Mijn boeken
Inhoud blog
  • 5.2.3., tweede deel
  • 5.2.3., eerste deel
  • 5.2.2.
  • 5.2.1., tweede deel.
  • 5.2...5.2.1., eerste deel

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    populaire geloofshandleiding
    18-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.3.4.1., eerste deel

    Gedachte

    4.3.4.

    Onbetrouwbaarheid en betrouwbaarheid

     

    Overwegingen:

    -

    Wees geen broos riet, dat bij de minste druk breekt en verwondt

    4.3.4.1.

    -

    Wees koren, rijpend onder Gods zon

    4.3.4.2.

     

    4.3.4.1.(eerste deel)

    Wees geen broos riet, dat bij de minste druk breekt en verwondt

     

    -         Jezus zei tot hen:

    “Indien gij kinderen van Abraham zijt, doe dan de werken van Abraham (Joh. 8:39, ged.).”

     

    In dit schriftgedeelte (Joh. 8:30-59) wordt verslag gedaan van een gesprek tussen Jezus en mensen, die ‘ietsjes’ in Hem geloven met hun ziel, maar in ieder geval níet met hun geest. Het is een naar gesprek vól onbegrip van de kant van die mensen.

    De voor ons onderwerp van belang zijnde zinsnede is hierboven uitgelicht. Eerst echter geef ik een korte, onvolledige, maar –naar ik meen- niet onjuiste sfeertekening.

     

    De mensen:

    “Wij geloven dat U best eens de Heilbrenger zou kúnnen zijn. Spreek maar op, wij zijn een en al oor”.

    Jezus:

                “Ik heb een boodschap vól waarheid. Dat woord kan jullie vrij en koninklijk maken.”

    De mensen:

    “We zíjn toch al vrij!... we zíjn toch al koninklijk!!... wij stammen immers af van Abraham.”

    Jezus:

    “Jullie zijn níet vrij en koninklijk. Jullie zondigen. Zoals jullie nú zijn, kúnnen jullie het niet bij Mij uithouden. Laat je nu toch zó maken, dat je dat wél kunt. Natuurlijk… ik wéét, dat jullie van Abraham afstammen. Toch is er iets vréémds. Jullie willen Mij –nu nog onbewust- kwáád doen, omdat Ik dingen zeg, die wáár zijn en die jullie niet kunnen verdrágen. Zo vader, zo zoon: júllie vader kan de waarheid van míjn Vader óók niet verdragen.”

    De mensen:

    “Jullie vader… jullie vader… wat zéur je nu toch. Aan onze afstamming van Abraham hapert niets… niets!”

    Jezus:

    “Abraham deed werken van geloof (Hebr. 11:8-10); júllie van ongeloof; gedachten van moord komen nú bij jullie naar boven. Moordlust ten opzichte van Mij, omdat Ik Gods waarheid vertel. Abraham was juist verrúkt over die waarheid. Echt: jullie hebben een aardje naar jullie vâartje.”

    De mensen:

    “Aan onze afkomst van Abraham zít geen luchtje. Sara wás geen overspeelster, zoals jij suggereert. Wij stammen af van Abraham en dús van God.”

    Jezus:

    “Dat kán niet. Dan zouden jullie Mij liefhebben. Begríjp Mij dan toch eens…!

    Ach, je kúnt Mij niet begrijpen…

    Laat Ik het nu héél duidelijk zeggen: de dúivel is jullie geestelijke vader; daarom dóen jullie zó en zíjn jullie zó.”

    De mensen:

    “Wij zijn van Abraham… maar jíj… jij bent een jaloerse bastaard. Wij zíjn niet verbonden met de duivel. Jíj… jíj bent door de duivel bezéten!”

    Jezus:

    “Luister nu toch naar Mij! Ik heb iets zo geweldigs te zeggen! Dat geeft overwinning, zelfs over de dood!”

    De mensen:

    “Man, je bent gek. Je doet gewoonweg nét, of je meer bent dan Abraham. Die hád geen boodschap dienaangaande… jij zegt van wél… wie denk jij, dat je bént!”

    Jezus:

    “Toen Izaäk geboren werd, zag Abraham geestelijk al iets van Mij, van mijn komst… wat wás die man blij!”

    De mensen:

                “Jij… jij bent nog geen vijftig… en jij hebt Abraham gezien!... hem gekénd?!”

    Jezus:

                “Híj wérd… Ik ben ‘ongeworden’.”

    De mensen:

                “Stenen… stenen… een Godslasteraar. Die man moet dóód!”

     

    Ellendige sfeer hè. Goedbedoelend en tóch… door die superioriteitswaan doof en blind. Herrenvolk… Übermensch… afstammend van Abraham.

    Wat hébben zij die slogan dikwijls herhaald om hun twijfels te overschreeuwen. Uiteindelijk lúkte het nog ook!

