Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
Dat tieners verliefd werden, is van alle tijden, en dat zal wel niemand ontkennen! Bij de een slaat de verliefdheid wat eerder toe dan bij de ander, maar het gebeurt, en dat is zo ongeveer een vast gegeven. Het wordt door de omringende volwassenen dan wel niet serieus genomen en kalverliefde genoemd, maar daarom is het niet minder serieus voor de personen in kwestie. Ik was geen uitzonering op dat vlak en zo rond mijn veertiende werd ik voor de eerste keer verliefd. Het was allemaal héél onschuldig en puur en het voorwerp van die liefde werd dan ook behoorlijk geromantiseerd en geïdialiseerd. Hij was 18 en ik 14, ik studeerde en hij werkte als leerjongen. Toen mijn ouders, vooral dan mijn pa, daar lucht van kregen was het huis te klein. Veel gelegenheid om elkaar te ontmoeten hadden wij toch niet, want ik mocht nooit weg, zelfs niet in het weekend. Wij kwamen elkaar elke morgen en avond tegen, omdat wij in tegengestelde richting naar onze bestemming fietsten. Hij naar zijn werkhuis en ik naar mijn school. Toch waren wij behoorlijk "clever" als het erop aan kwam om mekaar berichten toe te spelen. Ik schreef kleine briefjes, die ik opgevouwen in mijn zak had en op het ogenblik dat we elkaar passeerden, liet ik dat briefje vallen. Dit gebeurde zo onopvallend, dat alleen de persoon, voor wie het bestemd was, dit zag, stopte en het briefje opraapte en naderhand las. De briefjes, die ik van hem ontving durfde ik niet los in mijn tas bewaren, want die werd door mijn ouders gecontroleerd op verdachte voorwerpen (zoals liefdesbriefjes). Ik bewaarde ze tussen de omslag van mijn leerboeken en het papier waarmee ze gekaft waren. In die tijd werden boeken nog met kaftpapier beschermd. Zo wisselden wij gegevens en berichten uit. Soms had mijn vriendje een namiddag vrij en kwam dan naar de school gereden, waar hij mij dan opwachtte. Op een winterdag zijn we zo samen naar de boorden van de Maas gewandeld en hebben onze fietsen daar achtergelaten. Je kon dan de weiden in langs de oevers van de Maas en dan zo langs de Maasboord verder wandelen. Ik weet nog dat wij daar hand in hand door de koude middaglucht liepen en over vanalles en nog wat liepen te kletsen. Opeens zagen we vanuit de verte een muur van sneeuw afkomen! Ik heb dat nooit meer gezien, maar vergeet die aanblik nooit meer! Sprookjesachtig was het! Weiden ver van ons verwijderd sneeuwde het hevig en waar wij liepen viel er nog geen vlok. Wij liepen zo de sneeuwmuur tegemoet en zagen er binnen de kortste tijd uit als verkleumde sneeuwmannetjes. Het was zo'n ongewone belevenis, dat ik dit natuurgebeuren nog klaar en duidelijk voor ogen heb. Het kon natuurlijk niet uitblijven, dat mijn pa de goed verstopte brieven en foto's van mijn vriendje vond. Toen gingen de poppen eerst echt aan het dansen! Mijn vriend werkte in een werkhuis, dat kort bij ons huis lag. Mijn pa contacteerde prompt zijn baas, en hoe hij het aan boord gelegd heeft, weet ik niet maar hij heeft er voor gezorgd, dat hij daar moest vertrekken en in een werkhuis in een ander dorp en bij een ander baas moest gaan werken. Hij heeft de ouders van die jongen gecontacteerd en formeel verboden nog contact met mij te zoeken, en blijkbaar had hij zoveel overwicht dat hij er dat ook doorgedrukt kreeg. Ik heb mijn vriendje niet meer teruggezien! Verdriet en hartzeer waren het gevolg en iets wat nog kinderlijk en heel puur was, werd door volwassenen besmeurd en kapotgemaakt, zonder ook maar enige consideratie met de gevoelens van diegenen, die gemanipuleerd werden. Dat laat voor altijd littekens na, en het vertrouwen komt nooit meer volledig terug.
