Mama heeft haar dagje niet volgens de verpleegster: Ik weet echt niet waar ze met haargedachten zit vandaag. Ja, die gedachten van mama! Ze ligt in bed op een andere kamer. Ze kijkt heel nors, geeft het weeral af op de verpleegster. Wij kunnen haar niet begrijpen, maar wat ze tracht uit te leggen klinkt niet al te positief. Ze is er zich ook niet direct van bewust dat ik er ben. Maar eens ze dat door heeft, slaat haar stemming weer om. Plots is ze weer blij gezind.
We trekken er eventjes met ons tweetjes op uit. Niet in het park, maar gewoon een blokje om. Bij elke auto die passeert drukt ze zich als een bang kind dicht tegen me aan. Wat is dat tochallemaal? vraagt ze een beetje angstig. Gewoon autos, mama. Zij rijden op de weg en wijlopen op het voetpad. Er kan niets gebeuren stel ik haar gerust. Toch maar voorzichtig zijn,hoor. is haar reactie. Na de wandeling gaan we nog naar de cafetaria van het rusthuis. Ze heeft zin in een ijscrème. Ik bestel voor haar een coupe met aardbeien. Ze eet genietend alles netjes op. Even later breng ik mama naar haar kamer. Nog wat geknuffel en een paar dikke zoenen: Nu ga ik naar huis mama, naar Arsène. Zal ik hem de groetjes doen van jou? Ze neemt mijn twee handen vast: Mag ik niet eens mee naar hem? Wat doet dat weer pijn. Zullen we dat op een andere dag eens doen, mama? Nu is het etenstijd trek ik mij uit de slag. Goed hoor! en ik krijg nog een laatste kus.
Ik neem haar binnenkort toch weer eens mee naar huis. We zien wel of dat nog lukt.
Ik had hem woensdag al zien staan. Mama schonk er toen niet de minste aandacht aan, dus ik ook niet. Ik was blij dat hij terug was. Vandaag, vrijdag, is hij weer het gespreksonderwerp van de dag. - Mama: Kijk toch, hoe mooi hij daar weer zit! - Ik: Ja, hij zit daar weer. - Mama: Moet je die mooie oogjes zien. - Ik: Ja, hij heeft heel mooie oogjes. - Mama: Hij houdt weer alles in de gaten. - Ik: Hij kijkt of ik jouw haar wel goed in de krulspelden draai. - Mama: Kijk eens, het is toch een schoon beestje hé? - Ik: Ja, hij is zeker schoon. Mama blijft maar, vol vertedering, glimlachend het beeld aankijken. - Mama: Precies echt hé? - Ik: Het is een heel mooi beeldje, goed nagemaakt. Hij lijkt wel erg goed op een echte teckel - Mama: Kijk, kijk hij zit met zijn rug naar de muur Ik wil iets - Ik: Wat wil je, mama? - Mama: Als hij weer wil slapen een matje een bakje heb ik nodig voor dat beestje.Denk je dat ik het aan Arsène kan vragen? - Ik: Natuurlijk kan je dat aan Arsène vragen. - Mama (lachend): Wat zou ik aan Arsène moeten vragen? Ondertussen ben ik klaar met mamas kapsel. Ik neem haar mee naar de badkamer. - Ik: Kijk maar eens in de spiegel hoe mooi jij weer bent. We staan arm en arm vóór de spiegel en mama begint uitbundig naar mijn spiegelbeeld te zwaaien. Ik zwaai even uitbundig terug. En we schieten beiden in een lach. - Mama (nog steeds lachend): Ellen, hoe oud zijn wij eigenlijk? - Ik (lachend): Mama, ik denk dat wij nooit volwassen zijn geworden! - Mama: Dat is het, kind. - Ik: Mama, nu moet ik weg. Ik moet nog boodschappen doen. Even kijkt mama heel beteuterd. - Mama: Goed, dan ga je maar. Ze geeft mij een kus, doet de deur van haar kamer open, stapt de gang in en wandelt weg.
