaan er pipetten om de hoeveelheid huidsmeer te verminderen. Hierdoor verhoogt u de werking van de speciale hondenshampoos tegen overtollig huidsmeer.
Sedert eeuwen houdt de mens papegaaien als huisdier. Maar hoe zit dat nu precies met de aanschaf en verzorging van zo'n dier? Wij vroegen het aan dierendokter Rob Lückerath .
Een eerste vraag die zich opdringt: hoe komen we aan een papegaai?
Rob Lückerath: 'Het antwoord is heel simpel: dit is wettelijk bepaald. In 1973 is in Washington de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten gereglementeerd (CITES). Dat was hard nodig, aangezien de mens nu niet meteen bekendstond vanwege zijn grote bekommernis om in het wild levende dieren. CITES bepaalt dus exact wat mag en wat niet. In principe is het verboden om wilde dieren te bezitten, te verkopen of af te leveren'.
'In België zijn er speciaalzaken, die papegaaien uit eigen kweek verkopen. Daar heb je voldoende keuze. Het bijkomende grote voordeel is dat deze dieren makkelijker handtam zijn te maken.'
Hoe oud wordt een papegaai eigenlijk?
'Een papegaai wordt heel erg oud en kan de mens zelfs overleven. Bij de aanschaf van een papegaai moet je dan ook goed beseffen dat je er je hele leven lang aan vastzit. De leeftijd verschilt een beetje per soort, maar 50jaar is het gemiddelde. De agaporniden zijn 'dwergpapegaaien' en leven relatief kort, namelijk zo'n jaar of 20.'
Vraagt het dier een speciale verzorging? Die bek ziet er anders best gevaarlijk uit en die klauwen liegen er ook niet om.
'Om lange nagels te voorkomen, moeten de stokken in de kooi goed zijn. Dat betekent: van een verschillende diameter. Eventueel helpt het om de stokken met heel fijn schuurpapier te bekleden of ovale stokken te pakken. Ook de snavel moet kunnen afslijten. Een papegaai die te weinig takken, noten of andere slijtende producten krijgt, zal zijn bek niet voldoende afslijten. De snavel groeit dan door, het dier kan niet meer goed eten en zelfs verhongeren.'
Stel dat het noodzakelijk is om de nagels te knippen en de bek te verzorgen. Kunnen we dat zelf?
'De nagels zelf knippen is goed te doen, maar je mag wel niet over één nacht ijs gaan. Vraag je dierenarts om het eens voor te doen en doe het hierna eens zelf onder supervisie. Allereerst moet de papegaai goed gefixeerd zijn. Je pakt een stevige oude doek. Deze doe je om het diertje heen, kordaat maar met zachtheid. Dan pak je met de vrije hand de kop van achter vast en houd met vingers de onderkant van de bek vast. Onthoud echter: een papegaai is een schrikschijterd... letterlijk. Gebruik een stevige nageltang -een goede draadtang is ook bruikbaar- want de nagels kunnen heel erg hard zijn. Knip steeds kleine beetjes af om te voorkomen dat je in het 'leven' knipt.'
'De bek is een heel ander verhaal. Het knippen van de snavel is werk voor de vakman: in de snavel zitten bloedvaatjes die niet geraakt mogen worden. Het probleem is dat deze niet van de buitenkant af te zien zijn. Blijf er dus af.'
Steeds meer mensen nemen een fret in huis. Vraagt dat diertje nu een andere verzorging dan een hond of een kat? Dierendokter Rob kan ons verder helpen.
Hoe komt het dat de fret zo'n populair diertje wordt?
Dierendokter Rob Lückerath: 'Een fret kun je beschouwen als een kruising van een pup, kitten en peuter. Hij is dus uitermate speels. Verder is het een handzaam diertje. De ideale combinatie van hond en kat. Je hoeft hem niet in de regen uit te laten, hij gaat lekker op de bak en je kunt hem bij wijze van spreken gewoon in je zak meenemen'.
Heeft een fretje speciale verzorging nodig?