Waar is de tijd? Dagen vervuld met angstige spanning, hoop, verwachting en geloof in wonderen. Ik herinner mij als de dag van gisteren, en het is echt al wat langer geleden, die avond begin december. Ik moet een jaar of 6-7 geweest zijn en Zwarte Piet was op ronde in de straat en zou ook ons huis aandoen. Vol angstige spanning zaten wij braaf te wachten. Opeens een hard gebons op de deur. Niemand van ons verroerde een vin en we staarden als gebiologeerd naar de deur waarachter een zwarte hand verscheen. En daar kwamen er twee Pieten binnen met een grote jutezak, waarin ze blijkbaar één en ander meezeulden. De Chefpiet nam ons een voor een op de korrel en mijn zus was onder de divan gekropen en was absoluut niet van plan om daar onderuit te komen, zolang het bezoek niet verdwenen was! De Pieten vertelden ons dat ze reeds de hele straat waren afgegaan en dat het maar goed was, dat wij nogal braaf geweest waren, want iets verder in de straat was er een kindje, dat echt stout was geweest! En waar denken jullie dat dat kindje nu zit??? Juist ja, in mijn zak hier, zegde de Piet, die de jutezak voortzeulde! In eerste instantie waren wij natuurlijk verstijfd van angst, maar ik wilde toch echt weten, of dat wel waar was. Dus ik vroeg met een bang stemmetje, of dat ook echt zo was, dat zij een kindje in de zak meesleurden. De Piet draaide zich naar mij toe, waarschijnlijk verwonderd, dat ik zoiets durfde te vragen, en zegde: Kom maar kijken, hier zit ze in! En geloof het of niet, maar ik deed inderdaad een paar passen naar voor en wierp een blik in de zak. En wat zag ik? Suzanne, een meisje uit de straat met blonde krullen, zat in de zak!! Er was maar een meisje met blonde krullen, dus het was zéker Suzanne! Daaruit blijkt maar weer, hoe kinderen, en soms ook volwassenen, zien, wat ze verwachten te zien op een bepaald ogenblik. Na nog wat gebrom en gepreek, vertrokken de Pieten, ons achterlatend met het vreselijke gevoel, dat de blonde krullebol in de zak ons buurmeisje was. Toen wij al wat groter waren en 's avonds samen aan tafel ons huiswerk maakten, gebeurde het met Sinterklaas regelmatig, dat er keihard op de rolluiken werd geroffeld. Iedereen hield dan zijn adem in en hield betreffend venster in de gaten. Natuurlijk werd er dan van een totaal andere zijde lekkers naar binnen gezwierd! Dat was, ondanks de hartkloppingen, een welkomme afleiding, want wij werden nooit overstelpt met zoetigheden of mandarijnen, en iedereen haastte zich om zijn deel bijeen te grabbelen. De avond van Sinterklaas, zetten wij dan allemaal een bord op de eetkamertafel, met wortelen of brood erin en daarna gingen de deuren op slot. Sinterklaas en Piet konden overal binnen, die hadden geen sleutel nodig! Slapen werd een erg moeilijke klus die nacht en bij het ochtendgloren stonden wij dan ook aan het bed van onze ouders, "of het nog niet tijd was om op te staan?". Wij werden dan nog een tijdje aan de draai gehouden tot het ogenblik aanbrak dat iedereen naar beneden ging. We moesten allemaal gewassen, aangekleed en netjes gekamd zijn, eerder gingen de deuren niet van het slot. Mijn pa treuzelde dan behoorlijk om de spanning op te voeren en wij probeerden om beurten door het sleutelgat iets te ontwaren. Iedereen zag vanalles en nog wat! Dat was echter absoluut onmogelijk omdat alle lichten gedoofd waren en de rolluiken naar beneden. In de plaats was het aardedonker en alleen onze kinderfantasie nam een loopje met ons, net als bij die zak! We zagen of meenden te zien, waar we het meeste naar verlangden. Als eindelijk de deuren opengingen, was het één groot feest. Veel speelgoed was er voor ons in die jaren niet bij. Maar we kregen altijd nieuwe kleren, die dan broodnodig waren voor de winter, wat snoep en fruit , een gezelschapsspel, spullen voor school en, wat mij het meest interesseerde: leesboeken. Dan kon mijn dag niet meer stuk en had ik niet eens meer oog voor al het andere. Het was mijn weg naar een andere wereld, vol spanning, avonturen en dromen.
