Nelson en zijn zus Bobbie Lee werden, nadat hun vader overleden en
hun moeder weggelopen was, door hun grootouders opgevoed. Nelson kreeg
vanaf zijn zesde jaar muziekles via een schriftelijke cursus. Hij
leerde gitaarspelen, zijn zus speelde piano. Tijdens hun
middelbareschooltijd leerde Bobbie Bud Fletcher kennen, een violist, en
zowel Willie als Bobbie gingen deel uit maken van Fletchers
muziekgezelschap "The Bohemian Fiddlers".
Na zijn eindexamen moest Nelson in dienst, en hij ging bij de luchtmacht.
Hij verliet de luchtmacht echter al snel in verband met rugklachten. Na
zijn korte diensttijd ging Nelson een jaar naar de universiteit maar
hield ook dat voor gezien. Uiteindelijk werd hij diskjockey bij een
country radiozender in Fort Worth, Texas. Ook zong hij af en toe
country liedjes in de plaatselijke cafés. In 1956 verhuisde hij naar Vancouver, Washington en begon zijn muzikale carrière vorm te krijgen. Hij nam een nummer van Leon Payne
op ("Lumberjack"). De single verkocht redelijk maar brak niet echt
door. Nelson bleef dj-werk doen en zong regelmatig in clubs en cafés.
Hij schreef een liedje ("Family Bible") en verkocht dat voor vijftig
dollar, en dat nummer werd een hit voor Claude Grey in 1960. Het werd naderhand ook door veel artiesten gecoverd en word door velen beschouwd als een gospel klassieker.
Nelson verhuisde naar Nashville (Tennessee) in een poging een platencontract te krijgen. Dat lukte aanvankelijk echter niet. Hij tekende wel een contract met Pamper Music die zijn liedjes wel zagen zitten, maar zijn performance niet. Zo schreef hij onder andere het nummer Night Life voor zanger Ray Price,
een nummer dat als meest-gecoverde countrysong ooit te boek staat.
Nelson ging mee op tournee met Price, als bassist van de toerband.
Gedurende deze periode werden veel van Nelson's nummers hits voor
andere artiesten. Zo zong Billy Walker het nummer "Funny How Time Slips
Away", Faron Young zong "Hello Walls", Roy Orbison zong "Pretty Paper", en (wellicht de bekendste van allemaal) Patsy Cline zong "Crazy". Uiteindelijk sloot Nelson in 1961 een platendeal met Liberty Records
en bracht hij vanaf datzelfde jaar diverse singles uit, waaronder
"Willingly" en "Touch Me" (beiden met zijn vrouw Shirley Collie). Hij
wist deze lijn echter niet voort te zetten en zijn carrière kwam tot
stilstand. Zijn privéleven was destijds ook nogal kleurrijk: hij was alcoholist, verloor baan na baan en werd verschillende keren betrapt op verboden wapenbezit.
In 1965 kwam Nelson onder contract bij RCA Records,
en scoorde hij een paar kleine hits. Hij raakte echter gefrustreerd
door de platenindustrie die hem in een keurslijf probeerde te dwingen,
verbrak zijn contract, keerde de muziekwereld de rug toe en verhuisde
naar Austin, Texas.
Daar aangekomen besloot Nelson, geïnspireerd door de muziekscene
aldaar, weer muziek te gaan maken. Zijn populariteit in Austin groeide
razendsnel, en Nelson kon zijn eigen muziek maken, beïnvloed door rock and roll, jazz, swing en folk. Ook Nelson's levenslange passie voor hardlopen begon in deze periode in Austin.
In Austin tekende Nelson een contract met Atlantic Records. Hij bracht in 1973
een single uit ("Shotgun Willie") die uitstekende kritieken kreeg maar
slechts matig verkocht. Het album "Phases and Stages" uit 1974
(geïnspireerd door zijn echtscheiding) bevatte de single "Bloody Mary
Morning". Na dit album verhuisde Nelson weer van platenlabel en ging
naar Columbia Records. Hier kreeg hij complete creatieve vrijheid over zijn werk. Het resultaat was het immens populaire album Red Headed Stranger (1975).
Hoewel Columbia Records het in eerste instantie niet zag zitten om een
album uit te brengen met slechts piano en gitaar, zette Nelson
(ondersteund door Waylon Jennings) door, en het album werd een enorme hit, deels vanwege de populaire coverversie van het nummer "Blue Eyes Crying In The Rain".
Tegelijk met Nelson behaalde ook Waylon Jennings grote successen aan het begin van de jaren zeventig.
De twee werden al snel in één adem genoemd in een genre dat bekend werd
als "Outlaw country" ("outlaw" vanwege het feit dat het zich niet hield
aan de Nashville-standaard). Nelson's imago van "outlaw" (letterlijk: vogelvrij verklaarde) kreeg nog meer gestalte toen in 1976
hij samen met Waylon Jennings, Jessie Colter en Tompall Glaser het
album "Wanted: The Outlaws" uitbracht. Dit album werd een groot succes
en werd met platina bekroond. Hierna bracht Nelson nog twee albums uit
die beiden de platina status behaalden: "Waylon and Willie" (met Waylon
Jennings), en "Stardust", een album vol met ongebruikelijke, op
strijkinstrumenten gebaseerde popnummers die geproduceerd waren door Booker T. Jones.