'Je moet er, zoals voor elk dier, goed voor zorgen. Bovendien moet je er rekening mee houden dat ook fretten last kunnen krijgen van vlooien. Buiten de ruitijd hoef je een fret niet te borstelen: zijn haren zitten altijd wel in model. Is hij in de rui, dan kun je hem eens lekker borstelen om haarballen te voorkomen.'
'De nagels van een fret moeten regelmatig geknipt worden, want ze slijten niet gemakkelijk uit zichzelf af. Bevorder het natuurlijke afslijten door met je fretten te gaan wandelen, ze met bakstenen te laten spelen of een tegel in hun kooi te leggen.'
'Wanneer je de nagels knipt, moet je goed op het leven letten. Dat is het roze stukje in de nagel. Knip daar niet in, want dat doet de fret pijn en kan lelijk bloeden. Houd de nagel plat terwijl je knipt, dan is er minder kans dat hij gaat splijten. Bloedt de nagel, stop hem dan in een stuk zeep of druk er met je vinger enkele minuten op.'
Moeten het diertje ook in bad?
'Je kunt hem zo nu en dan wassen, maar dat is eigenlijk niet echt nodig, tenzij hij zijn anaalklieren heeft gebruikt of echt smerig is. Moet de fret in bad, gebruik dan speciale shampoo. Vul het bad met ongeveer tien centimeter lauwwarm water, maak de fret helemaal nat, wrijf hem in met shampoo en spoel het schuim ten slotte goed uit met schoon water. Je kunt de fret licht afdrogen met een handdoek.'
'Fretten zijn heel speelse diertjes en daarvan kun je gebruik maken. Wanneer je een paar handdoeken op de grond legt, gaat hij kruip door/sluip door spelen en droogt hij zich als het ware zelf af. Niet overdrijven met het wassen, want te veel wassen kan leiden tot huidirritatie.'
Hebben fretten geen erg penetrante geur?
'De fret is familie van de bunzing, en dié kan echt stinken. Fretten kunnen ook enorm stinken, maar daar is wel iets aan te doen. Veel mensen kunnen de geur van een fret niet verdragen en laten daarom zijn anaalklieren verwijderen. Dat is niet helemaal juist. De reuk komt van het overvloedige huidvet.'
'Fretten markeren hun territorium op drie manieren: door huidvet af te zetten op voorwerpen, door urine, en door hun anaalvocht (dat met de ontlasting meekomt). Geurmarkering vindt plaats door met de buik over een voorwerp te wrijven. In feite is het dus niet de fret die stinkt, maar zijn omgeving. Als je dagelijks het nestmateriaal verschoont, is er dus geen probleem.'
Wanneer gaan ze dan markeren?
'Het is niet alleen het territorium dat wordt afgebakend, fretten vertonen dit gedrag ook wanneer ze zich vervelen of erg opgewonden zijn. Mannetjes doen het vaker dan vrouwtjes; gecastreerde mannetjes en vrouwtjes ruiken meestal (maar niet altijd) veel minder sterk. Het is wel zo dat niet-gecastreerde mannetjes tijdens het dekseizoen overal druppels urine afzetten. Nogmaals, een gezonde fret riekt niet, zelfs al houd je hem onder je neus. Een basisdierenlucht zit er aan, maar dat is normaal. Een mens ruikt aan het einde van een werkdag ook sterker.'
Moeten we nog ergens op letten?
'De fret heeft een relatief zwak gebit. Laat het regelmatig eens controleren bij de dierenarts. Voorts maakt een fret veel oorsmeer aan. Dat moet je regelmatig verwijderen. Ga nooit in het oor, want dan beschadig je de gehoorgang. Er zijn speciale druppels die je in het oor doet. Je masseert het oor en daarna schudt de fret vanzelf zijn kopje. Alle vuiligheid komt automatisch naar buiten.'
'De zichtbare oorschelp kun je met een stukje watten of wattenstaafje schoon maken. Gele tot bruinrode oorsmeer is normaal. Is de uitvloei zwart en zie je kleine witte spinnetjes , dan heeft de fret last van oormijt. Dat moet je altijd door de dierenarts laten behandelen.'