Ik had niet alleen een Waalse penvriend, maar ook nog een Braziliaanse en een Duitse! De taal in Brazilië is portugees, en dat als enig land in Zuid-Amerika.In alle andere landen van Zuid-Amerika wordt er spaans gesproken. In Duitsland natuurlijk duits. Mijn Duitse penvriend was van het toenmalige Oost-Duitsland, namelijk van Halle a/d Saale. Volker, was een student aan de hogeschool (of universiteit?) van Klingenthal en hij volgde ingenieurstudies, die iets van doen hadden met chemie. Precies weet ik het allemaal niet meer. Hij was een blonde, knappe jongen en dat laatste weet ik alleen maar van de foto's, die hij stuurde. Ontmoet heb ik hem nooit, ofschoon hij dat dolgraag wilde. Ik weet nog dat hij schreef dat hij stages moest lopen in een bedrijf, dat muziekinstrumenten vervaardigde en ik kan mij voorstellen, dat de legering van zo'n instrument erg nauwkeurig moet berekend zij om een zuivere klank voort te brengen. Ik moet nog ergens een foto van hem hebben, waar hij op de trappen van een groot gebouw staat, bij de diploma-uitreiking. Hij droeg een kostuum, waarvan de broekspijpen en de mouwen veel te kort waren. Het zag er allemaal erg armoedig uit en Volker klemde zijn diploma als een schat tegen zijn borst. Hij was duidelijk erg verliefd op mij geworden en had al plannen gemaakt, waarin ik naar Duitsland kwam en dan zouden wij trouwen! Hoe naïef is jeugd! Hij stuurde mij een foto van een ondergesneeuwd hotelletje ergens in een skigebied, en dat zou ons trefpunt zijn, voor de eerste ontmoeting. Hij kon maar moeilijk begrijpen, dat ik op dat voorstel niet inging, omdat ik het zelf niet wilde, maar ook omdat dit door mijn ouders nooit getollereerd zou worden! Het gevolg was, dat de correspondentie doodbloedde en een vermeende romance een stille dood stierf. Af en toe vraag ik mij wel eens af, hoe het hem vergaan is in het leven en of hij voor zichzelf en zijn familie een menswaardig bestaan heeft kunnen opbouwen in het toemalige Oostblok.
Mijn Braziliaanse penvriend, was een héél ander verhaal! Zijn voorouders waren van Italiaanse afkomst en het was blijkbaar een vrolijke levendige familie! Ik herinner mij een foto van hem, waar hij aan een tafel een hoop verfrommeld geld zit te tellen! Hij studeerde ook, maar zat in zijn vrije tijd en in de weekends aan de kassa van een filmzaal. Alleen vond ik die hoop verfrommeld geld géén gezicht! Blijkbaar stak daar nooit iemand ook maar één geldbriefje in een geldbeugel, maar zat alles opgefrommeld in hun zakken! Met Antonio (Tony) correspondeerde ik in het engels, want portugees kende ik niet en heb ik ook nooit geleerd. Hij was ongelooflijk attent en schreef zijn brieven allemaal in kleine drukletters, zodat ik nooit ook maar één woord niet kon ontcijferen! Hij stuurde mij in die tijd reeds, grote weekbladen met prachtige glanzende foto's erin van het Carnaval van Rio. Wij keken onze ogen uit! Onder elke foto plakte hij in het engels de vertaling van de tekst. Die vertaling schreef of typte hij op doorslagpapier voor brieven, in lange smalle strookje! Bij alle prachtige gewaden, die door speciaal uitgekozen personen werden gedragen, stond de naam van de eigenaar vernoemd, de waarde van het gewaad en de naam van de drager of draagster. Het duizelde ons van de waarde van sommige kostuums. Buiten deze geklede dames en heren, waren er natuurlijk ook heel wat foto's, waar minder kledij bij te pas kwam! Maar mooi waren ze allemaal! Wij stuurden elkaar af en toe ook een singeltje met muziek van onze contreien. Ik kreeg van hem een met de titel "Boeing, Boeing"! En ongelooflijk maar waar, ik stuurde hem er een van Bobbejaan Schoepen! Het was een van zijn romantische liedjes en niet dat van "het café zonder bier"! Tony schreef mij terug, dat al zijn vrienden bij hem thuis naar de muziek kwamen luisteren en dat ze het buitengewoon mooi vonden! Het was dus een aangename en ongecompliceerde correspondentie. En toch kwam er op zekere dag een einde aan. Mijn toenmalige vriend vond het maar niets dat ik er met andere jongens een briefwisseling op nahield. En wat deed een braaf meisje in die tijd? Juist ja, het contact verbreken. Een jaar of 8 geleden kreeg ik plotseling een telefoontje van een vroegere buurvrouw van mijn ouders. Ik moest daar een brief gaan afhalen, die er blijkbaar voor mij was aangekomen op het adres van mijn ouders. Mijn oudershuis is ondertussen verkocht en er wonen vreemde mensen in, die mij van haar of pluim kennen. De brief was gericht "Aan de bewoners van dit huis" en dan mijn vroeger adres. Daarin vroeg Tony of ik daar nog woonde, en als dat niet het geval was, of iemand van de nieuwe bewoners hem dan toch kon vertellen, wat er van mij geworden was of waar hij mij kon contacteren. Daar de nieuwe eigenaars van mijn oudershuis mij niet kenden hebben zij navraag gedaan bij de buurvrouw en die kwam tot de slotsom, dat ik de gezochte persoon moest zijn. Vandaar het telefoontje. En nu correspondeer ik, na al die jaren, opnieuw met mijn Braziliaanse penvriend. En op een bepaald ogenblik stuurde hij mij de copie van mijn allereerste brief en omslag en de allereerste zichtkaart, die ik hem ooit gestuurd had, met een begeleidend schrijven, waarin stond, dat hij een glas wijn zou drinken op mijn gezondheid, want op die dag was het juist 40 jaar geleden, dat hij die eerste brief en kaart van mij gekregen had. Proost mijn trouwe vriend!