    En dán komt er iemand, die door die bla bla heen prikt. Jezus zegt eenvoudig:

    “Als je niet afstamt van Abraham, zoals die ínnerlijk was, heb je niets. En de duivel zorgt wel, dat het ‘minder dan niets’ wordt.”

    En zelf kan je dat nog wel aanvullen:

    “Geen positieve schat meer voor het eeuwige leven (Luc. 12:34), maar een negatieve schat voor het verderf (Judas : 10).”

    Je kunt dan alleen maar kwaad worden. Die Jezus zegt, wat jíj denkt. Het is je gelukt om die gedachte onder vijf meter beton te begraven. Deze man echter heeft explosíeven! O, die schrik; diep verborgen wéét je, dat je helemaal fout zit. Opeens wordt dat wéten tussen het in brokken gescheurde beton dóór overstraald door ontdekkend licht. Dan móet je –schreeuwend van angst en woede- wel stenen grijpen.

     

    Jezus had hun beginwelwillendheid gezien. Hij probeerde te onderzoeken, wat zij waard waren. Zouden zij te vertrouwen zijn. Even wat flinke druk: pats… daar spleet het riet, het dreigde Hem nog te verwonden ook (Ez. 29:6, 7).

     

    Verregaande onbetrouwbaarheid. In een gesprekje van een kwartier van sympathisant tot potentiële moordenaar. Ze waren kinderen van Abraham langs de natuurlijke weg. Ze waren misschien ook wel eens geestelijk aan hem verwant geweest. Immers: nú waren ze even fel-positief in Jezus geïnteresseerd geraakt. Maar wat wáren zij bitter ver weggeraakt van het wérkelijk verbonden zijn met hun grote voorzaat.

     

    Mijn lezeressen- en lezerskring bestaat slechts voor een klein percentage uit wedergeboren christenen, de directe doelgroep. Voor enkele van die vele anderen hierna twee goedmoedig-plagerige duwtjes:

    18-04-2009, 18:57 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.3.3.2.

    4.3.3.2.

    Maak van ‘centendaden’…: gouden-tientjes-daden’.

     

    -         De HERE zei tot de satan:

    “Hebt gij acht geslagen op mijn knecht Job!! Want níemand is als hij: zó vroom.. én oprecht… godvrezende… en wijkende van het kwaad.”

    En de satan antwoordde de HERE:

    “Is het om níet, dat Job God vreest!? Hebt Gij zélf niet hém en zijn huis en ál wat hij bezit, aan álle kanten beschut. Het werk zijner handen hebt Gij gezegend en zijn bezit is zéér toegenomen in het land (Job. 1:8-10).”

     

    Eens…in de dagen van Olim… mogelijk in Abrahams tijd, leefde er –misschien in wat nú Irak heet- een man…:

    … een kerel, zo geweldig, als er maar heel enkelen in vele eeuwen opstaan. U weet, hoe ik ú –en mijzelf- aanmoedig om ná de bekering en de wedergeboorte straks de doop in de Heilige Geest te grijpen.

    Maar déze gigant van vierduizend jaar geleden, had –met het weinige, dat hij wist- alles al, waarnaar wij jagen. Goed, in een aan die tijd aangepaste vorm, maar tóch: iemand, waar niemand omheen kon (Job 29:7-11, 21-25).

     

    De duivel trachtte hem bij God verdacht te maken:

                “U legt die jongen wel zó in de watjes.”

    Haast tróts, zegt God:

                “Probeer dan maar eens, hem óm te gooien!”

     

    Na al vele eeuwen aantasting van de mensheid is Job een rots, een voortdurende vingerwijzing voor satan:

    “Zó kúnnen mensen zijn… en één keer komt de gróte Rots. Daarvan is déze Job als het ware een profetie.”

    Daarom is de duivel ongelooflijk gebeten op deze ‘nagel aan zijn doodskist’.

    Hij valt Job aan, ontneemt hem ál zijn bezit:

    … Job blíjft God aanbidden (1:21).

    Drie diepe denkers komen hem daarna aan boord met de valse stelling:

                “Als iemand tegenspoeden heeft, blijkt daaruit zijn zonde.”

    … Job blíjft God aanbidden (13:15, 19:25, 39:36/38, 42:5/6).

    (Ik maak een uitzondering voor Elihu, die als vierde het woord nam, hoofdstuk 32.. Met hem lag het ánders. Job maakte tijdens de beproeving lelijke uitglijders. Later werd hij daarvoor door de Heer berispt. En Elihu deed  het ‘voorwerk ‘voor de Heer).

     

    Daarna wordt hij opnieuw gezegend in hersteld bezit.

     

    Deed die Job nu zoveel bijzonders?! Hij had een gemengd agrarisch én een fokbedrijf met veehandel annex (1:3) en deed zijn werk goed. Hij was een zorgzaam vader (1:5), een sociaal bewogen mens (29:12-16) en een maatschappelijk geëngageerd mens (29:7-11, 21-25)…

    Maar toch… was dat alles nu reden genoeg voor God om zo haast ‘uitgelaten ingenomen’ met hem te zijn en hem zó te zegenen.