Rimpel was de sympathieke teckel van mama en pa. Zijn naam had hij te danken aan al zijn rimpeltjes in zijn snoet, toen ze hem als puppy kochten. Het was hun troetelkind, een deugniet, een echt verwend nest, maar wel heel lief. Toen hij op 8-jarige leeftijd verlamd raakte, hebben zij hem weken lang liefdevol verzorgd tot het echt niet meer kon. Ze moesten hem laten inslapen. Mama en pa hadden toen enorm verdriet: Dat willen wij nooit meer meemaken. Er komt nooit meer een andere hond binnen! En ze hielden woord. Er werd wel een bijna levensgroot stenen beeld van een teckel gekocht, dat altijd op het vertrouwde plekje in de woonkamer bleef staan.
Rimpel is dus ook mee verhuisd naar het rusthuis. Enkele maanden geleden viel het mij op dat mama tegen het beeld sprak. Rimpel was voor mama weer tot leven gekomen! Soms werd hij meegenomen in bed, zat bij haar op schoot, werd in de badkamer geplaatst als hij ondeugend was geweest. En mama ging ook met hem wandelen, in de gangen van de afdeling, waar ze verblijft. En nu is Rimpel spoorloos verdwenen. Mama heeft het beeld waarschijnlijk ergens achtergelaten. Ik mis die Rimpel wél, mama niet!
Vrijdagmorgen: ik vind mama weer in tranen. Ik vraag haar weer waarom ze toch zo veel verdriet heeft. Dan komt die weer binnen dan weer een andere snikt ze. Ik leg haar uit dat het verpleegsters zijn: Mama, ze komen gewoon jouw kamer binnen om je te helpen. Daar kan ik niet meer tegen t zijn altijd andere zegt ze wenend. Maar ik zie dat ze kwaad is. En ze wil nog veel meer zeggen, maar ja, dan gebeurt het opnieuw, de woorden komen niet meer. Ze staat boos recht uit haar zetel. Ze gooit haar armen in de lucht, ze stampt van woede met haar voeten op de grond: Verdomme,verdomme ik kan niet spreken! Ik schrik echt van haar reactie, want vloeken dat behoorde vroeger nooit tot haar woordenschat.
Gelukkig wordt ze weer rustig. Even later komen twee verpleegsters de kamer binnen om het bed op te maken. Ze zijn van harte welkom: mama is weer poeslief.
Zaterdagnamiddag stap ik uit de lift en zie mama zitten. Ze zit eenzaam op een stoel aan tafel in de leefruimte, met haar rug naar mij gekeerd. Maar ik zie het al meteen aan haar schokkende schoudertjes, ze heeft weer verdriet. Ik stap op haar toe, haar ogen zijn rood omrand van het wenen. Oh kind, ik kon niet komen barst ze in tranen uit. Maar ik ben nu toch hier, mama troost ik haar. De ene huilbui na de andere volgt. Ik weet wat me te doen staat: jas aan en naar buiten. Van zodra we in het park lopen, gaat het weer beter met haar. We gaan deze keer maar niet naar de cafetaria. Maar gaan rustig met ons tweetjes op een bank zitten in het lentezonnetje. Een uurtje later zijn we terug op haar kamer, de tranen zijn vergeten en ze kan weer lachen.
Als ik woensdagnamiddag toekom, is Denise al bij haar. Mama ziet er tevreden uit. De laatste tijd is ze meer en meer gehecht geraakt aan Denise, die vaak bij haar op bezoek komt. En als gepensioneerd verpleegster, zit het zorgen en verzorgen voor mensen, haar nog steeds in het bloed. Vaak valt het mij op hoe liefdevol ze met mama omgaat.
Vandaag vindt ze dat mama, die vroeger altijd zo netjes voor de dag kwam, zó niet mee naar buiten kan. Mamas kleren zijn inderdaad niet meer proper, overal zitten vlekken op. We overleggen samen dat ze maar beter een andere bloes en broek kan aantrekken. We openen de kast, nemen nieuwe kleren en kleden met ons tweetjes mama uit en weer aan. Ik bedenk dat mama een jaartje geleden nog boos kon zijn als Denise haar kast opende om haar jas er uit te halen. Zelf kon ze dat toen al niet meer, ze had toen ook al hulp nodig. Maar stiekem zei ze toen tegen mij: Ik zit bij haar toch ook niet inde kasten! Nu doet het haar niets meer, ze laat zich geduldig een andere broek en bloes aandoen. Ik heb de indruk dat ze wel geniet van al die aandacht.