Ik was een jaar of vijftien, en zat op de humaniora, waar natuurlijk ook vreemde talen als duits, engels en frans werden onderwezen. Daar mijn interesse in taal, de onze zowel als vreemde talen, steeds erg groot is geweest en nog is, was ik er direct voor te vinden om een briefwisseling te beginnen met meisjes of jongens van mijn leeftijd. Hoe wij aan die adressen geraakt zijn, kan ik mij niet meer exact herinneren, maar wij kregen die wel via de school toegespeeld en popelden om lange brieven te schrijven naar voor ons onbekende jongeren! Ik had het adres ontvangen van een jongen uit Vresse-sur-Semois in de Ardennen en ik haalde mijn beste frans boven, en vertelde over alle kleine gebeurtenissen op school en thuis. Claude was één van de twee zonen van de commandant van de gendarmerie van Vresse-sur-Semois en er ontwikkelde zich een gezellige correspondentie, die gedurende de ganse humaniora voortkabbelde. Tijdens het groot verlof na mijn humaniora zou ik hem voor de eerste keer ontmoeten, want ik mocht (!) op vakantie op de gendarmerie en mijn correspondentievriend ontmoeten na al die jaren van ijverig schrijven. Maar schrijven is natuurlijk één ding, en praten een héél ander! Als je schrijft in een vreemde taal kun je nadenken en eventueel iets opzoeken, waaraan je twijfelt. Als je praat moet het er direct zijn, en fouten uitwissen gaat niet! Toen ik daar dan arriveerde, was mijn hartje dan ook erg klein en was ik héél weinig van zeggen. Ik kan echt mijn zegje wel doen, maar daar was op dat ogenblik helemaal niets meer van te merken en mijn zwijgen "in alle talen", werd alleen maar af en toe onderbroken door een "oui" of "non" en daarmee hield het op. Claude en zijn broer hadden duidelijk in de gaten, waar het schoentje wrong en begonnen mij behoorlijk te plagen en op mijn kop te zitten en hun vader keek lachend toe en had van ons drie het meeste plezier, denk ik. Zo te zien, kon hij de strategie van zijn zonen wel waarderen! Het geplaag werd zo erg, dat ik het echt niet meer over mijn kant kon laten gaan. Ik was nochtans aardig wat gewoon met zes broers! En toen ik de eerste repliek in het frans gegeven had, was ik natuurlijk vertrokken en dat was de bedoeling geweest van de hele plagerij. Ik voelde mij best op mijn gemak op de gendarmerie met de twee broers, want ik was het gewoon om met jongens om te gaan en begreep aardig wat van hun leefwereld. Vlakbij de gendarmerie lag een klein hotel en daar verbleven een groep Waalse jongeren, meisjes en jongens, die ook hun humaniora beeindigd hadden en samen hun vakantie doorbrachten, vooraleer verdere studies aan te vatten. Wij troffen hen 's avonds op het terras bij een drankje en geraakten in gesprek. Het klikte en het gevolg daarvan was, dat wij elke dag samen optrokken, lange wandelingen maakten, plaatsen bezochten of gewoon rustig langs de Semois zaten te keuvelen terwijl er gezwommen, gevist, kano gevaren of alleen maar pootje gebaad werd. Op een dag waren wij weer te voet onderweg en de voertaal was, zoals steeds frans.Plots vroeg iemand mij, waar ik dat vlotte frans geleerd had. Ik antwoordde hem: Op school. Daar begrepen ze dus niets van. Want zij hadden ook nederlands op school geleerd, maar konden toch echt niet, volgens henzelf, een vlot gesprek voeren in het nederlands! Ik vroeg hen om iets te zeggen in het nederlands. Wat er toen kwam, vergeet ik mijn hele leven niet meer, omdat het zo ongelooflijk grappig was: Eerst volgden de nodige krachttermen !!! Toen ik hen vertelde, dat fatsoenlijke mensen, die niet gebruikten, schakelden ze over op een hoger niveau. Eerste zinnetje was: De dunne telefoondraden wiebelen tussen de dunne dunnebossen! Ik vertelde hen dat het geen "dunnebossen" waren, maar dennebossen. Het volgende zinnetje: De forellen ijlen door de wateren van de Semois. En dan moeten jullie die "ij" en "w" op z'n frans uitspreken! Toen ik hen vroeg welke schrijvers zij toch wel te lezen gekregen hadden, kreeg ik als antwoord: Guido Gezelle en Multaluli. Geen wonder dat die arme stakkers geen normaal gesprek in het nederlands konden voeren. Maar gelachen heb ik zeker, en ze namen het me echt niet kwalijk. Mijn correspondentievriend zou naar Brussel gaan om verder te studeren aan de school voor officieren bij het leger. Geleidelijk verwaterde de correspondentie. Jaren later gebeurde er echter iets grappigs. Twee van mijn broers studeerden in Brussel en kregen les in wiskunde van een officier van het leger. Zelf volgden zij een opleiding voor officier bij de rijkswacht. Plots keek de docent hen aan en vroeg: hebben jullie een zus, die Michelly heet? Mijn twee broers, stomverbaasd, knikten allebei dat dit inderdaad zo was. Hij zegde: Doe haar de groeten van mij, ik ben haar vroeger correspondentievriendje uit Vresse-sur-Semois! Prachtig vond ik het en ZO KLEIN is onze wereld!
