Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    12-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter - W. Van den Broeck

     Pallieter.

    Pallieter was een populair boek omdat het verkeerd gelezen werd. Het is eigenlijk een mystiek werk. (W. VAN DEN BROECK)

    De Lierse schrijver Felix Timmermans (1886-1947) schreef zijn bekendste werk in 1916 na een diepe crisis in zijn geestelijke en fysieke gezondheid. De hoofdfiguur – wiens naam in onze taal is opgenomen in de betekenis van ‘ongeremd levensgenieter’ – is duidelijk het alter ego van de schrijver: hij verpersoonlijkt de levenskracht die Timmermans na zijn depressie weer in zich voelde bruisen maar die hij wegens zijn schuchtere aard alleen op papier durfde uitleven. Pallieter is een ode aan de vitaliteit, aan het leven. Maar dat heeft voor Timmermans altijd een sterke religieuze dimensie. Over die ‘mystieke Pallieter’ werd vaak heen gelezen.




    Het werk was gedaan. De bomen lieten hun vruchten stoven, de vogelen legden geen eieren meer, en er was een schone kalmte over de natuur gekomen als bij een krijger na een heten strijd.

    Dat zijn de schoonste dagen voor de schapen, die met hun lammekens aan hun uiers lopen, voor de sprinkhanen en de jonge vissen.

    En de natuur wil voor niets of niemand iets van hare goedheid achterhouden en hare genietingen hangen zo maar voor ‘t pakken in de lucht. Zij is eenvoudig als een kind en goed als een moeder, en wat zij geeft gaat tot in het leven van de ziel. Dat is de ál-goedheid van de oude aarde, die zich telkens vernieuwt, en door de mensen niet begrepen wordt, daar zij elders zoeken. Daarom zeiden de filosofen: ‘Gaat tot de natuur! Gaat tot de natuur!’ Maar zij zelven keerden hun gat naar de zon, en vermagerden lijk graten tussen stapels boeken en dichtgesloten kamers.

    ‘Filosoof zijn is ni schrijve, mor is leve!’ zei Pallieter, die met zijn voeten in de parij stond en ‘t perelend zonnespel aanschouwde. De zon was zo hevig dat ze door de dichtste bomen heelder bundels pijlen schoot en de bladeren bijna doorzichtbaar maakte. Maar daar kwam, van tussen de zilveren olmenstruiken, iets roods, bloedroods in Pallieters ogen prikken.

    Hij sprong over het grachtje, kroop door het gewas, en daar stond hij voor een overgrote bunder papavers. De klaprozenplek trok over heure wijdheid al het zonlicht naar haar koleuren, en ‘t was lijk een grote vijver bloed.

    Het water liep zo maar uit Pallieter zijn ogen, en hij zei met een zucht van bewondering:

    ‘Och, Sint-Jan, worroem staat da’ ni in oewen apokalips?’

    Hij werd er naar toe getrokken lijk naar een groot geluk, en ineens liep hij erin en verdween tot aan zijn borst in het machtige rood.

    De zon vlamde en beet door de grote bloemen, lijk door rood glas, en poeierde van vinnigheid een rode gloed de lucht in, zodat Pallieters gezicht ermee omwonden was, en zijn handen en zijn haar.

    Hij moest de geweldige klanken rood betasten en bestrelen, en hij sloeg zijn handen in de bloemen, rukte een tuil uit, die hij in de lucht zwierde al roepend:

    ‘Koleuren, koleuren is alles in alles!’

    Hij ging voort, en wilde de Begijnenbossen in, de eeuwige Begijnenbossen, die zijn als een zee, met ook hun eeuwig lied van vogelen of van wind, en ook gevuld met allerhand gediert. Een bos is als een zee!

    Hij drong door ‘t lichte elzenhout, en stond ineens van witte zon in de koele weidsheid van het overdadig groen. De struiken en strunken van hazelnoten, wilg, olm en eik en dorens nog daarbij, stonden er dicht lijk het haar op de hond. Overal klom de klimop een muur dik op de bemoste bomen en krinselde zich overvuldig met andere slingerplanten van de ene struik naar de andere. Hij lag op de grond lijk tapijten. Er was niet dóór te geraken, maar Pallieter kroop door hollekens, sprong over strunken, klom op een schuingevallen boom, liet er zich weer afvallen, verdween onder een klimopgordijn, en zo drong hij al dieper en dieper in het bos, dat een berg van zomers leven was.

    Er klonk muziek van honderdduizend vogelen. ’t Kwam als een regen uit de zuchtende takken gevallen, en in de lucht en op den grond gonsde het van vliegen en insecten.

    Waar een plekske zon lag zaten de hagedissen als stenen beeldekens; broodkoleurige krekelschelpen planten op de wildgewassen struiketwijgen en overal roerden rupsen, slakken, spinnekoppen, duizendpoters, motten, pieren, kikvorsen, padden, mollen in en op den grond, die rook van al dat leven. Vissen, dikkoppen en wormen in het trillende water van beken en moerasjes.




    De bossen zijn het hart der aarde! Overal was de weldadige reuk van mos en sappig hout. En dan de bosbeziën, die rode bosbeziën met een rijns smaaksken achteraan! Pallieter zijn lippen zagen er purper van. En zo drong hij heen door een wellustige overdaad van leven en groei, tot hij kwam in het eigenlijke woud.
    Daar deed hij zijn hoed af, bleef getroffen staan, en voelde zich geen duim meer groot.

    Hier waren geen struiken, maar uit de rosse bladgrond rezen overal de grijze, gladde beukenbomen lijk keersen recht omhoog en spanden ginder boven met dicht bladerengewelf het zicht des hemels af: zij rijden zich achter en nevens elkaar tot een onmetelijke diepte van bomen, die heel ver vergroeide tot een grijze houtgordijn waar lucht noch land doorspierde. ‘t Was hier een licht alsof de avond al aan ‘t dalen was, en stil lijk onder water.

    En om iets te horen riep hij met de hand aan de mond: ‘Pallieter!’ Zijn naam gaf een galm lijk in een kerk en viel, na drie echo’s, dood in de verre grijsheid van het bos. En dan begon hij zo luid en zo lang te lachen, dat de ene echo tegen de andere botste, dat er overal lachers waren, hier, daar, voor en achter hem, en terwijl de weergalmen kruisten, daverde de lach gedurig uit Pallieters mond. Heel het bos lachte.

    ‘Nij hemme de boeme gesproke,’ zei Pallieter, en zingend liep hij verder.

     

    De herfst blaast op den horen
    en ‘t wierookt in het hout;
    de vruchten gloren.
    De stilten weven gobelijnen
    van gouddraad over ‘t woud,
    met reeën, die verbaasd verschijnen
    uit varens en frambozenhout,
    en sierlijk weer verdwijnen ...
    De schoonheid droomt van boom tot boom,
    doch alle schoonheid zal verdwijnen,
    want alle schoonheid is slechts droom,
    maar Gij zijt d’ eeuwigheid!
    Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
    en zegen ook zijn vruchten.
    Een ganzendriehoek in de luchten;
    nu komt de wintertijd.
    Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.
    Ik ben bereid.

    (Felix TIMMERMANS)

    *****

    12-01-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Goede Fee - Jaak Dreesen

    De Goede Fee
    Er zit naast de uitbundigheid ook zoveel stilte in die boeken.

    Door Jaak Dreesen, Uit De Bond - 6 juni 1986.
        
    Feest alom voor Felix Timmermans want die werd honderd jaar geleden geboren, maar hoe zit dat eigenlijk met de boeken van «de goede Fee» ? Worden die nog gelezen ? Staan ze nog in de plaatselijke bibliotheken ? Zijn er nog mensen die met een boek van Timmermans naar bed gaan ? Elders in dit blad leest u de kroniek van onze medewerker «Bolinus», en ja hoor : die schrijft woordelijk dat zijn vrouw «tegenwoordig met Franciscus of Pieter op de peluw ligt». En schreven we vorig jaar in dit blad geen portret van een jong gezin dat een dartele zoon van zeven heeft die Pallieter heet ? «Ik vond dat zo een machtig boek», zei de vader, «en als ge die jongen bezig ziet, dan heeft hij z'n naam niet gestolen !»



        
    Gaston Durnez, zelf ooit inwoner van Lier, heeft net een boekje geschreven dat «De Goede Fee» heet, en dat is een boeiend, journalistiek portret van deze «stille, rustige, zachtaardige mens, gezellig en gemoedelijk in de omgang, met een mild oordeel over zijn medemensen», zoals stadsgenoot en vriend José de Ceulaer Timmermans typeert. (Dat «De Goede Fee» ook een beetje een zelfportret is van Durnez is meegenomen).

        
    Met Durnez gingen we praten over «De goede Fee», over zijn herinneringen als journalist die, onder meer, een prachtig interview publiceerde met Marieke Timmermans («Elke morgen sta ik even stil bij zijn foto en dan zeg ik hardop : Dag Felix» !), over de lezers die Timmermans nog altijd heeft, enzvoort. Zou die Durnez Timmermans zelf ooit ontmoet hebben ? «Nee, jammer genoeg niet», aldus Gaston. «Ik heb altijd gezegd : als er één auteur is die ik had willen ontmoeten, dan is dat Felix Timmermans. Maar dat is dus nooit gebeurd. Toen ik veertien was. Won ik eens een opstelwedstrijd, uitgeschreven door een plaatselijk weekblad. Ik kreeg als prijs «Een lepel herinneringen» van Timmermans. De redacteur van dat blad trok met dat boekje naar Timmermans en vroeg of die daar «voor Gaston Durnez iets wilde inzetten». Timmermans deed dat en schreef plechtig : ...«voor den heer Gaston Durnez. Hoogachtend», en hij tekende daar zo een boer bij. Ik kreeg dat toegestuurd thuis, en wist niet waar ik had van trots. Op slag wilde ik ook zo een boekje schrijven. Ik kocht een dikke pen en een klein schrijfboekje en ik (veertien jaar) schreef mijn jeugdherinneringen. In de stijl van Timmermans ja, compleet met de doorhalingen in de tekst, precies lijk Felix dat deed.
    En in de marge tekende ik ventjes en huizen.

    Een glanzend land in de verte.
        
    Later, toen ik bewust begon te lezen, waren Timmermans, Claes, Streuvels en Walschap al literaire monumenten in Vlaanderen. Ik las dat allemaal, ja, en herkende veel situaties in die boeken, vooral dan in het werk van Walschap omdat die van Brabant was en zo realistisch schreef. De boeken van Timmermans, die waren echter «speciaal». Ze hadden een glans. Waren sprookjesachtig. Walschap schreef over een land dat dichtbij was, Timmermans over het glanzende land in de verte. Ik bewonderde ten zeerste zijn taalcreativiteit, en ik geloof dat het precies dit element is dat hem voor snelle veroudering behoedt.

        
    De prachtige vergelijkingen en metaforen die hij schreef. Het is waar dat hij soms overdreef, er een gulle schep bij deed, (bijvoorbeeld in Breugel). maar anderzijds : er is in die boeken zo een groot taalkunstenaar bezig... Hij heeft ook de grote gave van de originaliteit die uit het volk komt maar die hij opneemt en ver-heft, en glans geeft. Het is niet zo dat hij die volkse dingen allemaal «zomaar» van straat opraapte. Hij smeedde zijn EIGEN taal, zoals Streuvels en Walschap dat deden. Het was dus geen copie van de realiteit, maar de herkomst was volks. Timmermans deed dat heel intuïtief.

        
    Strikt genomen is een boek als Pallieter een opeenvolging van vaak niet eens zo geweldige anecdoten en volkse tafereeltjes, maar het is de wijze waarop Timmermans dat allemaal bij mekaar zet, er haast een mythische allure aan geeft, die Pallieter tot een meesterwerk maakt. Een tweederangs-Timmermans zou je een goede anecdote vertellen, maar meer ook niét. Of Timmermans dan nog altijd lezers heeft ? Ongetwijfeld minder lezers dan hij had in de jaren twintig, dertig en veertig, maar hij is nooit weg geweest. Zijn boeken zijn nooit «verdwenen», ze werden en worden integendeel met grote regelmaat herdrukt en uitgegeven, en ze zijn in de boekhandels altijd nog verkrijgbaar.

        
    Boeken van auteurs die niet meer gelezen worden, is een ander lot beschoren. Je ziet trouwens dat hij ook in het buitenland nog «voortleeft». Anton Van Wilderode sprak in Lier, toen het standbeeld van Pallieter daar werd onthuld, over de duurzaamheid van het werk van Timmermans. Hij zei dat uitgevers, boekhandelaars en bibliothecarissen beter dan sommige critici weten hoezeer Timmermans een «blijver» is. «Weten de leraars dat ook ? Indien hij door de jeugd niet meer gelezen wordt, (wat bewezen moet worden), dan is dat omdat én wanneer hij in het literatuuronderricht niet meer wordt aangeboden. Waar dat wél gebeurt - en ik beschik over veertig jaar ervaring in dezen - wordt zelfs lectuur in schoolverband een genot».

        
    Natuurlijk zijn er periodes geweest dat men op Timmermans neerkeek, dat men hem begon af te wijzen en hem in de hoek van de loutere folklore duwde, maar toch heeft hij altijd een breed publiek behouden, zodat men geregeld zijn werk kan herdrukken en vertalen.
    En buiten die lezers staan dan de «Feë-ologen», de bewonderaars, die zijn werk blijvend lezen en bestuderen. Het is moeilijk om nog iets te verzamelen want zovelen maken jacht op, bijvoorbeeld, de eerste edities van zijn boeken. Die gaan voor goed geld van de hand ! Vergeet ook niet dat er zoiets bestaat als een Timmermans-genootschap, en geloof me, er wordt binnen die groep heel serieus werk geleverd.
        
    Dat is meer dan een groepje Fee-fanaten. Er is nu al voor de dertiende keer een Jaarboek Felix Timmermans verschenen, en daarin vindt de lezer een schat van boeiende documentatie over het leven en het werk van deze auteur.

    Veel stilte
        
    «Was Felix Timmermans zelf ook een Pallieter ?». dat is een vraag die duizenden lezers zich in de loop van al die jaren hebben gesteld. Lezers maken immers niet altijd het onderscheid tussen de kunstenaar en zijn droom. De uitbundigheid van Pallieter heeft bijvoorbeeld belet dat een aantal mensen zagen dat Pallieter ook naar de stilte, de innigheid, het contact met de natuur zocht. Dat laatste had iets heel zinnelijks, zodat sommigen van Pallieter (en Timmermans) een «heiden» hebben gemaakt, maar zij hebben hem niet goed gelezen. En mensen die Pallieter alleen maar vereenzelvigen met veel eten, drinken, uitbundigheid en feest vieren, die hebben het ook verkeerd voor. Er zit immers veel stilte in dat boek, en Timmermans zelf was een stille, emotievolle, beetje angstige, melancholische man.

        
    Die Pallieter is dan ook geen werkelijkheid, het is een wens-droom. Timmermans maakt van de buitenkant van Lier een soort aards paradijs, en daarin schept hij een nieuwe Adam, die droomt, en geniet van al dat moois, en ook van de stilte.
        
    Onlangs had ik contact met Maarten 't Hart en ik vroeg hem : «wat lees jij nu van Vlaamse auteurs ?». Van de huidige boekenproduktie wist hij niet zoveel, maar dan noemde hij opeens de naam van Felix Timmermans, en hij citeerde de aanhef van Boerenpsalm uit het hoofd en zei : "dat is toch prachtig" ! Timmermans wordt in Nederland nog wel gewaardeerd, maar er wordt weinig over geschreven, maar - zei ’t Hart - «we zouden dat taboe moeten doorbreken, en misschien schrijf ik er eens iets over». Zo zie je maar. Je verwacht dat niet van Maarten 't Hart, maar misschien kan uitgerekend zo een vroegere calvinist die lyriek zeer waarderen...

    Goed weer, slecht weer
        
    Timmermans als groot auteur, maar ook als echtgenoot en vader. «Ik schrijf daarover in «De goede Fee». Een van mijn dierbaarste journalistieke herinneringen is het interview met Marieke Timmermans, dat ik voor de krant schreef. Ik kwam daar binnen en zag dat er op de kast in de woonkamer van Marieke, dicht bij de deur, een portret stond van haar man, alsof het de bezoeker welkom wilde heten. «Elke morgen, vertelde Marieke, «sta ik even stil bij die foto en zeg hardop : Dag Felix! Alsof hij er nog is.»
    Die verbondenheid, dat vond ik heel ontroerend, ja.

        
    Timmermans was ook een boeiende vader voor zijn kinderen. Het is heel treffend hoe die kinderen over hem gesproken en geschreven hebben. Ik weet wel dat ze daartoe worden aangemoedigd door het succes van hun vader, maar toch : waren ze bij hem niet zo gelukkig geweest, ze zouden het niet gedaan hebben. Lia schrijft een gelukkig-makend boek over hem, Gommaar heeft zulke mooie dingen gezegd in interviews en ze zelf ook neergeschreven, en hij vond ook die treffende formule : «Het was een man om bij te zijn, goed weer, slecht weer». Dat is toch prachtig ? Clara schreef zeer mooi over hem en Tonet schildert, geïnspireerd door hem. In wezen doet Gommaar dat trouwens ook, en de humor van GoT (hoe Amerikaans soms ook van inslag), komt voort uit die van zijn vader. Hij zal dat zelf trouwens niet ontkennen.

    Timmermans zelf schrijft in een gedicht over Emmaüs : ...«en 't licht in ons is blijven branden». Precies dat kan je over hem zelf ook zeggen. Mensen die hem goed gekend hebben weten dat het licht van hem ook is blijven branden...

     

    *****

    11-01-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lier herdenkt zijn grootste zoon - François Thijs

    LIER HERDENKT ZIJN GROOTSTE ZOON
    IN HET FELIX TIMMERMANS-JAAR.

    Door François Thijs - 1986

        
    Het behoort tot een bepaalde traditie dat gemeenschappen van mensen af en toe hun "grote zonen" herdenken. De coryfeeën die daarbij als middelpunt fungeren moeten in het verleden getuigd hebben van een fundamenteel belang op politiek, kultureel, sportief,... gebied. Op 5 juli 1886 werd Felix Timmermans geboren. Het ligt voor de hand dat zijn geboortestad Lier dit feit niet onopgemerkt voorbij kon laten gaan. Dat voor 100 jaar Felix Ttmmermans werd geboren, was ook niet ontsnapt aan de aandacht van wijlen burgemeester Herman Vanderpoorten. Reeds in februari 1984 installeerde bij een voorlopig herdenkingscomite om aan deze gebeurtenis de nodige luister te verlenen. Van het herdenkingscomite maakt ook Jo Cooymans – stadsbibliothekaris deel uit. In de Lierse Stadsbibliotheek - een aangewezen omgeving - vertelde hij graag over deze luisterrijke herdenking : het Felix Timmermans-jaar.

    Hoe heeft het Felix Timmermans-jaar vorm gekregen ?
        
    De vroegere burgemeester en Minister van Staat wijlen Herman Vanderpoorten heeft op een bepaald ogenblik terecht gemeend dat de honderdjarige geboorte van Felix Timmermans niet onopgemerkt voorbij kon gaan. Hij was er zich terdege van bewust dat zo'n initiatief - om tot een geslaagd resultaat te komen - tijd vraagt. In februari 1984 werd er door hem dan ook reeds een voorlopig herdenkingscomité geïnstalleerd. Dit comité formuleerde een aantal doelstellingen. Het Felix Timmermans-jaar moest uitgroeien tot een passende herdenking. Het moest gekenmerkt worden door een blijvend karakter. Alle initiatieven moesten zoveel mogelijk gekoordineerd worden om een wildgroei te voorkomen. Felix Timmermans was een volksfiguur. Een geslaagde herdenking was dan ook niet realiseerbaar zonder de Lierse bevolking zoveel mogelijk bij het initiatief te betrekken. Het herdenkingscomite heeft enkele keren vergaderd. Er werden enkele ideeën op papier gezet en de haalbaarheid werd nagegaan. Dan werd vervolgens het licht op groen gezet voor de verdere uitwerking.

    Wie verleende zijn medewerking aan het Felix Timmermans-jaar ?
        
    Van bij het begin was het voor Herman Vanderpoorten een primordiaal gegeven dat het Felix Timmermans-jaar boven alle politieke belangen diende verheven te worden. 
        
    Alle ideologische strekkingen werden dan ook zonder uitzondering uitgenodigd om hun medewerking te verlenen : Davidsfonds, Willemsfonds, C.S.C.-Vormingswerk en de Vlaamse Kring. Dat het Felix Timmermans-genootschap niet op het appel kon ontbreken, hoeft geen betoog. Er werd ook kontakt opgenomen met de plaatselijke kulturele verenigingen o.a. toneelverenigingen en het Lier Kermis Comité om rond de Felix Timmermansherdenking tot een vlotte samenwerking te komen. Een herdenking van die omvang kost natuurlijk hopen geld en de duiten liggen de dag van vandaag niet meer voor het oprapen. Het was dan ook noodzakelijk om de nodige sponsors te sensibiliseren. O.a. de Lotto stelt een aanzienlijk bedrag ter beschikking en ook talrijke plaatselijke bedrijven verlenen hun financiële medewerking.

    Kan je iets meer vertellen over de figuur van Felix Timmermans ?
        
    Zonder enige discussie is Felix Timmermans de Lierse figuur met de grootste uitstraling. Een man van zijn niveau wordt niet elke eeuw in onze stad geboren. Nog elke dag worden de begrippen Lier en Felix Timmermans met elkaar vereenzelvigd. Felix Timmermans werd in Lier geboren op 5 juli 1886 en hij overleed er op 24 januari 1947. Felix liep school tot zijn vijftiende jaar. Op deze leeftijd wilde hij schilder worden. Hij kwam echter in de kanthandel van zijn vader terecht.
          In zijn jeugd maakte hij een geloofscrisis door. In zijn werk "Schemeringen van de dood" vinden we veel over deze moeilijke periode weer. Kort nadien schreef hij "Pallieter", een ode aan de vreugde van het leven. In 1922 kreeg hij de Staatsprijs voor Nederlands Proza voor zijn "De zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa begijntjen" en "Het kindeke Jezus in Vlaanderen". In de periode tussen de beide wereldoorlogen was hij de meest gelezen Vlaamse auteur. Hij kon volledig van zijn pen leven.
        
    Naast zijn literair werk, was hij ook erg aktief op pikturaal gebied : olieverfschilderijen, potloodtekeningen, aquarellen en etsen. De vele illustraties in zijn boeken tekende hij meestal zelf De inspiratie hiervoor vond hij in het dagelijkse volksleven van zijn geliefde geboortestad.
        
    Samen met Ernest Claes wordt Felix Timmermans gerekend tot de rasechte Vlaamse vertellers. Zijn proza is erg poëtisch en kenmerkt zich door een naïeve, bijna folkloristische godsdienstigheid en een vitalistische levensverheerlijking. Zijn werk is rijk aan kleurige beeldspraak en er komen tal van ongecompliceerde personages in voor.
    Zijn werk werd vaak in andere talen uitgegeven.

    Hoe kan je Felix Timmermans het best karakteriseren ?
        
    Ik heb hem natuurlijk niet persoonlijk gekend, maar uit alles spreekt dat hij een ingoede man moet geweest zijn. Hij zou nooit een vlieg hebben kwaad gedaan. Hij hechtte veel belang aan een vroom en godsdienstig leven. Hij getuigde van een groot respekt voor de natuur en zijn medemensen. Hij benaderde op een hem eigen naïeve manier de dingen des levens. Verder hield Felix Timmermans zeer veel van zijn geboortestad. Lier ademt door heel zijn werk.

    Welke mogen zijn toonaangevende werken genoemd worden ?
        
    Die keuze is niet gemakkelijk. Volgens objektieve normen scheert hij in de volgende werken wel zijn hoogste literaire toppen : Pallieter, Het kindeke Jezus in Vlaanderen. De zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa begijntjen, Driekoningentriptiek, Schoon Lier, Pieter Bruegel, De Harp van Sint-Franciscus, Ik zag Cecilia komen, Adagio en Boerenpsalm.
        
    Vaak wordt Felix Timmermans bekeken als de auteur van Pallieter. Pallieter de levensgenieter is een figuur die vele mensen aanspreekt. Uit literair oogpunt bekeken kan Boerenpsalm echter even goed als zijn gaafste werk beschouwd worden.

    Pallieter is wel zijn meest bekende figuur ?
        
    Het schrijven van Pallieter werd voorafgegaan door een zeer moeilijke periode in zijn leven. Felix werd in 1911 geopereerd en het was een dubbeltje op zijn kant. Bij het besef dat hij kans loopt te sterven, ontwaakt bij hem een sterke levensdrang. Pallieter staat voor de levensfilosofie van Timmermans : geniet van elke dag. Zijn lijfspreuk luidt trouwens : "Melk den dag". Profiteer van het leven en neem het zoals het zich voordoet. We kunnen alleen maar vaststellen dat in onze moderne en ingewikkelde wereld de literatuur van Timmermans een boodschap brengt die veel mensen nog altijd aanspreekt.
        
    Felix Timmermans was echter alles behalve een Pallieter. Hij was een eerder introvert persoon. Zoals gezegd tekende en schilderde hij vaak. Toch heeft hij de figuur Pallieter nooit aan papier of doek toevertrouwd.

    Welke plaats bekleedt Felix Timmermans in de Vlaamse literatuur ?
        
    Ten onrechte wordt hij vaak met Ernest Claes bekeken als een heimatschrijver. Hij was veel meer dan dat. We kunnen hem zeker een volksschrijver noemen, maar dan wel in de positieve zin. Timmermans hield van het waarachtige en het eenvoudige dat een schoon leven kenmerkt. Hij was geen droge intellectueel die elitaire literatuur bracht, maar een doorleefde gevoelsmens die de brede lagen van de bevolking wist te beroeren. Zijn succes overschreedt de Vlaamse grenzen. Hij heeft honderden lezingen gehouden in het buitenland (Nederland en Duitsland). Zijn werk is veelvuldig vertaald.
    Is die internationale erkenning alleen al niet een bewijs voor zijn grote literaire waarde ?

    Wat betekent de figuur Felix Timmermans nog voor het huidige Lier ?
        
    Onbetwistbaar is hij één van de grote zonen van onze stad. Lier is in heel zijn werk aanwezig. Hij schreef over toestanden, gebouwen, personen. Zelfs in die jaren was hij reeds een morele pleitbezorger voor het behoud van het eigen karakter van Lier. Niet alleen was hij aktief op zuiver literair gebied. Hij schreef ook talrijke stukjes in kranten en tijdschriften met één doel voor ogen : het bewaren van de eigenheid van onze stad. Een streven dat de dag van vandaag nog steeds aktueel is.

    Wat zijn de hoogtepunten in het Felix Timmermans-jaar ?
        
    Een jaar herdenking betekent natuurlijk dat het een onbegonnen werk is om in dit bestek een volledige lijst te geven van alle aktiviteiten. Een keuze dringt zich dan ook op. Op 18 januari ging het Felix Timmermansjaar officieel van start met een grafhulde op de Stedelijke Begraafplaats Kloosterheide. Op 18 april zal de opening plaatsvinden van de retrospectieve tentoonstelling van het literaire en grafische werk in het Timmermans-Opsomerhuis aan de Netelaan. Hiervoor werden door de kinderen Timmermans talrijke olieverfschilderijen, aquarellen, tekeningen... ter beschikking gesteld.
        