Hamsters zijn leuke diertjes om in huis te halen als je geen zin hebt in de rompslomp van een écht huisdier. Een hok plaatsen, hamster erin en klaar is Kees, denken we. Voor alle zekerheid trokken we eens bij dierendokter Rob Lückerath aan de bel om hem te vragen of het wel zo eenvoudig is.
W aar moeten we allemaal op letten wanneer we overwegen een hamster te kopen?
Dierendokter Rob Lückerath: 'De aanschaf van een hamster moet goed worden voorbereid, dat geldt trouwens voor ieder dier. Een dier is in alle opzichten afhankelijk van de mens en dat schept verantwoordelijkheden (verzorging, voedsel, onderhoud kooi...).'
'Als je een beestje gaat kopen moet je er op letten dat het gezond is. Het beste is om aan het einde van de middag naar de winkel te gaan. De hamster is dan tenminste wakker en kan onderzocht worden. Een gezonde hamster heeft glinsterende kraaloogjes en een droge neus. Je moet ook testen of het diertje niet agressief is. Strijk eens met je vinger over de rug, een normale hamster staat dit toe. Wanneer dit allemaal gedaan is, til je haar op en controleer je de 'poep'. Een hamster heeft droge keutels (net als een muizenkeutel). Dit betekent dat het achterste vrij moet zijn van kleverige ontlasting. Als het diertje nog slaapt, maak het dan voorzichtig wakker. Een gezonde hamster zal actief gaan bewegen.'
Kopen we het best een jong of een oud diertje?
'Je moet weten dat een hamster niet zo oud wordt, gemiddeld zo'n 2 tot 3 jaar. Als je een diertje koopt, moet je dat goed beseffen. Als je voor de eerste keer een hamster koopt, is een diertje van zes weken prima. Koop je ze jonger dan zijn ze uiterst speels, gevoeliger aan manipulatie en is het lastiger om ze te tam te maken. Diertjes ouder dan een half jaar wennen moeilijker aan mensen. Ze hebben er dan ook al een kwart van hun leven op zitten.'
Hoe gaat dat in zijn werk, het tam maken van een hamster?
'Het doel is om de hamster te laten wennen aan de mensen in huis. We gaan dat in een paar stappen doen. Zoals bij de meeste dieren kunnen we voedsel als hulpmiddel gebruiken. Je pakt een stukje voer dat ze heel erg lekker vinden. Hou in de gaten wat ze het eerst uit haar bakje neemt en serveer haar dat dan. Hou haar de lekkernij voor en babbel tegen haar. Na verloop van tijd neemt ze het uit je hand. Vervolgens gaan we ze ook zachtjes over de rug strelen. Neem de tijd! Kunnen we de hamster voeren, dan gaan we een stapje verder. We gaan proberen het diertje van op de hand te voeren. Dit vraagt heel veel geduld. Zorg dat het diertje niet uit de handen valt.'
Hoe dienen we ons thuis verder te organiseren?
'In de winkel staan allerlei kooien, van groot tot klein. Bij de keuze van een kooi moet je rekening houden met het feit dat hamster graag wil klimmen, graven en zich verstoppen. Neem dus een kooi met horizontale tralies en vergeet niet dat er een deksel op moet liggen, anders is ze zo haar kooi uit. Het beste is om vooraf een kooi te kopen en die volledig in te richten. Vooral met kinderen is dat voorbereiden een belangrijke eerste stap, om uit te leggen wat het inhoudt om een diertje te hebben.'
'Komen we dan na de aanschaf van onze nieuwe kameraad thuis, laat haar dan rustig de nieuwe woonst verkennen. Meestal verdwijnen ze direct in hun slaaphuis om vanuit deze beveiligde omgeving de boel te overzien. Kinderen moeten goed beseffen dat het diertje nog schuw is en de eerste tijd rust vraagt. Laat ze dus niet met al hun vriendjes om de kooi heen gaan staan en opgewonden staan doen.'
Wat zetten we op het menu?
'In de natuur voeden hamsters zich met zaden en granen. Ook fruit en groenten vinden zij een lekkernij.Een hamster eet keurig met 2 pootjes en werkt dat voedsel keurig naar binnen.'