In een gezin als het onze, was er telkens wel iets loos. En ik verwonder er mij over, dat het niet eens ophef makende gebeurtenissen zijn, die onbewust in mijn onderbewustzijn bleven hangen. Mijn pa had heel dikwijls 's nachts dienst of 's avonds, omdat hij de jongste van de brigade was. Het gebeurde dus niet dagelijks, dat hij zich met onze lessen en huiswerk bezig hield. Als hij dan eens thuis was tegen huiswerktijd, hield hij dat dan ook allemaal goed in de gaten, en werd er nogal wat gecontroleerd. De klasagenda's werden nagezien, schriften en huiswerken bekeken en dan vooral de opmerkingen , die door de leraars of nonnen in de kantlijn geschreven waren. Mijn zus, die 4 jaar jonger was, had het niet zo gemakkelijk op school en had nogal wat begeleiding nodig. Ik herinner mij de avond, dat mijn vader haar probeerde uit te leggen, hoe een balk in elkaar stak en wat de lange of korte zijde was etc. Hij haalde er een luciferdoosje bij en aan de hand van dat "balkje" probeerde hij haar die begrippen bij te brengen. Voor kubussen versneed hij een kroot, zodat er een perfecte kubus te voorschijn kwam. Maar mijn zus werd alleen maar zenuwachtiger, naargelang hij meer voorbeelden aandroeg en meer uitleg gaf, zodat ze eigenlijk niet eens hoorde, wat hij zegde, maar alleen bezig was met bang zijn, dat ze het toch weer mis deed. Ik had ondertussen mijn huiswerk af en mijn lessen geleerd, en kwam naar hem toe om dat te zeggen. Hij gaf als antwoord: Ja het zal wel goed zijn. Hij keek zelfs niet naar hetgeen ik in mijn handen had, of wat ik gemaakt had. Ik voelde mij op dat ogenblik totaal en volledig afgewezen. Ik begrijp nu wel, dat hij al lang blij was, dat hij zich met mijn werk niet moest bezig houden, maar op die leeftijd kon ik dat echt nog niet begrijpen en mijn maag kromp ineen door dat gevoel van afwijzing Ik heb toen erg ongewone uitspraak gedaan: Ik wou dat ik ook dom was. Het enige wat ik echter werkelijk wilde, was natuurlijk aandacht en erkenning, en die kreeg ik absoluut niet, toen niet en in mijn latere jaren op school ook niet. Voor mijn pa was het nooit goed genoeg. "Het kon altijd beter!" Als gevolg daarvan, ga je erg perfectionistisch worden in bepaalde dingen en ben je altijd op zoek naar erkenning van anderen. En dat maakt het leven er echt niet gemakkelijker op.
Tot ons 12de jaar moesten wij steeds om 19u00 naar bed, en dat is, vooral in de zomer erg vroeg! Het was dan echt nog klaarlichte dag! Er werd dan ook nogal wat afgebabbeld tussen de verschillende slaapkamers en soms werden er spelletjes gespeeld, tenminste zolang mijn ouders dat beneden niet hoorden! Een van die spelletjes, was "miske doen". Ik had enkele broertjes, die misdienaar waren en wij moesten elke morgen naar de mis en wisten dus perfect hoe dat moest. Eén van de jongens was de priester en het laken werd rond zijn hals geknoopt, want dat was de kazuifel. Twee pantoffels dienden als water- en wijnvaatje en één pantoffel was de kelk. Als het consecratie was, moest natuurlijk de bel geluid en daarvoor deed het koordje van het licht dienst. Er werd gebrabbeld in het Latijn en het licht werd voortdurend uit en aan getrokken. Plots ging de gangdeur open en riep een stem beneden aan de trap, dat het haast gedaan moest zijn daar boven!!! Iedereen vliegensvlug onder de lakens en zelfs ademen deden we dan in een ander tempo dan normaal het geval was! We begrepen absoluut niet hoe onze ouders konden weten, dat wij miske speelden. Later werd dat mysterie natuurlijk opgelost, want het voortdurend uit- en aantrekken van het licht, was duidelijk beneden te horen. Onze mis werd vroegtijdig afgebroken. Tenminste tot de volgende morgen, als we weer opgeruimd naar het echte gebeuren vertrokken.