Blij als een kind is ze als ik haar vertel dat Arsène om 5 uur naar de cafetaria komt. Oh, allemaal weer samen!
Op ons wandelingetje in het park komt de hoofdverpleegster naar ons toe. Ze vertelt dat mama deze middag weer zo verschrikkelijk verdrietig was. Ze heeft mama bij haar genomen in haar kantoor. Toen de hoofdverpleegster haar vroeg wat er scheelde, antwoordde mama al wenend: tIs mijn hoofd t is mijn hoofd!
Gisteren kregen we een brief van het rusthuis. Een prijsstijging vanaf 1 juli 2008 met 4,04 %! De dagprijs wordt nu vastgelegd op 42,74 per dag. De laatste prijsaanpassing was op 1 juli 2007. Op de achterzijde van deze brief kan je lezen dat deze verhoging van de dagprijzen werd voorgesteld aan de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt-Prijzendienst. Zij hebben daar kennis van genomen en klaar is kees.
Reken bovenop de dagprijs nog de dokterskosten, medicijnen, pedicure, haarkapper, af en toe wat nieuwe kleren en je spreekt al over een niet onaardig bedrag dat maandelijks moet worden neergeteld. De oudjes kunnen wat dieper in hun portemonnee tasten of weer de spaarcentjes aanspreken. Ik stel mij toch de vraag: wie kan zulke prijzen in godsnaam nog betalen van zijn pensioentje? Het pensioen dat zeker niet steeg met 4,04 % per jaar. Maar geen haan die daarover kraait.
Zondagnamiddag zijn Arsène en ik bij mama op bezoek geweest. Tussen de regenbuien in zijn we op het terras iets gaan drinken. Mama was nog steeds goedgezind. En ja hoor, we hebben met zijn drietjes rustig zitten praten. Een echt gesprek kan je het niet meer noemen, het is zó onsamenhangend. Arsène en ik begrijpen ook niet altijd waar mama het over heeft. Meestal houdt het helemaal geen steek. Zijzelf heeft gelukkig niets in de gaten, en wij laten ook niets merken. Want ze geniet er zo van!
Dinsdagnamiddag ben ik samen met Denise naar haar geweest. Eerst een wandeling in het park en dan lekkere soesjes met chocoladesaus eten. Mama nog steeds goedgeluimd. Ze lepelt zonder problemen haar hele dessertbord leeg.
Vandaag, alweer vrijdag, dus ik speel weer voor kapster. Ik sta met mijn rug naar haar toegekeerd, gebukt om de krulspelden uit de kast te halen, als ze zegt: Ons Ellen heeft ook een flinke kont! Ik kan haar geen ongelijk geven. Met mijn 75 kilo blijft van mijn vroegere slanke lijn niet veel meer over. Maar ik draai me om naar mama. Gespeeld kwaad - en dat merkt ze toch nog wel - , zeg ik luid: Wablief? Ik zal maar doen of dat niet heb gehoord! En alweer heeft ze het meeste plezier. Het doet deugd om haar zo te zien lachen.
Ik blijf nog even bij haar terwijl ze haar soep eet. Waar is ons Ellen? vraagt ze ineens. Ik zit toch naast je, mama zeg ik. Ze kijkt naar mij, legt haar hand op mijn arm: t Is toch de ouderdom, hé? vraagt ze vertwijfeld.
Deze morgen zit mama in de leefruimte bij enkele andere bewoners. Ik zie meteen dat ze er blijer uitziet dan de dagen voorheen. Dag, mama en ik geef haar een kus. Ik krijg een kus terug, met de woorden:Voorzichtig zijn,hé, als je naar huis gaat! Ik zeg haar dat ik nog niet naar huis ga, maar net bij haar toekom. Ze kijkt me lachend aan: Dat kon ik toch niet weten, kind! Ze gaat vlot rechtstaan en we stappen samen het hoekje om, haar kamer in. Je hebt de groeten van Arsène en ik moest jou zeggen dat hij jou nog zeer graag ziet zeg ik. Echt waar? Oh God, die sukkelaar is haar antwoord.
