Met harde hand aangespoord door vader en manager Murry Wilson, zelf een weinig succesvolle liedjesschrijver, maakten de jongens muziek in de stijl van The Four Freshmen, waarbij harmonieuze zang de hoofdrol speelde. De single Surfin' uit 1961
werd een hit en was typerend voor de richting die de band de
eerstvolgende jaren zou volgen: een combinatie van surfmuziek, een
stijl die tot dan toe vooral instrumentaal was geweest, en teksten over
surfen, auto's en meisjes. In hoog tempo werden singles en albums
uitgebracht. Al Jardine zegt hierover: "The Beach Boys zelf waren onze grootste concurrenten".
Leider van de band was Brian Wilson, die ook de meeste liedjes
schreef en die vooral vanaf de derde lp ook een begenadigd producer
bleek te zijn. Eind 1964 besloot de verlegen Brian om niet langer live
op te treden en zich meer op het schrijven van nummers en het
produceren te richten. Zijn vervanger in de liveband was
Bruce Johnston. Murry Wilson werd ontslagen, waarmee de artistieke vrijheid voor Brian compleet werd. Naarmate hij de mogelijkheden van de
studio
meer ontdekte schreef hij complexere muziek, die hij liet spelen door
de beste studiomuzikanten. De andere leden van de groep voegden later
de vocalen toe
Toen in 1965
The Beatles het album
Rubber Soul uitbrachten was dit voor Brian de inspiratie voor
Pet Sounds, dat in
1966
verscheen en onlangs door het tijdschrift "Rolling Stone Magazine" werd
uitgeroepen tot op-twee-na-beste album ooit. Dit album, dat voor die
tijd voor popmuziek ongekend complexe muziek en persoonlijke teksten
bevatte, werd ontvangen met lovende recensies maar verkocht in Amerika
slechter dan de vorige albums. In Europa nam de populariteit van The
Beach Boys er echter flink door toe, en voor het eerst hadden The
Beatles serieuze concurrentie in de hitparades. De latere single
Good Vibrations, waarvan de opnames zes maanden duurden in zes verschillende studio's, werd een grote hit.
Aangemoedigd door dit succes vatte Brian het plan op voor een album
dat Pet Sounds in alle opzichten zou overtreffen. Samen met
tekstschrijver Van Dyke Parks en een keur aan sessiemuzikanten werkte Brian in de studio aan dit album, Smile
geheten, terwijl de band op tournee was. Uren aan muziek werden
opgenomen maar slechts weinig nummers werden echt afgemaakt. De
negatieve reacties van de andere Beach Boys op de teksten van Van Dyke
Parks en de ongekend complexe muziek maakten dat Brian de zin in het
project verloor. Wanneer in 1967 The Beatles hun album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band uitbrachten, nota bene geïnspireerd door Pet Sounds, betekende dit de definitieve nekslag. Smile werd officieel afgelast en Brian raakte in een zware depressie.
Als surrogaat voor Smile verscheen Smiley Smile, dat een aantal Smile-nummers bevatte. De opvolger Wild Honey heeft een heel afwijkend, ongepolijst geluid doordat Brian zich als producer terugtrok en bevat zelfs een aantal pure soulnummers. Vanaf Friends uit 1968
traden de andere leden van de band meer op de voorgrond en bleken, met
uitzondering van Mike Love, allen goede songschrijvers te zijn. Hoewel
het niveau van Pet Sounds nooit meer gehaald werd wist de band
ook met een minimale betrokkenheid van Brian Wilson nog goede albums te
maken, weliswaar mede door het afmaken van nummers van Smile. 20/20 is een verzameling singles en overgebleven nummers, waaronder Cabinessence, dat bedoeld was als een van de hoekstenen van Smile. Ook bevat dit album het nummer Never Learn Not to Love waaraan Dennis Wilson zijn naam verbond maar dat in werkelijkheid geschreven was door zijn vriend Charles Manson.
De band maakte een kortstondige artistieke heropleving door nadat ex-journalist Jack Rieley manager van de band werd. Sunflower uit 1970
profiteerde van sterke composities van alle leden, maar werd desondanks
het slechts verkopende album sinds de oprichting van de band. Het album
Surf's Up uit 1971 wordt tegenwoordig als een hoogtepunt in het oeuvre van The Beach Boys beschouwd, niet alleen vanwege het voor Smile bedoelde titelnummer maar zeker ook door nummers als Long Promised Road, geschreven door Carl Wilson, en Disney Girls
van Bruce Johnston. Het door Rieley aangemeten nieuwe imago werpt zijn
vruchten af en de band is weer "hip" in de Verenigde Staten.
Bruce Johnston verlaat de band in 1972 uit onvrede over de rol van Rieley. Ten tijde van de albums Carl and the Passions, So Tough (1972) en Holland (1973) maakten twee zwarte Zuid-Afrikanen, Ricky Fataar en Blondie Chaplin,
deel uit van de band, die daardoor aan dynamiek won. Deze bezetting
maakte vooral tijdens optredens grote indruk. Het grote commerciële
succes van het compilatiealbum Endless Summer zou in 1974
echter de artistieke teloorgang van de band inluiden. Manager Jack
Rieley werd ontslagen en vervangen door Mike Loves broer, Steve, die
een terugkeer naar de surfsound voortstond. Fataar en Chaplin verlieten
de band; Fataar dook later op als lid van The Rutles, een persiflage op The Beatles.
Vanaf 1976
ging het met de band verder bergafwaarts, ondanks of misschien juist
dankzij de terugkeer van Brian, die kortstondig onder therapeutische
begeleiding stond van Eugene Landy. Met veel bombarie, de 'Brian's
Back' campagne, werd Brians terugkeer in de band aangekondigd. Brian
kon de hoge verwachtingen echter niet waarmaken. Echt goede albums
werden er daarna niet meer gemaakt, en het enige artistieke hoogtepunt
uit deze periode is Dennis Wilsons soloalbum Pacific Ocean Blue. Dennis Wilson verdronk in 1983, voordat zijn tweede album Bamboo af was. Brian Wilson raakte in de ban van de omstreden psychiater Eugene Landy,
die in 1982 opnieuw werd benaderd om Brian te helpen. Landy zou echter
diens hele leven gaan beheersen. In 1988 verscheen Brian Wilsons eerste
solo-album, waar Landy als medesongschrijver aan mee zou hebben
gewerkt. Een dieptepunt was verder de rechtszaak die Mike Love
aanspande tegen Brian Wilson over achterstallige
auteursrechtenvergoedingen.
Het allerlaatste Beach Boys-album zou Stars and Stripes, Vol. 1
uit 1996 worden, waarop oude successen werden gezongen door beroemde
countryzangers en de Beach Boys alleen de achtergrondvocalen
verzorgden. Carl Wilsons overlijden aan kanker in 1998
betekende het definitieve einde voor de groep. Mike Love (met de in
1979 terugggekeerde Bruce Johnston) en Al Jardine touren tegenwoordig
elk met een eigen band waarmee ze vooral oude successen ten gehore
blijven brengen. Brian Wilson werkt sinds 1988 solo. Gesteund door zijn
begeleidingsband, met daarin onder andere de leden van de Wondermints, werd Smile alsnog afgemaakt. Tijdens een succesvolle Europese tournee in 2004 werd Smile integraal live opgevoerd. Eind dat jaar verscheen het album ook op cd.
.