    25 mei mogen we zeker de hoogdag van het Felix Timmermansjaar noemen. Deze dag vangt om 10.30 u aan met een plechtige Eucharistieviering in de collegiale kerk van Sint-Gummarus. Om 11.30 u luisteren we naar een beiaardconcert op de beiaard van de Sint-Gummarustoren. Om 14.30 wordt het Pallieterbeeld aan de Netelaan onthuld. Deze bijzondere dag wordt om 15.30 u besloten met een Academische zitting in het Stedelijk Museum Wuyts-Van Campen-Caroly.
        
    Op 25 mei wordt er ook een poppentovertreinfeest gehouden. Hiervoor werden ook elementen gebruikt uit het werk van Felix Timmermans. Dit kinderfeest vindt plaats in het Liers Ontmoetingscentrum Den Bril en vangt aan om 10 u.
        
    Op 30 mei en 1 juni organiseert het Comité Lier Kermis om 21.30 u een Felix Timmermansevocatie in de tuin van de Stedelijke Muziekacademie aan de Gasthuisvest. Deze evocatie is intimistisch en poëtisch uitgewerkt. Heel Lier-Kermis staat trouwens dit jaar in het teken van deze herdenking. Op 19 oktober heeft op de Grote Markt het traditioneel vuurwerk plaats. Dit vuurwerk is veel groter van opzet dan andere jaren. Talrijke figuren uit het werk van Timmermans zullen uitgebeeld worden. Op 6, 12, 13, 19 en 20 december brengt de Lierse Schoolbond het toneelwerk "En waar de ster bleef stille staan" op de planken.
    De voorstelling van 20 december besluit het Felix Timmermans-jaar.

    Felix Timmermans was niet alleen een gevierd auteur. Hij had zonder twijfel ook aanleg voor teken- en schilderwerk ?
        
    Het was zijn grote kinderdroom om schilder te worden. Heel zijn leven tekende en schilderde hij vaak. Zo ontwikkelde hij een typische stijl die we kunnen bewonderen in zijn pentekeningen, olieverfschilderijen en aquarellen. Zijn boeken zijn vaak verlucht met illustraties van eigen hand. Ook zijn pikturaal werk ademt een Liers en devoot karakter uit.

    Eén van de doelstellingen was het blijvend karakter van deze herdenking. Door het op te richten monument wordt deze gedachte het meest gekonkretiseerd ?
        
    Er werd inderdaad beslist om het Felix Timmermans-jaar blijvend te herdenken door een monument met de figuur van Pallieter als zinnebeeld. Er werd een belangrijk aantal kunstenaars aangeschreven. Deze inzendingen werden beoordeeld door een deskundige kommissie. De uiteindelijke keuze viel op beeldhouwer Jan Keustermans uit Schilde.
       
    Op deze werkwijze werd wel enige kritiek geuit door enkele Lierse kunstenaars. Ze waren de mening toegedaan dat een monument voor Felix Timmermans alleen kon gekreëerd worden door iemand uit eigen stad. Ons uitgangspunt luidde echter dat het beste beeld het uiteindelijk moest halen.
        
    Het monument zal vervaardigd worden uit brons. De hoogte van het beeld bedraagt ongeveer 1,90 m. en de sokkel 70 cm. Het zal geplaatst worden aan de Netelaan tegenover het stadspark en het Timmermans-Opsomerhuis. De nodige gelden - een aanzienlijk bedrag - werden door sponsoring verzameld.

    Wat verwacht je persoonlijk van het Felix Timmermans-Jaar ?
       
    Het is niet de eerste keer dat de Lierenaars Timmermans herdenken. In 1957 (tien jaar overleden) en in 1972 (vijfentwintig jaar overleden) werd hij reeds herdacht. Het is echter de bedoeling dat de 100ste geboortedag tot iets unieks uitgroeit. Wat ik persoonlijk van dit jaar verwacht. Ik denk dat het in deze periode die vaak gekenmerkt wordt door een bepaalde vorm van doemdenken het geen kwaad kan om iedereen nog eens te herinneren aan de figuur Timmermans en zijn levensfilosofie : ondanks alles is het leven steeds de moeite waard om geleefd te worden. Als deze eenvoudige wijsheid een aantal mensen positief kan aanspreken, dan vind ik het Felix Timmermans-jaar meer dan geslaagd.

    ******

    10-01-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kreatie van Boerenpsalm te Lier - José De Ceulaer

    De kreatie van Boerenpsalm te Lier.

    Door José De Ceulaer - Uit De Standaard - 23 november 1953.

    Buitengewoon geslaagde dramatizering

         P. G. Veens, schuilnaam van de te Lier geboren Gommaar Torfs, heeft het gewaagd het epos van de Vlaamse boer, Timmermans' Boerenpsalm, dat terecht als het meesterwerk van de Lierse poëet wordt beschouwd, te dramatizeren. Zonder dat hij de romanschrijver op de voet heeft gevolgd is hij erin geslaagd zijn geest volledig te eerbiedigen en hem zelfs te volgen in zijn lyrische vlucht en tegelijkertijd een toneelwerk te scheppen dat een werkelijke aanwinst mag worden genoemd voor ons niet erg rijk Vlaams repertorium. Het komt ons voor dat P. G. Veens ons de dramatisch sterkste toneelbewerking van een der werken van Timmermans heeft geschonken en dat dit nieuwe werk het sukses van De Ster, die Timmermans zelf in samenwerking met Veterman bewerkte, zal overtreffen, evenals dat van Leontientje, Mijnheer Pirroen en zijn andere minder bekende toneelbewerkingen.

     

         In de lof die we de bewerker van de Boerenpsalm menen te mogen toezwaaien dient voorzeker de regisseur van het Reizend Volkstheater, Rik Jacobs, te worden betrokken, want wij menen te weten dat zijn aandeel in de kreatie van het stuk biezonder groot is geweest. Samen met de bewerker heeft hij de oorspronkelijke toneeltekst weten in te korten tot tien taferelen die samen nog een speeltijd van ongeveer 4 uur vergen. Ofschoon er nog wel wat zou mogen geknipt worden om de speelduur enigszins te rationalizeren, dient te worden gezegd dat het stuk geen ogenblik vermoeit. Het groot aantal personages — er zijn 24 rollen — die zich over de planken bewegen zonder dat ze er zo maar komen bij zitten en zonder dat er massatonelen zijn ingeschakeld, brengt een overigens steeds verantwoorde afwisseling tussen dynamische en meer statische taferelen in de dramatiche aktie.

     

         Het stuk vangt aan met een monoloog van Wortel uit het laatste gedeelte van het boek. Bij de Leuvense kachel zit hij zijn Kruislievenheer te snijden. In zijn gesprek met hem overschouwt hij zijn leven, dat in tien hoofdmomenten wordt samengevat, telkens gescheiden en gelijktijdig verbonden door korte monologen van Wortel, terwijl het doek gesloten blijft en een op het proscenium opgestelde houtmijt, waaraan een bugel hangt en waartegen een spade rust, door een schijnwerper wordt belicht. Spijtig genoeg werden die monologen herhaaldelijk gestoord door het versjouwen van de decors achter het doek, waarbij het hamergeklop stellig zou dienen te worden vermeden. Er moest natuurlijk iets op gevonden worden om lange pauzen tussen de tien taferelen te vermijden, maar we menen dat er nog dient te worden gezocht naar meer effektieve technische middelen om de monologen van Wortel niet te storen en zo mogelijk Wortel door middel van een aangeoast decor en een efficiënte belichting op een geïzoleerd deel van het podium te houden. Het moet zelfs mogelijk zijn de twee elkaar steeds afwisselende decors op een groot podium gelijktijdig op te stellen, zoals dat b.v. voor de opvoering van De Regenmaker in de K.N.S. gebeurde.

     

         Het eerste tafereel brengt ons in de hoeve van Wortel na de dood van Polleke. Achtereenvolgens zien we dan Fons terugkeren van de loting en horen we de gemoedelijke gesprekken tussen Wortel en de Pastoor, die de balsem zijn op de wonden die het leven hem toebrengt. De dramatische aktie bereikt een aangrijpend hoogtepunt — met het slottafereel het sterkste — wanneer de verlopen zoon Fons zijn handen opheft tegen zijn vader, een schitterend geslaagd toneel. Fien sterft en Frisine die als lief van Fons met haar kind reeds bij Wortel heeft ingewoond, wordt zijn tweede vrouw. We zien zijn verliefdheid en zijn jaloersheid. Ook Frisine sterft, nadat ze in de plas gesukkeld is terwijl ze op zoek gegaan was naar haar echtgenoot. Ten slotte komt dan de vergrijsde pastoor met een derde vrouw voor Wortel op de hoeve. De burgerlijke Angelik wil Wortel uit zijn milieu halen, maar hij kan niet weg van zijn grond en blijft bij zijn veld met zijn blind dochtertje Amelieke.

         En dan komt de schitterende slotscène met de monoloog van Wortel, die rustend op zijn spade de lof zingt van de boerestiel en de Heer dankt omdat Hij van hem een simpele boer gemaakt heeft : de eigenlijke Boerenpsalm. Dat laatste tafereel brengt eigenlijk de syntese van het werk van de twee voornaamste kwaliteiten van Timmermans : zijn poëzie, die in de lyrische monoloog van Wortel tot uiting komt, en zijn plastische kracht, die door de decorbouw wordt gesuggereerd.

     

    DE VERTOLKING

         Gust Ven heeft de uiterst zware hoofdrol op schitterende wijze vertolkt. Door zijn beheerst spel en door zijn passende gevoelsaksenten heeft hij het de toeschouwers mogelijk gemaakt volledig in zijn kreatie te geloven. Hij heeft Wortel uitgebeeld zoals Felix Timmermans hem heeft gezien — zijn naar ons gevoel iets te rijzige gestalte ten spijt — en vooral heeft aangevoeld. Zijn Wortel was een meesterwerk.

         Minder sterk konden we geloven in de Fien van Yvonne Colinet, die soms te «Antwerps» aandeed in Lierse ogen en te weinig boerin was, haar goede momenten niet te na gesproken.           Jeannine Bernaus integendeel leek ons fysisch als geknipt voor de rol van Frisine en door haar sobere aktie — de door haar temperament verantwoorde beweeglijkheid ten spijt — bewees ze ook de psychologie van Wortels tweede vrouw begrepen te hebben.

         Angelik, die de derde vrouw van Wortel had willen zijn, werd door Anni De Loenen met veel zin voor ironie uitgebeeld, al was haar karikatuur van de burgerjuf niet altijd vrij te pleiten van een zekere charge.

         Een verdienstelijke prestatie was die van Alice De Graef, die met innig gevoel, zonder sentimentaliteit of effektbejag, de rol van het blinde Amelieke speelde.

     

         Als zoon van Wortel was Roger Thoelen zeer sterk in de meest dramatische scène van het stuk. Line Geysen trof de juiste toon als de buurvrouw Belleke, Yvonne Ego, daarentegen, had het als de andere buurvrouw verkeerd voor door tegen het blinde Amelieke te schreeuwen als tegen een... dove. Krista Groenendael deed haar best om de Freule « van 't kasteel» te inkarneren, maar ze deed dat niet met het gewenste evenwicht in haar toon en haar uitspraak. We hadden haar liefst meer « gebroken Vlaams » horen spreken, zowat in de aard van een Brusselaar die A.B.N. wil spreken of als sommige ministers vóór de B.N.R.O.

         Als pastoor had Lode Jansen zeer goede momenten, maar soms stelde hij zich wel wat vrijpostig aan tegenover zijn vrouwelijke parochianen, wat beslist tegenstrijdig is met de geest van het boek. Als koster was Bert Wauters kostelijk door zijn originaliteit.           Voortreffelijk was de dialoog tussen de twee buren Lorejas (Paul Van Roey) en Fille (Frans Vercammcn). die uitstekend getipeerd waren. Zij spraken een Kempisch dialekt, dat wel het best paste bij het stuk. We menen dat de regisseur, die nochtans een lofwaardige en vrijwel geslaagde poging gedaan heeft om eenheid in de uitspraak te verkrijgen, er goed zou mee doen zoveel mogelijk de Antwerpse nuances uit de uitspraak van zijn personages te weren en ze liefst door Kempische klanken te vervangen, die zeker dichter liggen bij de ideale uitspraak. Te Lier zelf had men kunnen aannemen dat de akteurs en aktrices bij hun poging om het Lierse dialekt te benaderen de bal al eens missloegen, maar de Antwerpse klanken — bv. als Wortel zei : Plezant, hé ! — stoorden wel enigszins, een euvel dat bij opvoeringen buiten Lier vanzelfsprekend niet als dusdanig zal worden aangevoeld.

         Als we ten slotte nog de lof maken van Marc Liebrecht voor zijn verzorgde muzikale aanpassing en de aanmerking maken, dat de licht-effekten nog voor verbetering vatbaar zijn, dan menen we onze beoordeling te kunnen besluiten met de mening en tevens de hoop uit te drukken dat het stuk, zoals het door het Reizend Volksteater wordt opgevoerd en mits enkele korrekties, een triomftocht zal maken doorheen het ganse Vlaamse land zoals er vermoedelijk geen enkel Vlaams stuk tot nu toe zal blijken gemaakt te hebben.

     

         Dat het stuk bij een zeer ruim en ook bij een zeer kritisch publiek een sukses zal worden, heeft reeds de kreatie bewezen, want de eerste opvoering werd te Lier georganiseerd door het A.C.V. en het publiek bestond voor een groot deel uit eenvoudige lieden, die door het feit dat ze geen trouwe toneelliefhebbers zijn, maar wel Lierenaars, uitstekend geplaatst waren om te kunnen oordelen over de volkse waarde van het stuk. De opvoering werd een groot sukses, omdat de Lierse volksmens zich herkend heeft in gestalten uit het werkelijke leven gegroeid en omdat de Vlaamse volksaard ditmaal niet tot een karikatuur werd gemaakt maar tenvolle werd geëerbiedigd.

     

         De voorstelling werd bijgewoond door burgemeester Dr Van Hoof en door Mevrouw Timmermans, die na de opvoering, evenals de bewerker en Alice De Graef, met bloemen werd bedacht.

      

    08-01-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met de woonwagen bij Felix Timmermans

    Met den Woonwagen bij Felix Timmermans.

    Uit Het Vaderland - 4/5/1925

       
    Het gebeurde heel toevallig. We maakten met ons drieën een tocht per woonwagen door Noord-België en op onze terugreis naar Holland kwamen we in de buurt van Lier.

    Tot nu toe was alles prachtig gegaan. Overdag trokken we met een snelheid van vier kilometer per uur langs de wegen, met een groote minachting voor alles, wat aan auto's en motorfietsen in vliegende vaart ons voorbij joeg en 's avonds zochten we onderdak bij een boerderij; nu eens op 't erf, dan weer in de wei of in een doodloopend weggetje, al naar er plaats was.
         We waren in de keus van onze standplaats langzamerhand kieskeurig geworden. In den beginne hadden we ons tevreden gesteld met alles, wat we krijgen konden. Zoo hadden we, in volkomen onwetendheid — het was pikdonker, toen we er aankwamen — een rustplaats gevonden boven een vuilnisbelt, en een anderen nacht in een wei, vol met koeien, die in domme nieuwsgierigheid voortdurend tegen den wagen bonsden, zoodat we geen oog konden dicht doen. Maar na eenige dagen waren we wijzer geworden en we hadden ingezien, dat met een beetje moeite prachtige plekjes te vinden waren. Bovendien, de menschen waren overal zoo vriendelijk, en een weigering kwam zoo zelden voor, dat het soms met ons ging, als met den ezel tusschen de hooibergen: wanneer we een goede plaats vonden, trokken we toch maar verder, omdat er ginds misschien een plekje kwam, dat nog mooier was.



      yuh8.jpg

         Zoo werd het dikwijls heel laat, voor we een onderdak vonden, om een begin te maken met het klaarmaken van ons traditioneel avondgerecht — rijst of havermout, met als eenige variatie, dat dit óf te zout was, óf nog niet gaar. Volgens de boeren was dit onze eigen schuld. Rondtrekken in een woonwagen voor je pleizier, dat kon er nog mee door, maar een woonwagen zonder "Vrouwvolk", was voor verreweg het meerendeel iets onbegrijpelijks. En of we nu al zeiden, het best alleen af te kunnen, ze bleven argwanend en onderzoekend wierpen ze een blik in den wagen, of we er toch misschien niet iemand in hadden verstopt.

    Misschien was deze achterdocht gegrond op ons weinig solide uiterlijk.

       
    Zoo waren we getrokken door het mooie Vlaanderen, met zijn vette akkers en zonnige vroolijkheid, door het land van Waes, we waren gegaan langs oude stille stadjes en luidruchtige dorpskermissen, en kwamen eindelijk in de buurt van Lier. Het laatste stuk was een zegetocht geweest. De velden, geel van het rijpend koren, het warme groen van de hooge boomen langs den weg, overal bloemen en alles in zomerzon, de menschen hartelijk en gul ; het was een groot feest er door te trekken in ons fel groen en wit geschilderd karretje.
        
    Dit was het land van Pallieter; hier moesten we eenige dagen blijven en wel in de buurt van Lier, maar in de eerste plaats aan de Nethe. Ook wij wilden in den vroegen morgen het water induiken om er evenals Pallieter "de dagen te melken."

       
    Er was echter een moeilijkheid. De boerderijen lagen allen verder het land in en de wegen er heen waren zoo vol hindernissen, dat we, met het oog op ons weinig solide wagentje hiervan moesten afzien. Ook was het humeur van den hit niet al te best Het beest had te veel haver gegeten en het was raadzaam zijn inzichten niet al te veel te dwarsboomen. Wel was er een klein kasteeltje aan de oevers van de Nethe, maar of we daar staan mochten, was zeer de vraag.
        
    Na lang beraadslagen werd degene, die er het minst ongunstig uitzag, op onderzoek uitgestuurd. De andere twee zouden zoolang bij den wagen blijven, voornamelijk omdat de hit er weinig voor voelde stil te staan en alles in het werk stelde den wagen met geweld tegen de boomen langs den weg op te duwen. Of uitspannen, óf trekken, een middenweg kende het beest niet., Het duurde dan ook niet lang, of we waren genoodzaakt het zijn zin te geven en zonder zich aan iets te storen, stapte het dier het hek van het kasteeltje binnen, als wilde het zich zelf van den toestand op de hoogte brengen. En het bleek volkomen juist te ziin.

        
    Het uiterlijk van hem, die op verkenning was uitgestuurd, boezemde niet al te veel vertrouwen in en zijn costuum droeg zoo de sporen van ons zwervend bestaan, dat zijn verzoek misschien geweigerd was geworden als niet het verschijnen van het frisch geschilderd karretje, met zijn bonte gordijntjes en de bloemen in het kozijn den doorslag in de goede richting hadden gegeven. Men wees ons een plaatsje in een doodloopend laantje, dat uitzag op de Nethe, waar we rustig konden blijven staan, zoolang we wilden. Zoo sloegen we onze tenten op onder de hooge kastanjes, ver weg van het straatlawaai met als eenig gezelschap den ouden tuinman, die ons geweldige verhalen deed van de schranderheid van zijn ekster, welke hem nooit alleen liet. Ook bezat de man — hij was altijd ongetrouwd gebleven — een tamme gans, en met deze menagerie sleet hij zijn oude dagen.
         
    Er mankeerde nog één ding aan den goeden afloop van den dag, n.l. het zwemmen in de. Nethe. Het was warm geweest en de wegen waren stoffig; bovendien stelden we ons veel voor van dit riviertje. Maar dat viel tegen! Zoolang er van het water niets te zien was, klopte alles met Pallieter. Malsch, frisch gras, vroolijke kleine huisjas, bloemen en de geur van bloeiende linden, maar toen we bij de Nethe zelf kwamen, was alle illusie verstoord.

                  5d80.jpg

        
    Heel in de diepte, bijna onbereikbaar door een muur van scherp riet en brandnetels, stroomde wat vuil grijs vocht, een breede strook modder aan weerskanten maakte het afdalen nog moeilijker, maar zoo sterk was de impressie, die Pallieter op ons gemaakt had, dat we dit alles trotseerden en den zwaren tocht ondernamen. Ontoonbaar kwamen we er weer uit, zoodat we een bad moesten nemen in een der slootjes, die dwars door de wei liepen en zelfs dit was nauwelijks voldoende, de sporen van dit zoo vurig begeerde genoegen weg te nemen.
        
    Eigenlijk voelden we ons een beetje bedrogen. Die zwempartij 's morgens van Pallieter was dus lichtelijk overdreven en daar Felix Timmermans de oorzaak was van onze teleurstelling, besloten we hem den volgenden dag op te zoeken. Hij zou zich over dit modderslootjc moeten rechtvaardigen, hij zou Pallieter goed moeten praten.

        
    Toen we weer bij den wagen terugkwamen, vonden we den hit voor de zooveelste maal met den kop in den haverzak. 's Avonds informeerden we in de buurt, waar de schrijver van Pallieter woonde, maar niemand scheen hem te kennen, wat ons sterkte in de overtuiging, dat een profeet in zijn eigen land niet geëerd wordt.
        
    Zoo gingen we den volgenden dag — het was een Zondag — op zoek naar Felix Timmermans. Ons eerste plan was er met den woonwagen heen te trekken, doch gezien de hoeveelheid haver, die de hit den vorigen dag had verorberd, was het beter, dat niet te doen. Achter op een vrachtauto reden we hier binnen en al heel gauw bleek het, dat de impopulariteit van den Vlaamschen schrijver op een misverstand berustte.

    "Meneer Timmermans" was volkomen onbekend, maar Pallieter zooveel te beter. Of we "den Felix" zochten? Ja, die kenden ze wel! Dan moesten we maar gaan naar 't Begijnhof, daar zou hij wel zijn. En binnenkort hadden we zijn klein atelier gevonden. Midden in het doolhof van kleine straatjes, lage huisjes en volkomen afgesloten van de groote wereld, lag daar het Begijnhof. We voelden ons, alsof we de devote rust zouden verstoren en er was een stemming zoo zonnig vroom, dat we eenigen tijd zonder iets te zeggen voortliepen.

       
    De kleine huisjes, frisch in de verf, droegen alle een heiligennaam, overal achter de kleine ruitjes bloemen en af en toe verscheen er in de deur een Begijntje, dat haastig de straat overstak. Het was, alsof de tijd hier stil had gestaan, alsof de jaren dit afgelegen plekje vergeten hadden. Hier werkte Felix Timmermans, hier schreef hij zijn boeken en teekende hij zijn prentjes, alles doorleefd van de stille vroomheid en de zonnige rust, die er in de straatjes en huisjes lag.
        
    Op zijn atelier was hij echter niet meer. We moesten maar eens naar zijn eigen huis gaan. Dus trokken we verder. Maar eerst dwaalden we nog wat rond tusschen de hooge muren, die het Begijnhof omsloten hielden als een klein plekje vrede, temidden van de jagende onrust der groote samenleving.

       
    We troffen het want vlak bij het huis van Felix Timmermans waren we getuige van een tooneeltje, dat zoo uit een van zijn boeken gegrepen was. Op den hoek van de straat, waar hij woonde, was een klein kerkje en juist toen we er voorbij gingen, werd er een processie opgesteld. Koorknaapjes in het rood,, nog niet doordrongen van den ernst van het oogenblik, renden achter elkaar aan, kleine meisjes in het wit kropen met angstige gezichtjes tegen hun oudere zusters aan, een troepje boeren, geperst in het zwart met groote witte handschoenen, en met gezichten, waarop duidelijk te lezen stond, dat ze zich in hun Zondagsche kleeding in 't geheel niet thuis voelden, hokten in een kluitje om een vaandel.
        
    Overal waren vrouwen bezig met het strooien van wit zand langs den weg dien de processie volgen zou en elk huis was met bloemen versierd. Brandende kaarsjes stonden bij de heiligenbeeldjes en een muziekcorps dilettanten die de kunst au serieux namen, wachtte ongeduldig op het sein van vertrek. Een geestelijke regelde den stoet en het duurde een heelen tijd voordat iedereen zijn plaats gevonden had. Toen zette de muziek een vroolijk marschje in, het koper schetterde de lucht in en langzaam zette de processie zich in beweging. Het was als een kleurig prentje van Felix Timmermans zelf.

        
    Het blinkende koper, de helwitte straatweg, het rood van de koorknaapjes, de vaandels, de kleine meisjes met hun ernstige gezichtjes onder den grooten witten sluier, de boerderijen langs den weg de devoot knielende menschen, en dit alles in de heldere zomerzon, het was zoo blij en vroom, dat we het nog eens wilden zien.
        
    En toen gebeurde het, dat er een regenbuitje op kwam zetten. Naarmate het donkerder werd, groeide de onrust in den stoet. Er kwamen gapingen, de voorsten begonnen harder te loopen, parapluies kwamen voor den dag en bij het neerkletteren van de eerste fiksche regendroppels veranderde het heele aspect. Angstige moeders zochten hun dochtertjes, de jongens zetten het op een draf, hun roode koorhempjes hoog opgetrokken, de boeren, die eerst hun kalmte wilden bewaren, versnelden hun pas. Toch wilden ze de processie niet in den steek laten en angstig keken ze af en toe achterom, waar de anderen bleven. Maar ook zij zwichtten ten langen leste en op 'n sukkeldrafje zochten ze een schuilplaats voor den regen.

        
    De eenigen, die trouw bleven, waren de muzikanten, die het Allerheiligste vooraf gingen. Op hun gezichten was geen tweestrijd en zonder op den regen te letten, bliezen ze hun marschje met bijna nog grooter toewijding dan te voren. Eerst toen ze het kerkje, waar vandaan ze gekomen waren, weer hadden bereikt, schudden ze hun jassen wat uit en werden de horens omgedraaid, om het regenwater uit dc trompet te laten loopen.

         
    Zoo eindigde de processie, maar het was alles zóó vol kleur en leven geweest, er lag zoo'n wonderlijke stemming over het geheel, dat we het niet graag hadden willen missen.

    Felix Timmermans deed ons zelf open. Of we maar binnen wilden komen en wat er van onzen dienst was, ’t Ja, dat was niet zoo eenvoudig. We konden toch maar niet dadelijk met de Nethe beginnen. Dus begonnen we met te vertellen, dat we student waren in Delft.
      
    — Ah, Delft, ja, daar had hij meer dan eens een lezing gehouden. Verder zeiden we een tocht te maken door Noord-België en dat we in de buurt van Lier gekomen, den schrijver van Pallieter eens wilden opzoeken. Maar wat we dan doen kwamen? — Niets!
        
