"Je lijkt op die collega van Gert van Samson. Wat is zijn naam ook weer?"
Hans Bourlon, die samen met Gert Verhulst Studio 100 leidt, heeft het boek 'De Blik van Bourlon' uitgebracht, daarin bundelt hij zijn opmerkelijkste columns. Speciaal voor HLN.be selecteerde Bourlon een van die columns:
Wimereux
'Ze bijten niet', zeg ik, terwijl ik naar mijn dobber staar. 'Het water is te helder', zegt de man die naast mij is komen staan. 'Vissen hebben beschutting nodig. Door al die waterzuivering lijkt het alsof je hengel in een aquarium ligt.'
Dat vertelseltje kende ik niet.
'En dan zijn er natuurlijk de Oost-Europeanen. Die vissen hier elke put leeg. Ze eten ook alles op wat ze vangen. Karper, brasem, voorn. Snoekbaars is naar het schijnt het lekkerst.'
'Ik zet altijd alles terug', zeg ik. 'Zeg maar, wacht eens', zegt de man. 'Weet je op wie jij lijkt?'
'Op mijn vader', zeg ik.
'Maar nee, ik bedoel... Je lijkt op die collega van Gert van Samson. Wat is zijn naam ook weer? Hij heeft nog meegedaan aan De Slimste Mens. Hans Cou... Coudron?'
'Hans Bourlon? Juist. Ik heb nog al gehoord dat ik op hem lijk', zeg ik.
'Maar je bent het niet, hè', lacht hij. 'Dat kan ook niet. Die man zou hier nooit zitten.'
'Waarom niet?' vraag ik.
'Een baas van zo'n bedrijf? Nee jong. Zo iemand vist niet. Die heeft wel betere dingen te doen dan naar een dobber te kijken. Die zwemt in het geld.'
'Wat zou die nu aan het doen zijn?' vraag ik.
'Op een zondagvoormiddag? Die is aan het brunchen. Op zijn kasteeldomein. Die heeft een butler. En als het zonnetje schijnt, gaat hij jagen. Maar pas op: niet op konijnen of fazanten, hè. Nee, zulke mannen jagen op beren in Bulgarije of zo. Vissen doen ze nooit.'
'Ik ging als kind vissen met mijn vader', zeg ik. 'Dat was zo'n avontuur. 's Nachts lag ik wakker en fantaseerde ik over de grote karpers die ik aan de haak zou slaan. Ik was ervan bezeten. Nu vis ik soms nog. Het brengt mij tot rust. Je zit de hele dag op één plek. Je ziet de zon opgaan en ondergaan. Ik kijk naar de vogels, de wolken. Zelfs onder de paraplu tussen de regendruppels geniet ik.'
'Ah zo. Ik snap het al. Je bent geen visser, je verdrinkt alleen pieren.'
'Haha.' We lachen met zijn mop. Mijn vader vertelde ze vroeger ook al. 'Zal ik eens iets zeggen? Een paar jaar geleden gingen mijn vrouw en ik naar het noorden van Frankrijk. Wimereux, je kunt daar smakelijke zeevruchtenschotels eten. Wie zat daar in dat restaurant? Hans Bourlon. Met een groot gezelschap rondom zich. Hij voerde het hoge woord. De hele tijd verkondigde hij van die grote theorieën. Over de politiek en de televisie. En maar kakelen. Al die anderen moesten niks zeggen. Ja, lachen met zijn moppen, dat deden ze, maar zo overdreven dat je kon zien dat ze veel van hem moesten krijgen. En hij dacht waarschijnlijk: ik ben in Frankrijk, ik praat lekker luid, hier verstaan ze mij toch niet. Mijn vrouw en ik maar luistervinken! Nee, sympathiek kwam hij niet over... Maar nu ik je zo bekijk. Je lijkt er echt op, maar je bent het niet. Zijn neus was groter, zijn stem luider. Hij was hautain en jij bent zo vriendelijk. En vissen zou hij nooit doen.'
Mijn telefoon rinkelt. 'Hallo met Hans Bourlon', zeg ik. 'Oké... zal ik doen. Tot straks.'
Een moment is het stil. Dan...
'Haha', lacht de man luid. 'Je wilt mij beetnemen, hè. Je dacht dat ik nu zou geloven dat je echt Hans Bourlon bent. Je wilt mij eens goed doen blozen. Nee nee, daar trap ik niet in. Grapjas!' Ik lach met hem mee en spreek hem niet tegen.
'Dat moet ik aan mijn vrouw vertellen', hoor ik hem nog zeggen, terwijl hij achter de bomen verder stapt naar de volgende visser. Ik kijk opnieuw naar de wolken en de zon. Er vliegt een reiger op. Mooi en sierlijk. Wimereux, denk ik. Da's lang geleden. Daar moeten we dringend nog eens naartoe.
|