Het dier heeft ook niet voor niks zijn naam geleend aan het werkwoord hamsteren.
'Een hamster eet niet al het voer op dat ze vindt. Ze stopt een groot gedeelte in haar wangzakken. Iedere wangholte is een soort van opslagplaats. Dat opgeslagen voer neemt ze mee naar haar woning, waar ze alles weer uit de zakken haalt, en in de voorraadkast stopt.'
Wat leg je op de bodem van de kooi?
'Het beste zijn houtkrullen, geen krantenknipsels of fijne gemalen spulletjes, want die kunnen voor een hoop ellende zorgen.'
Nog een laatste tip?
'Hamsters zijn schemerdieren. Zij slapen dus overdag en zijn 's nachts actief. Hou daar bij de aanschaf rekening mee.'
Snokken aan leiband beschadigt nekwervels van hond (Ereli)
Snokken aan leiband beschadigt nekwervels van hond
Zweeds onderzoek wijst uit dat meer dan zes op de tien honden rugproblemen hebben. Een van de oorzaken is dat de viervoeters hun leven lang mee 'gerukt' worden aan hun halsband. 'Baasjes denken dat hun hond luistert na een ruk, maar eigenlijk vermijdt hij gewoon een pijnlijk gevoel', meent hondentrainster Katrien Lismont.
Stel je even voor: je staat als kleine hond te midden van een menigte en ziet alleen benen, schoenen en wielen van winkel- en kinderwagens. Met moeite kan je omhoogkijken en plots verlangt men dat je van richting verandert. Dat merk je door een duidelijk signaal van de leiband die vast hangt aan je halsband. Elke ruk daaraan knijpt je keel dicht en doet pijn aan je strottenhoofd.
Om de pijn te stoppen en opnieuw lucht te kunnen happen, kan je niets anders doen dan volgen, hoewel je niet weet waarheen. Je moet alleen hopen en erop vertrouwen dat het wezen aan de andere kant van de leiband weet wat goed voor je is.
Met deze confronterende beschrijving wil hondentrainer Katrien Lismont (49) baasjes laten stilstaan bij hoe honden alledaagse situaties beleven. Dat honden een halsband dragen, is in mensenogen zo'n evidentie dat we niet meer stilstaan bij de gevolgen ervan. 'We denken dat onze hond luistert na een ruk aan de leiband, maar eigenlijk vermijdt hij gewoon een pijnlijk en onaangenaam gevoel', meent Lismont. 'Honden met een halsband ervaren op dat moment een enorme druk op de hals.'
Stijve nek
'Net zoals bij mensen wordt de hondenhals recht gehouden door wervels, die even fijn in elkaar zitten als bij ons. Wie al eens een stijve nek heeft gehad, wéét hoe kwetsbaar men zich dan voelt. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hondenfysiotherapeuten dagelijks geconfronteerd worden met de gevolgen van het snokken aan de leiband. Halswervels worden verschoven of eenvoudig weg uit elkaar gerukt. De hond ontwikkelt een compenserende houding die extra spanning op het hele gestel teweegbrengt. Dat komt vele honden op latere leeftijd duur te staan: verlammingen, rugklachten...'
Anders Hallgren, een bekende Zweedse psycholoog en hondentrainer, onderzocht 400 honden en stelde vast dat ongeveer 63 procent problemen in de rug had. Van deze problemen situeerde 27 procent zich ter hoogte van de nekwervels. De overgrote meerderheid van deze honden (91 procent) bleek blootgesteld aan een training met rukken aan de leiband. Hallgren beschrijft dat niet alleen de nekwervels beschadigd worden, maar ook de nek- en halsspieren en het strottenhoofd.
Meeslepen of meenemen
'Daarom is het beter de hond een tuig of harnas om te doen', vindt Lismont. 'Dat zit gedeeltelijk rond zijn schouders en voor zijn borst. Op die manier voelt de hond de richting die wordt aangegeven vanuit zijn torso en niet alleen aan zijn hals. De adem wordt niet langer afgesneden en het doet geen pijn meer aan zijn uiterst kwetsbare keel. Zo voelt het dier zich wat zachter behandeld en wordt hij meer meegenomen in plaats van meegesleept .'