    Ja, blijkbaar wel. Wanneer zijn zekerheden hem allemaal tijdelijk ontvallen, blijkt, uit welk hout hij gesneden is. Dan wordt duidelijk, waaróm satan gewoon de zenuwen van hem krijgt.

    Deze man ís niet te verwrikken. In zijn standvastigheid is hij een afbeelding vooraf van de gróte Standvastige. En wanneer hij door zijn beproeving héén is, komt de zegen terug.

    Maar hoe was voor die grote overwinning de grondslag gelegd?

    Job hief zijn bezigheden-van-alle-dag, zijn aardse werk, zó op, dat het hemels werd. Het werd toen voorwerp van tijdelijke beproeving en daarna lévenslange zegen (Job 42:10, 16, 17).

     

    En ú, wedergeborene…

    U bent misschien verzekeringsagent, receptioniste, huishoudassistente of winkelier. Gewoon aards werk. Bekijk eens, hoe u dat werk zó kunt doen, dat God ook van u kan zeggen:

    “Vol geloof, onberispelijk, helemaal op God gericht, vér blijvend van de donkere diepten.”

    Ja… natúúrlijk: u mág op zieken de handen leggen en God in wonderbare talen loven en prijzen. U mág de ‘duivel verjagen in de naam van Jezus. U mag heersen óver en onaantastbaar zijn vóór gevaren (Mark. 16:17, 18).

    Uw mogelijkheden zijn echter veel meer úitgebreid. U kunt uw medegevoel met mensen verdiepen door liefde van God erin te verwerken. U kunt uw maatschappelijke betrokkenheid vruchtbaarder maken door deze van bínnen uit met licht van Gód te illumineren.

    Dan komt er een vuur..! Het verbrandt uw aardse werk niet, maar doet het ópvlammen tot hemels werk.

    Ik bedoel dít:

    Uw soms wat saaie, gewone, dagelijkse handelen kan heerlijk spannende, ‘ongewone’, óndagelijkse actie worden.

    Actie, die niet alleen uw betrekking of vrijetijdsbesteding opfleurt, maar ook uw meest persoonlijke contacten.

    Uw liefkozende woorden voor uw echtgenote knappen zó op, als u er de geestelijke van God afkomstige liefde in legt. Dan zegt uw vrouw:

    “Ik heb een heel nieuwe vent van de Heer gekregen. Zo levendig, zó hoffelijk, zo… zo écht líef!”

    Geen wonder, ook op dit gebied handelt u hemels. En elke foutieve vervreemding wijkt voor een herontdekken (Spr. 5:19).

     

    In de vorige overweging zagen wij, dat het een vloekwaardig iets is, als edele, door God geïnspireerde daden hun innerlijk licht kwijtraken en aards worden. In feite hebt u dan niets wezenlijks meer in uw bestaan om blij over te zijn. De vloek werkt verder zó uit, dat u kwijt raakt, wat u nog denkt te hebben (Matth. 13:12). Maar: dát was de ‘mineur’-overweging.

    Nu is het de tijd voor ‘majeur’.

    Gezegend bent u, wanneer u het goede avontuur brengt in uw leven. Dat doet u, door Gods liefde en licht in ál uw handelen ín te dragen (Col. 3:17). Die zegen werkt zó uit, dat God u in alles beschut.

     

    Die zegen kán –en zál ook wel- tijdelijk worden onderbroken –soms meermalen- voor een proef of proeven.

    God gaat echter daarmee nooit boven uw kracht uit (1 Cor. 10:13).

    Job –de reus- kreeg een reusachtige beproeving. “Te bar” vond hij. God wist echter precies, hoe ver hij te ver kon gaan.

    U zult ook wel klagen:

                “Heer, dit kán niet. Ik ga helemaal kopje onder.” (Ps. 42:8).

    Maar: God redt u uit (Ps. 91:15).

    Hoewel Job op het volstrekte kernpunt o.k. bleef, liet hij op toch wel essentiële gebieden een paar heel lelijke steken vallen (Job 3:1, 20, 23). Dat werd echter rechtgezet (Job 42:6). Daarna stond God als vanouds achter hem (Job 42:7).

    Wanhoop niet, wanneer u in uw diepste beproeving een onberaden uitspraak doet.

    Blijf de Glorieuze toegewijd en Hij blijft ú toegewijd. Uitglijders wil Hij ook ú vergeven.

     

    Ik stel u achtereenvolgens voor, (heel vluchtig):

    -         Een zakenman met een prachtige stijl, ondersteund door een prima administratie. En een gave sféér op dat kantoor.

    -         Een stewardess; wanneer zij weer een groep bejaarden “in Malaga aanlevert, zeggen deze:

                “Onze vakantie begon al bij die zorgzame engel in het vliegtuig.”

    -         Een huisvrouw; haar bloemen en planten beginnen al te láchen, wanneer zij de kamer nog maar bínnenkomt.