    Of we journalisten waren? Nee, dat waren we ook niet, trokken alleen maar het land door in een woonwagen, zonder ander doel, dan te genieten, wat ons geboden werd. En we vertelden hem van de verregende processie, die we daarjuist hadden gadegeslagen. Dit brak het ijs.

                      p9sh.jpg

        
    Gezeten achter een groot ouderwetsch bureau, omringd door stapels papperassen, begon hij te vertellen van Lier, zooals hij het gekend had vroeger. Helaas was er maar weinig van overgeblevctn. Al die huizen met kleine ruitjes waren vervangen door grootere gebouwen met een groot stuk glas voor de ramen. Dat maakte de straat dood; alle straten hadden hun eigen karakter, maar de nieuwe straten hadden niets eigens. Oude prenten werden voor den dag gehaald, oude geschiedenissen uit Liers' verleden opgedischt en dit alles verteld in de rijke beelden, die altijd raak waren en die aan zijn boeken die wonderlijke frischheid geven, welke eigen is aan oude primitieve prentjes. Hij hield van Lier, van het oude Lier, zooals hij het kende uit de verhalen van zijn jeugd en hij hield van de menschen, die er woonden, al waren ze — ik weet niet, of ik dit wel wereldkundig maken mag — niet van de intelligentsten. Dit illustreerde hij met een oud verhaal, hoe in de Middeleeuwen Lier en Leuven zich onderscheiden hadden in een oorlog. Als belooning hiervoor zouden ze mogen kiezen tusschen een hoogeschool en een schapenmarkt. En Lier koos het slechtste deel, de schapenmarkt — de Lierenaren zagen niet verder dan den dag van heden, en zoo bleef Lier een klein plaatsje, terwijl Leuven, het centrum werd van de wetenschap. En hiervan dateerde de benaming van "Schaapskoppen", waarmee dan, niet erg waardeerend, Lierenaren werden bedoeld.

        
    Toen kwam het gesprek op schilderen. We vertelden, dat we zijn atelier in het Begijnenhof hadden bezocht en vroegen, of hij een voorkeur had — schrijven of schilderen. Hoewel onze gastheer daarop geen direct antwoord gaf, was uit zijn verhalen wel af te leiden, dat schilderen zijn liefhebberij was.

    Hij vertelde van zijn eerste schilderij, in simpele kleuren, rood, blauw en zwart geschilderd, en zoo op het doek gebracht, als hij de menschen zag. Hij had het alleen maar gedaan, omdat hij er plezier in had en zonder er verder iets belangrijks in te zien. Maar de buitenwereld had er iets in gevonden, dat ontwikkeld moest worden. Hij had nooit speciaal onderricht in schilderen gehad, van de theorie kende hij niets en nu hadden zijn vrienden hem aangeraden naar de Academie te gaan. Dit was echter geheel anders verloopen dan verwacht werd.

       
    Niet alleen gelukte het niet volkomen de schoolsche manier van teekenen machtig te worden, maar na eenigen tijd verloor hij ook de mogelijkheid, om te schilderen zooals hij het vroeger gedaan had.
        
    Hij liet ons een schilderij zien van de aanbidding der herders. In het midden was een groote figuur, geknield en van achteren gezien. In eersten opzet had hij dit als een vlak gezien, den breeden rug van een eenvoudigen herder, zonder eenige nadruk te leggen op den vorm van den mantel, dien hij om had. Toen waren er menschen gekomen, die dit vlak te kaal hadden gevonden en Felix Timmermans had er plooien in gelegd. Maar tevreden was hij er niet mee en na eenigen tijd had hij het weer overgeschilderd, eenvoudig, zonder onderbreking van het vlak en zoo hing het in zijn kamer.

       
    Dat atelier was eigenlijk ook een blok aan het been. Het kostte hem moeite in een omgeving te werken, waar alles tot schilderen was ingericht. Neen, wanneer hij iets wilde maken, waar hij plezier in had, dan moest het ineens komen en ineens moest het er op staan.
      
    Eens waren er meisjes bij hem gekomen met het verzoek een schutspatroon, een aartsengel, voor hen te willen ontwerpen. Hij had dit gedaan, het had hem groote moeite gekost, maar eindelijk was het klaar gekomen en aan de dames overhandigd. Maar na eenigen tijd kreeg hij het terug met de opmerking, dat dit toch niet was, wat ze verwacht hadden. Hij liet ons het prentje zien en lachend wees hij ons aan, hoe de engel scheel keek en mank ging.

    Een boerin had hij kunnen maken, maar dit lag niet in zijn lijn.

       
    Ook haalde hij een zelfportret voor den dag. De bedoeling hiervan was, dat dit voor in het boek, waaraan hij toen juist de laatste hand had gelegd, nl. Het Keerseke in den Lanteern, zou komen te staan. Maar de uitgever had hem dit afgeraden, en weer toonde hij ons lachende de fouten. Nu, het allerliefst maakte hij de kleine prentjes tusschen den tekst van zijn boeken en vooral vond hij er genoegen in oude kinderversjes te illustreeren. Hij deed dit voor zijn eigen kinderen, die hem vaak 's avonds aan het teekenen zetten,maar toch wel met het doel dit later afs een Vlaamsche Handje-Plak uit te geven. Het was ondertusschen laat geworden en we moesten afscheid nemen. Maar voor dit te doen, wilden we nog even terugkomen op Pallieter en onze ondervinding met het zwemmen in de Nethe opgedaan. We vroegen hem, of hij zich werkelijk voorgesteld had, dat Pallieter elken morgen in de Nethe een bad had genomen.

    Even keek onze vriendelijke gastheer ons glimlachend onderzoekend aan en toen, ziende dat het ons om een kleine plagerij te doen was, antwoordde hij, dat hij, evenals bij het schilderen, de dingen niet anders kon weergeven, dan hij ze in zijn fantasie zag.

    ***********

    01-01-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze grote schrijver Felix Timmermans

    Onze groote schrijver Felix Timmermans


    Uit Ons Lier van 30 11 1941.

        
    Niemand is profeet in zijn eigen stad. Dit zal Timmermans even goed als zoovele anderen moeten ondervinden hebben. Het is nu eenmaal een algemeen menschelijk verschijnsel dat alle grooten boven hun milieu uitgroeien zonder begrepen te worden. Dit is ook het geval voor Timmermans, niettegenstaande al zijn eenvoud en de simpele schoonheid van zijn volksche kunst.
         
    De Lierenaars kennen den Fee te goed, ze staan te dicht op zijn handen te kijken wanneer hij werkt, hij grijpt te zeer uit hun eigen leven en zijn levensloop is voor elken stadsgenoot als een open boek.

         Timmermans is geworteld in Lier als een boom en zit er sterk vastgezogen. Nooit, heeft een artist zijn geboortestad zooveel eer aangedaan en nooit heeft een dichter met zooveel warmte zijn stad bezongen als de Fee. Het is waar, de atmosfeer van de schilderachtige Nethe-stad, met de plezante silhouetten van torens en daken, met zijn groote kerk, zijn belfort, zijn begijnhof, is wel bekoorlijk genoeg om een kunstenaar te inspireeren en te voeden. Er zijn echter nog andere mooie oorden van dichterlijke verbeelding en er zijn ook andere kunstenaars. Er is tot hiertoe maar een Timmermans zooals er maar één mooi Lier is.
        
    En deze kunstenaar bij Gods genade heeft van die kleine Brabantssche stad het meest beroemde plekje gemaakt van de wereld, met er zijn kunstenaarstalent aan te wijden en zijn kunstenaarsroem er over uit te storten. En nu kan het wonder schijnen dat zulk een kleine stad, klein in vele betekenissen van dit woord, een groot dichter en schilder kan voortbrengen.

        
    Ik zeg dichter en schilder en hiermede heb ik een facet van zijn kunst aangeraakt. Sommigen gaan meenen den schrijver te moeten zoeken in zijn vertellingen en den schilder in zijn schilderijen. We meenen echter dat deze twee bij Timmermans niet te scheiden zijn. Hij is evengoed schilder terwijl hij schrijft, zooals hij evengoed verteller is in zijn teekeningen en prenten. Het schilderen zit hem in het bloed, het is een sterke drang om alles in zijn koloriet te zien en te bewonderen. We noemden hem ook verteller en inderdaad in de eerste plaats is hij een zeer groot verteller ; we plaatsen hem naast den grooten Streuvels.

        
    Timmermans is visueel, kolorist, raakt de dingen op zich zelf. Er ligt iets in zijn taal van de warmte en de blijheid der Liersche schilders ; van een Opsomer, een Van Rompay, een Ros. Het is ook in deze sfeer dat de Fee zich thuis voelt en zijn weg heeft veroverd.
        
    De grootheid van hem ligt nu niet alleen in het groote aantal boeken dat hij voortbracht, maar wel in zijn houding tegenover het leven en de kunst dit leven te vatten en vast te leggen in rijke atmosferische beelden.

        
    Timmermans heeft zich een eigen wereld geschapen rond en in de atmosfeer van «Schoon Lier». Hij heeft er de folkloristische typeering van gegeven evenals een Fred Bogaerts in zijn interessante teekeningen. Maar hij heeft meer ontdekt dan deze kleine « bijouterie ».
    Hij heeft de groote natuur gevonden in hare algeheele blijheid, goedheid, schoonheid en waarheid. De natuur streelt de aarde en blaast haar adem door en over de menschen heen.

        
    In dit bijna om zoo te zeggen christelijk, welbegrepen pantheïsme heeft de gelukkige Timmermans zijn rust gevonden en zijn evenwicht. Hij kan de boomen in het landschap bewonderen, en de lucht beschrijven in haar duizende schakeeringen van kleur en wolken figuren. Hij kan het water en het landschap bezingen en de vogelen, maar hij kan ook den mensch schoon vinden, in zijn ruwheid, in zijn leelijkheid, in zijn natuurlijkheid en in zijn lompheid. Deze ruime artistieke kijk op menschen en dingen, met daarbij zooveel warmte en bewondering brengt den dichter bij de groote, poëtische zielen als een Franciscus, een Breugel. De eerste is de blijde zanger van Gods eeuwige tempel, de vurige dichter van de schoonheid. Geen wonder dat Timmermans Franciscus moest ontmoeten en de Harp van dezen poeët bespelen. De tweede was de groote ziener en kunstenaar die in voorbeeldelijke trekken de grootheid van ons volk in atmosferische landschappen en grootsche tafereelen heeft uitgebeeld.
        
    Timmermans is in zijn zienswijze aangaande dit volk, met den grooten Breugel verwant. Hij heeft hem dan ook in zijn eeuw en in zijn atmosfeer sterk aangevoeld. Verwantschap met en invloed wellicht van dezen volkschen schilder uit de zestiende eeuw ligt ongetwijfeld in zijn « Kindeke Jezus in Vlaanderen » en « Driekoningentriptiek ».

    We noemden Timmermans een poëtisch mensch, en een schilder.

         Dit is juist zijne persoonlijke grootheid, zijn buitengewone gave. Anderen hebben de wereld van de menschelijke ziel blootgelegd. Timmermans geeft, het volle leven dichterlijk en realistisch en vol kleur. Al wat hij beroert begint te leven onder de zindering van zijn woordenkoloriet.

        
    De mooiste karaktertrek van onzen Lierschen artist is zijn eenvoud. Eenvoudig als artist, eenvoudig als mensch leeft de groote dichter als een gelukkige huisvader tusschen de zijnen en wandelt met welbehagen in het schilderachtig decor van zijne stad.
        
    De groote Fee vindt het niet beneden zijn waardigheid tot de minderen en de jongeren te gaan en met vaderlijken raad te helpen en de hand te reiken tot samenwerking. Dit heeft hij bewezen als voorzitter van de Kunstenaarsgilde waar hij als een echte vader het bestuur in handen houdt.
         
    In de voornaamste landen van de wereld is Timmermans gekend en zijn werken zijn in vele talen overgezet. De buitenlanders weten onzen verteller te waardeeren en bijna te aanbidden. Het past dan ook dat de Lierenaars dit groote talent leeren waardeeren en bewonderen al staat hij dan ook zoo dicht bij ons.

        
    Zoo lazen we nog in het « Hollandsch Nieuwsblad » o. m. : « Timmermans kent de mentaliteit van den boeren, heeft de diepste wegen van dit natuurkind doorgrond ».
        
    Wij zouden hier graag uit zijn geroemden Boerenpsalm citeeren, maar moeten er met oog op de ruimte van afzien. Hoe prachtig heeft hij niet de figuur van boer Wortel geschilderd.

    De landman met al zijn moeite en zorgen, maar ook met zijn groot geloof, voor wie het werken en bebouwen een bijkans heilige handeling is geworden.
    Pater Em. Janssens s. j. schreef over dit boek :
          Nog eens toonde de kunstenaar zich zwierig en zeker, als den begenadigde, den Koning, door geen ander bij ons te evenaren. Deze zelfde pater schreef naar aanleiding van de Familie Hernath, als slotsom over dit boek : Niettegenstaande alles schreef Timmermans een roman, die waarschijnlijk niemand bij ons hem nu naschrijven zal. Het feit dat de Fee al de Facetten van het leven bespeelt, is het sprekendste bewijs hoe groot, veelzijdig en machtig kunstenaar hij is.

    **********

    15-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans op audientie bij de Paus

    Felix Timmermans op audiëntie bij Z.H. den Paus.

    Uit De Nieuwe Tilburgsche Courant - 25/7/1925 

    In zijn vijftiende brief uit het land "Waar de appersienen groeien", schrijft Felix Timmermans in de Maasbode. : 

         Bij 't opstaan is de lucht vol dikke, witte wolkjes, dicht bij elkaar als een kudde schapen, perelmoerig grijs met goud in de randen. Ik had gehoopt weer nieuws van de kinderkens te vinden, er is niets, maar wel een briefken van Monseigneur, waarin gevraagd wordt vanavond bij hem te komen klappen. Wat met zeer veel pleizier aangenomen wordt. Mijn vrouw en zusters hebben de zwarte kanten sluiers op het hoofd en ik ben ook weer in het zwart met het witte strikske. Ik zie gaarne dien kanten sluier bij de vrouwen, hij doet het hoofd gracielijker uitkomen en geeft aan 't aanschijn iets plechtig zoets; 't is meer schilderij, het houdt haar vrouwelijker en is daarbij zeer gekleed. Allemaal hoedanigheden, die een hoed met bloemen of pluimen niet verwekt.

         Zoo denk ik, terwijl we naar ’t Vaticaan rijden om de Mis van Z. H. bij te wonen. Een koel windeken toutert de palmblaren, 'k zou haast zeggen: doet de torenhaantjes draaien, maar in heel Italië heb ik nog geen torenhaan gezien; dit koperen pluimvee kweeken ze hier niet. Voor de bronzen poort van 't Vaticaan staat een hoop menschen te wachten, die ook de H. Mis willen bij wonen. We moeten er ons doorpersen, en venijnige ellebogen en morrende woorden probeeren ons tegen te houden. Doch door veel wroeten en wringen komen we bij den blauw geel-rooden Zwitserschen garde, die op zijn piek leunt lijk een ooievaar op één been. We laten hem onze papieren zien, dan kunnen we door, en moeten veel trappen op. 't Is een lange kapel, heel eentonig zonder pilaren, zonder de minste praal, met links matte ramen, rechts onversierde muren, en ten einde is het eenvoudige altaar.

         Ook hier zijn afsluitingen met rood fluweel behangen. Nog familie van den gelukzaligen Cafasso, die in 1860 in geur van zaligheid gestorven is, zit op de voorste banken met hoogwaardigheden uit Castelnuova, waar Cafasso geboren wierd. Wij mogen ons in de afsluiting juist achter de familie zetten. Wij zijn er alleen met nog een scboone Spaansche dame, die een groote witte scapulier draagt met een rood H. Hart geborduurd. In een simpel koorgestoelte zetten zich enkele purpere bisschoppen, monseigneurs en een rood-gemantelde kardinaal. In de andere verder gelegene afdeelingcn komen de menschen, die buiten de poort stonden, plots binnen gestroomd, wild als losgelaten duiven om een goede plaats te hebben, wat veel lawaai verwekt. Doch de rood gekleede pauselijke gendarmen laten hunne ernstige oogen eens over de massa koppen wandelen en ze zwijgen als vischkens. 't Zijn meestal menschen uit Castelnuova en van die streek. Na een lange stilte en veel overendweer gewandel van hellebaarden, komt ginder de Paus zegenend binnen. Nu begroet hem geen geroep als gisteren, slechts eerbiedig hoofdbuigen. Hij is in 't wit met blinkend gouden kruis op de borst en heeft dikke roode kamerschoenen aan met goud bestikt. Een vijftal geestelijken vergezellen hem en een paar zwartgekleede gendarmen. Hij begint eerst nabij het venster geknield in een hem voorgehouden geënlumeerd boek stil te lezen.

         En 't is, of er daar een schilderij voor mij leven krijgt, zooals Rafaël er schilderde, 't portret van een Paus in volle licht, biddend in een boek, en uit de schaduw rijzen nevenfiguren op. Nu ik den Paus van dicht bij zie, word ik van hem seffens gewaar het hartelijke, het vertrouwelijke en tegelijk het aristocratische en karaktervolle. 't Is geen decoratief figuur geen die imponeert en waar ge voor achteruit gaat, geen renaissance-figuur met zwier en spatie, geen zonneverschijning, zooals wij ons gaarne Pausen voorstellen: hij is klein, een gewone gestalte, een gewoon hoofd: de neus een beetje gebogen, de mond karaktervol, maar de groote expressie is vooral in de blauw-grijze oogen, waar goedheid, hartelijkheid, en veel fijn verstand uit schittert. Er zit vooral iets rustigs en vredigs over hem, om het in één wóórd weer te geven iets vaderlijks. Zoo iemand waar de armste en meest bedeesde mensch zijn hart zou kunnen en durven tegen uitklappen. Hij kleedt zich en doet de H. Mis, schijnt elk woord, dat hij leest, met gevoel te onderlijnen en er is eerbied in zijn zachte, stille gebaren. Eene zangvereeniging uit Castelnuova zingt ondertusschen eenige pleinchant-gezangen, wat ik liever hadde uit gehad, om allleen en zuiver in alle stilte in alle studie van de H. Mis te kunnen genieten. Als de zegen over het volk is gegaan, legt Hij het kasuifel af en begint van aan het altaar in 't Italiaansch over den gelukzaligen Cafasso te vertellen, wiens priesterlijk leven zoo zuiver en vol liefde was. De woorden zijn zacht, warm, hartelijk en precies als zijn geheele figuur.

         Hij brengt ook, zooals ik dat van don Pronti gezien heb, zijn vingeren aan zijn soms glimlachende lippen, legt er om zoo te zeggen zijn woorden op, die hij met zijn schoone open handen aanbiedt. En de man, die daar zoo fijnzacht, zoo edel, gemoedelijk en hartelijk staat te vertellen is de Plaatsvervanger van den God-Mensch op aarde. Dat is een geweldig iets! Een mensch lijk een ander, die den grooten God hier vervangt. Ja, 't is een allergeweldigst iets, en men wil aureool rond zijn gestalte zien, en licht zien vloeien uit zijn handen. Maar er is niets wonders te zien, alleen een fijn, edel, hartelijk man, die hartelijk praat. En toch...... voor dit mysterie worden we stil en vouwen de handen. De schoonheid zit van binnen. Als de Paus weggaat, begint de gescapulierde Spaansche dame nevens ons, luid te roepen "Viva il Papa. Papa il Ré" en de andere menschen ginder verder roepen bedeesd mee. Als we buiten komen, botsen we op Fransoo, die rustig tusschen 't gewoel in een boekske staat te lezen Maar we moeten voort, daar we rammelen van den honger en noodigen hem voor dezen noen aan onze tafel. We wachten op een auto en zien ondertusschen een groep mannen gehuld in pijen en een kap voor de oogen met gaten in, luidop biddend naar den St. Pieter trekken. Na het ontbijt gaan we in de winkels wat cadeaukens koopen en terwijl de vrouwen naar de temmen zijn met van een doanier te spreken, peins ik maar op de verzwaring der reeds zoo zware valiezen. Fransoo komt 's noens met ons mee aan tafel zitten en vertelt over de H. Catharina van Sienna, die de Paus uit Avignon ging terug halen. Een serie auto's brengt de Duitsch edelen en edelinnen terug van een Pauselijke audiëntie.

         De mannen hebben een zwarten frak met gouden borduursel aangetrokken en al hun medailliën aan, er is een lange bij, met sibero, sabel en rooden frak en ze tateren en loopen tot elkaar blij als kinderen. En, waar zij vandaan komen gaan wij naar toe. Maar eerst ons nog eens geborsteld nog eens gekamd, het wit strikske herknoopt en we bollen weg met Fransoo, die ons tot aan 't Vaticaan vergezelt. We moeten weer door de bronzen poort. Heelder zwermen menschen begeven zich recht door, om de trappen op te klimmen, naar gangen waar de Paus hen straks zal voorbij gaan en zijn ring laten kussen. Doch wij worden bij het toonen onzer kaarten door een Zwitsersche garde rechts een kamer ingeleid, moeten een gang door, een plein over, waar aan eene groote poort Pauselijke gendarmen ons tegen houden.
         Nieuw vertoon van kaarten en een gesabelde leidt ons veel trappen op, door plechtige zalen, waar we overgeleverd worden aan mannen in rooden damast, met korte broeken, roode kousen, hetzelfde gekleed als zij, die gisteren de Paus droegen. Deze mannen beginnen met de hoeden en overjassen aan te nemen en ons scherp te onderzoeken te bezien, of we wel in 't zwart zijn en of ik wel het strikske aan heb, zooals is voorgeschreven. Een paar andere damen, achter ons binnen gekomen, worden aanstonds door een dikken damast-man gekeurd, en bij eene daarvan draait hij den echarpe nog eens rond den volgens hem te blooten hals. Alles verder in orde bevonden, wenkt hij ons hem te volgen met onze papieren in zijn hand, plaatst de twee damen in een kleine zaal en ons een paar zaaltjes verder. Het is een zeer prachtige, ruime kamer, waar we alleen zijn en met vieren nevens elkaar zitten op vergulde stoelen met roode kussens.

          Door twee hooge ramen valt het licht gulzig naar binnen, maar blijft seffens haperen in den groenen glans der zijden draperieën, die laaien als een kerkraam en 't groot crucifix ertusschen in, schemert als een wit gedacht; het licht valt op het bloementuilig grondtapijt met het Pauselijk wapen van Leo XIII er in, spiegelt zich in den parketvloer, bestreelt het goud van de georneerde zoldering en wandelt eerbiedig en voorzichtig over twee groote gobelijnen, waarop Maria Magdalena op Jezus voeten balsem giet, en Jezus te Capharnaum de zieken geneest. We zijn stil, fezelen nu en dan wat, maar de vrouwen zijn zeer onder den indruk en zwijgen nu liever. Soms komt een zwart-fluweelen edelwacht voorbij of een man in rooden damast. Een heer met vijf kinderen wordt in de kamer daarnevens geleid. Bij ons komen nog eenige damen en een paar heeren, 'n oud vrouwtje op krukken en twee geestelijken, die zich in den groenen glans der gordijnen zetten, zoodat er hun gelaat groen van beglansd wordt.
          Ieder zit in afwachtende houding. Een damast-man wenkt ons een zaal verder op te schuiven, als er nog rap een dikke menheer met zijn dame komt binnen gehijgd. Hij zweet alsof hij zijn weinig-harig, dikhoofd in olie heeft gesopt, heeft een enorm wit ridder-orde-lint met roode zoomen over de borst, en veel kruisen en medailles waggelen op zijn frak. We schuiven allen een zaal verder op, ook de heer met vijf kinderen, gaat nog een zaal verder. Hier zijn wij in de troonzaal van Pius IX, een groote vergulde zetel blinkt onder een hoog rood baldakijn, waaraan gouden engeltjes de gordijnen vasthouden, daar hangen gobelijnen. Maar ik kan niet veel zien, de Paus komt. Wij hooren zijn hartelijke stem, ja dezelfde als van dezen morgen in de Mis, vertellen tot den heer met vijf kinderen. De man in damast doet teeken op de knieën te zetten, wat elkeen doet, behalve het oude vrouwtje, dat wegens haar krankheid op den stoel blijft zitten. Nu in gezelschap van eenige geestelijken, komt Z. H. binnen, hij is weer in 't wit met het beëdelsteende kruis op de borst, een rood hoofddekseltje op, en dezelfde roode schoenen aan. Hij groet den kleinen kring van geknielden, de hem vergezellende geestelijken, gaan apart staan. En de Paus gaat rond om zijn ring te laten kussen, zegt tot de menschen wat, en er zijn hier en daar klein gesprekken, ook met het kramankel oude vrouwtje onderhoudt Hij zich glimlachend, gemoedelijk. Er zijn er die slechts den ring kussen en verder het hoofd buigen. En dichter nadert Hij bij ons, wat zeer het hart doet kloppen: met de gauwte zie ik, hoe ons Marieke danig bleek ziet onder den zwarten sluier. Wij kussen den ring en Z. H. voert tot ons in ’t Fransch een klein, maar hartelijk gesprek, waar wij Hem, om deze genade, in ons hart zeer hoog dankbaar voor zijn.

         En als Hij is rond gegaan, zet Hij zich in 't midden der troonkamer, en spreekt een tien minuten in 't Italiaanseh, begeleid van de gemoedelijke gebaren. Hij spreekt langzaam, als probeerend ook aan de anderen, die de taal niet verstaan, zijn gezegden over het christelijk leven duidelijk te maken. Hij geeft den zegen, gaat weer weg, terwijl een man in damast ons eene schoone herinneringsmedalje aanbiedt...... Het was een plechtig oogenblik..... een oogenblik van hooge genade en van diepe inwerking in het hart. Als we later over den koer kwamen, hoorden we daarboven het volk in de gangen waar de Paus nu zijn zegen brengen komt en den ring laat kussen, luide roepen van "Viva il Papa, Vivi il Papa''. Als we buiten komen, zien we natuurlijk Fransoo. Rome mag nog zoo groot zijn, maar Fransoo ontmoet ge toch. We drinken een fleschken duurzame Chianti op het gelukkig moment van daar straks, en ook op het afscheid. Dit afscheid gaan we ook naar den refter in zijn klooster doen, in de hoop die twee vrienden ook later eens in Lier of laat ons hopen terug in Rome te zien.

    x

         En als we in 't hotel door den vriendelijken kelner den horen van overvloed in onze tellooren hebben laten uitstorten, zetten de vrouwen weer hun hoedeken op, doch ik hou mijn feestelijk striksken maar aan. We toeteren met de auto naar den zeer doorluchtigen Monseigneur, die ons in zijn plechtig maar gezellig appartement in 't bijzijn van vier jonge vrienden op een geurige thee, en nadien ons op een zuiver en uitgelezen wijntje trakteert, een wijntje dat men zou kunnen noemen denkende aan "Den Pastoor uit den Bloeienden Wijngaerdt": "Rooden Perel uit Salomons kroon". Want het geurt naar paleizen en is koninklijk van smaak. Middernacht zijn we weer thuis. En moe, als we zijn, met weelden belast en beladen, is vriend slaap van om onze oogen te sluiten.

    **********

    07-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter op den Index

    "PALLIETER" OP DEN INDEX. (1)

    De Tijd, godsdienstig staatkundig dagblad - 4/8/1920

       
    Nu het Doorluchtig Episcopaat ter algemeene kennis heeft gebracht, dat bij besluit van den H. Stoel de lezing van Felix Timmermans' "Pallieter" den Katholieken is verboden, kan men zich weer voorbereid houden op de gebruikelijke commentaren van de overzijde op den katholieken index in het algemeen en het onderhavige besluit in het bijzonder.
       