Hoewel harnastuigjes meer en meer opkomen, loopt België op dat vlak nog achter. 'Zo'n tuig heeft nochtans alleen voordelen: de hond trekt automatisch minder aan de lijn en je hebt meerdere mogelijkheden om de leiband aan het tuigje te bevestigen.'
Maar zelfs met een harnas blijft het opletten: wanneer een hond met een bepaalde snelheid in de lijn stormt, is de impact op het gestel enorm. Nooit de volle lengte van de lijn gebruiken, is de boodschap.
De Maleise vliegende kat (Galeopterus variegatus ) is een Aziatischzoogdier behorend tot de familie Cynocephalidae van de orde Dermoptera (Huidvliegers). De enige andere soort uit deze orde is de Filipijnse vliegende kat (Cynocephalus volans ). De Maleise vliegende kat wordt ook wel vliegende lemur, colugo, cobego en koeboeng genoemd.
De Maleise vliegende kat komt in Indochina , Birma , Thailand , Maleisië , Sumatra , Java , Borneo en omliggende eilanden. Deze soort leeft in regenwouden , hoewel de Maleise vliegende kat ook regelmatig nabij kokosnoot-, bananen- en rubber plantages wordt gevonden. Ook in de parken van Singapore (vooral het Bukit Timah Nature Reserve) is Maleise vliegende kat redelijk algemeen.
De Maleise vliegende kat heeft een kop-romplengte van 34-42 cm, een staartlengte van 18-27 cm, een spanwijdte van 70 cm en een gewicht van 1-1.75 kg. De Maleise vliegende kat heeft grote ogen in een breed hoofd met afgeronde korte oren. Het is een lichtgebouwd dier met slanke ledematen en brede voeten met daaraan vijf geklauwde tenen. De klauwen zijn bijzonder geschikt voor het klimmen in bomen en tussen hun tenen heeft de De Maleise vliegende kat een dunne huid. Het meest opvallende kenmerk van de Maleise vliegende kat is echter de zweefhuid ( patagium ) tussen de nek, de poten, vingers en de staart, waarmee het van de ene naar de andere boom kan zweven en afstanden van wel honderd meter door de lucht kaen afleggen. Het patagium bestaat aan beide zijden uit drie delen: het propatagium tussen de zijkant van de nek en de voorpoot, het plagiopatagium tussen de voor- en de achterpoot en het uropatagium tussen de achterpoot en de staart. Andere zwevende zoogdieren zoals vliegende eekhoorns , suikereekhoorns en enkele andere possums hebben een lange staart en geen uropatagium, terwijl de staart bij de Maleise vliegende kat relatief kort is. De Maleise vliegende kat gebruikt de staart om te sturen tijdens de vlucht. Naast het patagium is verder opmerkelijk dat de snijtanden een voorwaarts uitstekende kam heeft, waarschijnlijk bedoeld om de vacht mee te verzorgen. De vachtkleur van de Maleise vliegende kat is grijsbruin met onregelmatige witte vlekken. De onderzijde van het patagium is haarloos en roze van kleur.
