Geen vermindering van ons vetstoffen rantsoen gedurenden de winter.
20 September 1941.
Geen vermindering van ons vetstoffen rantsoen gedurende de winter.
"Handel en distributie" orgaan van de nationale Landbouw en voedings cöoperatie brengt ons verheugend niuws. Het rantsoen van 450 gram vetstoffen zal deze winter behouden blijven,deze tijding zal voorzeker met vreugde worden onthaald.Met recht en rede kom men vanaf de maand november voor een vermindering van het vetrantsoen vrezen,hetgeen zich trouwens verleden winter voordeed.Men kon er zich aan verwachten,daar men wist dat ongeveer twee maanden geleden de stocks der grondstoffen voor het vervaardigen van margarine bijna uitgeput waren en geen fabricage,meer mogelijk was na Januarie 1942.De mogelijkheid de boter voorraad aan te vullen gedurende de periode,waarin melk voorbrengst daalt door een grotere margarine rantsoen,werd dus uitgegeschakeld. Dank zij deze actie van de coöperatie zal deze krachttoer kunnen verwezelijkt worden. Ziehier hoe ze te werk gingen. Men ging van bij de aanvang van het geschikte seizoen over tot het opstapelen van boter,op het huidige ogenblik overtreft de stocks 2.750.000 kg.en eenvoorbrengst,die veel groter is dan voorzien was gedurende de maand September,heeft deze ononderbroken opberging in ijskasten toegelaten gedurende de tweede helft van Augustus. Van haar kant is de groepering er in geslaagd de stocks der grondstoffen voor margarine te vernieuwen.Vooreerst door het vermengen van het rundsvet dat men verkoos in voorraad te houden,liever dan het rechtstreeks aan de verbruikers uit te delen,die er slechts zeer geringe hoeveelheden van zouden bekomen hebben.Vervolgens dank zij een uitwisseling met het buurland van de voeding onbruikbare olie tegen geraffineerde en met waterststof gemengde walvisolie/. Deze twee maatregelen zullen de fabricage van voldoende hoeveelheden margarine voor de behoeften van het land toelaten. De verhouding tussen boter en margarinr zal veranderen volgens de maanden, maar het rantsoen van 450 gram vetstoffen zal behouden blijven.
Werd uitgevaardigt bij besluit van 15 September 1941.De overheid streefde vervolgens naar een uitbreiding van de aardappelen en broodgraanteelt,en naar behoud van gerst,het peulvruchten en suikerbiet arsenaal. Het teeltplan legt geen uitbreiding van het aardappel-of broodgraan arsenaal op maar een te leveren kwantum;Dit leverde niet het gewenste resultaat op daar het even grote oppervlakte moesten zijn dan vroeger. Zie Supra p.30/31.
Volgende maand zullen wederom biscuits in de handel gebracht worden,begin September is er met de vervaardiging van biscuit begonen. in onze fabrieken. In onze fabrieken zijn ze volop met de productie bezig en in Oktober zullen wij in ruil tegen zegel nr.1 te verkrijgen zijn, in een verpakking van 125 gram voor een zegel. De maandelijkse productie zal 300.000 kg bedragen,dus meer dan eerst voorzien was.Dit maakt het mogelijk ze langs de normale handel te verdelen. De biscuits bevatten 72% zuivere tarwe,Hun samenstelling is 90 gram tarwe meel,3.5gram suiker,6 gram vet.
Gift van Koning Leopold en Koningin Elisabeth aan Winterhulp.
17 September 1941.
Gift van Koning Leopold en Koningin Elisabeth aan Winterhulp.
Door <<Winterhulp medegedeeld>< De koning schonk aan"Winterhulp" een bedrag van één miljoen frank ,H.M; de Koningin schonk tee honderd duizend frank. Niet alleen waren deze bedragen op zich zelf genomen van bezonder belang, maar zij hadden ook nog een grote morele waard,omdat zij tegelijkertijd een klaar en onomstotelijk bewijs waren van de volledige instemming welke de koning hier mede aan het doel en het streven van "winterhulp "schonk.
Men kan aan deze gift de betekenis aan hechten van een uitnodiging tot de velen, zowel privaat personen ,als naamloze venootschappen en dergerlijke,die reeds eerder hun plicht hadden begrepen om hun gevend gebaar bij het aanbreken van de tweede oorlogs winter te herhalen.
Steun aan behoeftigen personen Het staatsblad publiceerd een besluit tot wijzeging van artikel 3 van het besluit van 29 juni 1940 ,betreffende de steun aan behoeftige personen te verlenen ,en het enig artikel van het besluit van 1 Maart 1941
Het bedrag van den dagelijkse steun wordt als volgt bepaald:
Gemeenten van de :1ste categorie 2 categorie 3 de categorie
Voor de gezinshoofden of daarmee gelijkgestelden echtgenote
Voor de kinderen ten laste beneden 15 jaar 3.50fr 3.25fr. 3fr.
Vermeerdering per bijkomend persoon 5fr. 4.50fr. 4fr.
Het enig artikel van het besluit van 1 Maart 1941. het besluit van 29 Juni 1940 door artikel bis aanvullend ,wordt gewijzigd als volgt: Het vierde;houdende dat de bijdrage in de huur niet hoger mag zijn dan de twee derde van den huurprijs,die werkelçijkk den huurder ten laste komt,vervalt en wordt vervangen door volgende bepalingen. In geen geval mag het bedrag van den steun verleend bij toepassing van het eerste lid,hoger zijn dat het verschil tussen den werkelijke huurprijs en het aandeel dat ten lasyt van den ondersteunde blijft en is vast gesteld op:
23 frank per week voor de gemeente van 1ste categorie, 19 frank per week voor de gemeente van de 2 de categorie, 16 frank per week voor de gemeente van 3de categorie. Is de wekelijkse huurprijs lager dan de hierboven bepaalde bedragen, dan wordt geen huishuur bijdrage verleend.
De volksweerkunde uit het begin van de negentiende eeuw was een curieus mengsel van gezond verstand en bijgeloof. Het bestond uit een samen raapsel van duizenden weerregels,spreuken en gezegden.Een deel van deze spreuken hoort men ook nu nog wel.
In vele weerspreuken wordt een verband gelegd tussen de maan en de bewolking. Dit zijn redelijk betrouwbare spreuken. Een koude heldere nacht leidt dikwijls tot vorst of mist in de ochtend en het is vooral tijdens zulke nachten dat de maan goed te zien is. Vandaar komt het gezegde dat na een heldere nacht vorst komt.
In de volksweerkunde komen vele gezegden voor die zouden moeten wijzen op het voor- spellende gedrag van dieren en planten.Zo werd wel eens beweerd dat koeien gaan liggen als er regen komt en dat bijen voor een storm terugkeren naar hun korf. De meeste van deze gezegden weerspiegelen echter slechts de gevoeligheid van dieren en planten voor ver- anderingen in atmosferische omstandigheden,met name de vochtigheid.