    Het gezonde verstand echter zal juist in dezen tijd de beschermende macht van dien Index weten te waardeeren, nu de oorlog van de mogendheden de censuur afdwong, nu de Staten ernstig waken tegen de anarchistische propaganda, en nu de lectuur, welke alle wetten van God en de menschen tart, zóó hand over hand toeneemt, dat nog gisteravond "Het Volk" zich genoopt zag tegen "voor het meerendeel zeer schunnige boeken" te schrijven :
    "Al waren ze niet pornografisch, dan nog is deze slinke handel zeer zeker hoogst nadeelig voor heel wat menschen, vooral voor jonge menschen in de puberteits-jaren en het komt ons voor, dat er alle reden zou zijn, om hier in te grijpen en een einde te maken aan de verderflijke kooperij".

               c6uv.jpg

       
    Welnu, indien de Staat, het militaire gezag, de burgerlijke overheid, die tegen buitensporigheden op het gebied van schouwburgen en bioscopen, de rechtelijke macht, die tegen aanstoot gevende lectuur en ontaarde kunst waakt, ja, indien zelfs de redactie van "Het Volk" reden aanwezig acht, om tegen moreel bederf in te grijpen , dan zal men dit ingrijpen zeker niet ontzeggen aan het kerkelijk gezag, dat den voor God opgelegden plicht heeft, de bewaking der zuiverheid van leer en leven en de bescherming van het geloof en de goede zeden van het haar toevertrouwde volk.
        
    Indien men zich de ontvangst herinnert, welke aan "Pallieter" van zekere zijde ten deel viel, zou het niet verwonderlijk zijn, indien sommigen redeneerder : "Pallieter" was toch niet zoo slecht als zekere andere, ja pornografische werken uit de moderne litteratuur; waarom dan juist dit naar den vorm zoo schoone boek getroffen?" Wie zulke vragen stellen vergeten echter, dat pornografische boeken reeds als zoodanig op den index der verboden lectuur staan. En indien de Katholieke Kerk met name het veel geroemde Vlaamsche werk veroordeelt, dan heeft zij daarvoor ook bijzondere redenen.

       
    Zelfs indien de Katholiek deze redenen niet zou kennen of vermoeden, vertrouwt hij de wijsheid en de redelijke, voorzichtige leiding van zijn Moeder de H. Kerk, wier gezag hij trouw en gehoorzaam volgt, wetend dan niet door onverstand de avonturen van alle eigengerechtigdheid te beloopen.
        
    Maar voor het overige liggen de redenen die in casu hebben gegolden, voor de hand. Pallieter was louter een litteraire verheerlijking van den vleeschelijken mensch in heidensch naturalisme. Zelfs christelijke beoordeelaars werden meegesleept in den overdreven lof aan het hooglied der zinnelijkheid en der gulzige, ja schrokkige genotzucht, voor welke geen godsdienst, geen beoefening der deugd, geen strijd tegen de lusten der zinnen bestaat, noch de vermaning van den H. Paulus : "Leeft volgens den geest, en ge zult de verlangens des vleesches niet volbrengen".
         Welnu, de triomftocht van het Pallieter-Paganisme is een gevaar geworden voor het onderscheidingsvermogen tusschen goed en kwaad en voor de christelijke leer over den geestelijken strijd, die de gevallen mensch tegen zich-zelf te voeren heeft. Daartegen komt het gebod der Kerk, die zich door litterair schoon — hoezeer zij ook de ware schoonheid vereert — niet laat misleiden, met een ernstige verplichting waarschuwen.

        
    Zij herinnert in dezen tijd, nu de genotzucht zonder perk en breidel door de volken en de individuen vaart, aan Christus' woord over den geest, die gewillig, en den geest, die zwak is, en aan de paulinische spreuk: "Het vleesch begeert tegen den geest, en de geest tegen het vleesch." (Gal. V 7).

        
    In "De Tijd" is, bij hooge waardeering der bijzondere litteraire hoedanigheden van Timmermans, de heillooze geest van den zinelijkheidsmensch Pallieter onmiddellijk veroordeeld. Onder de voorlichters der lezers van dit blad herinner ik met name aan de uitnemende artikelen van den wel. eerw. pater M. Stoks C.s.s.R., die ook tegen een uitbundigen Pallieteriaan de goede katholieke opvatting verdedigde.
        
    Hoe actueel is thans zijn uitspraak van 31 Mei 1919 in dit blad : "Juist omdat we dit geruchtmakend boek beschouwden als een teeken, doch o.i. veeg en bedenkelijk teeken des tijds, en als een sterk typeerend symptoom van nieuw-humanisme, juist daarom wijdden wij er zoo herhaaldelijk de aandacht aan. Graag willen we het feilloos toegeven, dat er tegenwoordig nog heel wat stuitender litteratuur in omloop is, doch juist omdat "Pallieter" zulk een opvallend bezinksel is van de atmosfeer van paganisme, waarin de moderne mensch ademt, daarom is dit boek, eenmaal toegegeven, dat het moreel slecht is, zoo fataal, en zelfs fataler dan andere boeken, in zich veel slechter.

        "Overigens is een wel kranke apologie voor "Pallieter" de bewering, die trouwens niemand zal tegenspreken, dat er n.l. nog verkeerder litteratuur bestaat. Ook was het voor ons de kwestie niet of in de middeleeuwen even drastische verhalen en boeken zijn geschreven. De kwestie was alleen, of Pallieter een voor Roomsche lezers geschikt en aanbevelenswaardig boek is. En op die kwestie gaven we, na overlegging der bewijsstukken, een hartgrondig ontkennend antwoord.
        
    "Zeker, we weten, dat in sommige studentenkringen de heeren bij eventueele buien van depressie en Weltschmerz elkander een hoofdstuk voorlezen uit Pallieter, om aldus de smeulende vonk der levensvreugde weer op te wekken, doch we veroorloven ons de vraag, of dit opwekkend middel op den duur wel deugdelijk zal bevonden worden en of het niet spoedig zal verworpen worden als zoo menige andere Ersatz-levensprikkel.

        
    De ware, verfrisschende, sterkende levensvreugde welt naar onze roomsche opvatting uit diepere en helderder bronnen. Zeker, ook de liefde tot de natuur is een allerkostelijkste bron van levensblijheid. Wij zien het in Gezelle, we bewondeden het nog meer in den H. Franciscus, en zeer terecht wijst Wibbelt in zijn "Boek der vier bronnen" haar aan als een heerlijk opklaterende wel van levensgeluk. Doch als men den paganistischen natuurmensch Pallieter ons wil opdringen als het ideaal van levensblijheid en zijn boek op de roomsche markt met luiden klank ons wil aanprijzen als een "geluksboek", dan protesteeren we ook hiertegen.

       
    "We willen gaarne toegeven, dat ook Pallieter iemand eenigermate kan leeren scheppen uit de levensbron der liefde tot de natuur. Maar omdat hij zoo stuitend eenzijdig is, (bestaat er van hem wel iets anders dan zinnelijke natuur-genieten?), is hij voor ons volstrekt geen ideaal van een levensgenieter, en vooral omdat hij de vreugde ook — en, laat ons eerlijk zijn, niet het minst — in het zondige zoekt en ons voorliegt, het daarin ook te vinden, is hij voor ons een volstrekt onaannemelijk, ja verwerpelijk ideaal"
        
    Deze veroordeelende opvatting van het bedenkelijke boek wordt thans door het Index-besluit volkomen in 't gelijk gesteld.

        
    Men zegt, dat Felix Timmermans slechts wat eenzijdig op zekere kunstverschijnselen van de middeleeuwen inspireerde, maar dat hij geenszins den inhoud van het middeleeuwsche geloof en de Kerkelijke leer over de erfzonde, haar gevolgen en de verplichtingen van Christus' Verlossingsleer, die hij zelf belijdt, wilde aantasten. Hij heeft thans gelegenheid, om van de oprechtheid dier meening te doen blijken door een kinderlijke onderwerping aan het gevallen besluit, hetwelk in geenen deele aan zijne artisticiteit te nakomt, en eene getrouwe samenwerking met de Kerkelijke overheid, om dit besluit ten uitvoer te brengen.


    --------------------------------------------------------------------------------------

    "PALLIETER" OP DEN INDEX. (2)

    Uit De Tijd, godsdienstig-staatkundigdagblad – 5/8/1920

    In ons hoofdartikel van gisteren voorspelden wij zekere commentaren op het het besluit van den H. Stoel, om Timmermans' "Pallieter" aan Katholieken te verbieden.

    En ziehier nu de eerste.

    " Het Vaderland " schrijft :
        
    Men heeft in ons ochtendblad gelezen, dat bij besluit van den H. Stoel de lezing van "Pallieter" aan de Katholieken verboden is. Wij beklagen de Katkolieken, die van de lezing van dit kostelijke boek nu verstoken zullen blijven, en ook de Katholieken, die om zich dat genot niet te ontzeggen, een verbod van hun Kerk zullen overtreden.
        
    Wij beklagen ook nog de goed katholieke schrijvers, die dat werk van Felix Timmermans hebben aangeprezen. Maria Viola onder anderen. Hoe zullen die nu tusschen de Scylla van hun literair geweten en de Charybdis van het Vaticaansch verbod door moeten zeilen?

        
    Wij zouden ten slotte Felix Timmermans zelf moeten beklagen, die een trouwe zoon der R.K Kerk is en nu door het hoogste kerkelijke gezag zijn boek als schadelijk voor zijn medegelovigen op de zwarte lijst ziet gebracht. Maar er steekt iets van den wijsgeer in hem, dus zal hij het wel gelaten dragen.
        
    Wat zou het echter wel zijn, dat "Pallieter" bij het College van den index verdacht heeft gemaakt? Het gulle leven, dat uit het boek oplacht, is met een geloovig Katholicisme best te vereenigen. Dat bewijst de schrijver met zijn eigen voorbeeld. Trouwens is het heele Vlaamsche volk, met zijn zin voor het kleurige van het leven, zijn lust in het vette der aarde, zijn jolijt en zijn uitbundigheid, niet goed Katholiek? Vindt de Kerk het genot van de wereldsche dingen, waar bet boek van druipt, wat al te heidensch ?

             egw3.jpg

        
    Dr. Brom liet zich in dien geest uit. Maar heeft de R.K. Kerk niet door heel haar geschiedenis het heidendom gekerstend en gekatheliseerd in zich opgenomen, en ligt ook niet over de levensweelde van "Pallieter" het katholieke levensgevoel van Timmmermans.
    We vragen slechts, want we zijn geen katholieke censoren.

       
    Wij konden ons voorstellen, dat een calvinistische Index — gesteld zoo iets ware mogelijk — "Pallieter" met een zwarte kool aanteekende, maar de katholieke!
        
    We kunnen het begrijpen, dat "Het Vaderland" de partij opneemt van Felix Timmermans, die tot de geregelde medewerkers van het blad behoort. Ook dat het liberale orgaan, hetwelk zoo ver afstaat van het christelijk leven en zijn eischen tegen den "homo carnalis", niet zoo gauw wegwijs schijnt in de redenen, welke tot veroordeeling van het boek hebben geleid.

    Het mist echter het recht, om te insinueeren, dat de katholieke, litteraire bewonderaars van het veroordeelde werk "tusschen de Scylla van hun litterair geweten en de Charybdis van het Vaticaansche verbod door moeten zeilen". Dit is juist het geruststellende voor den Katholiek, dat hij in het Kerkelijk gezag een veilig compas bezit, welke hem voor Scylla en Charybdis beide bewaren. En als "Het Vaderland" iemand wil beklagen, dan zij het niet den schrijver of de litteraire katholieke bewonderaars van "Pallieter", maar het stuurlooze libertijnsche publiek, dat zonder wet of leiding, groen en rijp leest en ronddeelt en al de risico's beloopt van de gebreken der menschelijke natuur, het verduisterde verstand, den zwakken wil, de slechte begeerlijkheden en neigingen van het hart.

        
    Dat voor het overige de practijk toelaat aan Katholieken, die daarvoor van kun kerkelijke overheid uitdrukkelijk verlof hebben bekomen, boeken te lezen, welke onder verbod liggen, moge "Het Vaderland" duidelijk maken, dat het hier allerminst een duistere maatregel tegen de normale ontwikkeling van het hoogere beschavingeleven geldt.

        
    Op de overige vragen, door het blad gesteld, kan het een antwoord vinden in ons nummer van gisteren. En wat het "beklagen" van Felix Timmermans aangaat, herhalen wij :

    "Men zegt, dat Felix Timmermans zich slechts wat eenzijdig op zekere kunstverschijnselen van de middeleeuwen inspireerde, Maar dat hij geenszins den inhoud van het middeleeuwsche geloof en de Kerkelijke leer over de erfzonde, haar gevolgen en de verplichtingen van Christus' Verlossingsleer, die hij zelf belijdt, wilde aantasten. Hij heeft thans gelegenheid, om van de oprechtheid dier meening te doen blijken door een kinderlijke onderwerping aan het gevallen besluit, hetwelk in geenen deele aan zijne artisticiteit te nakomt, en eene getrouwe samenwerking met de Kerkelijke Overheid, om dit besluit ten uitvoer te brengen."

    ************

    06-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter - Gerard Brom

    Pallieter.


    Door FELIX TIMMERMANS

    Boe
    kbespreking door Gerard Brom uit De Beiaard 1917.

      
    Prinsen besloot zijn «Handboek tot de Ned. Letterkundige geschiedenis» met een welkom aan dit werk, vóór het in boekvorm was verschenen. En Nurks, die stiekem in elke Hollander zit, zoals Pallieter openhartig in elke Vlaming, zou daaruit afleiden, wat weinig zaaks onze letterkunde dan moet zijn, als zo'n schildering zonder beschouwing, overlopend van kleurige, klinkende woorden buiten verband, nu voor een meesterstuk geldt. De vergelijking met 't beste van de tijdgenoten kan Pallieter des te veiliger aan, omdat stof en vorm er nauweliks mee te vergelijken vallen; zó vlot en vrij heeft Timmermans de toon van Van Looy en Streuvels verlicht tot een nieuwe wijs, een eigen lied. Hij praat maar gezellig door, tafreel volgt op tafreel, altijd raak en toch meestal buiten ons om; want verhaal of handeling, het leven van 't leven, schiet er weinig over, zodat de grootste verrassing misschien is, hoe een boek geen eigenlike roman hoeft te zijn om te pakken.

                  3af.gif Gerard Brom

       
    Hollandse literatuur lijkt met Hollandse muziek wel eens verdacht van inspiratie; de schrijvers hebben in ons schilderland scherp waarnemen geleerd, maar het weergeven van die werkelikheid is soms zó onnatuurlik, dat hun ontleedkunde geen realisme meer verdient te heten, omdat de stroeve vorm slecht beantwoordt aan de inhoud. Nu heeft Pallieter van maakwerk wel niemendal; met hetzelfde gemak, waarmee de hoofdpersoon door het leven heenbreekt, houdt de schrijver hem gezelschap. De uitdrukkingen rollen elkaar driftig, dus levendig genoeg na; het werk is onweerstaanbaar gegroeid als een beeld of eerder een deel van de natuur, waar 't midden in beweegt.

       
    De kracht zal er uit bij de wilde Pallieter, die zwelgt in 't menselike, kinderlike, dierlike van 't leven. Hij rent zó van zijn bed het water in, hij moet rijden en rossen, springen en zingen, vliegt op een paard in de wei, stapt in 't eerste 't beste vliegtuig, gooit alle kranen open, alle kleren los, heeft het nooit uitbundig genoeg, laat klokken klinken en 't ene blaas- of snaarinstrument na 't ander, zolang hij «lawijd» voor begeleiding van zijn harde harteklop nodig heeft. Hij geniet gulzig met alle vijf zinnen, ademt tegelijk in en uit, tot hij zich haast verslikt. Hij zet zijn wil tegen elke wet en vervult dadelik zijn dolste wensen. Kracht, kracht, kracht als bij de twisten en de kunst van ’t vruchtbaar Toskane in de middeleeuwen; niet toevallig wordt vier, vijf keer wel Mozes genoemd, Mozes, het geweldigst onderwerp van de geweldigste Florentijn.

        
    Een geniaal kindervolk is 't ras van Pallieter, dat zich maar hartstochtelik laat gaan. De Hollander, strak en stuurs man van beraad en beleid, van gewichtige ernst en koppige volharding, van kritiek en methode, benijdt onwillekeurig de Vlaming, los en lollig wezen van opwellingen en uitbarstingen, van scheppingsdrang en aanstellerij, zoveel dichter bij 't zonnig Zuiden dan wij. Wat ons in de onstuimige taalbroeders aantrekt, is niet allereerst het gemeenschappelike, want de Friezen maken ons zelden warm, maar vooral het andere, juist het Franse in die Flaminganten. Onze stamgenoten hebben meer dan één droppel vreemd bloed in hun woelig lijf; en dat spoor vloeibaar vuur maakt ze voor ons zo pikant. Aan Walen zal het Nederlandse van een Vlaming opvallen, aan Hollanders juist het Belgiese.             Hullebroeck heeft naar onze smaak een opera-achtig pathos in zijn voordracht, dat zijn succes binnen 't stijve Noorden bevordert, en bepaald in zijn uitspraak een Romaanse eigenaardigheid, n.l. het emfaties scheiden van de woorden met theatrale e's, zo heel anders dan ons assimileren van alle medeklinkers, verwant aan onze gelijkmatige gang tegenover de danspas van een Belg.
         Verriest geeft in zijn optreden een elégance, een finesse, een charme, die hij van zijn Westvlaamsche boeren nooit leren kan, en weet met de plooien van zijn kleren, zijn zijen foulard, zijn handschoenen zich zó sierlik te draperen als wij, bang voor gebaren en vertoon, alleen bij Italjaansche predikanten zagen. De «pastor van te lande», niets minder dan naïef, staat ten voeten uit zichtbaar als een antiek redenaar, die tegelijk op het oog en op het oor inwerkt, en beurt de tipjes van zijn toog al trippelend bij 't zangerig zeggen van «Brunelleken», alsof de Franse gratie hem boven Vlaams gevoel bezielde en de spiegel zijn model geleverd had. En maakt één Vlaming op ons een Franse indruk, al is 't niet van de edelste stijl, dan René de Clercq, door zijn teerste liedjes opgewonden van retoriese declamatie uit te brullen en zijn ijdelheid met breed effect uit te stallen.

        
    Van dit geheimzinnig bekoorlike in de Vlaming, ons evenbeeld en ons tegendeel in één persoon, heeft Pallieter vooral het grof-gezonde, dolvrolike, volbloedige van de natuurmens, die we 't klaarst voorstellen naast de «natuurmens», zoals de Hollandse cultuurmens graag zou zijn en met vegetarisme, sandalen, zonnebaden hoopt te worden. Wat staat verder van de natuur af dan zulke forensen, opgepompt met sentimentele theorieën? Zij vinden Pallieter een barbaar, wat hij in de grond ook brutaal is; zij gaan zich intussen vast op Pallieter vormen en vertalen zijn ondoordachte woorden in 't abstracte en 't ideale; ja wie weet, of zijn komedie niet tragies inwerkt op zulke dekadenten, jaloers op al wat spontaan is en vitaal en daarom wanhopig in hun machteloze navolging van een ongelikte oermens. Hollanders willen op papier ook eens de Vlaamse leut beleven, maar bij al de luchtjes van een dorpskermis zuchten ze stil, wat Schopenhauer over de wereld zei: «herrlich zu sehn, schrecklich zu sein!» Pallieter verschalkt trouwens elke berekening als hereboer, die van 't landelike net zoveel of zo weinig aflikt als hij wil.

        
    In zijn wereld staan de mensen elkaar zo na als vertrouwelike scholieren, onbewust van standen of belangen. Volop «erdgerüchig» drijft hij op een weelde van spel en lied, waar anders alleen de volkskunde wat van oppikte. Wat Vlaams, wat door en door Vlaams allemaal! Zou u denken, freule, dat de straatjongensmanier, waarop Pallieter zijn naam in de sneeuw durft schrijven, herinnert aan 't getijdeboek van een kardinaal?

    Een miniatuur in t kostbaar Breviarium Grimani illustreert de wintermaand met een ventje — een koorknaapje, om liturgies te blijven —, dat gemoedelik de sneeuw een beetje geel aan 't verven is. De Nederlandse school werd immers beroemd om zijn koloriet?

        
    Dat Vlaamse landleven staat dichter bij de tijd, toen de mensen nog echte en oprechte beestjes waren als de kerels en wijven van Jan Steen. Zijn Haarlems schilderij van een boerefeest heeft tussen de zuipende, brakende, razende «mensen» als middelpunt een vet varken, waarbij we haast denken aan symboliek, ofschoon de meester natuurlik zo'n term aan zijn laars lapte. «La béte humaine», maar dan optimisties gekleurd, lijkt de ongeschreven ondertitel van Pallieter. En zou de stoel van een preutse lezer niet telkens kraken onder 't schateren om avonturen, die hem, nu ja, alles behalve sympathiek, maar tenslotte verwant blijven? De goeie ouwe tijd, toen een dorp als één familie aan mekaar kleefde, leeft in ’t patriarchaal Vlaanderen nog tamelik onbevangen voort, zoals het studeren van een Leuvens hoogleraar in de keuken toelicht. Wij met onze angstige zindelikheid en veeleisendheid staan voor dat zorgeloze van de Vlaming vreemd, terwijl hij weer onze onverschilligheid voor ons voorkomen, onze ongevoeligheid voor franje, onze vervreemding van kunst en feest als levenselement onverstaanbaar vindt.

        
    Wij missen pijnlik beginselen bij Pallieter en noemen zijn kring bedenkelik klein en laag; maar schemert er soms in die gedurige Onnozele Kinderdag van 't volksleven geen paradijs, waarvoor wij de Hollandse overbeschaving gedeeltelik mochten ruilen? Laten die grote kinderen zich desnoods ééns per jaar een ongeluk aan rijstepap eten of aan worst van honderd meter lang, 't is altijd onschadeliker dan onverteerde filozofie, vergallend socialisme of vergiftig Malthusianisme. Pallieter is 't tegendeel van een heilige, maar zijn gebreken zijn tenminste doorzichtig naast allerlei vals spiritualisme. Ik geef voor Pallieter bijna de Kleine Johannes met al zijn kwijnende, kwijlende Zondagscholerij present. Het hoogtepunt van 't sprookje, dat voor modernen een openbaring betekent, is aan zee de les in pantheïsme : «Zoo moet gij bidden» (1); maar vergelijk bij die toneelvertoning eens Pallieters ongedwongen bewondering voor een veld klaprozen: «Och, Sint Jan, worroem staat da' ni in oewen apokalips?»

    (1) Van Eeden, de pseudoprofeet die graag met Azië koketteert, lijkt een matte luxe-uitgaaf van Multatuli, die vijf en twintig jaar vroeger schreef : «Saïdjah had niet geleerd te bidden, en 't ware ook jammer geweest hem dat te leeren, want heiliger gebed en vuriger dank dan er lag in de sprakelooze opgetogenheid zijner ziel, was niet te vatten in de menschelijke taal.»

        
    Een sprookje is ook de geschiedenis van de alles behalve etheriese Pallieter, waarvan de prikkelende paradox zit in de toverwereld van tastbare mensen, de fantazie van ’t dageliks leven, de verbeelding van 't ouwerwets luilekkerland zonder werken of zorgen. Heel dit drasties verhaal is in de grond onwerkelik als Van Eeden's zwevende allegorie. Als een langslaper zijn klok, zo heeft Pallieter zijn verstand stil gezet; en zou iemand al het redeneren kunnen laten, zijn geweten smoort hij nooit. Maar Pallieter is «jenseits vom Guten und Bösen» en zo is zijn bar natuurlik doen een masker voor zijn onwezenlik zijn; in plaats van met beide voeten in Vlaanderen te staan, huppelt hij luchtig over Arkadië. Felix Timmermans blijkt bij onderzoek van zijn papieren een boers achterneefje van de Athener Karel van de Woestijne.

        
    Nooit zal een modern Europeaan de wereld bezien als een Helleen, die vergat dat hij naakt was. Vandaar spookt er een duiveltje van leedvermaak en heiligschennis door het schijnbaar onnozel hoofd van Pallieter. Opvallend staat het gewijde telkens naast het onheilige, ja zondige; want het zinnelike van Vondels bruiloftsverzen is kinderspel bij de lust, die hier zo vleselik en vreselik uitbreekt; en al is de geest van 't geheel toch te woest voor de jeugd en 't volk, waaraan 't anders het meest zou besteed zijn, en eigenlik voor alle mensen zonder vereelt geweten, — het viel met een snoeimesje nog altijd voor een ruimer kring te redden.    De indruk van fatalisme is de weerschijn van 't optimisme, dat meermalen cynisme nadert; Pallieter lijkt nu eenmaal vrij geboren zoals zijn zuster vroom en de schrijver gunt hem al zijn streken even vanzelfsprekend als een vader de uitgelatenheid aan zijn zalige zuigeling, bij wie slapen en eten, eten en slapen met andere periodieke functies de levenstaak uitmaken. Willekeurig draait Pallieter de hele ratteplan met stomme welsprekendheid de rug toe.

        
    Er ineens de brui aan geven, op z'n kop gaan staan, om de vervelende wereld een keertje anders te zien, het fatsoen binnenste buiten keren en dan de boel kort en klein slaat, dat voelt een dichter, bij wie 't op zijn tijd van binnen raast, opkomen, al is 't maar voor de hartstocht van zijn verbeelding. Zonder zo'n genot in dissonanten, waardoor zelfs de zoete Eichendorff tot zijn sprookje «Aus dem Leben eines Taugenichts» gedreven werd, is de geestelike dronkenschap en de Umwertung aller Werte en de Antichrist van een Nietszche, eerst dichter en dan denker, eenvoudig niet voor te stellen. Een kunstenaar wil oorspronkelik en vrij en nieuw, alleen zich zelf tegen allen in zijn.

        
    Maar het leven, dat hij met zo'n vaart aanvliegt, botst hem terug tot een gezond evenwicht. Dansend verliest hij immers vat op de omgeving, die hij zocht te treffen; door zich volslagen vrijheid te geven tegenover de samenleving, maakt hij zich van de mensheid los en raakt de werkelikheid kwijt. Niemand is dan weer met zo'n geweldige schok op aarde neergeploft als Wilde, die getuigde: «What the paradox was to me in the sphere of thought, perversity became to me in the sphere of passion». Het wagen van Timmermans wreekt zich onverbiddelik krachtens wetten van de natuur en boeit de lezer daarom meermalen enkel oppervlakkig als een kleurstudie zonder ziel.
         Zinnelik wil hij zijn en de zintuigen alleen spreekt hij aan. Het leven van Pallieter is een schijnleven, de droom van een paljas, die zijn benen hoger durft gooien dan iedereen, omdat het slappe benen zijn, waarop geen mens kan staan. Ver van 't wezen van zijn persoonlikheid te ontdekken bij 't ontvluchten van de orde, vervalt hij in toevallige uiterlikheden, waardoor hij geen blik op het ware leven krijgt. Boven in de lucht orakelt de verblinde genieter: «Och, Thomas à Kempis, als g'in e vliegmachien had gezete, oe boekske had duzend kieren iens zoo schoen gewest!»