    -         Een beambte van een sociale dienst. Laatst zei iemand tegen hem:

                “Dank u… dank u… niet alleen voor die vlotte regeling, maar vooral voor dat begrip.”

     

    Het zijn allemaal wedergeboren gelovigen. Van banen, zoals hier omschreven, maken vele anderen baantjes, vaal en vuil, als veelbevingerde centen.

    Zíj niet, zij doen als Job: van centendaden maken zij gouden-tientjes-daden. Zij voegen meerwaarde toe. Zij zullen daarover belasting moeten betalen in de vorm van beproeving. Maar uiteindelijk legt Gód op die meerwaarde de bonus van zijn zegen.

    Wat zúllen die geestelijke kapitalisten dan nog eens overvloedig erbij krijgen (Matt. 13:12)!

    Dit alles geldt ook voor ú!

     

     

    11-04-2009, 19:24 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.3.3......4.3.3.1.

    Gedachte

    4.3.3.

    Vloek en zegen.

     

    Overwegingen:

    -

    Devalueer uw gouden tientje niet tot een cent

    4.3.3.1.

    -

    Maak van ‘centendaden’ ‘gouden tientjesdaden’

    4.3.3.2.

     

    4.3.3.1.

    Devalueer uw gouden tientje niet tot een cent.

     

    -         Wat toch hééft een mens voor al zijn zwoegen en voor het streven van zijn hart, warmee hij zich áftobt onder de zon… wanneer hij gedurende al zijn levensdagen zijn werk doet in smart en verdriet en zelfs des náchts zijn hart geen rust vindt. Ook dát is… ijdelheid  Pred. 2:22,23.

     

    De man, die deze woorden opschreef, was iemand, die oog had gekregen voor vele teleurstellende bezigheden in het leven. Hij ziet al dat gezwoeg om zich heen –hij had er zelf braaf aan meegedaan (:19)- en zijn voorlopige indruk is: het stelt allemaal niets voor (:17). Als je er al aan het eind van je leven iets overhoudt -geld of goed- dan gaat een ander er mee strijken. Wat heb je er dan zélf voor nut van (: 19 en 21). Je zou gewoon wanhopig worden over de zinloosheid (:20).

     

    Stel je voor… al die kopzorg… ’s nachts lig je nóg te rekenen. Je leven is zó voorbij en dan moet je zeggen:

                “Was dát nu álles?!”

     

    Maar dan komt er –ook bij Prediker- toch een andere slotsom uit.

    -         Als je bij God de juiste snaar níet weet te treffen, is het je táák om vermogen te vormen. Uiteindelijk is het genot daarvan voor Gods beminden (Jozua. 24:13).

    -         Pas wanneer je in de goede verhouding tot God komt, krijg je toegang tot de tuin van wijsheid, kennis en vreugd (Pred. 2:26).

    Werken wordt een vloek, wanneer je niet kunt genieten tijdens je werk, wanneer je je hele leven door maar zwoegt en slooft (:24, 25). Als een trekhond loop je te happen naar de worst. Maar die hangt aan een stang op de kar. Hoe hard je ook loopt… hij blijft altijd even ver weg. Je wordt maar rijker en rijker, omdat je het niet óp kunt maken. Wanneer dan de tijd van opmaken dáár is ga je dood en zeggen de neefjes:

                “Hé, zoveel nog?!”

     

    Even iets bijsturen hoor; het is je plicht om iets over te houden. De mensen, die na je komen, zijn ook naasten, die je lief moet hebben. Via je sparen voor je kinderen (2 Cor. 12:14), spaar je voor hén. Onze voorouders lieten ons een bepaalde infrastructuur na, die óns hielp om een zekere welvaart te verkrijgen. Wíj behoren óók zo te handelen ten dienste van hen, die nóg weer later komen.

    Dáár gaat het Prediker ook niet om… hij bedoelt, dat wij niet moeten denken, iets te hebben bereikt, wanneer wij bijvoorbeeld wat centen bij elkaar geharkt hebben. Wij behoren ons leven niet af te sluiten met een maximum aan múnteenheden, maar met een maximum aan gelukseenheden, geluk dan niet in de oppervlakkige vorm van genot in de een of andere vorm, maar meer dieper: het ware geluk wordt men alleen deelachtig, door blijdschap en vrede enz. te spreiden.

     

    En nu ú, wedergeborene. U zegt:

    “Heb ik allemaal niets mee aan de pet. Ik werk in Gods wijngaard en win zielen voor Hém. Zij zijn als druiventrossen, die voor eeuwig mijn dorst zullen lessen. Zij zijn als parels aan mijn kroon, die voor eeuwig zullen schitteren (Phil. 4:1). Fijn voor hen, fijn voor mij.”

    Goed, houden zo… toch: opletten, dat de duivel op dat goede werk geen schaduw gaat werpen, zodat de stralen doven. Dan zou u op de duur een uitzichtloze zwoeger worden.