Waar is de tijd, dat wij niet eens wisten wat een TV was, nooit gehoord hadden van een computer of van computerspelletjes en wij de radio alleen interessant vonden, als er, voor onze begrippen, mooie muziek te horen was, hetgeen gelijk alle nieuwsberichten of sportuitslagen uitsloot! Ja wat voerden wij dan uit de ganse dag? Vervelen? Géén sprake van, want er was héél veel te doen. Een van onze geliefkoosde spelletjes was vogeltjes vangen. Ik denk dat Gaia nog niet bestond in die tijd, of is het mogelijk daarvoor aangeklaagd te worden met terugwerkende kracht? Hoe wij dat deden? Met veel geduld en list. Wij namen het rechthoekige zeef, waarmee de assen uit de kachel gezeefd werden om de sintels eruit te halen. Dat zeef zetten wij schuin omhoog op een stevig stokje en aan dat stokje was een lang, dun koordje bevestigd. We plaatsten dat zeef op het betonnen paadje, dat de hof netjes in twee helften sneed. Onder dat zeef legden wij in melk geweekte broodkruimels en dan leidden wij dat koordje tot om de hoek van de staldeur, waar wij aan het wachten begonnen. En de musjes kwamen hoor, héél zeker. Alleen geduld was nodig en uithoudingsvermogen. Daarbij kwam dan nog, dat er in alle talen moest gezwegen worden, want anders kwam natuurlijk geen vogeltje opdagen. Op het ogenblik dat het musje parmantig onder het zeef wipte en een beetje wantrouwig en schichtig aan zijn broodmaaltijd begon, trokken wij bliksemsnel aan het koordje, het zeef klapte naar beneden en het musje zat gevangen. De kunst bestond er nu in, het diertje onder dat zeef uit te halen zonder dat het ontsnapte. En raar maar waar, het lukte ons telkens zonder moeite. Ik voel nog steeds dat kleine lijfje in mijn hand en dat hartje dat als een wilde tekeerging. Het musje werd dan in een vogelkooi gezet en met heel veel liefde verzorgd, en van brood en water voorzien. Toch kon het niet uitblijven dat het diertje stierf, want musjes zijn niet gemaakt om in kooien te leven en zoveel begrip van de natuur, hadden wij op die leeftijd nog niet. Verdrietig als wij dan waren, werd het diertje op zacht gras in een sigarenkistje gelegd en plechtig begraven ergens onder een bloemenstruik in de hof en er werd zelfs een zelfgemaakt kruisje opgezet, gemaakt van enkele takjes. Mijn vader heeft waarschijnlijk zonder ruchtbaarheid, veel van die kistjes stiekem weer verwijderd, om zijn graafwerkzaamheden in het voorjaar niet in het gedrang te brengen.
Wij vingen niet alleen vogeltjes maar ook dikke hommels! Die beestjes zaten in grote getale op de bloemen, die veelvuldig aanwezig waren in onze hof. Wij vouwden kleine repen karton dubbel en met de open kant van het gewouwen kartonnetje plukten wij de hommels van de bloemen en plaatsen ze allemaal tegen het venster binnen in de stal. Daar bleven die lieve diertjes met veel misbaar tegen het glas vliegen en zoemen, en het was niet eens nodig de staldeur dicht te doen, want het kwam niet in hen op van het venster weg te vliegen. Als het vensterglas helemaal vol hommels zat, stopten wij met onze vangst en was het spelletje over. Tot ons ma in de stal kwam. Zij had totaal geen begrip voor deze sport en gebood ons elke keer opnieuw, de diertjes hun vrijheid terug te geven. Door het venster te openen, kozen er heel wat die vluchtweg, maar veel van hen moesten wij terug met dat geplooide kartonnetje opnemen en buiten laten vliegen. Het vensterglas was dan natuurlijk telkens aan een grondige poetsbeurt toe! En in de gemetste kooien, mooi hun naam op het hout rond het gazen deurtje geschreven, keken onze konijnen met grote ogen en wippende neusjes toe.