        
    Laten Timmermans' ruwe woorden u niet van de wijs brengen! Zijn volksliefde is maar een beau geste als het pilo buis van Hullebroeck, dat het Quartier latin is afgekeken; hij heeft een verfijnde smaak, dubbel verfijnd, omdat het voorwerp zo'n kontrast van grofheid is; hij lijkt een volleerd gastronoom, die op zijn tijd in de Neurenbergse herberg van Dürer zuurkool gaat proeven. De pastoor houdt zijn buik van 't lachen vast, wat een pastoor in ouwerwetse stijl eenmaal moet doen, maar de pastorie wordt heel kieskeurig uitgerust met een cel — Pallieter zegt zelfs met de virtuozen cello — ,waar in een bootje 's avonds «Beethoven, Wagner, Palestrina, Grieg» op gespeeld wordt. Niet kwaad sinjeur Pallieter, pardon meneer Timmermans, om tussen een paar rumoerige partijen weer even te bekomen. Een artiest houdt die rol van boer niet te lang achtereen vol. De pastoor heeft nog een biezonder herbarium en verstaat de kunst om voor Pallieter 's kornuiten vrome verzen zó zacht te laten uitklinken, «dat ze niemand had gehoord met de ooren, maar wel met 't hart».
         De fijnproever Pallieter bestelt in een heerlike omgeving een concert van «driftige spaansche dansen, weemoedige russische iederen, sterke zangen uit de bergen en slepende liederen uit de bretonsche vlakten». En zo doortrapt eclecties is zijn levensprogram, dat het in 't verkort Van Deyssel's ontwikkeling «van Zola naar Maeterlinck» vertoont. Het decor van 't boek is vernuftig ontworpen; de molen, waar een legende de jonge Rembrandt bezig droomde, wijst Timmermans aan de kleurverzadigde schilder Fransoo toe. Dat hij Pallieter laat bladeren in de bijbel van Mourentorf, is heel aardig, maar waarom vertaalt hij De Profundis in oud-Vlaams dan alleen voor een aristocraties archaïsme? Ook geeft de middeleeuwse spelling van de liedjes (2) een boekesmaak, die Pallieter dadelik zou wegspoelen, als hij die ooit waarachtig krijgen kon. Neen, dan vallen de prentjes naar de trant van houtsneden tussen de tekst beter in zijn kader.

    (2) De tweede druk zit vol drukfouten, waarvan er één al heel jammer de welluidendste regel van ’t renaissance 'Kerstlied verstoort met weten inplaats van wesen.

        
    Gedurig blinkt onder Pallieter's boerekiel het vest van een modern estheet, die een «walkurenrit» (titel van een hoofdstuk) met het Wagnermotief op de lippen uitvoert. In al zijn bedriegelike gedachteloosheid is hij overbewust, bekijkt het landschap als een schilder en 't leven als een dichter. Zelfs zijn Vlaamsigheid lijkt wat opgelegd : zijn paard heet Beiaard en zijn huis Reinaart, hij haalt Ruysbroeck en Gezelle aan en houdt volledig, zo niet stelselmatig, de landsgebruiken bij. Op de keper beschouwd valt Pallieter te signaleren als een Brusselaar op vacantie, die even ver van zijn volk als van de Kerk afstaat en daarom eindelik zijn zelfzucht uitviert in een wereldreis, omdat hij «overal en nieverans» wil wonen.

        
    Zo schijnt Timmermans beter kunstenaar dan Vlaming. «Bandeloos en liefdeloos», naar Paulus in één adem de heidenen noemt, is zijn held, waarvan 't natuurgevoel louter zelfzucht betekent. Hoe houdt Pallieter van Marieke? Die vraag is een oordeel. De schrijver legt zijn vrijbuiter allerlei citaten in de mond, maar blaast elke herinnering aan de katechismus uit zijn hoofd; en die beslissende keus maakt hem verantwoordelik. Hij weet wel beter en doet naar zijn zin — «'k Heb God gevoeld, mor 'k blijf toch mensch» —; hij kan een hoger wereld, die hem uit zoveel kerktorens overweldigt, onmogelik voorbijzien. En wat begint hij nu? Vloeken of vechten, met Saulus de hielen tegen de prikkels slaan? Wel neen, lachen alleen.
          Hij kan 't geloof evenmin missen als een koster; bidden doet hij wel zo goed als orgeldraaien; zingt de Heilsoldaat heilige woorden op vrolike wijzen, Pallieter keert het om, volstrekt niet kwaadaardig; want je kwaad maken is al te zwaar op de hand, och zó maar; hij wil leven en laten leven, knipoogt tegen O. L. Heer, zoals hij tegen iedereen durft, en noemt zijn Schepper «de Baas van hierboven». Zijn gezicht staat te bol voor uitgestreken plooien, alles zet zich in zijn verbeelding stoffelik en smakelik om, zodat hij aangedaan wordt «tot in het klokhuis van zijn ziel.»

        
    Is 't niet hopeloos om met iemand in zo'n roes te redeneren? Pas op! Pallieter zelf speelt op zijn manier voor filozoof en en theoloog, al is 't maar door te denken, dat de dingen onmogelik uit te denken zijn. Onder zijn grappen smokkelt hij meer dan één geloofsbelijdenis. «Zoo gaat het altijd voort en altijd rond, het eene maakt plaats voor het ander, en staat ge nu met uw tien geboden in het haar, of op uwen vinger te zuigen, de «waarom» komt ge toch niet te weten. — Mor da's niks, zei Pallieter, 't is schoen, en lot er ons de sijs van aflakke». Later vertelt Timmermans : «De wereld draait rond, hij draait mee en er is maar één verschil en dat is : dat hij van het draaien geniet.» Het leven om te genieten, daar komt het refrein op neer. Pallieter leest een hoofdstuk uit de H. Schrift, als 't hem lust bij wijze van poëzie, en zegt of doet meteen iets erg gemeens, waar hij evenveel trek in heeft.         
          Vlak na 'n walgelike godslastering op de Eucharistie, die bij zijn geregelde schending van Gods heilige naam misschien minder schokt, volgt een bladzij uit Gods Woord, dan komt een smulpartij en die episode sluit met de aanroeping: «O God! ’t Plezier is werral gedaan, geft er ons nog!...» Een processie of een gedicht, elke muziek en ieder landschap is een gelijke wellust voor Pallieter. «Wa veur nen uil kan er nog nor nen hemel verlangen, als hem zoo iet zie!» En om dan de verschoten Satansvlag ineens uit te halen, roept hij Parijs na: «De groete Pan is nog ni doed.»

        
    Is Pallieter dus per slot geen gevaarliker en verraderliker apostel van 't pantheïsme dan de Kleine Johannes? Gevaarliker, omdat het lustig leven van vlees en bloed boven een leer meesleept, en verraderliker, omdat de Vlaming zijn goedlachse lezers met grimassen ontwapent. Van 't begin af doet het heidens aan, heidens als een humanist. Bleef het Christendom maar van 't toneel! Maar hij doet zijn schandaaltjes bij voorkeur tegen de muur van de kerk. De godsdienst lost zich in vormen, niet eens van liturgie, maar van folklore op. Timmermans beschouwt het Katholicisme niets inniger dan een Amsterdams schilder, die van geen toeten of blazen weet, (3) de Larense Sint Jansprocessie. De diepte van al dat moois, dat hem een ogenblik verrukt, raakt hem geen zier. Pallieter zou in 't zonnig Algiers mogelik nog harder Allah meejuichen dan Alleluja in Vlaanderen. Intussen houdt de bandiet, die volgens de schrijver om de haverklap vloekt en nooit bidt dan hebberig, arme pelgrims de hoogste mystiek na! Is 't de vos, die de passie preken moet, dan is dat staaltje best; maar het maakt een indruk van wat anders.

    (3) Hoe Palestrina op een cel te strijken valt, mag Joost weten. Maar wat een reuzeflater begaat de schrijver, door de pastoor aan de pasgeboren drieling «het doopsel van begeerte» te laten geven!

        
    Iedereen herkent in Pallieter de familietrek van Uilenspiegel, de dolle duivel van de beeldstorm, die «Vive le Geus!» door zijn kunsten liet razen en met zijn sprongen niets bedoelde dan priesterhaat. Pallieter mest geen pater met hels overleg in een kooi vet, hij wandelt arm in arm met zijn pastoor. Het moet een kromme pastoor zijn, die zich geregeld om Pallieter «krom» lacht, zonder hem te bekeren of te beleren! De verhouding van Uilenspiegel tot de fanatieke ketterij, zo iets als het bondgenootschap van Ulrich met Luther, is geen minder raar monsterverbond dan 't verkeer van Pallieter met de pastorie. Maar bestaan van 't laatste geval ook geen historiese voorbeelden en lokten die 't andere niet uit?

    Er is om gespot, dat een boek als Pallieter overal ernstige beschouwingen opwekte. Feesten eindigen wel meer in gedachtewisseling; en dan brengt niets zoveel aan 't denken als het bonte leven, waarvan Timmermans ons in tintelende tinten een rauw stuk vertoont.

    ******

    05-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlogtribulaties die de Fé doormaakte

    Felix Timmermans
    en de
    Oorlogtribulaties die hij doormaakte.

    Uit de Eindhovensche Courant - 19/10/1940

    Herhaalde malen ontsnapte hij aan de dood.
    " t Was verschrikkelijk schoon"

         Aan het einde van den vorigen oorlog, is Felix Timmermans plotseling in de algemeene belangstelling komen te staan van Noord en Zuid met zijn boek "Pallieter". In die jaren, dat dood en vernieling heerschten kreeg dat boek ineens de beteekenis van een spontane ode aan het leven.
    Thans is wéér een oorlog voorbijgebliksemd. En wij waren benieuwd om te weten, of de Fee andermaal in het apocalyptisch rumoer van den krijg, de pastorale schalmei zou hebben bespeeld?
         Het was echter een geheel ander geluid, dat wij te hooren kregen, dien middag, dat wij in den Hulstkamp op de Antwerpsche Keijzerlei, Timmermans ontmoetten : Ditmaal is de schrijver bijna zelf een slachtoffer geworden van den oorlog, dien hij thans aan den lijve heeft meegemaakt.
    Terwijl aan een tafel naast ons Floris Jespers, de schilder met het fascineerend coloriet, half verstrooid zat te luisteren, vertelde de Fee ons zijn meest treffende oorlogs-ervaringen.
         Den negenden Mei bevond hij zich te Amsterdam, om twee redenen: een tentoonstelling van eigen schilderwerk bij Buffa en de plechtige opening, 's avonds te elf uur in het Rijksmuseum, van de Belgische ruil tentoonstelling van schilderkunst.

         "Wij waren daar," aldus Timmermans, "voor die expositie met een heele bende: de schilders Door Opsomer en Pierre Paulus, conservator Leo van Puyvelde, de heer de Hertoge, de beeldhouwer Creits en nog verschillende andere Belgen. O Ja, ook nog Albert Servaes, die met zijn witten baard meer en meer op den Victor Hugo van de sigarenkaskes begint te trekken".
         Na de opening der tentoonstelling werd aangezeten aan een diner in Carlton en om twee uur, in den oorlogsnacht van den tienden Mei, ging de Fee naar bed.
    "Anders slaap ik altijd gemakkelijk in, maar nu ging het niet Eerst om zeven uur ben ik wat ingedommeld. Ik voelde iets onrustigs aan".
    Terwijl hij slapeloos den nacht doorbracht, hoorde de schrijver veel confuus geluid in de straten van Amsterdam. Hij dacht: "Wat is dit toch een nijverige stad: zelfs in oorlogstijd wordt er dag en nacht gewerkt". De oorlog beperkte zich op dat oogenblik in zijn gedachtengang nog steeds tot Engeland, Frankrijk en Duitschland.

         En, als de eerste bommen met geweldige slagen op Amsterdam ontploften, meende Timmermans — dat maar steeds zware vrachten op schepen werden geheschen, die met veel lawaai op het dek neerkwamen.
    — "Wat doen die mannen toch veel zaken", zeide hij nog eens bij zichzelf. Om acht uur rinkelde de telefoon.
    — "Of hij klaar was?", vroegen beneden de Belgen, die met hem naar Amsterdam waren gekomen.
    — „Ik kom straks. Eerst nog 'n pijpke smooren".
    — "Maar jongen, 't is oorlog! Hebt gij dan niets gehoord?"

    Felix stond, "als van de hand Gods geslagen". Hij Heeft zijn pijp niet aangestoken en van het heerlijk Hollandsch ontbijt, dat gereed stond, heeft hjj niets gebruikt. Hij ging er zelfs niet eens naar kijken. En dat is erg! In de hotelhall heerschte groote verwarring bij de Belgen, die zich afvroegen wat zij moesten doen? Timmermans en nog anderen, wilden kost wat kost "naar moeder de vrouw".

    — "Als wij over den Moerdijk kunnen geraken, dan zijn wij gered", orakelde de schrijver.
    Na lang zoeken ontdekten Timmermans, Opsomer, de Hertoge en Creits een taxichauffeur, die met hen het avontuur zou wagen. Langs allerlei omwegen kwam de groep rond het middaguur aan den rand van Rotterdam. Niemand mocht een stap verder!
    — "Het is niet om mij zelf te vleien, maar het is, omdat ik Felix Timmermans was, en ik zeide, dat ik absoluut naar Lier moest dat een marinier ons tenlaatste doorliet". De kennismaking tusschen den schrijver en den marinier was kort maar krachtig.

    — "Zoo, ben jij Timmermans. Aangenaam Maar nu moet je 'm gauw smeren, want het gaat hier stinken". De groep kwam in Rotterdam, terwijl de strijd in en om de stad woedde. Vanuit een venster werd de auto gemitrailleerd. De inzittenden vluchtten een kazerne binnen. Een door een schrapnell losgeslagen lantaarn, plofte voor hun voeten neer.

    — "Hij draaide bijna, gelijk een kegel, op Opsomer zijne kop". Van de kazerne slopen de vluchtelingen behoedzaam als dieven naar hun auto. Maar niemand mocht de stad verlaten.
    — "Wij zaten gevangen in Rotterdam, als muizen in een val".
    Er werden stappen gedaan voor het bekomen van een vrijgeleide. De autorit werd betaald en men bracht den nacht door in Atlanta. Al die extra uitgaven hadden de financieele middelen van den Fee uitgeput.

    — "Ik had geen rotte knop meer".
    Hij had nog wel een check op zak op de Twentsche Bank, maar.... er was geen Twentsche Bank meer! Dan maar naar het Belgisch Consulaat. Daar was men onmiddellijk bereid om geld voor te schieten. Ook Opsomer gaf hem "briefkens".
    — "Die ik intusschen al aan den Door heb teruggegeven", zeide Timmermans, want de Vlaamsche eerlijkheid is spreekwoordelijk. "Den consul zie ik later wel".

    Eindelijk werd een vrijgeleide bekomen.
    Doch.... nu was men zonder auto om verder te rijden!
    — "Ineens stond daar een als door God gezonden chauffeur met een Belgischen wagen voor ons. Hij had menschen naar Den Haag gebracht en kon niet meer terug naar België".
        Het vrijgeleide werd uit den zak gehaald en zou ook maar voor den chauffeur en diens auto dienen. In vliegende vaart ging het over Alblasserdam, Kinderdijk, Gorkum, 's-Gravenmoer naar Breda.

    jt72.jpg


    De Fee kreeg ineens goesting in zijn pijp, want hij dacht dat hij nu uit de branding was.

        Maar jawel, daar werd zoowaar ook Breda beschoten! Weer moest men het veege lijf in veiligheid brengen met ergens binnen te vluchten. Zoodra wat kalmte intrad, werd de reis voortgezet. De vier gezellen kwamen andermaal in een hel terecht als zij op den steenweg van Brasschaet kwamen.
    Vliegtuigen loeiden door de lucht. Op den weg regende het mitrailleusekogels. De vluchtelingen kropen dicht tegen huizen, gingen plat in een gracht liggen, zochten de beschutting op van een dikken boom.

    — "Daar stonden wij alle vier achter elkaar, gelijk de muzikanten van Bremen, maar muzikanten in mineur".
    Als de vliegtuigen weg waren, werd weer een eindje verder gereden.
    Maar de vliegmachines kwamen herhaaldelijk terug Felix en zijn makkers zochten nu beschutting in een kippenhok...... zonder dak.

    — "Vanuit dat kiekenkot hebben wij apocalptische dingen gezien. Het vuur van kogels en granaten kartetste gelijk paternosters. Overal zagen wij branden. Dat was schoon, gelijk de prenten uit den tijd van Napoleon, 't Was ook verschrikkelijk.
        Eigenlijk was het verschrikkelijk-schoon. Ik dacht: Nu word ik zot. Mijn keel was droog van den schrik. De zon scheen, en als de vliegtuigen boven ons vlogen en vlekken schaduwen veroorzaakten, was het of zij dwars door ons gingen. Die vliegtuigen kwamen telkens aansnorren gelijk triomfbogen, die open en toe gingen. En als ze opengingen kwamen er gelijk in wreede sprookjes en kwade droomen, kogels, vuur en ik weet miet wat nog allemaal uit". Ondanks alles, werd niemand gekwetst.

    — "Onze engelbewaarder had gepantserde vleugels over ons uitgestrekt".
        Als de schrijver te Lier aankwam, waar hij zijn gezin terugvond, was het alsof hij na een smartelijken tocht in een oase was beland. Dagenlang evenwel, heeft hij van de reactie niet kunnen eten, rooken of denken. Het verblijf te Lier, dat behoudens het opblazen van enkele bruggen niet van het oorlogsgeweld heeft geleden, was echter van korten duur. De bevolking moest, om strategische redenen, het stadje ontruimen. Felix en zijn gezin naar Antwerpen, in het St. Lievensgesticht
    Daar kwam de componist Renaat Veremans hem zeggen, dat hij goed zou doen met de Scheldestad te verlaten.
    — "Kamiel", zoo zeide Veremans, die burgemeester Kamiel Huysmans bedoelde, "is naar Brussel geweest en daar hebben de Franschen hem gezegd, dat Antwerpen tot den laatsten steen zou verdedigd worden".
    Timmermans heeft dan aan zijn vrouw gezegd, dat hij niet nog eens in een bombardement wilde terechtkomen en de familie besloot om naar Frankrijk uit te wijken. Er werd een wagen besteld. Deze was echter zóó groot, dat de Fee daar niet op wilde tentoongesteld worden.

    — "Ik kruip liever in een wieg op wielkes Op dien wagen ga ik niet; nog liever laat ik mij dan maar dood bombardeeren". Een vluchteling, die ook den wagen had gezien, kwam vijfduizend bieden "om met zijn familie mee te mogen rijden". Men geraakte tot een accoord.
    — "De man kwam echter... met verschillende families, met naaimachines, bloempotten, portretten, nog anderen rommel en.... wel duizend regenjassen! Op het laatst geleek dat wel een transport naar Siberië!" Te Meenen kon men niet meer verder.... wegens een nieuw bombardement! Gedurende acht dagen heeft de schrijver daar met een twintigtal andere vluchtelingen in een kelder verbleven. Er werd duchtig geschoten.
    — "Wij zijn daar eens temeer door het oog van een naald gekropen". Nu was alle liefhebberij om nog verder te vluchten er uit en de familie besloot om naar Lier terug te keeren, waar inmiddels alles rustig was geworden. Onderweg wilde Timmermans te Sleydinghe een bezoek brengen aan zijn zuster. Een nieuwe beproeving wachtte hem: haar woning was door een bom getroffen, die zijn zuster letterlijk had onthoofd. Thuisgekomen, is hij dagenlang sterk gedeprimeerd geweest en hij dacht, dat hij deze inzinking nooit meer te boven zou komen.

    xf5d.jpg

    — "Mijn geest en mijn hart waren als in een somberen kelder begraven". Stilaan is echter weer rust gekomen. Het werk werd in traag tempo hervat. Veel handschriften waren verloren gegaan. De "Familiekroniek", waaraan Timmermans reeds sedert een paar jaren werkt, is thans echter af.


    Hij heeft zijn Grobbendonksche vacantiemijmerij, "Minnekepoes", hervat.
        Tusschendoor schildert hij tafereelen van de Liersche folklore voor glasramen van het café "Si bémol". Hij werkt verder aan sprookjes voor groote menschen. En binnenkort hoopt hij een aanvang te maken met een nieuwen roman, een soort ontleding van schijnbaar uiteenloopende menschen, die in werkelijkheid veel onderling verband met elkaar hebben.
    — "En, Felix, zal je ook wel eens een boek over dezen oorlog schrijven?"
    — "Neen, jongen, nooit. Daar zal nooit iets méér over verschijnen dan wat ik u er zoojuist over verteld heb voor "De Maasbode".
    Spreekt dat verhaal niet al boekdeelen voor zichzelf ?"
    — "Inderdaad!"

    *************

    03-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, Belgie - la Belgique 1830-1930

    Felix Timmermans

    Uit België, la Belgique - 1830-1930

       
    Il débuta avant la guerre avec un recueil de Begijnhofsprookjes écrit en collaboration avec A. Thiry. Ces nouvelles sont conçues dans cet esprit spécifiquement flamand que j'ai signalé à propos de Maurits Sabbe et qui constitue aussi bien un des éléments formant le génie si varié du grand écrivain.


          Son collaborateur du début, Anton Thiry, se spécialisa même plus tard dans ce genre et y acquit une enviable réputation. Timmermans, sans abandonner entièrement ce genre intime et un peu folklorique dans lequel il a donné encore des spécimens remarquables, entre autres De zeer schoone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje (Les très belles heures de Mlle Symphorosa, béguine), une perle dans son espèce, s' est orienté vers d'autres issues.
         Il a montré au monde un type de Flamand, figure exubérante et formidable, espèce de satyre chrétien, Gargantua paysan travesti en Uylenspiegel bon garçon, roi fainéant et épicurien dont le royaume est la nature éternellement changeante et qui a pour trône une meule de foin, pour palais une roulotte et pour majordome un peintre paysagiste, un ogre ahurissant, qui mange et qui boit pour vingt, qui pisse son nom dans la neige et qui procrée tout naturellement trois gosses à la fois. Qui ne connaît Pallieter? Il a voyagé par l'Europe entière et certains pays lui ont réservé un accueil enthousiaste.

                  1esh.jpg

    L'œuvre parut en 1914 dans la revue hollandaise De Nieuwe Gids et passa presque inaperçue. La guerre éclata et ce fut, les premiers mois, un bouleversement spirituel général. On aurait dit que jamais culture n'avait existé; toute attention pour les choses de l'esprit était comme vaporisée dans le tourbillon de feu et d'horreur qui avait envahi l'humanité.
         Soit dit en passant, cette sanglante épreuve n'a inspiré jusqu'ici à aucun écrivain flamand une œuvre de quelque importance. Plusieurs ont publié des mémoires, des souvenirs, des impressions ; d'aucuns des nouvelles et des esquisses traitant de la guerre et de la vie du soldat en campagne, mais déjà ce travail est médiocre. En général, aucun recueil lyrique n'a paru en Flandre comparable aux Naked Warriors de Rupert Brooke, ni à la poésie humanitariste des poètes de l'Abbaye en France ou du groupe allemand similaire.   L'humanitarisme, en Flandre, ne procéderait pas directement de la guerre, mais de l'activisme, la crise aiguë que le mouvement flamand a traversée pendant l'occupation ennemie. Entre-temps, lorsque l'épouvante des premiers mois se fut un peu calmée et que la longue durée de la guerre eut quelque peu anesthésié les esprits, surtout en pays occupé, par son énervante monotonie, quand, en outre, la disette se fit sentir partout, c'est le prodigieux Pallieter qui, pendant tout un temps, a détourné une masse de gens, d'abord en cette Hollande neutre mais économiquement presqu'aussi éprouvée que les belligérants, puis en Flandre même, de l'effroyable réalité de la catastrophe mondiale. Pallieter en effet, avait été en 1916 publié à Amsterdam sous forme de livre, et, s'il avait à peine été remarqué lors de son passage au Nieuwe Gids, cette fois-ci ce fut un triomphe. Ce livre, en tout état de cause un chef-d'œuvre, constitue un hymne formidable à la vie ; son auteur l'avait créé lui-même après s'être remis d'une maladie dangereuse, subséquente à une longue crise pessimiste.

         Pallieter était la prodigieuse incarnation de tous les instincts comme magiquement assouvis, de tous les désirs immédiatement atteints, de toutes les aspirations réalisées comme par enchantement. Le livre tombait au milieu d'une société humaine qui manquait de tout, où le pain était devenu un affreux amalgame de châtaignes et de glands, où la viande et les pommes de terre coûtaient leur poids d'or, où les choux-raves constituaient un luxe. On comprend à quel point les hommes furent éblouis et fascinés par ce tableau d'une existence qui jadis avait été la leur, certaines distances gardées, bien entendu, et qui était déjà presque devenue un mythe.

         Le succès n'en était pas moins mérite. En Pallieter, Timmermans se révèle un écrivain de race. Sa prose est puissante et souple, pleine, imagée et continuellement elle frappe le lecteur par des inattendus surprenants. Sa vision du monde est unique, à la fois naïve et brutale, puérile et pénétrante; sa sensation de la vie se manifeste en une sensualité luxuriante et en une grande et candide simplicité. Tout chez Timmermans semble fait d'une pièce; chez lui ni raffinement ni complications ; il évite les transitions adoucissantes et les nuances dialectiques qui arrondissent les angles. Sans ambages il passe d'une impression à une autre, procède par violents contrastes, par coq-à-l'âne ahurissants, par métaphores de plus en plus audacieuses. Son coloris verbal est incomparablement éclatant et fougueux, tout y vibre et tressaille et flamboie, tel un immense champ de coquelicots infiniment baigné d'une lumière éblouissante.    Tout y est net et cru, gras et chaud. Souvent on désirerait un peu plus d'ombre, un peu moins de couleurs criardes, un peu de mystère et un peu de douleur... Mais il faut prendre Pallieter tel qu'il est : une création incontestablement originale, pleine de sève et de santé ; une figure toute imprégnée des émanations du sol flamand natal, large, épanouie, radieuse, pour qui tous les jours sont des dimanches et tous les dimanches des kermesses; un formidable épicurien qui se gave de toutes les joies des sens, mais que toutes les voluptés n'empêchent pas d'être pieux, d'une piété que toutefois quinze siècles de christianisme ne sont pas parvenus à purifier des lourds relents du paganisme primitif : toute la Flandre en un mot, sensuelle et mystique, grasse et fertile, mi-sauvage mais splendidement créatrice. Et c'est ainsi que Timmermans a conçu son Pallieter, se moquant de toutes les règles, indifférent aux lois de la composition et bravant toutes les conventions littéraires.

    s05r.jpg


         Timmermans, travailleur infatigable, a publié depuis son Pallieter une longue série d'œuvres nouvelles, d'importance et de valeur d'ailleurs inégale. Het Kindeke Jezus in Vlaanderen, l'antipode mystique de l'exubérant Pallieter, œuvre candide et parfois touchante, brillamment écrite et qui n'est inférieure à la précédente que par le fait qu'elle est d'une conception moins originale. J'aime moins le roman Anne Marie. Mais de premier ordre par contre sont Les très belles heures de Mlle Svmphorosa, déjà citées, ainsi qu'un recueil de nouvelles : Het Keersken in de Lanteern (La Chandelle dans la Lanterne) qui contient quelques pièces de la plus haute tenue, entre autres une évocation réellement dionysiaque de la campagne flamande. Charmant et naïf est le Driekoningentriptiek d'où il a tiré une pièce de théâtre dont le succès n'a pas encore faibli : En waar de Sterre bleef stille staan. Citons encore De Pastoor in den bloeienden Wijngaard, et enfin son Pieter Breughel, œuvre annoncée à grande force de réclame et attendue avec impatience, mais extrêmement inégale et frisant, par-ci, par-là, le burlesque. Il travaille actuellement à une vie de Saint François d'Assise.