     

    Eer de voorbeelden komen, de woorden van Prediker nog even in wat andere vorm hérzeggen:

    Werk zonder hemelse achtergrond is beneden de maat van onze mogelijkheden. Het geeft geen werkelijke bevrediging, het heeft geen wezenlijk nut. Misschien bént u bezig –náár Gods wil en ín zijn gunst- met hemels werk. Pas er voor op, dat het niet ondermaans en ondermaats wordt.

     

     

    Eerste voorbeeld:

    U brengt een ziekenbezoek. De patiënt montert op. Toch voelt u zich ontevreden. U hebt geen ‘goed woord’ kunnen spreken. O zeker, u hebt wel in stilte voor de zieke gebeden, maar dat heeft u niet voldaan. U wilt méér… méér dan er op dit ogenblik in zit.

    Dat gesloof om per se een godvruchtige opmerking te willen maken, neemt uw vreugd over de dankbare handdruk weg. Wanneer u dan –omdat het zo nodig moet- tóch iets ‘stichtelijks’ zegt, is het nog een flop ook.

    De hemelse achtergrond van uw op zichzelf goede werk (Matth. 25:36) is weg. U bent vergeten, dat u –of u nu kunt getuigen of niet- altijd heil en goedertierenheid kunt achterlaten (Ps. 23:6).

    Een verdrietige schaduw valt. Dor blad ritselt in een plotselinge kille wind.

     

    Tweede voorbeeld:

    U bent oudste in een samenkomst; u hebt die samenkomst zelf mee helpen oprichten. Het groeit. Daarin zit ook een verleiding. U wordt een ‘koppenteller’:

                “We hadden er weer meer dan vorige week”,

    stelt u tevreden vast.

    Als echter in uw gedachteleven de geméénte naar het middelpunt schuift, waar Jézus hoort, wijkt het rustgevend licht van de hemelse achtergrond. Dan vált er weer zo’n schaduw, waarover ik het al eerder had. Er wás eerlijke blijdschap om de groeiende kwáliteit. Daarvoor in de plaats schuift een ónzuiver, vreugdeloos jagen naar groeiende kwantiteit.

    Dan piekert u zich suf:

                “het bezoek loopt iets terug, wat moeten we dóen.”

    En midden in de nacht weet u het opeens:

    “Die nieuwe close harmony zanggroep ‘raindrops of heaven’… dat is een publiekstrekker; dáármee gaan we het maken.”

    En ook dit ‘sound’ is weer een kluif, waarin toch niet zó gehapt wordt, als u zich wel had voorgesteld.

     

    Dat wít u toch niet. Heel uw verdere leven opgewektheid of smart en verdriet, al naar het aantal gemeenteleden schommelt. Laat de ‘aantallenjacht’ geen vloek worden, die uw levende werk denatureert.

    Terug naar de wijsheid en het inzicht, die u weer plezier geven in de ínnerlijke groei van uw medegelovigen.

     

    Derde voorbeeld:

    U hebt een werk gestart voor de Heer… laten wij zeggen een nieuw tijdschrift. U was daarmee in zijn wil. U groeide echter niet mee, toen dat geestelijke werk zich naar Gods plan ging ontplooien. Het ontgroeide u. Hoe sneu het ook is en hoe lang God ook geduld met u heeft… eens moet u vervangen worden. U had er zoveel tijd aan besteed. Nu staat u teleurgesteld langs de kant. Het tijdschrift wordt met de naam van ‘anderen’ verbonden. Niemand herinnert zich meer uw aanvangsinbreng. Het is niet zo, dat na uw dood ‘anderen’ goede sier gaan maken met het werk van uw handen. Neen, hier ligt het nóg scherper.

    -         ú groeide geestelijk niet voldoende

    -         ú zag Gods voortgaande bedoeling met het door u gestarte werk niet

    -         ánderen zagen die bedoeling wél

    -         zíj namen het vaandel van u over nog tijdens uw léven.

    Een gewaarwording:

    -         om onverschillig en wanhopig van te worden

    -         om bitter te zeggen: “Wat heb ík het gehád.”

    Ten onrechte overigens, het hóeft niet te blijven bij de wat magere voldoening:

    “Ik heb in ieder geval voor het beginidee gezorgd; ik heb het ‘aanvangsvermogen’ bijeengebracht. Laten zij er dan maar de vruchten van plukken.”

    Vaandels genoeg, ook voor u, wanneer u weer begint geestelijk te groeien.

     

    In de ‘majeur’ overwegingen jubelen wij genoeg over de opengaande deur naar de tuin van de ‘geestelijke lusten’.

    Nú zijn wij echter bezig met een ‘mineur’ overweging. Het is nu niet de tijd voor optimistische beschouwingen. Toch kán ik het niet laten, even een lichtstraaltje te doen passeren:

     

    Prediker heeft mogelijk gedacht:

    “Het wel of niet treffen van de juiste snaar in Gods hart is een kwestie van domweg geluk of pech hebben.”