De Maleise vliegende kat is een solitaire boombewoner die zelden op de grond komt. Het dier verschuilt zich overdag in holen in de bomen van het regenwoud en komt pas bij de schemering naar buiten om voedsel te gaan verzamelen. De Maleise vliegende kat zweeft van boom naar boom door eerst naar een boomtop toe te klimmen en zich dan in de richting van een andere boom te lanceren. Het dier landt dan meestal op het lagere gedeelte van de stam van een andere boom om vervolgens weer omhoog te klimmen voor een nieuwe zweefsessie. Maleise vliegende katten kunnen ongeveer zeventig tot honderd meter ver zweven met een minimaal hoogteverlies. Opmerkelijk genoeg is de Maleise vliegende kat een nogal onhandige klimmer. Doordat het dier opponeerbare duimen mist en niet bijzonder sterk is, beweegt de Maleise vliegende kat zich voort door middel van kleine sprongen, zich met de kleine maar scherpe klauwen vastgrijpend aan de bast van de bomen. De Maleise vliegende kat voelt zich zowel zittend op een boomtak als hangend onder een tak op zijn gemak. Dit dier eet voornamelijk bladeren, knoppen en bloemen en waarschijnlijk ook vruchten van diverse bomen. Het gebruiken de lange tong en zijn handen om te eten. Water wordt uit het voedsel of door te likken aan natte bladeren verkregen. Het maagdarmkanaal van de Maleise vliegende kat is speciaal ontwikkeld om de grote hoeveelheden gebladerte te verwerken. De darmen kunnen een lengte bereiken van vier meter en het pars pylori van de maag is vergroot en verdeeld in kamers. In deze kamers bevinden zich micro-organismen die meehelpen cellulose en andere relatief onverteerbare koolhydraten af te breken. De draagtijd van de Maleise vliegende kat is ongeveer zestig dagen. Gewoonlijk krijgen de dieren één jong, een enkele keer zijn het er twee. Als het jong geboren is, is het nog onderontwikkeld en het blijft vervolgens nog een tijd op de buik van de moeder zitten, waarbij het beschermd wordt door het enigszins gevouwen staartdeel van het patagium van de moeder. Pas na twee of drie jaar bereikt het jong de volwassen lengte.
Ontbossing en jacht vormen een probleem voor de Maleise vliegende kat, maar deze soort is (nog) niet bedreigd. Er is niet heel veel bekend over de vliegende katten, wat mede veroorzaakt wordt door het feit dat ze uiterst moeilijk in dierentuinen zich te houden. In 2006 had alleen de Maleise Taiping Zoo één exemplaar van de Maleise vliegende kat in de collectie.
Huidvliegers (Dermoptera) zijn een orde van de zoogdieren bestaande uit één familie met twee soorten, die tegenwoordig voorkomt in Zuidoost-Azië .
De verwantschap tussen de huidvliegers en de andere zoogdierordes is al eeuwenlang omstreden. In de achttiende eeuw deelde de beroemde Zweedse bioloog Carolus Linnaeus de groep in als naaste verwanten van de primaten . Deze classificatie werd als snel verworpen en in de loop der jaren werden de huidvliegers beschouwd als nauwe verwanten van eerst de insecteneters en later de vleermuizen . Recent moleculair en morfologisch onderzoek heeft echter toch de verwantschap met de primaten aangetoond. De huidvliegers en primaten vormen samen met de toepaja's en de volledig uitgestorven orde Plesiadapiformes de superorde Euarchonta .
De hedendaagse huidvliegers hebben een zweefhuid (patagium) tussen de nek, de poten, vingers en de staart, waarmee ze van de ene naar de andere boom zweven en afstanden van wel honderd meter door de lucht kunnen afleggen. Men veronderstelt dat ook uitgestorven soorten zo'n patagium bezaten. Huidvliegers zijn nachtactieve planteneters, die zich voornamelijk met bladeren, knoppen, scheuten en bloemen voeden. Ze leven in dichte regenwouden . Opmerkelijk is dat de snijtanden een voorwaarts uitstekende kam heeft, waarschijnlijk bedoeld om de vacht mee te verzorgen.
De goudwindes in uw vijver kunnen 25 jaar oud worden. De vissen leven eigenlijk in scholen en dus kunt u er beter een stuk of vijf in uw vijver laten zwemmen. Ze overleven het beste in een diepe vijver en met een watertemperatuur tussen de 4 en 25 graden. Goudwindes zijn actieve vissen en kunnen hoog boven het water springen. Plaats daarom iets dat licht geeft bij de vijver. Dat lokt insecten, de vissen springen op en happen ernaar en u hebt uitzicht op een prachtig spektakel!