    ********

    02-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boerenpsalm - Gabriël Smit

    Boerenpsalm

    Door Gabriël Smit, uit De Gooi- en Eemlander, nieuws en advertentieblad (NL) - 30/6/1935

       
    Het wordt langzamerhand in de tijdschriften van de jongere letterkundigen gewoonte, om met gemoedelijk kleineerende minachting over de nieuwe boeken van Felix Timmermanr te schrijven : "Die oubollige boerenromantiek ligt achter ons. De brassende Vlaamsche boer bestaat niet, zijn wereld is door Timmermans met de geforceerde kleuren van ouderwetsche volksprentjes vervalscht".


        Op zichzelf is dit oordeel wel te begrijpen. Men kan zich ongetwijfeld voorstellen, dat de jongere kunstenaars van een tijd, die door de zwaarste en meest onoplosbare problemen bedolven wordt, vreemd staan tegenover een kunst, welke zich zoozeer in een eigen blijde, pastorale wereld beweegt, waaraan alle modernistische vraagstukken spoorloos zijn voorbijgegaan. Er moet — om welke redenen dan ook argwaan heerschen tegen een schrijver die zich zoo opzettelijk een eigen toonen heeft geschapen, waar hij tusschen zijn bonte bloemencoulissen menschen laat op treden met zorgen, die zich alleen buigen om den diepsten eenvoud van het leven: een vrouw, kinderen, hun land, de onwrikbare blijmoedigheid en het diepe vertrouwen, het nimmer falende geloof in de goedheid van God en de menschen — dit alles wordt door de nieuwere letterkunde zoozeer verwaarloosd en verloochend, dat men iemand die het vage bezit ervan met bijna uitdagende vreugde in zijn boeken belijdt, niet meer durft te vertrouwen.

                    5rpg.jpg

         Toch is een verwijt van deze visie allerminst gerechtvaardigd, al kan het zich in vele opzichten op een juister verhouding tot de realiteit beroepen. Want sinds wanneer heeft een schrijver niet meer het recht zelf een eigen wereld te scheppen, waarin hij met zijn figuren leeft, beveiligd tegen de stormen van dezen tijd? En sinds wanneer is de wereld van den kunstenaar de harde, naakte werkelijkheid? Is de verstilde wereld van Elisabeth Zernike, die ik den vorigen keer in deze kroniek besprak, wel minder ver van de werkelijkheid verwijderd dan Timmermans' boeren-barok? En de Italiaansche romantiek van Fabricius? En het Slavische heldendom van Den Doolaard? Het gaat in een boek nooit alleen en in de eerste plaats om de werkelijkheid; het gaat er om, hoe een schrijver de verschillende factoren dezer werkelijkheid in zijn eigen compositie herordende en verhief boven de eigen, reëele waarde.         Het gaat om het wonder, dat verdorrende bloemen in verzen eeuwig frisch doet ontluiken; het gaat om de hoogere, verlichte werkelijkheid, welke de kunst van alle tijden geweest is en blijven zal. Het eenige. dat men Timmermans van deze zijde verwijten kan is, dat hij de letterkundige touristen heeft teleurgesteld. Zij gingen naar Vlaanderen om dansende en bier drinkende Pallieters te zien. Zij vonden gewone, eenvoudige boeren, misschien met grooter optimisme dan bij ons, maar meer zeker niet. Zoo werden ze teleurgesteld, doch dat lag aan de touristen en niet aan Felix Timmermans, want een roman is geen reisgids.

        De beantwoording van de vraag, of Timmermans een groot schrijver is, staat hier natuurlijk naast. Een kunstenaar, die een eigen wereld heeft opgeroepen, behoeft daarom alleen nog geen groot kunstenaar te zijn. Dat hangt af van de wijze, waarop hij zijn figuren in zijn wereld leven en bewegen laat. Doch ook dan doet men Timmermans onrecht, wanneer men hem alleen als een soms sentimenteelen moppentapper ziet. Inderdaad heeft hij misschien een bepaald deel van de Vlaamsche traditie vaak te eenzijdig geïnterpreteerd.    Breughel was niet alleen de schilder van boertige kermissen, hij was ook de kunstenaar van de aangrijpende, grootsche tragiek der drie blinden, in welk schilderij hij een onpeilbare wereld van ontstellend duister opriep. Dit kon Timmermans niet aan : zijn Breughel-roman moest hen, die juist deze tragiek in den ouden meester zien, óók in zijn kermis-stukken, teleurstellen. Maar al is Timmermans geen grootsch, dramatisch schrijver, voor anderen dan pastorale optimisten schreef hij zijn " Schemeringen van den dood ", die een bittere, wrange atmosfeer oproepen van een armzalig, wankel en belaagd menschenlot. Er staan in dezen bundel verhalen, die in pessimisme voor geen enkelen modernistischen schrijver behoeven onder te doen en die daarenboven nog op vele plaatsen de wonderlijke gedempte, versluierde vreugde hebben, welke de dood slechts voor de grooten heeft. Een keuze tusschen Vestdijk's novellenbundel "De dood betrapt" en Timmermans' "Schemeringen" is — voor mij althans — niet het minst twijfelachtig.

        En voor hen, die verder zien dan den schijn, is er in "Anna-Marie" en ook in "De pastoor in den Bloeyenden Wijngaerdt " op vele plaatsen een groote oprechte droefheid om de wisselvalligheden des levens en de vervreemding tusschen de menschen onderling, méér dan oppervlakkige vreugde van kwinkslagen of zoete sentimentaliteit. En op nog meer plaatsen, buiten den overmoedigen Pallieter, is er een werkelijk diepe vreugde, die met grapjasserij niets meer uitstaande heeft, die stijgt tot een bijna extatischen jubel om het waarachtige goede dezer rijke aarde. En wie heeft het recht iemand dit te verwijten?

     ob9f.jpg

         Ook in Timmermans' nieuwste boek "Boerenpsalm" treft deze diepe vreugde en het bizondere ervan is, dat zij — meer nog dan in vele vorige boeken — tot een groote, alles beheerschende kracht is opgeheven. Op sommige plaatsen is inderdaad weer de bekende oubollige Toovenaar uit Lier aan het woord, maar zeer vele bladzijden gaan verder, veel verder. Het is een bewijs voor Timmermans' onbetwijfelbaar schrijversschap, dat zijn werk nog steeds groeit, dat het niet aan zichzelf gelijk blijft, doch steeds weer nieuwe bronnen aanboort, dieper en zuiverder.
        "Boerenpsalm" is geschreven als de autobiografie van een armen, eenvoudigen Vlaamschen boer en het is met dit verhaal als met de andere: men moet het lezen los van de werkelijkheid, maar toch geheimzinnig door de zelfde werkelijkheid gevoed en met duizenden onzichtbare banden er mede verbonden. Want als representant van de boeren lijkt mij de hoofdpersoon van dit boek wel wat tè poëtisch: zijn levensgeschiedenis is een loflied op de vruchtbaarheid der aarde, die hij in onverzettelijken ijver en met harden, zwaren arbeid dwingt haar zegen te geven voor het welzijn van zijn gezin. Zijn leven is overigens het leven van duizenden boeren, in Vlaanderen, in ons land en overal, en de intrige van "Boerenpsalm" blijft ook tot het noodzakelijkste beperkt. Maar het weinige, dat er is, is buitengewoon scherp en met zeldzame intuïtie voor de diepste roerselen der menschelijke ziel geschreven.

         De dood van zijn eerste kinderen, de dood van zijn eerste vrouw, zijn hertrouwen daarna, zijn jalouzie, zijn achterblijven wanneer de kinderen groot geworden zijn en het huis zijn uitgetrokken, — Timmermans heeft dit alles sterk en breed geschilderd, in warme, diepe kleuren. De ik-vorm van het verhaal geeft het ook juist een meer directen klank, welke de meer lyrische passages verheft tot een zeer bizonderen belijdenisvorm, bijna tot poëzie.   Tegen deze winst weegt de onwaarschijnlijkheid van een zoo dichterlijken boer nauwelijks op. Het is een sterk boek, een goed boek en al blijft ook in "Boerenpsalm" af en toe een te opzettelijke geestigheid voor mijn gevoel storen, — het zou te wenschen zijn, dat Timmermans' felle critici een dergelijk boek konden schrijven. Ik ken er niet één.

        Alle argumenten van gezellige dorpsromantiek ten spijt, heb ik van dit boek genoten; ik heb er vele dingen nieuw door leeren zien : den rijkdom der aarde, den diepen eenvoud en den zwaren strijd van een leven, dat daaraan is overgeleverd, zonder poëzie, maar hard, sterk, besloten. En wat kunnen wij meer van een boek verlangen dan dat het ons een nieuw stuk van de wereld ontdekken doet?
        Nog enkele woorden over de uitvoering van dit boek, want deze wijkt belangrijk van de andere romans van Timmermans af : het boek is gemoderniseerd, het is in nieuwe, zware letters gedrukt in 'n nieuw zakelijk omslag. Timmermans' gezellige kleine krabbeltjes tusschen den tekst en op den band ontbreken. Een poging om aan de pittoreske bezwaren tegemoet te komen? Wat mij betreft : het spijt me, het doet denken aan een boer in een rok-costuum. Hij kan er zich moeilijk in thuis voelen en de andere menschen merken dat altijd onmiddellijk. De kleine teekeningen van Timmermans gaven (en geven) zijn boeken ook typografisch hun bizonder, aantrekkelijk karakter.

    Moet dat ook ten offer vallen aan den tijdgeest?

    **********

    01-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn Kinderverdriet - Gommaar Timmermans

     

    Mijn Kinderverdriet
    wbx1.jpg
    Uit Humo - 6 november 1986.

    Gommaar Timmermans :
       
    « Het is al meer dan een halve eeuw geleden, maar mijn allereerste kinderverdriet herinner ik mij nog heel goed. Ik moet vier of vijf jaar geweest zijn. Mijn moeder had mij van roze garen een jasje gebreid en er roze knopen aangezet. Ik vond het wondermooi, ik was er gek op. Maar op een dag gingen we bij mijn tante op bezoek en mijn nicht knipte met een schaar de knopen eraf. Ik was er het hart van in : ik dacht dat die knopen er nooit meer aan konden. Voor mij waren knopen en jasje een geheel, zoals voor de Inca's paard en ruiter van de conquistadores één geheel vormden. Mijn moeder en mijn tante begonnen mij te troosten, maar ik stopte pas met huilen toen de knopen er weer aangenaaid waren. Dat was écht kinderverdriet. Er zijn veel dingen die je als kind als verdriet ervaart, terwijl je later beseft dat het meer een ontgoocheling was, of melancholie, maar geen echt verdriet.

    Ik heb de indruk dat een kind alles bijeenklutst onder de noemer verdriet.

       
    » Waar ik ook heel verdrietig van geweest ben, is een schaatsavontuur. Ik was toen elf, misschien twaalf jaar. Bij ons in de buurt woonde een heel mooi meisje. Ik was niet echt verliefd op haar, maar ik probeerde toch bij haar in de gunst te komen. Op een middag ging iedereen schaatsen. Veel jongens en meisjes hadden mooie, moderne schaatsen. Ik ging bij mijn moeder om ook zulke schaatsen bedelen, maar zij vond dat het weggegooid geld was en dat ik beter haar schaatsen van de zolder kon halen. Maar dat waren van die lage, houten friezen, met een enorme krul. Ze waren ook helemaal verroest, want mijn moeder had natuurlijk in jaren niet meer geschaatst. Ik moest dus eerst bij de messenslijper langs, want anders had ik evengoed op het ijs kunnen stappen. Toen de schaatsen klaar waren, kreeg ik van die enorme strikken om ze vast te maken. Ik zag eruit als een malloot.

        
    Het mooie meisje benaderen zat er voor mij niet in, laat staan haar te veroveren.

       
    » Nu, ik was indertijd vooral verliefd op zeilen. Alles wat ik erover kon lezen, verslond ik. In de boeken van Jules Verne kwamen ook zeiltochten voor, dat sprak mij erg aan. Jaren ben ik door boten en zeilen gefascineerd geweest, maar het is altijd bij lezen en dromen gebleven. Het heeft geduurd tot een paar jaar geleden toen ik samen met een vriend een bescheiden zeilbootje gekocht heb. We zijn een paar keer bij Walcheren op het meer gaan zeilen, en toen was voor mij het plezier over. Erover lezen en erover dromen is mooier dan het zelf doen.

    th88.jpg

    Zondagsverdriet
        
    » Toen ik op school zat, had ik het gevoel dat ik er mijn tijd zat te verdoen, dat ik er niets kon leren. Daarom ging ik er ook met zoveel tegenzin naar toe, maar dat was geen echt verdriet. Wat mij wel verdrietig stemde, was het beloningssysteem bij de zusters ursulinen in de papschool. Wie in de week goed gepresteerd had, kreeg zaterdagmiddag een medaille van Lourdes opgespeld, en wie niet goed gewerkt had, kreeg niets. Ik vond het helemaal niet erg om niets te krijgen, ik vond het veel erger om daar met zo'n medaille te zitten. Het stootte mij tegen de borst dat de beloning niet in verhouding stond met het gedrag dat werd geëist.

       
    Dat had ik ook toen ik een poppenspel zag over een duivel en een varken dat enorm moest afzien. Die duivel stierf uiteindelijk wel, of hij werd minstens omvergeslagen, maar dat kon niet opwegen tegen het lijden van dat varken. Ik wilde gerechtigheid — zoals alle kinderen dat willen, denk ik — en het stemde me verdrietig als die er niet was.

       
    » Zondag had eigenlijk de vrolijkste dag van de week moeten zijn, want dan was er geen school, maar voor mij was zondagmiddag heel verdrietig, 's Namiddags kwam er vaak een man liedjes zingen en om geld bedelen. Hij had maar één been en liep op krukken. Lange tijd heb ik gedacht dat het roeispanen waren, totdat ik ontdekte dat hij met de trein kwam.
    Hij kwam op het meest stille uur van de zondag; mij herinnerde dat eraan dat de zondag weer bijna voorbij was. En toen die man niét meer kwam, was er het lof, eerst om vijf uur en later om twee uur, met die onvermijdelijke harmoniummuziek...

    De afgang van de zondag.
       
    » Het lof kon mij helemaal niet boeien, net zo weinig als het hardop paternosteren. Mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde, was een heel vroom mens. Er ging geen dag voorbij of ze bad minstens één rozenkrans. Ook mijn ouders baden elke avond het rozenhoedje, maar wij moesten alleen maar meedoen wanneer het meimaand was of wanneer het octaaf van Allerheiligen gevierd werd.
    Mij deed dat hardop bidden altijd denken aan een naderende ramp.

       
    » Gedurende vele jaren werd bij ons op zondagmiddag naar een opera- en belcantoprogramma op de radio geluisterd. Dat kwam omdat één van mijn zussen zelf zong en daar zo graag naar luisterde. Mij stemde die muziek alleen maar verdrietig en als het programma voorbij was, dacht ik altijd : nog zoveel uur en het is weer maandag.

    Schrijvers jongen
        
    » Het zijn allemaal maar kleinigheden, hoor. Ik heb een redelijk gelukkige jeugd gehad, maar er zat weinig actie in. Dat komt omdat mijn vader al 44 jaar was toen ik geboren werd. Hij ging niet met mij voetballen, dat bestond gewoon niet. Wij gingen wel wandelen. Dan zei hij wel eens : "Dat is een koekoek" of "Daar heb je een mierennest", of hij gooide een steen in de Nete en legde mij uit hoe golven ontstaan. Maar voor het overige zweeg hij, en ik was niet meteen een jongetje dat veel vragen stelde.

       
    » Op één van mijn wandelingen heb ik eens een eend gezien die met haar vleugels in het ijs vastgevroren zat. Ze bewoog haar pootjes om weg te geraken, maar dat ging natuurlijk niet. Ik stond ernaar te kijken en vond het erg dat het zo'n zinloos lijden was, een lijden dat er niet hoefde te zijn en waar je ook niets aan kon doen. Dat beeld is mij mijn hele leven bij gebleven.

    » Thuis was er zeker geen Pallieter-sfeer, helemaal niet. De wereld van Pallieter bestaat trouwens niet, is pure fictie.

       
    » Van mijn vader heb ik nooit één klap gehad, nooit. Hij kon wel eens uitvliegen, maar het bleef altijd bij woorden. Mijn moeder was anders. Zij durfde mij af en toe wel eens door elkaar te schudden, en dan verhuisde ik naar de badkamer. In het begin heb ik daar zitten wenen en op de deur bonken, en als mijn moeder mij eruitliet, beloofde ik in tranen om voortaan braaf te zijn. Later mocht ik er onmiddellijk weer uit, zonder beloften, omdat mijn moeder wist dat ik anders het waterreservoir leeg zou laten lopen. Er was toen immers nog geen stromend water en wij hadden in ons huis een heel ingewikkelde constructie laten bouwen om het regenwater dat van het dak kwam, op te vangen in een reservoir dat in de badkamer tegen het plafond hing. Toen ik op een keer ontdekte hoe dat werkte, liet ik het water wegvloeien en konden wij ons een week niet wassen.

       
    » Ik heb mijn vader nooit anders gekend dan als een heel stille man die veel tijd in zijn werkkamer doorbracht. Een echte regelmaat van werken had hij niet, maar ik denk wel dat hij vooral ’s ochtends werkte. Ik herinner mij nog dat ik dan op de grond in zijn werkkamer zat — mijn zussen waren naar school — en in boeken keek, een beetje tekende of schilderde. Dat heb ik van hem; hij schilderde ook. Een echt atelier heeft hij nooit gehad. Voor grote doeken had hij zo'n schildersezel die normaal buiten gebruikt wordt, en voor kleine schilderijtjes gebruikte hij twee stoelen; één voor het doek, één voor zijn palet.

    nza8.jpg

    Wijwatervreugde
       
    » Schilderen deed hij tussen het schrijven door, wanneer hij geen zin had om te schrijven of wanneer hij wachtte op drukproeven die gecorrigeerd moesten worden. Hij leefde van zijn pen. Dat was natuurlijk heel anders dan bij de kameraadjes van mijn klas. Hun vaders gingen uit werken, ze deden vaak zwaar werk. Ik had altijd de indruk dat de mensen die bij ons over de vloer kwamen, niet hoéfden te werken. Architect Vanreet, die veel sanatoria en kerken gebouwd heeft, kon soms een hele middag met mijn vader zitten kletsen. Dat was ook het geval als Isidoor Opsomer, de directeur van de academie in Antwerpen, op bezoek kwam.

       
    » Bij ons thuis was echt een heel ander milieu dan in de wijk waar mijn kameraadjes woonden en waar ik vaak ging spelen. Ze woonden in noodgebouwen en er was armoede. Niet dat er niet gelachen werd, maar je voelde toch goed dat de crisis er veel zwaarder woog. Daar is de oorlog ook veel harder aangekomen.

       
    » Toen de oorlog uitbrak, was ik tien jaar. Het eten was niet geweldig — veel zout vlees en griesmeelpap — maar we hadden toch altijd ons bord vol. Er was toen een soort smeerkaas in spaanderdoosjes die vanzelf weer aangroeide. Wat er precies in dat spul zat, weet ik nog altijd niet, maar ik vond het lekker.

        
    » Ik was natuurlijk wel bang voor de bommen, maar voor het overige heeft de oorlog voor mij heel weinig betekend. Er zijn wel een paar familieleden gedeporteerd, maar ze zijn ook weer teruggekomen.

       
    » Kort na de oorlog is vader gestorven. De dood komt altijd onverwacht, ook al wist ik wel dat hij ziek was; tijdens een wandeling moest hij vaak stoppen en een pil slikken vooraleer hij verder kon. Hij sukkelde met zijn hart. Toen ik veertien jaar was, is hij zwaar ziek geworden. Twee jaar lang heeft hij het bed moeten houden, hij kreeg de ene hartaanval na de andere. Dat is hem fataal geworden. Zijn dood is voor mij een zware slag geweest, maar ik was toen al zestien jaar en dan kun je moeilijk van kinderverdriet spreken.
       
    De enige keer dat ik als kind met de dood geconfronteerd werd, was toen mijn grootmoeder stierf. Ik was toen negen jaar. Ik weet alleen nog dat er naast de kist een groot wijwatervat stond en dat we een kruisje mochten sprenkelen. Ik vond dat fijn. Ik denk dat er toen geen enkel kind was dat dat niet graag deed. Nu zijn kinderen bang voor opgebaarde lijken, maar toen was het anders. Wanneer een lijk gekist moest worden, werd het op een berrie tot bij de schrijnwerker gebracht. De dood was toen gewoner, er hing niet die taboe-sfeer rond.

    Weemoed alom
       
    » Wat mij van de oorlog en de jaren voordien is bijgebleven, is de sfeer. Weken aan een stuk berichtte "Ons Land" over de ondergang van de Titanic of over de Siamese tweeling die gedoemd was om te sterven. Toen ik dat hoorde, maakte dat grote indruk op mij. Van de Spaanse Burgeroorlog snapte ik natuurlijk niets, maar ik begreep wel dat er iets was met het Alcazar. Dat woord werd altijd met een grote geladenheid uitgesproken. En wat ik ook nooit vergeet, zijn de verhalen over de armoede bij de Chinezen. Er werd verteld dat zij zich met gras moesten voeden en dat ze zelfs boomschors aten. Dat deed mij wel iets.

       
    » Dichter bij huis waren er de verhalen over mijnwerkers. Vanaf het vierde schooljaar doemde het spookbeeld van het grauwvuur op. En elk jaar kwamen twee mijnwerkers kalenders verkopen. Ik keek naar de foto's en las de tekst. "Zijn pad is niet bezaaid met rozen..." Er waren mijnwerkers die nooit de zon zagen omdat ze de hele dag gingen werken en pas 's nachts weer thuis kwamen.

       
    » Een andere neef — ik had veel oude mensen rondom mij — had een handeltje in aperitieven. Soms mocht ik mee met zijn kleine Citroën, met een houten vloer, om drank te bezorgen in de cafés van Lier. Er werden liedjes met meer dan tien strofen gezongen.

    Een ervan ging over de boeren in Transvaal. Het begon met (zingt) : "Ach Chamberlain, wat hebben zij u misdrééven, ach Chamberlain, wat hebben zij u misdaan". Mijn grootmoeder zong dat ook vaak. Die liedjes waren zo weemoedig dat er bij veel mensen tranen opwelden.

       
    » Misschien is de weemoed van die periode mij zo sterk bij gebleven omdat ik zelf zo'n enorm somber en weemoedig ventje was. Ik kon soms de hele middag binnen blijven, stil zitten kijken, klagen. Mijn vader vertelde mij dan dikwijls een verhaal. Dat begon altijd verdrietig; geleidelijk aan werd het vrolijker, en ging het ook met mij beter. Ik heb nooit begrepen waar die zwaarmoedig heid vandaan kwam, maar ik had ze. Laatst had ik het er nog met mijn zus over. Zij zei : "Vanaf je twaalfde jaar kon je soms de melancholie zelf zijn." Dat heeft geduurd totdat ik zeventien, achttien jaar was. Maar ik heb gelezen dat die gemoedsgesteldheid terugkomt rond je zestigste. Ik word straks 56 jaar.

    Elke ochtend verwachtik dat ik weer een melancholische Gommaar word. »

    *******

    01-12-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Eeuwige stilte - Felix Timmermans

    De Eeuwige stilte.

    Door Felix Timmermans.


    23ur.jpg

        Als er iemand met muziek begraven wierd, ging het oude Lieneke dien dag niet op de baan; dan schudde ze haren kapmantel over hare gebogene schouders, knoopte de binders van hare witte pijpkesmuts goed in een strik, en ging nevens de muzikanten, stap voor stap naar het kerkhof. Daar, aan het opene graf, speelde het muziek, terwijl de kist voor altijd in den grond zonk, nog een schoon, triestig stukske; en dan was Lieneke blij, omdat haar man en haar kinderen, die in denzelfden grond begraven lagen, dat muziek dan ook hoorden.


        Ze wenschte dat elkendeen met muziek begraven moest worden, alleen om de dooden, die al zooveel jaren in de duisterstille aarde rustten, de stilte aangenaam te maken. Want de dooden hooren slechts muziek, dacht het rimpelig vrouwke; woorden, gebeden, gesprekken kunnen ze niet hooren, ook niet de karren die voorbij rijden op den steenweg, noch den donder, noch den wind. Voor muziek alleen gaan hunne ooren open, en daarom zou God in 't laatste oordeel, de menschen alleen met bazuingeschal uit hunne graven kunnen doen opstaan.

        Lieneke kreeg den huiver op het lijf, als ze dacht aan diegenen, die op 't Geuzenkerkhof begraven waren. Dat lag heel ver achter het gewijde kerkhof, in een vierkant van kale muren ; er stond geen boom die schaduw gaf, geen kruisken, er kwam nooit een vogel fluiten; daar lagen de verdoemden, die zich gezelfmoord hadden en zonder mis, kaarslicht of gebed lijk honden in den grond gestopt waren; daar kwam nooit het aandoenlijk muziekgeruisch vreugde aan de dooden geven, daar heerschte de stilte, hol als een kelder, de eeuwige, verdoemde stilte.

        Ze bad alle dagen voor O.-L.-Vrouw, opdat zij, noch haar zoon Pieteke, toch nooit het slecht gedacht zouden krijgen van zich te verdoen. En nochtans wenschte ze dikwijls dood te zijn, want haar leven was zuur, en bitter als wolvengal. Ze was arm en oud en ze moest met haar zoon leven van hetgeen zij op de baan verdiende, met haarspelden, blink, potlood en schuurpapier te verkoopen. Ze moest er wijd voor gaan, door slijk en regen, door kokende hitte en vriezenden wind, langs de slechte wegen die leidden naar de ver van elkaar gelegene hoeven. 's Avonds als ze dan thuis kwam, kreeg ze van haren zoon Pieteke nog een hap en een knap, en stool hij haar meermaals de zuurgewonnen centen af om er genever van te drinken. Pieteke was een leeglooper ; hij was al achtentwintig jaar en nog had de moeder er geen, roode duit van gezien.