    Hij heeft wellicht met de idee gespeeld:

                “Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje.”

    Wij –zoveel later in de geschiedenis- behoren dít te weten:

    “Eenmaal heeft de duivel alle vuile, vieze centen –niet eens dubbeltjes- losgelaten om het gouden tientje –geen kwartje dus- te pakken (Matth. 13:46). Hij kón evenwel het gouden tientje niet blíjvend vasthouden (Hand. 2:24). De centen echter was hij aan God kwijtgeraakt (Op. 5:9). God is nú bezig, van al die centen gouden tientjes te maken (Col. 1:28).”

     

    Daarom: niet terug van tientje naar cent. Uw ‘centenleven’ was voorheen: door de ramen van uw levenshuis naar andere mensen kijken en in de spiegel naar uzelf. Dat zielige, alleen maar ‘zielse’ leven was u –als wedergeborene- bezig kwijt te raken.

    U wílde dat ook en… het lúkte al aardig. Het gordijn tussen u en God wás al een beetje omhoog gegaan.

    U zág al iets van het geestelijk leven, van het gouden-tientjes-leven, dat bij u hóórt (Matth. 10:39).

    Maar dan laat u dat gordijn toch niet weer zákken!?

     

    05-04-2009, 18:13 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.3.2.2.

    4.3.2.2.

    De motor slaat aan, vermaalt het wier. Wég flitst de boot!

     

    -         Ik, Jezus, weet uw werken én liefde én geloof én dienstbetoon én uw laatste werken, die meer zijn dan de eerste (Op. 2:19).

    -         Wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal ik macht geven over de heidenen en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf… als aardewerk worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader heb ontvangen én… Ik zal hem de Morgenster geven! (Op. 2:26-28).

     

    In Thyatira is het ánders dan in Efeze (4.3.1.2.). Zij hebben óók volharding, maar daarnaast hebben zij liefde, die men in Efeze in de meest púre vorm mist. Zij hebben ook geloof en dat staat in het voor Efeze bestemde memo niet zo uitdrukkelijk vermeld. Er is dienstbetoon… dát zal in Efeze ook wel in orde zijn geweest. Maar in één ding zijn ze volstrekt tegengesteld aan de Christenen in die ‘aardse’ gemeente. Dáár gaat het van méér naar mínder. Híer gaat het van mínder naar méér. En dat, terwijl zij toch op één punt niet zo bij de pinken waren als die van Efeze. Dáár waren ze heel fel in de bestrijding van een bepaald soort dwaling, die leidde tot onheilig, overspelig leven (Op. 2:6, 14,15).

    Hier, in Thyatira, hadden zij een vrouw in de gemeente die:

    -         een heel grote mond

    -         een heel bijzondere overtuigingskracht

    en

    -         een heel lage morele standaard

    had…

    En de gemeente deed maar niets. God moest zélf waarschuwen… hielp niets (:21) en straffen – misschien wel met resultaat – In die harde correctie deelden allen, die zich door deze vrouw hadden laten meeslepen (:22). God kent ieder mens door-en-door (:23). Een herder treft met een steen uit zijn slinger feilloos een wegdwalend schaap om het – zo mogelijk – in de kudde terug te brengen. Zó kent Gód in ieders persoonlijkheid geschikte plekken om heilzame schrik teweeg te brengen. Zijn stenen zijn soms zwaar en scherp, maar dienen een positief doel.

    Er wás dus gevaarlijke argeloosheid op dít punt. In het algemeen echter hield de gemeente te Thyatira zich toch verre van de volkomen foute ideeën, die werden gepropageerd. Er werd daar bijvoorbeeld gezegd:

                “Je moet eerst héél erg zondigen… dan weet je pas, wat genade is.”(Rom. 6:1).

    Dan zeiden de gelovigen van Thyatira:

    “Van Jezus hoeft dit niet (Op. 2:24). Wij houden ons maar aan wat Híj gezegd heeft.” (:25).

     

    De Efeziërs hadden volharding met een áárdse achtergrond. De gelovigen in Thyatira hadden óók volharding, maar dan met een hémelse achtergrond.

    En dáár zat het verschil tussen beide gemeenten.

    De volharding van Efeze leidde tot niets. Voor Thyatira evenwel gold, dat de volharding hen al tot een begín van overwinning had gebracht. Het was nu nog zaak, dat zij die volharding bleven betonen tot aan het einde van hun taak op aarde. Dán zou voor hen een heerlijke waarheid voluit gaan gelden:

    -         Jezus heeft macht tegen de duivel en al zijn trawanten (Matth. 8:31).

    -         Zíj hadden in beginsel diezelfde macht al in de náám van Jezus (Luk. 10:19).

    -         Eens, bij de grote afrekening, zou de satan onder hún voeten worden vertreden (Rom. 16:20, Joz. 10:24).

    -         Zíj zouden mede satans uiteindelijke ondergang bewerkstelligen (Op. 2:27).