Veel critici voorspelden dat "Stardust" Nelsons carrière zou ruïneren,
maar uiteindelijk bleek het één van zijn meest succesvolle albums te
zijn.
Nelson begon in 1979
met acteren. Hij had rollen in "The Electric Horseman", "Honeysuckle
Rose", "Barbarossa", "Red-Headed Stranger", "Wag the Dog" en "Gone
Fishin". In 1986 acteerde hij in de film "Stagecoach", naast Johnny Cash, Kris Kristofferson en Waylon Jennings, waarmee hij later ook de country-supergroep The Highwaymen
vormde. Nelson acteert nog steeds, maar treedt tegenwoordig meestal aan
in kleine rollen. Ook gastoptredens zoals bijvoorbeeld in Miami Vice en The Simpsons gaat Nelson niet uit de weg. Zijn meest recente filmoptreden is zijn rol van Uncle JesseThe Dukes of Hazzard. Ook in de voor 2007 geplande opvolger "The Dukes of Hazzard: Return of General Lee" speelt Nelson mee. in de bioscoop-remake van
In de jaren tachtig had Nelson diverse hits. Hij zong "Always On My
Mind" de hitparades in, en ook het duet "To All The Girls I've Loved
Before" (met Julio Iglesias) haalde wereldwijd hoge hitnoteringen. Ook zijn albums uit deze periode verkochten goed.
Medio jaren tachtig
vormde Nelson samen met Kris Kristofferson, Waylon Jennings en Johnny
Cash de supergroep "The Highwaymen". Ondanks hun enorme succes (platina
albums, wereldtoernees) taande Nelson's populariteit en moest hij het
al snel hebben van liefdadigheidswerk zoals het op poten zetten van de
"Farm Aid" concerten in 1985.
Hij werd ook berucht vanwege zijn excessieve uitgaven: hij bezat een
privé-vliegtuig, een eigen (kleine) stad, een enorm landgoed en een
eigen golfbaan.
In 1990
kreeg Nelson van de IRS (de Amerikaanse inkomstenbelastingen) echter
een aanslag voor achterstallige belastingen en moest hij $16.7 miljoen
ophoesten. Hij kon dit slechts betalen door zijn bezittingen van de
hand te doen. Hij bracht een dubbelalbum uit ("The IRS Tapes: Who'll
Buy My Memories?"), waarvan de opbrengsten rechtstreeks naar de IRS
gingen. Veel van zijn bezittingen werden geveild en verkocht aan
vrienden die het hem vervolgens weer teruggaven of voor een symbolisch
bedrag aan hem verhuurden. In 1993 had hij al zijn schulden afbetaald.
In september 2006 werd Nelson in Louisiana aangehouden voor het bezit van drugs. In de tourbus van zijn band vond de politie 100 gram 'magic mushrooms' en 700 gram marihuana.[1] Nelson werd snel weer vrijgelaten, maar zal zich voor de rechtbank moeten verantwoorden.
In 2005 vormde Nelson samen met twee zakenpartners het bedrijf Willie Nelson's Biodiesel (ook bekend als "BioWillie"). Dit bedrijf verkoopt biologische brandstof aan tankstations. De brandstof wordt gemaakt van soja-olie
en kan in dieselmotoren worden gebruikt zonder dat die daarvoor
aangepast dienen te worden. Nelson maakt ook deel uit van een
adviescommissie die poogt het gebruik van Cannabis
te normaliseren. In 2005 organiseerde Nelson samen met zijn familie een
benefiet-golftoernooi om de problematiek veroorzaakt door illegale
verkoop van softdrugs onder de aandacht te brengen. Nelson lijkt zelf
niet helemaal onbekend met het fenomeen: het gerucht gaat dat hij
tijdens een bezoek aan president Jimmy Carter op het dak van het Witte Huis een blowtje heeft gerookt.
In januari 2005 trad Nelson als slotact op tijdens een benefietconcert waarvan de opbrengsten ($120.000.-) naar de door de tsunami getroffen gebieden in Zuid-Oost Azië gingen.
Nelson is vier keer getrouwd geweest en heeft zeven kinderen. Uit zijn
eerste huwelijk met Martha Matthews heeft hij drie kinderen - Lana,
Susie en Billy (overleden in 1991. Nelson scheidde van Matthews in 1962. Van 1963 tot 1971
was hij getrouwd met Shirley Collie. Dit huwelijk bleef kinderloos. In
1971 trouwde hij met Connie Koepke. Zij kreeg twee dochters, Paula
Carlene en Amy. Het paar scheidde in 1988. Sinds 1991 is Nelson getrouwd met Annie D'Angelo. Ze hebben twee zoons, Lukas Autry en Jacob Micah.