Ze zingt het liedje van Walter De Buck: En mijnen vlieger en ik zing met haar mee. Plots is ze de woorden kwijt. Als ik alleen verder zing met: er zitten nog twee bollekens, in mijnen zak, proest ze het uit, de handen voor haar mond. Ik weet, met al haar vroegere preutsheid dat ze dat een onfatsoenlijke tekst vindt, maar ze heeft er alle plezier in vandaag.
Terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, zegt ze: En hij is weg. Ik vraag verwonderd Oh ja? Ze legt het verder uit: Vis gaan halen, en nog al dat vlees in huis! Ik praat gewoon met haar mee: en nu mama, dat de vis zo duur is. Waarop ze antwoordt: t Is juistdat hé! En daar ben ik dan mee uit de kerk gekomen. Hier kan ik niet meer volgen.
Ondertussen föhn ik haar haar. Als ik denk dat haar haar droog is, haal ik de krulspelden er uit. Maar ik ben iets te haastig geweest: Oei, mama, iets te vroeg, jouw haar is nog niet helemaal droog. Neen, dat heb ik daar juist ook al tegen ons Ellen gezegd! krijg ik te horen, maar daar reageer ik maar niet op.
Ze is nog steeds goed gemutst als ik wegga. Een klinkende zoen en een tot morgen doet haar gezichtje stralen.
Afwijzende reacties op voorstel uitbreiding euthanasiewet.
Zowel bij de Vlaamse als de Franstalige meerderheidspartijen wordt afwijzend gereageerd op de voorstellen van Open VLD over uitbreiding van euthanasie.
CD&V wijst de mogelijkheid van euthanasie voor minderjarigen en dementerenden af. De Vlaamse christendemocraten houden vast aan het begrip "noodtoestand".
"Die voorstellen zijn niet nieuw", zegt senator Wouter Beke (foto). "Met de regelmaat van een klok werpen de liberalen die op tafel om dan telkens weer te moeten vaststellen dat daar absoluut geen parlementaire meerderheid voor te vinden is."
Ook bij de Franstalige partijen is er weinig enthousiasme voor de voorstellen van Open VLD.
Alleen oppositiepartij SP.A beschouwt ze als een goede vertrekbasis voor onderhandelingen.
Maandagmorgen ga ik met een nieuwe zomerbroek naar mama. Van zodra ik binnenkom, strekt ze haar armen naar me uit. Ze weent. Ik vraag haar wat er toch scheelt. Met veel moeite antwoordt ze dat ze zo erg geschrokken is. De laatste tijd schrikt ze inderdaad van alles: een deur die sluit, een stoel die verschoven wordt, een stem die ze hoort maar niet weet waar ze vandaan komt, soms zelfs van een gewone aanraking.Waarvan ben je geschrokken? vraag ik. Ze haalt de schouders op, de tranen blijven over haar wangen lopen. Nogmaals vraag ik: Van wát ben jijzó geschrokken, mama? Ze kijkt me aan: De van wat, weet ik niet meer Twee verpleegsters komen helpen om haar de nieuwe broek te laten passen. Ook dat gaat gepaard met gehuil. Als de maat goed is, ga ik de vier andere broeken die we voor haar bestelden ook ophalen. De broek, - mama heeft nu nog slechts maatje 40 -, past haar als gegoten. Maar ook het vooruitzicht op al die nieuwe kleren kunnen haar niet blij maken. Ik wil haar een Weekend Knack geven.Kijk hier eens in, dat verzet de zinnen probeer ik. Nu snikt ze het werkelijk uit: Dat kan nietmeer!
Als ik om 9.30 u op de afdeling van mama kom, heerst er al een drukte van jewelste. Het verplegende personeel en de vrijwilligers zijn druk in de weer. De oudjes zitten klaar. Vandaag zijn ze met zijn twaalven, die mee kunnen op uitstap. Voor ieder van hen is voor een begeleider gezorgd. Maar waar is mama? Ik ga naar haar kamer, ze is netjes aangekleed, op de tafel ligt nog een trui, klaar om mee te nemen. Opgewekt kom ik binnen: We gaan vandaag op stap hé mama? Ze begroet mij niet, kijkt me aan en zegt:Ikniet. Ik stoor mij niet aan dit soort stemmingen van mama en antwoord dat we wel meegaan.Dan ga je maar alleen, ik ga niet mee! Ondertussen stop ik de trui in mijn tas, doe haar haar jasje aan, neem haar bij de arm en weg zijn we. Mama pruttelt niet meer tegen en we vervoegen de anderen.