        Hij was altijd bij slechte kameraden, die op de brug in de zon lagen te speeken en 's nachts heel laat op straat waren. Soms loste hij wel eens mee een schip steen, of droeg 's Zaterdags de boter der boerinnen naar de Hal, maar dat schoon geld wierd in de kroegen langs de vaart, opgezopen in den malheuren gevenden genevel. Lieneke had van hem nooit een vriendelijk woord, altijd was hij barsch en snauwend, en kon geen zin zeggen zonder er van voor en van achter een vloek bij te doen. 't Was een struische jongen met handen zwaar als kokernoten, en met vastenavond, met de kermis zocht hij altijd een reden om te vechten, om met zijn vuisten bloed uit de neuzen te kloppen.

        Och, hoe dikwijls had Lieneke met wringende handen, en lamenteerende keel achter de politie geloopen, die haren zoon meesleurde naar den amigo. En spijts al zijn baldadigheden, hield Lieneke van haren jongen, lijk van de vensters van haar oogen; ze vroeg aan de veldkappellekens van met pijnen en mankementen mogen geslagen te worden, als haar zoon maar braaf en zoet wou wezen.En nu was er ineens over Pieteke een verandering gekomen; hij was treurig geworden, omdat « 't klein-zwert », een straatmeisje van hem niet wou weten. Hij had haar al geslagen, dan weer schoone woorden gezegd en kersen voor haar gestolen, dan weer gedreigd, dat hij zich zou verdrinken, maar « 't klein-zwert » luisterde niet, en ging alle dagen met een anderen mee. Als Lieneke zijn verdriet zag en de woorden van zelfmoord hoorde, klemde de schrik om haar hart, en om hem weer op te beuren, maakte ze zoetemelksche pap gereed en bracht appelen en peren mee van den boer. Doch Pieteke was niet blij, hij stiet het goed eten weg en vloekte.

        Op een keer dat ze moe terug van de baan kwam, was gebeurd waar ze niet had durven aan denken; Pieteke hing aan den stijl van het bed...
    Hij lag nu begraven op het Geuzenkerkhof in den donkeren van de eeuwige stilte, waarin geen klank doordrong, en de stilte u stijf maakte van schrik.
    Het was het verdriet van haar leven en d'onrust harer nachten. Nu lag Pieteke daar in den donkeren, zonder ooit of ooit iets te hooren! Och, als ze nog eens jonger was, dan zou ze met haar eigen handen hem uit zijn graf halen en hem leggen in de gewijde aarde, waar hij ook het schoon muziek der rijke menschen-begrafenissen zou kunnen hooren!... Op een dag hoorde zij in den winkel van den horlogiermaker, waar ze schuurpapier aanbood, uit een zwarte doos een teder-muziekske ritselen, ach zoo schoon, zoo stillekes, als een windeken, als een waterken dat in klinkende druppelkes op kristal viel.

    Ze had ineens een fijn gedacht gevonden, « Hoeveel kost zoo'n doos? »
    « Vier-en-twintig frank ».

        En van af dien dag begost ze het eten uit den mond te sparen ; ze verminderde haar brood op d' helft, z' haalde 's Zondags geen vleesch meer, en brandde 's avonds niet meer de lamp; ze deed nog eens zooveel water op het koolgruis en deed geen koffie meer bij de bitterpeeën; op haren gang langs de hoeven, raapte ze haren voorschoot vol hout, en vroeg peeën en rapen aan de boeren, allemaal maar om te sparen om de muziekdoos te kunnen koopen.
    Moe en afgesloofd kwam ze 's avonds thuis, en ze voelde zich met den dag verouderen en verminderen.

        Maar eindelijk had ze de vierentwintig frank bijeen en kocht bij den horlogiemaker de zwarte muziekdoos met hare engelachtig zingende ziel. Hij wees haar hoe ze 't ding moest opwinden. En 's Zondags tegen licht en donkeren, trok Lieneke, lam van voeten, met de doos onder haren kapmantel, naar het Geuzenkerkhof; en daar op het met onkruid begroeide graf van Pieteke, liet zij de wondere doos haar zieltje opvleugelen. Het muziekske ritselde en tinkelde zijn dunne klankjes als een klankenwindeken, als een strievend waterken op een kristallen roemer dipselt. Hemelsch-blij was Lieneke omdat haar jongen Pieteke in zijn eeuwige stilte nu iets hoorde, dat hem zoet was aan het hart.

    « En zoo koom ik alle Zondagen! » snikte de oude moeder.

    *****

    22-11-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lierke Plezierke en Pallieter

     

    Lierke Plezierke en Pallieter
    Hoe Vlaanderen feest weet te vieren

     Uit het Algemeen Dagblad -13/6/1928                                                                                        

    Onze Brusselsche correspondent schrijft ons dd. 11 Juni :
         Lier, het kleine maar aardige stadje in de Antwerpsche Kempen, mag zich gelukkig achten dat Felix Timmermans er geboren en getogen is en er niet aan denkt, er trouwens nooit aan denken zal, zijn Penaten naar elders over te bremzen — en Timmermans moet wel met den helm zijn geboren, want hij maakt de leus "geen sant in eigen land" tot een leugen.

    Lier is immers trotsch op haar Felix — en Felix trotsch op Lier: beiden zijn één en blijven één.

         Het heeft vandaag niet geregend. Sint Barnabas heeft weer goedgemaakt wat Sint Medardus had bedorven. Eergisteren en gisteren heeft het plassen geregend. Vandaag heeft de zon geschenen, den heelen dag door, ook de zon is met Felix Timmermans. En met Lier. Van heden zou de stoet uitgaan, de folkloristische stoet, door Timmermans met zijn vrienden op touw en in elkaar gezet ter gelegenheid van het vijftigjarig-huwelijksfeest van Netteken Verstraeten met Piet van Peborgh.

         Het gebeurt meer in Vlaanderen, dat echtparen die het vijftig jaar in het huwelijksbootje hebben mogen, moeten of kunnen uithouden, feestelijk worden gevierd. De gansche wijk, het stads- of dorpsbestuur doen aan de viering luisterrijk mee. Maar zooals Netteken en Piet gevierd zijn geworden, werd het nooit een echtpaar in Vlaanderen en Wallonië.En, 't gelukkig echtpaar vierende, werd tevens Felix Timmermans gevierd....

    2hzl.jpg

    Het gouden echtpaar, Netteken en Piet.
        
    Netteken en Piet wonen in een klein huizeken, dat tegen de kerk is geprest, in de De Heyderstraat. Zooals Felix Timmermans zelf, die ter aankondiging van het jubelfeest, een program heeft opgemaakt en uitgegeven, het in literair Vlaamsch schrijft, is "het een stille straat, de De Heyderstraat, niet ver van de groote kerk, die grootsch en geweldig boven de daken oppinakelt". En die stille straat nu was prachtig gepaleerd: masten met wimpels, korven met bloemen, guirlanden van allerlei kleur en geur. ’t Was waarlijk schoon om zien.
          Voor 't huizeken van Netteken en Piet was een allerliefst afdak aangebracht, uit kleurige papieren linten en kwinten. Ja, 't was schoon. En er hingen leeuwenvlaggen, hier en elders de stad door, ook aan den gevel van het stadhuis. En nevens de leeuwenvlag, zwarte leeuw op gouden veld, wapperde op zeer vele plaatsen parmantig of bescheiden de Belgische driekleur. Aan vele huizen, even naast het deurportaal, waren opschriften te zien — en te lezen : verzen.          Gedichten van een plaatselijken poëet, ongenoemd maar niet zonder verdienste. In die gedichten werd de roem gezongen van Netteken en van Piet. Netteken heeft haar leven lang geborduurd en kant gemaakt. En in vroegere jaren, als bij een kind de melktanden los gingen raken, kon Netteken, met duim en wijsvinger, ze zonder zeer of pijn uitrukken en moeder en kind triomfantelijk vertoonen. Piet, haar eega, was voorheen huidevetter en turfverkooper. 
    Duizenden en duizenden Liersche schoenen zijn de vrucht van zijn noesten arbeid.

         Dit alles, en nog wat meer, n.l. dat liefde onbreekbare banden smeedt, dat Netteken Piet thans nog liever ziet dan vijftig jaar geleên, heb ik uit de lectuur van de pennevruchten des ongenoemden Lierschen poëet mogen vernemen. Ter eere van het gouden jubelpaar werd vanmorgen de mis in de groote kerk opgedragen. Een mis met vijf priesters in volle ornaat, orgelspel als alleen op de grootste dagen gebruikelijk is. Intusschen kwamen karren, wagens, ruiters, maagdekens, reuzen en reuzinnen en verdere deelnemers aan den folkloristischen optocht, die straks rond zou gaan, in de naburige straten bijeen. Er stroomde ook toe de menigte. Want al was het Maandag overal elders, heden was het Zondag te Lier. Fabrieken en werkplaatsen gesloten, schoolkinderen vrijaf, man, vrouw en kind op zijn Zondagsch-best gepint.'t Was sdhoon.

         Folkloristisch was de stoet genoemd. De Liersche folklore schijnt zeer jong te zijn. Verder dan tot het jaar, waarop Pallieter verscheen, reikt haar gebied niet. En eerder was het derhalve een Pallieter-optocht of, beter nog een Timmermans-verheerlijking, dan een folkloristische stoet. Overal was Timmermans' portret te zien, stapels en stapels, benevens een enkele foto naar Guido Gezelle of Hugo Verriest; voor de vensterramen der boekwinkels, al de werken van Timmermans bij pakken.
    Maar nu, de optocht.

    g7lj.jpg

    Pallieter en Marieke, bruidegom en bruid.
        
    Daar reden natuurlijk eerst enkele gendarmes te paard, dan kwam een rij bedienden van den H. Hermandad met vooroorlogsche sabels — folkloristische wapens. En volgden, aangevoerd door een gewichtige matrone, op twee rijen, de "keersters". Dames, die geuren naar frissche rozen, dewelke in papier waren en haar tot hoofdsieraad strekten, met kleurige schorten en elk een gevaarlijken bezem, versierd met kleurige kwikken en strikken, met bloemen en met goudpapier. Onder de leiding van een kerel met steekhoed, als een kerkwachter, zongen ze liedjes, vol plezier, waarbij zij echter vergaten met hun bezem te werken.
    Hun fraaie stemmen werden gesteund door de muziek van een groep harmonicaspelers.

         Dan kwam een smakelijke dame, met flinke kleuren, rond en malsch, om haar hals bengelden trossen worsten; haar handen droegen plechtstatig een reusachtigen schotel rijstpap, met bruine suiker bestrooid.
        
    Een schoone reuzin, en dan vele kinderen, wit, rood, blauw — en ziedaar, op een witte schimmel, Marieken — nou een aardig snoetje! — en Pallieter. Witte bruid en bruidegom, 't was schoon om zien. En aandoenlijk. En op het bruidspaar volgde de familie, paar na paar, arm in arm, van groot tot klein. En harmonie-spelers zorgden voor de passende leute. Op een hondenkar volgen Fransoo de schilder en de Pastoor. Te voet boeren en boerinnen. Allen wel te pas en vroolijk. Maar deftig.

    Pallieter trekt de wereld in.
         Een huifkar. Pallieter trekt met Marieken de wereld in. Marieken heeft haar drieling op haar schoot. Peterus, de ooievaar, staat boven op den wagen en doet zijn vriend uitgeleide. Achter op den wagen, Charlot, de meid, mollig, doezelig, rond gelaat, roode konen : zij houdt een bord met sausijzen en pataten. En lonkt een ieder toe. En een ieder juicht haar vriendelijk tegen. Er komt een groote wagen, met een reusachtige mand, waarin een honderdtal kleine kinderkens, allemaal in 't wit, allemaal frisch en gezond : het hoopvolle kroost van Pallieter en Marieken.

    4url.jpg

    Drie-Koningen en de liefdeshistorie van Anne-Marie.
        
    En de derde groep is gewijd aan de historie van "Waar de sterre bleef stille staan". De drie arme kameraden, Pitje Vogel, Schrobberbeek en Suskewiet als Drie Koningen verkleed, met de ster; het foorwagentje, zoo schoon blauw, met Maria en het Kind Jezus, getrokken door den heiligen Jozef, begeleid door de engelen met witte vleugels. En vele Liersche kinderkens.

          En nu volgt de vierde groep : de liefdeshistorie van Anne-Marie. Ziedaar mijnheer Piroen met zijn frak en witten hoogen hoed en zijn pijp. Deftig alleen. En achter hem stappen, even deftig en trotsch, zijn kameraden uit "den Dolfeyn", met de parmantige jonkvrouwe Cesarina, met Anne-Marie en met Grain d'or. Zij hebben hun mandoline en hun boeken bij, hun pijpen en hun sigaren. Er is een bisschop bij. En de dames dragen prachtige crinolines. En daar loopt Cupido, het hart door een pijl doorboord, en rond hem zweven vele kleine cupidotjes, 't hart gewond. Cupido wordt verbeeld door den gemeentelijken lijkbidder of, op zijn Amsterdamsch, den aanspreker. En Cupido schiet, af en toe, een pijltje naar de menigte.

    Oud-Lier.
        
    Timmermans heeft afgedaan. Nu volgt Lierke plezierke. Een groep verbeeldt de Liersche kermissen, een andere de Liersche karnaval — een echt James Ensor-tafereel te midden van jolig dansende meisjes en jongens, dansende maskers.
        
    Volgen, in een koets, de koekjesbijters; stappen dan duivenmelkers, volgen de lotelingen met rozen om hun muts. Daar komt een praalwagen met het Liersche belfort; zie hier den Lierschen leeuw, honderd jaar oud, met op zijn rug de Liersche maagd; en voila weer een praalwagen met den kerktoren, met levende schapen — men scheldt de Lierenaars voor schapenkoppen uit — met weer een Liersche maagd. Trotsch naderen, al dansend, de reus Goliath, de Reuzin, de meid, de vele kinderen en het Kleinste daarbij, 't kindeke Baba.
    Ze dansen aldoor op de wijs : Al wie daar zegt, de Reuze die komt, de Reuze die komt...
    En plezant dansen rond het reuzengezin de kleurige narren.

         't Ros Beyaert, met de vier Heemskinderen, knikt ons vriendelijk tegen; Sint Nikolaas volgt trotsch op een paard. Sint Gummarus, beschermheilige van de stad; Sinte Greef, de mededinger van Sint Nicolaas in de gunst der brave kinderen.

         Gendarmes. De brandweer in groot uniform met folkloristische sabels. En dan : En dan, in sjeezen, in karossen, in gala-rijtuigen Netteken en Piet, met gouden bloemen versierd en de familie, kroostrijk en fier. En zij groeten, want we juichen ze toe.

    In de laatste karos : de Fee ofte Timmermans, doodbedaard. Hij ook was schoon.

        Wat zou ik u nog verder vertellen van dit zonnige feest? Een begin is het; de aanvang van een traditie. Als elk begin zeer moeilijk en voor verbetering en aanvulling vatbaar.

    Maar er heerscht zulke gezonde humor, zulke guitige vreugd onder de feestvierders, dat men over veel tekortkomingen heenziet; en na zeer korten tijd mee gaat vieren uit hartelijkheid — en omdat men gaat beseffen dat men nergens anders zóó schoon als te Lier, het schoone stedeken, de Vlaamsche leute kan vieren.

    Lierke plezierke bovenal !

     ****************

    20-11-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flaemische Weinachts Gesellen

    FLAEMISCHE WEINACHTS GESELLEN

    Een prachtig initiatief

    Krantartikel van 21 januari 1961.

        « Dwars door de Stad », een dagblad van Celle in Duitsland, heeft ons de taak van de schouders genomen om het Vlaamse publiek eens te meer in te lichten over het werk en het doel van de organizatie die zich «Die Flaemischen Weinachtsgesellen» (de Vlaamse Kerstgezellen) noemt. In dit dagblad lezen wij :
       
    Wie zijn deze Flaemische Weinachtsgesellen ? Wat brengt hen naar Duitsland ? Het zijn studenten die hun vreugde zoeken in het toneel, zang en dans ; daarenboven hebben zij wetenschappelijke interesse en studeren of studeerden aan verschillende universiteiten, de meesten en de kern echter te Leuven.

        
    Onder het motto « Wij leven van de vreugde » komen zij sinds 1953 naar Duitsland. Oorspronkelijk kwamen zij om een kerk voor een arm vluchtelingengehucht in Würtenberg te bouwen. Later hebben zij met hun spel niet alleen aan duizenden wat blijdschap gebracht maar hebben zij ook met hun aanzienlijke winst, bijgedragen tot verzachten van de vluchtelingennood aan beide zijden van het ijzeren gordijn. Vorig jaar schonken zij aan aartsbisschop Doerpfner van Berlijn 150.000 B.F. voor speciale noodgevallen, en dit jaar brachten zij enkele duizenden D. marken bij voor een orgel in een arme parochie in de Oostzone. Elk jaar zorgen zij er voor dat een honderdtal Berlijnse kinderen een plaats krijgen onder een Belgisch dak. Dit jaar was het doel van de groep het oprichten van een studiebeurzenfonds voor studenten die van het Oosten vluchtten. Nadat ze reeds aanzienlijke goederen samengebracht hebben met de Kersttoernee die een danszang- en vendelzwaaienprogramma zijn de Weinacht sgezellen zeker ook na deze toernee daar te kunnen helpen waar nood is » Tot zover deze Duitse krant die een zeer helder beeld hangt van het doel en streven van de groep.

    t0a3.jpg

    BEKWAME LEIDING
        De leider is E.H. Jos Vloebergs die de organizaüe op zich neemt. Hij was drie jaar werkzaam als studentenkapelaan in Berlijn in het Westkamhaus dat voor een deel nog door de groep betaald werd. Nu is hij werkzaam in Hannover waar hij ook in verband staat met het studentenleven. Hij zelf is oudstudent van Leuven, waar hij werkzaam was in de fakulteitskring Germania en een persoonlijke vriend was van de betreurde Bert Leyzen.
        
    De regie is in handen van Maurits Balfoort wiens echtgenote een groot deel van het toernee meemaakte als technische assistente en zorgde voor de regie. Onder zulke leiding is het dan ook niet te verwonderen dat sommige Duitse journalisten niet konden geloven met amateurstoneel te doen te hebben.
       
    Onze in Duitsland zeer populaire Felix Timmermans in een vrije Duitse bewerking van de Nederlandse akteur Edward Veterman en enkele leden van de groep. Deze bewerking heeft veel van een middeleeuws mirakelspel met een invloed van ideeën van Ghéon en Maeterlinck. Voor de opvoeringen zorgden nu reeds een 120 tal Weinachtsgesellen een groep die elk jaar nieuwe rekruten mobiliseert, zoals gezegd met een Leuvense studentenkern maar ook Duitse studenten en Vlamingen van het hele land werken mede. Zo werd b.v.b. dit jaar een hoofdrol gespeeld door een Vlaams zanger.

       
    Dit jaar werd de laatste opvoering, traditioneel in Leuven gegeven in de zaal der paters Jozefieten. De opkomst had beter kunnen zijn, maar de opbrengst, grotendeels te danken aan het slotwoord van E.H. Vloebergs die de aanwezigen aanspoorde hun zakken leeg te maken, bedroeg toch 5.000 F. De opvoering was een groot Sukses; na enkele moeilijkheden van technische aard in de eerste scenes, kwamen de spelers los en brachten een performatie die op Vlaamse planken zelden gezien wordt.

    GEVULD PROGRAMMA
       
    De groep gaat dus elk jaar in de periode rond Kerstmis, naar Duitsland en trad o.a. reeds op in München, Berlijn, Bramschweiz, Hamburg, Frankfurt, Karlsruhe, Saarbrücken, Munster, Gelsenkirchen en last but not least in Bonn waar de Belgische ambassadeur aanwezig was. De aartsbisschop van Berlijn heeft de bronzen ster van Weihnachtsgesellen. De bisschop van Hamburg heeft hen reeds ontvangen alsmede de verscheidene stadsbesturen. Zij speelden in 't Frans in Luxemburg. Ook waren ze in Tirol Zwitserland, Denemarken Helgoland. Dit jaar ging de toernee over Bonn, Siegburg, Brilon, in Berlijn, waar drie opvoeringen, werden gegeven, o.a. één voor vluchtelingen die pas overgekomen waren.   Wolfsburg de V.W. het stadhuis, Welsen weer in een Flüchtlingslager dat door de Bouworde werd opgericht. Dan trokken zij naar Denemarken, waar ze te gast waren bij Vlaamse nonnetjes en de Vlaamse aalmoezenier E.H. Ward Stappers, dan Fleusburg, een zeer protestantse stad waar zij toch een volle zaal trokken, Eckernforde, Itzehoe met weer een officiële ontvangst, Hamburg, met de bisschop aanwezig en zes senatoren en 8 professoren die een fantastisch applaus bezorgden en zelfs het toneel bestormd werd.

       
    In Helgoland vertegenwoordigden zij West-Europa op een tienjarige herdenking van het neerleggen der witte vlag door prins Loewenstein, die persoonlijk de Weihnachtsgezellen kwam groeten. Daarna kwam Brennerhaven waar zij verbroederden met de bevolking.
    Dan Vechta, waar de burgemeester hen ontving, dan Lohne, dan Munster, Haltern en dan Gelsenkirchen, eens te meer officiële ontvangst en fantastisch financieel sukses, na een begroetingswoord door de Belgische konsul.
    De toernee besloot dan na 22 opvoeringen te Leuven.

    SUKSES
       
    Ter illusstratie van het sukses dat deze groep nu al jaren kent in Duitsland, en waarvan men zich met de doorsnee mentaliteit die hier tegenover het amateurstoneel heerst, slechts zeer moeilijk een idee kan vormen, geven wij hier enkele persknipsels van de Duitse dag- en weekbladen.

    Die Saarbrücker Landeszeitung schreef vorig jaar reeds : "De Vlaamse studenten brachten in de Duitse taal in een enscenering van M. Balfoort een uitmuntende opvoering van dit zeldzaam en gans uit de volksziel gegrepen stuk. Ze brachten vrolijke scènes met een aan Breughel herinnerend leven op de planken en speelden met grote innigheid en eenvoud.
    Het was een schone belevenis. Zij brachten een stukje Vlaanderen, met een stukje Kerstmis.

    De Oldenburgische Volks Zeitung wijdde 2.000 lijnen aan de opvoering en schreef over het spel der akteurs : « De prestatie der spelers overwon de in het stuk aanwezige langdradigheden en meegeleefde stemming tussen akteurs en publiek. Minder takt en en geloofwaardigheid en mindere spelerskwaliteiten zouden het een of het ander een beetje moeizaam of pijnlijk aan de dag kunnen gebracht hebben. Maar de jonge landgenoten van F. Timmermans, vermochten de taal van dit van levensgloed doorstraalde en tegelijk geloofwaardig stuk met de juiste aksentuering uit te drukken. »

    Wolfburger Nachrichten schrijft : « Het drama brengt fris en ongekunsteld lachen en wenen. De toeschouwers treden in de plaats der spelers en kunnen zich van hun eigen angst en hoop bewust worden. »

    De Westduitsche Allgemeine in een zeer amuzant artikel : « Wat in verscheidene filmen terecht schouderophalen veroorzaakte werd hier mogelijk gemaakt. »

       
    Dit moge een overzicht geven, hoe het Duitse publiek de spelers dankbaar was. Het moge tevens geweten zijn dat de leden van de groep zelf een bijdrage storten om in hun onderhoud tijdens de reis voor een deel te voorzien.
    --------------------------------------------------------------------------------------
    vl0x.jpg
    --------------------------------------------------------------------------------------
       In de paasvakantie die komt, staat reeds een toernee op stapel in samenwerking met de Dendermondse volkskunstgroep «Fro» en voor de zomer een kinderaktie in samenwerking met Caritas Catolica. Van de opbrengst van dit jaar die rond de 100.000 F ligt, werden reeds negen tienden uitgegeven aan verscheidene liefdadige werken, terwijl één tiende behouden werd om de toernee van volgende Kerstmis voor te bereiden. Wij mogen fier zijn op de afvaardiging van de Vlaamse jeugd die in het kader van Die Flaemische Weihnachtsgesellen bijdraagt tot het éne Europa van het Hart.

    *****

    19-11-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hij moest de grapjas blijven - Dirk Goster

     

    Felix Timmermans.
    Hij moest de grapjas blijven.

    Breughel en St. Franciscus het werk zijner rijpe, rustige dagen.

     Dirk Goster in "De Stem". Uit De Sumatra Post - 13/3/1935

                                                        
        Felix Timmermans is "smakelijk om te zien". Een slanke jongeling kan men hem weliswaar nu niet meer noemen. De graat magere spokenzoeker van de Schemeringen des Doods is in den loop der jaren rond en om bekleed geraakt met een goed gezond vleeschje. De jubelende Pallieter is tot een monumentale rust geraakt. Hier zit hij nu, een rots van een vent, en rookt zijn pijp. Achter hem is Marieken bezig met de kinderen, en warmt de pantoffels voor de Baas, — maar die zien we hier toevallig niet.
     
         Den Fé uit Lier, een van de twaalf boefjes waarmee zijn arme vader gezegend werd, die werd nu een beroemd schrijver en er zijn er maar weinigen van eenige ontwikkeling op dit aarderond, in wier gezicht niet iets oplicht van herinnering, wanneer zijn naam genoemd wordt. Dat het meestal een herinnering is van zoo goed te hebben gelachen, is nu van minder belang. Ze hebben dan toch gelachen, en ze weten dat er ergens in de wereld, in dat kleine plekje de Nederlanden, goed geleefd wordt.
         Dat er bij den Fé nog wel wat anders aan de hand is dan lachen en rappe droge boerten : er zullen er overal in de wereld wel zijn die dit mede begrijpen. Maar overal in de wereld zijn de meer inzichtigen en persoonlijken nu eenmaal in de minderheid. Laat deze Fé dan maar voor enkele nijdassen en intriganten de clown van Vlaanderen heeten. Ik vraag alleen verlof voor een kleine aanvulling. Ik zou Vlaanderens clown gaarne Vlaanderens vroolijke toovenaaar willen heeten. Hij laat ons lachen, hij lokt ons lachend mee.
         Hij maakt ook veel vertoon — te veel weleens — met bier en worsten, en wij nemen dat wel. En zoo... lokt hij ons den hemel van de stilste schoonheid in! Dat gebeurt ons even onverwachts, met dezelfde stille overrompeling als waarmee hij ons ineens van lachen bijna barsten deed.

    De nacht dat Christus geboren werd en het vioolspel van den blinden jongen, wiens hart van voorgevoel wil breken, Symforosa's laatste bezoek aan haar monnikgeworden beminde en het van God glanzende gezicht dat hij van de bloemen tot haar opheft (en nu durf zij hem niet meer aan te spreken) — de twee gore bedelkinderen Veronica en Breughel samen stamelend en snikkend op de beregende heide, — de twee broedertjes zittend op den berg onder een Italiaansche lentehemel die schemeren gaat, een heel oude en heel jonge, een stille en een brandende — och, deze dingen hooren tot het schoonste dat men op deze aarde kennen kan. Ja, we dachten dat het om een goede grap begonnen was, en daar zweven we weg in een hemel van heilige teederheid. Dat is niet schooner misschien dan een onopgemerkt schilderijtje van Fra Angelico, dat in de kunstgeschiedenis niet meetelt, of een naamlooze primitief, die we op een morgen in een hoekje van een Vlaamsch museum vinden, maar het is toevallig precies van dezelfde orde.