Wat is het lang geleden, dat ik nog aan mijn Italiaanse vriendinnetje gedacht heb! Die met de vele gevlochten staartjes op de humaniora. Zij was, net als ik de oudste van een resem kinderen en woonde in een mijndorp niet ver van mijn geboortedorp. Wij hebben elkaar leren kennen op de humaniora en zijn dan ook enkele jaren bevriend gebleven. Ze is zelfs met mij op internaat geweest in de provincie Antwerpen (Torentjes Waver) en werd daar na een jaar wandelen gestuurd, omdat ze op de slaapzaal, onder de chambretten door met haar buurmeisje had liggen te babbelen en daarbij betrapt werd door de non.Het buurmeisje werd niet doorgestuurd, maar zij wel. Haar ouders waren dan ook minder welstellend. Zij was geboren in Tripoli, het noorden van Afrika, waar haar vader, een Italiaan, grenswachter was. Haar moeder was een Duitse, en licenciate in de Germaanse talen. Het was een warm, beschaafd gezin en ik had het er echt naar mijn zin, als ik daar was. Wij trokken elke dag met elkaar op, tijdens de eerste vier jaren van de humaniora, totdat zij totaal onverwacht uit mijn leven verdween, omdat zij naar huis gestuurd werd, en ik verder op internaat zat. In de tijd, dat zij en ik samen naar Maaseik naar school gingen, nodigde zij mij op een dag uit, om samen met haar familie, met de trein naar zee te gaan! Ik was totaal perplex! Zo'n cadeau had ik nog nooit van iemand gekregen en ik had nog nooit de zee gezien! Ik was trouwens in die tijd nog nooit buiten Limburg geweest, buiten de zeldzame bezoekjes aan een tante in Lier, samen met mijn moeder. De vader van mijn vriendinnetje werkte in de mijn in Eisden en de mijnwerkers kregen treincoupons, waarmee ze gratis konden reizen. En ik mocht mee!! Ik sliep er gewoon niet meer van. De dag brak aan, dat we het avontuur zouden aanvangen en de avond voordien was ik reeds bij haar blijven slapen, omdat er 's morgens erg vroeg vertrokken werd. Onze knapzak werd klaargemaakt, met boterhammetjes en drinken en fruit voor de ganse dag, en wij voelden ons lijk jonge veulens, die voor het eerst in de lente de weide in mochten. En daar gingen wij beiden. De een met lange zwarte haren en ik met lange middelblonde haren, netjes gekleed in de zondagse kleren, schoenen opgeblonken en witte sokjes aan. We waren 14 jaar oud en in die tijd waren dat nog "kinderen"met sokjes aan. Gedurende de ganse treinreis hebben wij met grote ogen het voorbijsnellende landschap bewonderd. Er waren de nodige overstappen en dat was weeral spannend, en na enkele uren treinen kwamen wij in het station van bestemming aan. Ik realiseer mij nu, dat ik niet eens meer weet, naar welke badstad we geweest zijn. Zal wel Oostende geweest zijn, maar ik kan het niet bezweren. En dan met onze pick-nick richting strand. Het was geen mooi weer. De lucht zag grijs en er waaide een frisse wind. Maar niets kon ons deren. Het leven behoorde ons toe, want wij gingen de zee zien! Tot op heden voel ik dat gevoel, bij de aanblik van de zee. Ze was loodgrijs en de golven beukten op het strand. Er was geen greintje zonneschijn te zien, en ik liep daar op dat strand, richting water, terwijl het zand in mijn gezicht striemde. En toch was dat het mooiste, wat ik ooit gezien had. Ik ben de ganse dag in de buurt van de waterlijn blijven lopen. De schoenen met de veters bijeen gebonden en de sokken in mijn tasje. Ik kreeg niet genoeg van het geluid, de geur, het schreeuwen van de meeuwen en het bulderen en af- en aanrollen van de golven. Tot op heden is de zee mijn grote liefde. In al haar schakeringen van grijs en zwart, groen en blauw, smaragd en wit schuim. Nog steeds zingt zij voor mij het mooiste lied, dat ooit gezongen werd en wordt. En dat cadeau had ik gekregen van mijn toenmalig vriendinnetje, waardoor zij voor mij voor altijd zal verbonden blijven met die herinnering aan de zee.