De twee busjes staan klaar. Het is al een hele bedoening om de oudjes in de busjes te krijgen. Mama is boos op de ergotherapeut die haar vriendelijk helpt bij het instappen. Gelukkig stoort ze er zich niet aan, maar ik vind dit toch vervelend. De rolstoelen, voor elke bejaarde is er één voorzien, worden ingeladen, de picknickmanden gaan mee, alles wordt nog even gecheckt en we kunnen vertrekken. Twee busjes en drie personenwagens. Arsène wuift ons uit.
Na een halfuurtje rijden komen we aan in Bulskampveld. Het is er prachtig, het zonnetje schijnt. Dit moet een geslaagde dag worden! De rolstoelen worden uitgeladen en als iedereen klaar is gaan we op weg. Het is een beetje raar voor mij om mama voor het eerst in een rolstoel te zien zitten. Zij vindt het blijkbaar heel gewoon. We bezoeken met zijn allen de kruidentuin, we bekijken de oude landbouwwerktuigen, mama is geïnteresseerd, ze vindt dit toch wel leuk.
Tegen de middag zakken we af naar het terras van het restaurant. De picknickmanden worden aangesleurd. Iedereen mag een drankje bestellen. De sandwiches worden uitgedeeld en er wordt gezellig samen gegeten. Nadien mag iedereen een ijsje eten. Nog een toiletbezoek, en dan gaan we weer in groep het park in. Mama geniet stilletjes van de prachtige natuur, dat heeft haar al altijd geboeid. Als we een lange dreef inwandelen zegt ze: Kijk eens Ellen, wat een mooie dreef hé! Ze zit vanuit haar rolstoel rustig alles te bekijken en alles gaat goed tot we bij de vijver komen. Plots is ze in paniek. Alles wat met water te maken had, was nooit haar ding. Maar nu kijkt ze angstig naar de vijver, de ganzen en de eendjes kunnen haar gestolen worden, ze wil daar weg. Ze huilt en is niet meer te troosten.
We zoeken weer het wandelpad op en blijven wat uitrusten bij enkele banken. Opnieuw worden de koelboxen gehaald en iedereen krijgt nog een frisdrank. Mama kiest voor een fruitsapje, maar ze blijft maar huilen. Ik vraag haar wat er scheelt. Al snikkend, zegt ze: Ik kan niets meer, niet meer stappen, niet meer spreken Ik tracht haar te troosten, maar dat lukt mij niet.
Het is tijd geworden om terug te keren. Het verplegende personeel blijft onvermoeibaar en lachend bezig. Alles wordt weer ingeladen, iedereen heeft weer zijn plaatsje in de busjes en in de autos. Na een mooie dag weer op weg naar huis.
Een dikke merci aan de hoofdverpleegster, de ergotherapeut, het verplegende personeel en de vrijwilligers. Door hun inzet werd aan deze twaalf demente mensen een onvergetelijke dag bezorgd.
Wat kan een mens toch egoïstisch denken. Ik was zó met mama en mezelf bezig, dat ik bijna vergat via dit blog vandaag alle moeders een prettige en gelukkige Moederdag te wensen.
Zaterdagnamiddag, zoals gewoonte even naar mama. Arsène en ik zijn s morgens kleren gaan kopen voor haar. De zomerbroeken zijn besteld, maar ik heb wel al twee bloesjes voor haar mee. Voor Moederdag, mama. Ze vindt ze mooi en is er zo gelukkig mee, dat ze terug weent. Dat ik dat krijg , snikt ze, ik ben toch zo blij
Ik vertel haar dat Arsène en Denise op ons wachten op het terras van de cafetaria. Het stappen gaat zeer moeilijk, ze hangt aan mijn arm, ze sloft de gang door, de lift in. Bij de ingang van het terras praat ik nog even met Rozette. We zijn lotgenoten, ook zij komt regelmatig op bezoek bij haar demente moeder. Als mama plots de stem van Arsène hoort, is zij niet meer te houden en stapt alleen op hem af. Wat een weerzien, wat een gezoen, precies of zij Arsène in jaren niet meer heeft gezien.