Dat heeft natuurlijk weinig zin. We spreken dan van een schijndracht of een kip met broedzorg. Om kuikentjes het levenslicht te schenken, heb je een bevrucht ei nodig en daar speelt de haan een cruciale rol. Een kippenren zonder haan, levert uiteraard geen kuikentjes op. Als een kip onverstoorbaar op haar (onbevruchte) eieren blijft zitten, dan neemt u ze het best na een paar dagen weg. De eitjes zijn best nog lekker in de pan. Eieren die meer dan een paar weken oud zijn, moet je weggooien. In normale omstandigheden broedt een kip welgeteld 21 dagen op een ei. (Het Nieuwsblad)
Voor de Pinché-aapjes is een EEP opgesteld, dat wil zeggen een Europees fokprogramma. De supervisor van Dierenpark Wissel is de coördinator van dit fokprogramma. Pinché-aapjes worden ook wel Liszt-aapjes genoemd, naar de beroemde pianist die dezelfde haarcoupe had als deze aapjes
Neusbeer
In Aqua Zoo Friesland leeft een grote groep neusberen. De neusberen danken hun naam aan de vorm van hun snuit. De snuit van de neusbeer loopt namelijk uit in een lang, zeer beweeglijke neus. Met deze neus kunnen de neusberen goed naar voedsel in de grond zoeken. Ze kunnen hun prooi zelfs tot 30 centimeter onder de grond nog ruiken!
Vosmangoest
Vosmangoesten zijn kleine roofdiertjes, die door hun uiterlijk op een miniatuurvos lijken. De vosmangoesten zijn familie van de stokstaartjes en de beermarters die ook in Aqua Zoo Friesland leven. Vosmangoesten leven in lange holen onder de grond. Het zijn goede gravers. Ze graven met hun voorpoten een uitgebreid holennetwerk.
Zebramangoest
De zebramangoest is een kleine mangoest die in de natuur voorkomt in Gambia. Als een zebramangoest voedsel met een harde schaal of schil vindt, zoals een ei, maakt hij dat op een hele speciale manier open. Hij gooit het eten tussen zijn achterpoten door, tegen een hard oppervlakte aan. Als dat niet helpt, dan gooit hij stenen of andere harde voorwerpen tussen zijn poten door naar het te breken voorwerp.
Gepubliceerd op 12 oktober 2007, 13:27 Laatst bijgewerkt op 12 oktober 2007, 13:43
Er waart een nieuwe aandoening door het land: het natuurtekortsyndroom (NTS). Gebrek aan contact met de natuur maakt ons en de generaties na ons fysiek en psychisch minder weerbaar, heet het. Scharrelkinderen zijn gezonder.
Het natuurtekortsyndroom (NTS) is recent overgewaaid uit Amerika. Vrij vertaald: de kinderen van vandaag gaan lichamelijk en geestelijk gebukt onder een nijpend tekort aan contact met de natuur. Of, omgedraaid: meer contact met de natuur is essentieel voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. 'Natuurervaringen' zorgen ervoor dat kinderen zich beter kunnen concentreren, creatiever, actiever en weerbaarder zijn, minder snel dik worden, zich minder snel depressief voelen, kortom, lichamelijk en geestelijk in een betere conditie zijn. NTS is vooral bekend geworden door het werk van de Amerikaanse journalist/futurist Richard Louv. Van zijn boek 'Last Child in the Wood' (Het laatste kind in het bos) verscheen een maand geleden de Nederlandse vertaling. Minister Gerda Verburg van Landbouw en Natuurbeheer - het ministerie betaalde mee aan de vertaling - liet bij alle leden van het kabinet een exemplaar bezorgen. Waarmee het natuurtekortsyndroom officieel de status van 'probleem' kreeg.Is NTS een ziekte? Of de wedergeboorte van het romantische idee 'terug naar de natuur'? De wetenschap heeft (nog?) niet keihard aangetoond dat kinderen gezonder worden van meer contact met de natuur. Wel zijn er aanwijzingen dat patiënten in een ziekenhuis sneller genezen als ze vanuit hun kamer uitzicht hebben op een groene omgeving en dat kinderen met ADHD bij regelmatige activiteiten in de natuur veel minder problemen hebben. Ook zijn er onderzoeken over het weldadige effect van contact met dieren.