          Het is een herinnering, langs geheime kanalen opgestegen tot in het licht van onze dagen, aan een tijd toen de mensen een ziel in zich ontdekte, en aan deze ontdekking een soms verstikkende vreugde beleefde. Het is een herleving van een oude, een Middeleeuwsche schoonheid, die straks wel weer eens een nieuwe schoonheid zou kunnen heeten. Want de onweerhoudbare ontgoddelijking der wereld, die men overal "het kenmerk" noemt van onzen tijd (en met reden), maakt het volstrekt niet zeker, dat de massa, bij wezen der besten (maar die doen het 'em altijd) niet opnieuw met verwondering en geestdrift het vreemde feit ontdekken zal, een ziel in zich te vinden.
         Als God een grap en legende geworden is, wordt hij misschien eenmaal weer een brandend ernstige aangelegenheid. Als de laatste neusklank van preek en orgel verklonken is, scheurt de menschheid misschien een nieuwe Gregoriaansche hymne uit zich los. Wanneer de mensch werkelijk "van nature Christelijk" is, is de kans op een Gothische vernieuwing van een uitgeputte en zichzelf verslindende beschaving niet uitgesloten. Maar tusschen de ijle hoogtepunten en goede boerten is er nog een heele Timmermans die een rijk en overvloedig schrijver is. Ik mag gerust de werken vergeten, waar ik niet zoo bijzonder van houd, de Pastoor en Anne Marie, al bevatten ze nog genoeg levende schoonheid om aan een bloedarmer schrijversleven een bevredigende inhoud te geven. Maar ik heb nooit zoo diep, zoo levend het sterven der Middeleeuwen gezien en begrepen, en het opkomen van een nieuwe zinnelijke levensliefde als in Timmermans' middenstuk van den roman Breughel, ik heb nooit zoo goed in één oogopslag gezien, dat deze levensliefde weliswaar van lager orde was en toch haar onverbiddelijke rechten had.

         En ik heb 't begrepen door een levende menschenschepping, den schilder Jan Nagel. Wie wist in onze litteratuur, een historische idéé zoozeer te maken tot een levend mensch, die bovendien ons hart verheugt met zijn streken, en ons doet weenen bij zijn sterven.
    Den Fé zal er wel niet zooveel bij gedacht hebben, maar hij deed 't dan toch maar.
         Hij gehoorzaamde aan de influistering van een verleden, dat in hem, Gezelle en Vermeylen nog haast magisch levend is gebleven. Ik vind Breughel een groot boek, met zwakten, zooals alles dat rijk en overvloedig is. Ik heb er niets tegen, dat hij Breughel niet diep laat zijn; doet den Fé zelf zoo diep, als hij met zijn vrienden bij een pintje zit?
         Ik heb er niets op tegen, dat hij "scheppingsprocessen" niet deftig beschrijft doch te vermoeden geeft, aangezien geen kunstenaar ter wereld ooit een scheppingsproces bevredigend heeft kunnen beschrij ven, zelfs nooit een groot kunstenaar over die processen bevredigend sprak. De geniaalste bladzijden ter wereld zijn meestal met geen andere bedoeling ontstaan, dan "om dien dag tenminste wat uitgevoerd te hebben".
         En St. Franciscus, het werk zijner rijpe en rustige dagen, is zoo schoon, zoo stralend van kleuren, zoo doordrongen ook van Italië en zijn zoete zingende vervuldheid, dat met Sabatier niemand den kleinen heilige ooit zoo vermocht te naderen. En Timmermans deed meer dan Sabatier. Hij schiep naast hem een heldhaftige moeder, hij schiep de wilde smarten van een dommen, goedhar tigen, liefhebbenden vader.

         Het was er trouwens in Pallieter al. Alle uitbundigheden, alle goede en minder goede grappen beletten ook daar de oogenblikken der schoone verstilling niet, die het beste zijn van dezen goeden schrijver. Maar Pallieter was een reactieverschijnsel. Aan de echtheid zijner uitbundigheid heb ik nooit een oogenblik geloofd.
    Het was een geforceerde reactie op een, geforceerde en zelfs wat goedkoope mystiek.
         Maar wie zou toch iemand willen achtervolgen, wie toch durft iemand zijn ontwikkelingsgang verwijten, die altijd een slingerbeweging is, doorslaand naar de eene en de andere kant? In de Schemeringen en Pallieter reageerde Timmermans dingen af, die hij op den duur niet kon gebruiken. Ik zie deze boeken meer als phasen van een bevrijdingsproces, dan als echte Timmermanswerken. Die beginnen pas met Juffrouw Symforosa en de Boudewijn. Toch heeft men juist Timmermans levenslang durven achtervolgen met wat de noodwendigheden van zijn ontwikkelingsgang waren.
    Ik kan me erom ergeren. Wat is dat wreed en laag!

         Deze man had de heerlijkste gave: hij bracht de menschen vroolijkheid en behagen aan het goede leven. Men heeft om deze gave hem gehoond, en hoont hem nog, men heeft om deze gave de diepe en ernstige zijde van zijn wezen, de edele schoonheid die hij zoo noachalant gaf, willen miskennen en doodzwijgen. Men vergaf hem die gave niet, hij moest de grapjas blijven, die hij ook wel eens een oogenbilk was. Men gunde hem om zoo te zeggen geen worstje exrra. Maar waarom ergernis over deze geestelijke sluipmoord op zulk prachtig werk? Laten wij den Fé tot voorbeeld nemen. Die zwijgt en door gaat. Die dat alles doodrustig veracht .En zich door zijn Marieke zijn pantoffels laat brengen.

    Stil en kalm is Timmermans.
         
    Hij zegt niet veel, wanneer men met hem langs de straten wandelt. Maar hij heeft alles gehoord en gezien, elk gezicht dat hem passeerde, en de wolkenlucht daarboven, en de dwaze bokkesprong van een hondje. Hij heeft ook veel gelezen en begrepen. De groote werken der litteratuur zijn hem zeer vertrouwd; maar wat men "het litteraire leven" van de Nederlanden noemt, schijnt hem volkomen onverschillig. Het haalt bij hem nauwelijks een verstrooide opmerking. Van loftuitingen of venijnige aanvallen schijnt hij niet te weten.

         O ja, hij heeft er wel iets van gehoord, maar 't rechte is hem ontgaan. Was 't niet in Forum, of zooiets? Hij verbeeldt zich graag uitbundigheden, maar of hij ze zelf wel uithaalt, zijn stad-of huisgenooten zouden het kunnen zeggen, maar ons lijkt het tenminste betwijfelbaar. Hij kijkt er waarschijnlijk liever naar.
         Zijn groote passie is toch meer, te kijken en in zich op te nemen. En eigenlijk is hem de soberheid liever Wie zou er zich over verwonderen, die leest hoe die hij elk uit geestelijke verrukking geboren ascetisme begrijpt? Wij tenminste hebben één herinnering.
    — Hoewel ongeloovig aan de Pallieterlegende, zijn we, langgeleden, er toch eens onwillekeurig dupe van geworden. Wij moesten hem een maaltijd aanbieden. Een kleine, een koffie maaltijd, weliswaar, maar 't gaf niet. Toch verwachtten we groote feiten. We hadden de tafel overdekt met genoeg materialen, om deze feiten hun beslag te kunnen geven.


          Achter de deur stond als reserve nog een vaatje bier, met drie worsten erop, en een ham die er tegen leunde. Maar den Fé at twee boterhammetjes met een sneedje machinaal gesneden leverworst. En dronk een glaasje melk erbij. Het vaatje bier hebben we toen zelf maar uitgedronken. Droevig om onze zonden. Maar het ongeloof in Pallieter is sindsdien tot een paroxisme gestegen.
    En dat was toen, in dien Pallieterzaligen tijd, haast een gevaarlijke ketterij.

    Hier zit hij dus nu, deze rustige rots van een vent. Stil en aandachtig en... neen, droomerig mag men hem niet noemen. Dat woord is veelte dun voor zijn massiviteit.
         Ook de Middeleeuwer, met wie hij nu eenmaal zijn bloedverwantschap heeft, was niet droomerig in onzen zin van stemming en gemis. Als hij dronken of droomerig scheen, was hij eenvoudig méér dan werkelijk. De levenstonus steeg in hem.

    Laten we Timmermans dus aandachtig noemen. Onverzadiglijk kijkend naar de schepping, diep luisterend naar zich zelf en de voor hem nog hoorbare stemmen zijner gestorven voorvaderen. En dat alles met merkwaardig weinig nadruk.

     **********

    18-11-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pelgrim te Antwerpen

     

    De Pelgrim te Antwerpen.

     Uit De Tijd - 15/9/1927

    Op Zaterdagnamiddag, 10 September, werd in de stedelijke Feestzaal te Antwerpen de tentoonstelling van plastische kunst geopend, ingericht door de katholieke kunstenaarsvereeniging "De Pelgrim".

                          ul77.jpg

         De zeereerwaarde pater Emiel Valvekens, van de Abdij Averbode, hield een inleidende rede. waarin hij o.m. het ontstaan schetste van het Katholieke Kunstgenootschap, dat met deze tentoonstelling, voor de tweede maal in het openbaar optreedt. Ongeveer een jaar geleden organiseerden de Pelgrims te Averbode een huldebetooging aan Karel van den Oever. Die betooging was hun eerste stap naar buiten. De tweede stap — heel wat grooter en cordater dan de eerste! — is thans de Antwerpsche tentoonstelling, waarmee gepaard gaan : een Letterkunde-dag op 11 September, een Plastiekdag op 18 September, een Tooneeldag op 25 September en een Muziekdag op 2 October e.k.


         Onder de talrijke katholieke kunstenaars uit Noord- en Zuid-Nederland, die de opening van de Pelgrim-expositie hebben bijgewoond, noemen wij : de schilders Albert Servaes, Eugeen Yoors, Herman Deckers, Theo van Delft (Waalwijk), L en A. Aspersagh (Den Haag), Ninaber van Eyben (id.); de architecten: Van Moorsel en Koldewey (Den Haag) en Flor van Reeth; de letterkundigen: Antoonl van de Velde, Dirk van Suiz, Aug. van Cauwelaert, Ernest van der Hallen, G. Walschap, Fr. Delbeke. Op zeker oogenblik kwamen de inrichters tot de ontdekking, dat daar op zijn eentje aan 't rondkuieren was door de zalen van de tentoonstelling : de Deensche katholieke schrijver Johannes Joergensen!

         Op de Pelgrimtentoonstelling zijn, benevens schilderijen, teekeningen, bouwplannen en beeldhouwwerk van de leden van het inrichtend genootschap, een aantal werken te zien van katholieke artisten uit Vlaanderen, die niet tot het gild der Pelgrims behooren. Wat de Noord-Nederlandsche deelnemers betreft, waarvan de meesten deel uitmaken van den Haagschen Katholieken Kunstkring, — die beschikken over een paar eigen zalen en hebben aan hun optreden hier te Antwerpen een geheel zelfstandig karakter weten te verleenen.

         Hier en daar ziet men, in glazen kasten, de boeken geëxposeerd liggen, die de Vlaamsche letterkundigen, aangesloten bij het Pelgrims-gild, tot nogtoe hebben uitgegeven. Zoo is er een geheele kast met uitgaven van Felix Timmermans en een andere, die al de werken bevat van Karel van den Oever († 1926).
    Het aantal schilderijen, teekeningen, enz... door de inrichters der Pelgrimtentoonstelling aan mekaar gesjouwd, is werkelijk verbazend. Toch zijn er maar zéér weinig werkers hier aanwezig, die ons vermogen te vervullen met een hevige en brandende bewondering.
    De domineerende figuur onder de Vlamingen is stellig Albert Servaes. Hij stuurde een viertal staties in van zijn geschilderden Kruisweg, en stond ook een paar doeken af uit zijn laatsten tijd (een groote Piëta en een Ecce Homo), die een nieuw bewijs zijn van zijn groot schilderstalent en van zijn diepe menschelijkheid. Eugeen Yoors vulde een heele zaal met studies (in olieverf) voor glas-in-lood-ramen.

         Klaarheid van gedachten, strengheid van constructie en vurigheid van kleur vindt men vereenigd in de beste van die studies, die wijzen op een merkwaardige evolutie — naar de helderheid en den eenvoud van het goede moderne toe — in de kunst van dezen te Antwerpen gevestigden en in het Vlaamsche leven opgenomen wereldzwerver.

         Niet een heele zaal. maar dan toch een heele wand bleef voorbehouden voor Felix Timmermans. Wij kunnen den goeden Felix zeker niet het recht ontzeggen, zoo nu en dan de teekenstift en het penseel te hanteeren. De lollige penteekeningen, waarmee hij zijn boeken illustreert, hebben ons en anderen soms een hartelijk genoegen verschaft. De kwestie is, dat die dingetjes in de boeken van Timmermans op hun plaats staan, dat zij harmonieeren met den stijl en den geest van den populairen verteller. Zijn akwarellen en pastel-schetsen (sommige in een passe-partout van behangselpapier!), maken in deze Pelgrim-tentoonstelling, waar zij vlak in de buurt van het gloeiende, smartelijke werk van Servaes werden opgehangen, eerder een piteus figuur.
         Wij gelooven eerlijk, dat deze "schilderingskens" van Timmermans beter thuis, op zijn atelier of in de kinderkamer, waren gebleven. Wat de groote bekoorlijkheid van Timmermans schrijfwijze uitmaakt, de naïviteit en de volksche kleur doet in zijn zelfstandig schilderwerkte gekunsteld aan, lijkt al te gewild en gedwongen. Niet zoo heel lang geleden kondigde de Brusselsche "Standaard", waarin den laatsten tijd op ontstellende wijze de kunstkritiek met de reclame werd vermengd, een Kruisweg in kleurendruk aan van Felix Timmermans. Wij hebben één statie van dezen kruisweg (een val van Jezus onder het kruis) op de Pelgrim-tentoonstelling gezien, en het moet ons van het hart: door de verspreiding van dergelijke religieuze kunst wordt het geestelijk leven der gemeenschap eerder naar beneden gehaald dan opgevoerd.


    d5k7.jpg

         Van Flor van Reeth, den goeden vriend van Felix Timmermans hangen in de Antwerpsche Feestzaal de plannen voor een "Kerk der Opstanding", die, volgens de mannen van het vak, bijna evengoed een "Droomkerk" of een "Kerk in de wolken" zou mogen worden genoemd. Zware, overdadige symboliek is het hoofdkenmerk van Van Reeth's Verrijzeniskerk, waarvan — om slechts op een paar détails te wijzen — de hoofdingang is opgevat als een katafalk, terwijl om het kruis op den toren de beelden prijken van de bazuinende Engelen, uit de openbaring van Johannes! De goede, verlossende eenvoud vinden wij, enkele stappen verder, tot onze niet geringe vreugde, terug in een klein kerkje van bouwmeester J. Vièrin, dat een juweeltje is van zuivere verhoudingen, en in Huib Moste's kerk van Zonnebeke. 


          Op het gebied van de bouwkunst, en meer speciaal van de kerkelijke bouwkunst, spannen de Noord-Nederlandsche deelnemers aan de Pelgrimstentoonstelling stellig de kroon.
    De voornaamste katholieke architecten uit het Noorden, met wier werk men op de Antwerpsche expositie kennis kan maken, heeten : Kropholler, Dom Bellot, Koldewey, Van Moorsel.

         In de Hollandsehe Afdeeling is verder : beeldhouwwerk van Biesiot en van de Winkel; schilder- en teekenwerk van Ninaber van Eyben, L. en A. Asperslagh, Thomas Groenendaal e. a. Te vergeefs hebben wij gezocht naar werk van Jan Toorop, Otto van Rees, Matthieu Wiegman, Henk Wiegersma, Joep Nicolas! Wat Thomas Groenendaal in zijn schilderijen (op triplex), voorstellend : Sint Franciscus in Extase en Sint Franciscus die de H. Wondermerken ontvangt, heeft weten te bereiken met allersoberste middelen, met een techniek, zoo zuiver en subtiel, als wij zelden mochten bewonderen, in een eerbied voor het materiaal, die duidt op een perfect werkmanschap, — grenst waarachtig aan het wonderbaarlijke. Wij aarzelen dan ook geen oogenblik hem de domineerende figuur te noemen, onder de Noord-Nederlandsche schilders, aanwezig op de Pelgrimstentoonstelllng, zooals wij Servaes de overheerschende figuur hebben genoemd onder de Vlamingen.

         Op de Letterkunde-dag van "De Pelgrim", die gisteren heeft plaats gehad in een der zalen van de Tentoonstelling, werd ’s morgens het woord gevoerd door den zeereerwaarde Pater dr. Reypens S.J., die handelde over de Pelgrimsziel. Heel het streven van den katholieken kunstenaar, aldus pater Reypens, is een hulde van het leven aan het Leven — aan God!
         's Namiddags hield de zeereerwaarde pater Hilarion, thans O.F.M., een lezing over Jacopone da Todi; André Desmedts een der jongste dichters uit Vlaanderen, sprak over het ideaal der katholieke jongeren, en de priester-dichter Jan Hammenecker, had als thema voor zijn rede gekozen, het Veni Creator. De vergaderingen werden gepresideerd door Gerard Walschap.

         Zondag a.s. houden de Pelgrims hun Plastiekdak. Dirk van Sina zal fungeeren als voorzitter. Op het programma staan : een voordracht van mej. V. Reyre, over L'Art religeux en France; een lezing van architect van Moorsel, over de hedendaagsche katholieke kerkbouwkunst in Nederland; een lezing van architect Koldewey, over Het Beeldhouwwerk en het schilderij in de hedendaagsche R. K. kerkbouw in Nederland, en voordrachten van Felix Timmermans en Ernest van der Hallen.

    ***********

    09-11-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans als scenario-schrijver

     

    Timmermans als scenario-schrijver

    Pallieter-humor op het witte doek.

    Uit De Indische Courant - 28/10/1939                                                                        

    "Een engel van een man".

    Een nieuwe Vlaamsche film van Jan Vanderheyden met Willem Benoy in de hoofdrol.

         Het Nederlandsche taalgebied is klein. Daarmede moeten de makers van de Nederlandsche films steeds rekening houden. Immers deze films kunnen slechts worden vertoond in Nederland, in Vlaanderen en in Nederlandsch-Indië. De makers van Vlaamsche films staan voor dezelfde moeilijkheid, waar nog bij komt, dat zij zoo goed als geen kans hebben hun producten in Indië te laten vertoonen en dat er in Nederland nog weinig belangstelling voor bestaat, ofschoon de Vlaamsche filmindustrie ieder jaar, nu al zeven jaar lang, een behoorlijke rolprent levert. Maar : terecht of ten onrechte, de Vlaamsche film is gebonden aan een taalgebied, dat slechts ongeveer vijf millioen menschen omvat: Vlaanderen... dat, gelukkig voor de makers, over een respectabel aantal bioscopen beschikt, namelijk evenveel als in geheel Nederland. Bovendien worden de meeste van deze theaters bezocht door een publiek, dat minder verwend is dan het Nederlandsche, en dat misschien ook meer belangstelling heeft voor de producten van eigen bodem. Dit laatste is wellicht mede te danken aan de makers van Vlaamsche films, die er zich op toeleggen typisch Vlaamsche onderwerpen te brengen.

    Het is de groote verdienste van Jan Vanderheyden, den Antwerpschen cineast, dat hij zich in den besten zin des woords "aanpast" aan het volk van Vlaanderen. Hij beijvert zich met Vlaamsche krachten aan zijn eigen volk films te geven, die het leven in Vlaanderen weerspiegelen. Indertijd heeft men ook in Noord-Nederland de "eerstelingen" van Vanderheyden kunnen zien: "De Witte" en "Uilenspiegel leeft nog", van die echte, gezapige volksstukken, die ontspanning geven, en die tevens een moraal hebben : de moraal van den eenvoud en den goeden burgerzin. Vanderheydens films — hij is de eenige filmer in Vlaanderen, die speelfilms maakt — hebben alle die strekking.

         Zij toonen het Vlaamsche volk in al zijn eenvoud en gemoedelijkheid; zij geven de intieme sfeer van kleine stadjes of van volksbuurten. Wij denken bijvoorbeeld aan beide genoemde eerstelingen, waarop wel het een en ander aan te merken viel, maar die echte uitingen waren van het volk zelf. Wij denken bovendien aan de beste film uit de reeks van Vlaamsche speelfilms : "Havenmuziek", die de Scheldestad liet zien van den romantischen, gezelligen kant.

         "Een engel van een man", waarvan onlangs de première te Antwerpen is gegaan, is ook weer een film die door en door Vlaamsch is, een brokje volkskunst, dat vooral in dezen tijd van gedruktheid, onzekerheid en angst doet terugdenken aan andere, betere tijden,... die nog zoo kort achter ons liggen.

          Felix Timmermans schreef het scenario. Dat is hem toevertrouwd. Het lijkt wel, alsof het Timmermans' dagelijksch werk is, scenario’s te schrijven, zoo vlot en gemakkelijk is het hem, blijkens de film, die onder regie van Jan Vanderheyden met muziek van Renaat Veremans en R. Perak werd opgenomen, uit de pen gekomen!

    pwrv.jpg  mvvq.jpg

    Prosper de Leeuw, eigenaar van de kruidenierswinkel "In den Kemel" te Lier, "zucht en kreunt onder den duim van zijn vrouw Rosalie". Maar wanneer hij met de zangvereeniging "Het Ruischende Riet" op toer is naar Antwerpen, die frivole stad, komt hij in aanraking met "Tante Emma" uit het café "Tipperary", waar ook Nina woont, het nichtje van de eigenares, die in Lier op een uitvoering van de zangvereeniging heeft gezongen, en aan wie Prosper de Leeuws getrouwde zoon, Gommaar, tijdelijk zijn hart heeft verloren. Vader en zoon weten van elkaars escapades, die overigens zeer onschuldig zijn, niets af; zij verbergen zich voor elkaar, en nadat Vader De Leeuw in zijn poging om niet door Gommaar gezien te worden bij een klimpartij over een muur in een regenton is beland, komt hij diep in den nacht in Lier terug, ziek en verkleumd.

         Op zijn "sterfbed" biecht hij zijn zonden aan zijn "peperige Rosalie"..., en wanneer de moeilijke bekentenis, een andere vrouw te hebben gekust, achter den rug is,... geneest de kruidenier tegen wil en dank. Vreezend, dat Rosalie hem thans meer dan ooit tyranniseeren zal, raapt hij al zijn moed tezamen, en de kruidenier De Leeuw wordt een held! De "Leeuw" verheft zich..., hij trekt zijn pantoffels uit en wordt man. Rosalie kruipt in haar schulp, en zij en haar schoondochter besluiten, dat hun mannen toch "engelen" zijn.

         Ziehier den inhoud, die alle gegevens bevat om een "draak" te zijn; een burgerlijke draak, maar waarbij alles heeft meegewerkt, om het te maken tot een geestig, Vlaamsch volksstuk, vol toevalligheden en grappen, vol van dien Lierschen humor, die eerder Brabantsch dan Vlaamsch is, om precies te zijn, en gedragen door dien "oubolligen" Pallietergeest, die Timmermans kenmerkt.

          Voor de regie en de fotografie kunnen wij slechts lof hebben; de camera-man Mühlrad deed zeer verdienstelijk werk. En het spel, dat ons binnenleidt in "Den Kemel", maar vooral in de unieke omgeving van Timmermans "Schoon Lier" en van de havenstad Antwerpen, is bij den kundigen Willem Bennoy (Prosper) en Germaine Loosveldt (Rosalie) in zeer goede handen. Gaarne noemen wij nog Jef Bruyninkx, die ons indertijd verraste als "de Witte", en die thans een aardige jongensrol speelt als de jongste zoon van den kruidenier Prosper, die in deze film niets voor zijn vader onderdoet wat de bewondering voor het schoone geslacht betreft. Hij vrijt namelijk met "die van 't hoekske",... en hij doet het ondeugend, jongensachtig en vlot!

    ********

    08-11-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, Mens, Schrijver, Schilder en Tekenaar

     

    "Felix Timmermans, Mens. Schrijver, Schilder, Tekenaar"

    Uit Spectator – 23 september 1972

         Felix Timmermans wordt in een uitgave, de 26ste, van het Mercatorfonds (Antwerpen) herdacht.

    Een luxueus boek, samengesteld door Julien van Remoortere.

          Gerard Walschap schreef het Ten Geleide. Lia Timmermans, José De Ceulaer en Hubert Lampo schreven elk een deel van het boek, respectievelijk over "vader (als tekenaar)", over "zijn leven" en over "de schrijver". Van Remoortere zelf nam Timmermans als schilder voor zijn rekening. Een uitvoerige bibliografie en een catalogus van zijn plastisch werk sluiten het boek. De uitgave is — zoals we van het Mercatorfonds gewend zijn — overvloedig en verzorgd geïllustreerd.

                  0b21.jpg

    Tekeningen, foto's uit het familiealbum en reprodukties in kleuren van schilderijen zijn hier verzameld. Een permanente tentoonstelling in de vorm van een boek. Elke uitgave van het Mercatorfonds is in de eerste plaats een pronk- en kijkstuk. Lezen doe je zo'n boek pas als je het eerst helemaal op al zijn plaatjes hebt doorbladerd. Of misschien lees je het wel nooit, omdat het ook niet tot echt lezen aanzet.

         Een uitgave van het Mercatorfonds zou je een geseculariseerde vorm kunnen noemen van een middeleeuws kerkmissaal. Te zwaar om in je hand te houden. Te mooi om niet veel meer naar de plaatjes te kijken, dan de tekst te lezen. En nog een parallel : ook de tekst van het Timmermansboek is een rituele, liturgische tekst. Ik bedoel ermee dat je alles wat hier werd geschreven zo vaak al hebt gelezen. Dat het boek ter plaatse blijft stappen binnen die kleine vierkante meter van de Timmermans-hagiografie. Ondermeer Walschap in zijn Ten Geleide trapt zwaar tegen elke kritische benadering van Timmermans en neemt strijdvaardig de vlag van Timmermans' levensfilosofie over, als gold het een religie.

    Men blijft kritiek vereenzelvigen met "afbreken". Maar kritiek hoeft zichzelf niet vast te zetten in het spel van waarde-oordelen, moet niet meteen een variant worden van het supporteren : voor of tegen.

         Kritiek zou ook kunnen betekenen : nieuwe verbanden leggen, een nieuwe manier om Timmermans te lezen, stimuleren. Kritiek hoeft geen depreciatie in te houden, maar zou het werk "beweeglijker", "polivalenter" en vruchtbaarder kunnen maken. Ik hoef maar Timmermans' biografie te lezen of plaatjes in het boek te bekijken om nieuwsgierig te zijn naar : Timmermans en de naïeven, Timmermans en de populaire roman van Hugo en Conscience tot de nu vergeten feuilletonnisten Erckmann-Chatrian.

         Ik ben nieuwsgierig naar "het gewilde isolement" (De Ceulaer) ten overstaan van de "moderne" cultuur en die ten overstaan van de politieke en sociale actualiteit.

    Met "het mirakel Timmermans" (Lampo) loop ik niet één Vlaams straatje door.

    Ik toch niet.

    **************

    07-11-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!