Mama drinkt eerst een fruitsapje. Arsène vindt dat het echt een weertje is voor een ijscrème, en daar gaat mama zeker mee akkoord. Maar vandaag kost het haar de grootste moeite om die op te eten. Ze snapt ook helemaal niets van wat er wordt verteld. Denise zit even te rekenen hoe oud haar auto is, en hij blijkt al een respectabele leeftijd te hebben. Negentien jaar! zeg ik verbaasd. Waarop mama antwoordt: Ja, maar het is al een groot beest. We kijken wat verbaasd naar mama, dan naar elkaar, maar niemand van ons reageert. Wat later breng ik haar terug naar haar kamer. Arsène verzekert haar dat hij morgen terugkomt: t Is morgen moederkensdag, ma.
Maar morgen geen Moederdag meer zoals vorig jaar. Het plan was er wel, ik dacht er gans de week aan. Ik zou weer duifjes bakken, wat fruit erbij, een stukje Frans brood en een glaasje rode wijn. De duifjes zitten al enkele maanden in de diepvriezer, speciaal bewaard voor die dag. Maar het kan niet meer, we zetten weer verplicht door Mijnheer Alzheimer een stapje achteruit. Dus geen duiven morgen, want zonder mama vinden wij er niets aan.
Vóór ik vrijdagmorgen mamas haar deed, ging ik even bij de hoofdverpleegster langs. Ze vertelt over de uitstap van vorig jaar naar Buslkampveld-Beernem. Ze laat op haar computer de fotos zien, en ik voel toch ook wat weemoed bij haar als de fotos op het scherm verschijnen van oudjes die ondertussen overleden zijn. We praten nog wat en dan komt het: de voorbije nacht is de verpleegster net op het goede moment de kamer van mama binnengekomen. Mama wou haar stuk toiletzeep opeten. Ik schrik natuurlijk en kan er met mijn hoofd niet bij: zeep opeten, dat smaakt toch verschrikkelijk slecht! Verliest zij nu ook haar smaak? Als ik bij mama op de badkamer kom, zie ik dat het zeepbakje is verwijderd. Maar ik weet nu waarom.
Vandaag kreeg ik een telefoontje van de ergotherapeut van mamas afdeling. Ze vertelt mij dat er een daguitstap is gepland voor volgende week woensdag naar Bulskampveld in Beernem. Dat is even schrikken voor mij: voor het eerst sinds haar verblijf in het rusthuis, mag mama mee. Ik ben toevallig die dag vrij en stel voor om ook mee te gaan. Dat vindt zij een goed idee. Want voor een dergelijk uitje met ongeveer twaalf demente bewoners moeten zij kunnen rekenen op helpende vrijwilligers.
Dus duimen dat het zonnetje schijnt en dat het voor iedereen een fijne dag mag worden.
Met mama gaat het steeds bergaf. Er kon, volgens de hoofdver-pleegster, nog een periode optreden waarin de toestand van mama stabiel bleef voor een tijdje. Maar die periode komt niet, mama blijft zeer sterk achteruit gaan.
Toch gaat het met mij de laatste dagen beter. Ik pieker wat minder over mamas ziekte, ik slaap wat beter, en langzaam heb ik minder schuldgevoel als ik op stap ga zonder haar. Verzoenen met Alzheimer dat nooit, maar zou ik eindelijk, stilaan de ziekte wat beter kunnen aanvaarden?
Woensdagnamiddag waren Arsène en ik bij Lydia. Eerst dronken we koffie bij haar ouders, Yvonne en Robert. Daarna gingen we benieuwd kijken naar Lydias in opbouw zijnde appartement. Nadien gingen we in de jachthaven, gezellig met ons drieën aperitieven op een boot en aten s avonds samen bij Lydia. Zonder haar ziekte was mama er zeker bij geweest. Lydia en haar ouders liggen haar nauw aan het hart en vaak was ze van de partij als we samenkwamen.