    En: nog een veel fééstelijker waarheid zou volledig blijken:

    -         Nú waren zij al bezig om geestelijk met Jezus samen te groeien.

    -         Eens, bij de grote beloning, zou dat één-zijn helemaal compleet worden.

     

    U, wedergeborene, u zit met uw in aanleg toch al goede, levende werken, nog wél dicht bij het oeverriet. Kleffe modder houdt de kiel van uw boot vast. Allerlei waterplanten zitten in de schroef verward. Dat gééft allemaal niet zo erg. U hebt een begín van liefde en geestelijk inzicht. Wel is het jammer, dat u –net als de mensen van Thyatira- sommige dingen nog niet zo helder ziet. U laat misschien wel toe, dat medegemeenteleden roddelen, zotte of losse praat doen (Ef. 5:4), allerlei vreemde ideeën aan de man proberen te brengen. Natuurlijk, u behóórt die wat bangelijke onverschilligheid af te leggen. U behóórt vriendelijk maar beslist bedervend optreden te bestrijden. Het mag niet ongehinderd doorwoekeren (2 Tim. 2:17). Het mág het gemeenteleven niet gaan aantasten (Pr. 10:1).

    Echter: zo gáát u ook handelen. Geen twíjfel aan. U zult nú liefdevol en –verhoudingsgewijs- zácht corrigeren. U bespaart de onvoorzichtigen zodoende véél leed. Zulk verdriet zou ontstaan, als God later –ook liefdevol, maar: hárd- de zaken moet gaan rechtzetten. U zult de toestand niet laten voortbestaan, dat anderen –met minder geestelijk inzicht dan ú- op sommige kérnpunten nauwkeuriger zijn.

     

    U hebt altijd al van volhouden geweten:

    -         bij uw diploma-jacht

    -         bij uw loopbaanplanning

    -         bij de opbouw van uw zaak.

    Nuttig aards werk, maar zonder bepaalde kernbetekenis voor God. Nu u zich met uw gedachten in zijn sfeer beweegt, slaat er vúur uit die volharding. Die vasthoudendheid is lévend werk geworden en dient een hoger doel.

     

    Wat hebt u nú een kracht in die motor van uw leven. U trekt hem aan… hóór dat geronk .Inktzwart de opkolkende modder, wanneer de kiel er dóór snijdt. De schroef ránselt het wier in mootjes. En ú… u schiet naar het midden van de plas, dáár, waar de anderen zijn.

    Wilt u blijven:

    -         midden op dat wijde water

    -         in de wilde wind en de milde zon

    -         onder Góds hoge hemel.

    Vraag God dan om nog méér kracht. Nóóit meer afdrijven naar die maffe oever. Voorgoed in het middelpunt van zíjn wil aangaande u.

     

    Dan zult u de nu al terugtrekkende vijand definitief verslagen zien. Dan zult u werkelijk de vólle, vólle eenheid met Jezus ervaren.

     

     

    28-03-2009, 15:44 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.3.2.1.

    Gedachte

    4.3.2.

    Verslapping en volharding.

     

    Overwegingen:

    -

    Verslapping: stuurloos dobbert de boot in het riet

    4.3.2.1.

    -

    De motor slaat aan, vermaalt het wier… wég flitst de boot

    4.3.2.2.

     

    4.3.2.1.

    Verslapping: stuurloos dobbert de boot in het riet.

     

    -         Schrijf aan de engel der gemeente te Sardes…: dit zegt Hij, die de zeven geesten Gods en de zeven sterren heeft: “Ik weet uw werken, dat gij de náám hebt, dat gij leeft, maar gij zijt… dóód! Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want…: Ik heb géén van uw werken vól bevonden voor mijn God.” (Op. 3:1,2).

     

    Ze waren allemaal zo goed begonnen, die zeven gemeenten, waarover in ‘Openbaring’ wordt bericht. Maar de slijtageslag had hier en daar zijn werk wél gedaan. Neem nu Sardes.

     

    De Geest van God wilde zo gráág in al die zeven gemeenten wonen. Hij wilde zich overal op de daar in het bijzonder nodige manier manifesteren.

    Elke gemeente hád al zijn eigen engel: in de geestelijke wereld een verbindingsofficier met Gods hoofdkwartier. De Heilige Geest wilde alles wel doen. Hij wilde zich om-zo-te-zeggen wel splitsen in zéven Heilige Geesten om elke gemeente maar het méést doelmatig te kunnen dienen. Het blijft natuurlijk een wijze van uitdrukken. Tóch een fijne gedachte: de Heilige Geest wil zich desnoods wel in miljarden Heilige Geesten splitsen om ieder van ons, als wij daarom vragen, persoonlijk te begeleiden.

    Maar dát nu dáárgelaten… de verbindingslijnen vanuit het hoofdkwartier met de troepen te velde lieten niets te wensen over. Maar die contraverbindingslijnen hè… dáár haperde nog wel eens het een en ander aan. De andere fronttroepers zeiden:

                “De Sardes-compagnie! Díe is goed zeg!