Nu viel het mij op als ik woensdagavond thuiskwam, dat ik mama toch minder had gemist. Ik had ook genoten zonder dat ze er bij was, en ik voelde mij niet schuldig. Toen ik mama vrijdagmorgen vertelde over het nieuwe appartement van Lydia, begon ze te wenen. Je weent toch niet omdat ik over Lydiavertel? vroeg ik haar. Neen hoor, maar het pakt mij zo snikte ze. Over het koffie drinken bij Yvonne en Robert heb ik gezwegen en even later was mama alles weer vergeten. Ze kon opnieuw lachen.
Zaterdagnamiddag ging ik zelfs zonder mama, samen met Denise naar een boetiek. Onbewust waren we toch met zijn tweetjes ook nog aan het uitzoeken, wat mama graag had gezien. Wat haar zou passen en wat niet. Nadien gingen we bij mama op bezoek.
Toen ik Denise naar huis bracht vertelde ik haar dat het voor mij iets gemakkelijker wordt om dingen te doen zonder mama. Dat ik enkele weken geleden het niet had gekund, met haar op stap zonder mama. Dat mocht en kon niet. Ik zou het aangevoeld hebben alsof ik mama verraadde.Je zit in een rouwproces, Ellen. Neem de tijd om alles teverwerken. Het is zo moeilijk voor je, ik begrijp dat. antwoordde Denise.
Ook de vele uren dat ik met Arsène over mama kon praten, hebben geholpen. Hij stond soms zo machteloos, omdat hij mij wou helpen, maar het niet kon. Meer en meer besef ik dat Alzheimer mamas leven verwoestte, maar ik laat niet toe dat hij ook dat van mij kapot maakt.
Deze week moest ik dan toch beslissen dé plant weg te gooien. Ik heb alles geprobeerd om ze te redden, maar het is niet gelukt.
Het is bijna twee jaar geleden dat Arsène en ik verhuisden. We hebben ons grote huis voor een kleintje geruild. Maar mama kon nu niet meer van haar appartement te voet bij ons langskomen, en al wonen we slechts 1,5 km van onze vorige woning, ze moest nu wel haar auto nemen om tot bij ons te geraken.
Verschillende keren toonden wij haar de weg. Ze wou telkens vooraan in de wagen zitten. Dan kan ik beter op de weg letten! was haar uitleg, wat natuurlijk klopt. En telkens wij bij de nieuwe woonst aankwamen, was ze ervan overtuigd dat het haar de volgende keer zou lukken. We kregen echter verscheidene telefoontjes, mama zenuwachtig, soms in paniek: Ikwou naar jullie komen, maar ben weer verloren gereden. Ik ben weer thuis! En wij gingen haar gewoon weer halen, voor ons geen probleem, maar zelf had mama het er erg moeilijk mee.
We probeerden het toen op een andere manier. Mama zou ons met haar auto volgen van aan haar appartement naar waar wij nu wonen. Maar op het punt dat wij linksaf gingen, volgde mama ons niet en reed gewoon rechtdoor. Dus dat was ook geen goed idee geweest.
En plots, enkele dagen later, reed ze met haar auto de oprit op. Arsène en ik verbaasd, maar blij, mama dolgelukkig. k Heb het gevonden! riep ze uit. Ze haalde een plant uit haar auto: Voor jullie, voor denieuwe woonst! Het was een gevlochten Pachira, een plant die in Oost-Azië gezien wordt als een element dat volgens de leer van Feng Shui welvaart en geluk in huis brengt. Er hing een kaartje aan de plant, door mama geschreven: Van ma en pa. Pa was toen al overleden, maar mama was zo gelukkig dat we er niets van zegden.
Alles had haar zoveel moeite gekost, haar strijd tegen Alzheimer was toen al begonnen. Ik koesterde de plant, maar het mocht niet baten. Langzaam ging ze dood en deze week gooide ik de verdorde resten weg. Maar toch met pijn in het hart. Het was het laatste wat mama ooit zelfstandig voor ons kocht. Twee maanden later, op 4 september, wist ze niet eens meer dat ik jarig was.
Mama zit in een zeteltje in de zithoek. Ze merkt ze mij meteen op. Ze zwaait naar mij en gaat recht staan. Ik ga haar tegemoet. Ze is weer heel blij dat ik er ben. We gaan naar haar kamer. Ze wil me iets vertellen, maar het lukt weer niet. Plots doet ze de handen voor de ogen. Ze huilt: ik kan niet meer spreken Dus daar is ze zich dan toch af en toe van bewust en ik bedenk nog maar eens hoe moeilijk dat voor haar moet zijn. We moeten naar buiten met dat mooie weer en dan zal alles beter gaan, troost ik haar.
We gaan op het terras zitten van de cafetaria. En ons zoetemuiltje heeft weeral zin in een ijsje. Terwijl we wachten op de bestelling, legt ze moeizaam uit dat er een man op bezoek is geweest. Hij kan zeer goed zingen en een mooie man benadrukt ze. Ik vraag hoe oud die man is. Mama draait zich naar de stoel naast haar, waar niemand zit. Zoet, hoe oud is Jef? Zoet was de troetelnaam voor pa. Ziet zij die nu werkelijk naast haar zitten? Je zou denken dat ze hem recht in de ogen kijkt! Ongelooflijk! En ze blijft ook nog even op antwoord wachten. Ze kijkt me terug aan, fronst haar wenkbrauwen, een knikje met haar hoofd in de richting van de lege stoel met de uitdrukking van: die weet het ook niet! En op haar gemak en zonder hulp, lepelt ze de coupe advocaat naar binnen. Goed zeer goed! zegt ze verschillende keren. Daarna rookt ze een sigaretje. Goede sigaret, maar duur hé! zegt ze. Nadien maken we nog met zijn tweetjes een wandeling in het park. Gewoonweg genieten van het zonnetje, arm en arm, genieten van elkaar!
Mama, wij kunnen niet meer samen praten. Ik praat, jij luistert, maar begrijp je wel wat ik jou vertel?
Mama, je kunt niet meer schrijven. De woorden komen niet meer uit je pen. Jouw kruiswoordraadselboek blijft nu al maanden ongeopend liggen.
Mama, je kunt zo moeilijk stappen. Samen winkelen, samen op dinsdag naar de markt Het is allemaal al zo lang geleden.
Mama, eens samen uit eten gaan, je hield er zo van. Maar dat kan ik nu vergeten. Jij trakteerde ons eens graag, met jouw verjaardag, met Moederdag, of gewoon zo maar. Het is allemaal verleden tijd.
Mama, zolang je me maar blijft herkennen, zolang je nog maar weet dat ik jouw dochter ben. Houd dat alstublieft nog een tijdje vol.
Arsène en Denise, die vóór mij bij mama arriveren, worden overvallen door de geur die in haar kamer hangt. Als ik aankom, wacht Denise mij, bezorgd kijkend, op aan de lift, Jouw mama heeft weer eenongelukje gehad Ik kan me meteen voorstellen wat er gebeurd is. Arsène heeft de verpleegsters gewaarschuwd en die zijn al druk in de weer als ik op mamas kamer kom. Denise en Arsène gaan naar de cafetaria en ik blijf bij mama.
De badkamer is niet om aan te zien: de vloer, het douchescherm, de lavabo, alles zit onder. En ook mama. Ik zou niet weten waar te beginnen, maar de verpleegsters weten van aanpakken. Het uitkleden van mama is al een hele klus op zichzelf. Want opdrachten zoals: Doe jouw pantoffels eens uit, hef eens je voet op zijn blijkbaar voor haar niet meer te begrijpen en moeten steeds maar herhaald worden. Bij het wassen stribbelt ze behoorlijk tegen: het water is te koud of te warm. Ze is boos. Plots schrikt de verpleegster en zegt: Niet slaan hé, Marcella! Ik kijk mama aan, ik vind het zielig om haar zo in haar blootje te zien staan, maar antwoord toch: Datje dat eens durft te doen Nu zijn haar boze blikken op mij gericht. Eindelijk is ons mama weer netjes gewassen en aangekleed: Ga er nu maar vlug op uit, Marcella, gamaar vlug énen drinken! zegt de verpleegster al weer lachend. De badkamer zullen ze verder schoonmaken, terwijl mama en ik ook naar de cafetaria gaan. Mama neemt me bij de arm en wat samenzweerderig zegt ze stilletjes tegen mij: Ze zijn hier niet onaardig hé?Altijd allemaal vriendelijk.