    Maar in het hoofdkwartier moest de engel, die met de communicaties belast was, op een gegeven ogenblik zeggen:

    “De Sardes-lijn is wáárdeloos! Er komen wel wat berichten door, maar allemaal nepinformatie. Voor míj is die lijn zo dood als een pier!”

    En dan gaat er een boodschap uit van Generaal Jezus zelf:

    “Wakker worden jongens. Jullie zijn een hol vat geworden. Wat er nog aan geestelijk leven wás, dreigde al dood te gaan. Voor het moment is dat gevaar afgewend. Er zijn er nog enkelen bij jullie met mérg in de knokken (:4). Wees daar nu eens een beetje zuinig op. … Jullie hebt het góed gehoord; dáár kan het niet aan liggen (:3). Ik heb er alles aan gedaan. Ik heb récht op een prima resultaat (Jes. 5:2). Ik moet bij God aankomen met jullie als mijn bruid. Maar dat kán helemaal niet. Jullie zijn zo ondermaats! Jullie weten toch, dat Sardes in de aardse sfeer tweemaal bij verrassing is overrompeld door vijanden!

    In de gééstelijke sfeer kan Ik jullie óók bij verrassing voor onaangename feiten plaatsen (Op. 3:3). Echt; je hebt het dan aan jezelf te wijten: wie dode werken doet, loopt het gevaar, zo dood te wórden, dat hij zelfs niet meer gehandhaafd kan blijven in het register van de door Mij gerédden! (:5)”

     

    De situatie in Sardes is veel erger dan die in Efeze. Dáár was zóveel te roemen, dat men geneigd is om te zeggen:

                “Jezus stelt zijn eisen wel héél hoog.”

    Maar hier! … ze waren toch wel érg verslapt, dat er na zo’n puike voorlichting per saldo niets uitkwam. Die verslapping had er toe geleid, dat levende werken vól gloed verslapt waren tot nog wat násmeulende bezigheidjes. Gééstelijk liepen de Christenen van Sardes met de dood in de schoenen.

    U moet nu niet denken,dat ik op die Sardes-mensen néérkijk.

    Het was zo’n rijke stad… dat Sardes. Welvaart kan zo bedervend werken. De gevaren, waarover zij uitgleden, zijn er nú nóg.

     

    U, wedergeborene, u hebt de overwinnende tijding óók goed gehoord. Zij werd u al duidelijk verteld ná uw bekering. In die periode kon u het echter allemaal nog niet zo vátten. Maar toen de nieuwe mens in u begon te ontstaan, was dat als het ware een tweede bekering. U ging schatten zien, zó groot, dat u stamelde:

    “Bij mijn beginbekering had ik de klok wel horen luiden, maar ik wist bepaald nog niet, waar de klepel hing. De helft -wat zeg ik: de helft van een procent- was mij niet aangezegd (1 Kon. 10:7), was niet bij mij overgekomen.”

    Wat een start hè; maar toen kwam de proef.

     

    Voorbeeldje: ergens in een corrupt land werd een jonge, veelbelovende vent naar het buitenland uitgezonden voor studie. Hij kwam terug met een gráád! En met plannen!! Plannen!!!

    De regeertop zei:

    “Malcolm is terug lui… lastig mannetje. Als hij getemd is, heel goed bruikbaar voor ‘het systeem’.”

    Hij werd verleid, gecompromitteerd, gechanteerd met geld, vrouwen en baantjes. Men haalde de vaart er uit. Na enkele jaren was hij net zo’n knoeier als de rest.

     

    Nu ja, het gaat niet helemaal op. Toen u voor het eerst merkte, dat u zwanger was van nieuw geestelijk leven… het bewoog al… barstte u van dadendrang. Maar: de proef is hard. Met duizenden handjes proberen de omstandigheden de vaart er uit te halen.

     

    Déze overweging is wat negatief, de volgende is weer pósitief. Even geduld dus. Maar; ga eens na: ís de vaart er uit? Hééft ‘de welvaart van Sardes’ u te pakken? U hébt nu die mooie kerk en alle andere gemeenten zeggen:

                “Dáár loopt het als een trein.”

    Maar: is er nog geestelijk léven in die groep van u; liefde, behoedzaamheid met reputaties. De andere gemeenten zeggen:

    “Laatst was er bij hém ook een scheuring. Maar tjonge jonge… wat wíst hij er raad mee… een túcht, dat dáár is!”

    Maar: ís dat wel allemaal zo jofel gegaan toen? Tankt u nog wel bij de Heilige Geest? Wel, verslapping heeft uw scheepje in zijn vaart vertraagd. Zorg, dat het niet stuurloos wordt. Uw werk –ééns toch écht levend- is zo dóóds geworden. Het licht gaat er uit. Het donker trekt er in. Het roer moet óm.

     

    22-03-2009, 21:33 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 22/09-28/09 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!