Ik had inderdaad ook nog wat broers! Zes in in aantal. Van één van hen herinner ik mij als gisteren, dat hij geboren is. Ik was net zeven en deed dat jaar mijn eerste communie. Voor dat grote gebeuren werd er door de naaister een communiekleedje gemaakt en dat moest natuurlijk ook gepast worden. Op een zekere dag kwam de naaister thuis om het kleedje aan mijn moeder te tonen. Ma lag echter boven in bed en als kind stel je jezelf helemaal geen vragen daarbij. Wij woonden toen nog in het kleine huisje, waar zeven van de acht kinderen geboren zijn. Wij trokken dus naar boven en ik stond aan het voeteinde van het bed, terwijl de naaister het kleedje rond mij schikte en mijn ma goedkeurend toekeek. Op de slaapkamer van mijn ouders heeft steeds een kinderbedje gestaan, want jarenlang was er altijd wel een baby, die daarin sliep.Opeens hoorde ik een piepend geluidje. Ik keek mijn ma aan en zegde dat ik een muis had gehoord. Mijn moeder schrok en zegde: Is dat echt zo? Dan moet je maar eens gaan kijken, waar die zit, want dat vind ik niet zo geweldig, een muis op mijn kamer! Ik ging doelbewust af op de hoek van de kamer, waar het kinderbedje stond, want vandaar had ik dat geluidje gehoord! Eerst onder het bed, dan erachter, en teneinde raad in het bed gekeken, en wie vond ik daar??? Géén muis in elk geval, maar wel mijn pasgeboren broertje! Ik wist niet beter, dan dat mijn ma geen idee had, wat er in dat bed lag en verkondigde opgetogen dat ik een kindje gevonden had! Dus die broer is door mij ontdekt! Tenminste ik heb het als kind steeds zo aangevoeld en ervaren. Diezelfde broer, die precies zeven jaar jonger is dan ik werd een blonde kleine deugniet, met van die sluike, zijdeachtige haren en grote bruine ogen. Hij was een ongelooflijke rakker en stak voortdurend allerlei kattekwaad uit waarvoor hij dan ook prompt gestraft werd. Meer dan eens kreeg hij een ferm pak tegen zijn broek, moest hij zich wassen en onmiddellijk naar bed. Hij was en is echter een wezen dat geen rancune kent! Hij kleedde zich uit, waste zich netjes en kwam dan naar mijn pa, die hem net een pak slaag verkocht had, met gladgekamde zijdeachtige haren en uitgestoken armen een nachtzoen vragen! Doordat hij zo'n rakker was, kreeg hij natuurlijk meer dan eens zaken in de schoenen geschoven, die hij helemaal niet mispeuterd had. De dingen overkwamen hem gewoon ( en hij hielp af en toe een handje!). Ik vergeet nooit die zaterdagavond. Iedereen had zijn wekelijks bad in de zinken tobbe achter de rug en dan moest er natuurlijk gedweild worden, want dan stond zo ongeveer de keuken onder water!Ik hielp mij ma bij het dweilen en mijn broertje liep naar achter het tuinpaadje op. Het was echter al behoorlijk donker, en moet ergens in de herfst geweest zijn. Ik was ongeveer klaar met dweilen, toen mijn ma vroeg, waar mijn broertje was. Ik antwoordde dat hij het tuinpad was afgelopen. Ze gaf de opdracht hem onmiddellijk naar binnen te roepen, omdat zijn haar nog nat was en hij zeker een verkoudheid zou oplopen. Ik riep maar kreeg geen antwoord. Riep opnieuw en er kwam nog steeds geen antwoord. Opeens wist ik dat er iets gebeurd was! Ik liet mijn dweil vallen en rende als een haas naar achter. Geen broertje te bespeuren. De paniek sloeg toe en ik liep de weide in en kwam weer terug zonder hem te vinden. En plots zag ik wat er gebeurd was: hij had blijkbaar op de rand van de mestkuil gelopen en was er door een of ander reden ingevallen. Niet op de mesthoop zelf maar in het gat waar de gier bijeenliep en hij was met zijn gezicht naar beneden in het gat gevallen. Ik heb hem eruit gevist en op mijn armen naar binnen gedragen. Hij had héél wat van dat goedje naar binnen gekregen en was eigenlijk met geen tang aan te pakken! Mijn broer was zo vies, als hij waarschijnlijk nooit meer in zijn leven geweest is. Hoe dikwijls hij die avond gewassen is, kan ik niet vertellen, maar die hardnekkige reuk was gewoon niet weg te krijgen, alsof hij door zijn huid was opgeslorpt. Het hele huis rook vies en mijn ma vond er niet beter op dan een ganse fles reukwater over hem uit te sprenkelen om de gevolgen van dat vieze bad teniet te doen! Men verveelde zich nooit in de buurt van mijn broertje!
Elke avond, als wij uit school kwamen, was de boodschap : eerst eten om 17u00 en daarna prompt allemaal aan de eetkamertafel om huiswerk te maken en lessen te leren. In de zogenaamde salon stond een tweede grote tafel en het jonge volkje werd dus in twee groepen verdeeld, zodat iedereen voldoende plaats had om zich te verdiepen in alles, wat ons slim kon maken. In de lagere klas werd in mijn tijd nog geschreven met een pen, die in de inkt gedoopt werd! Dat was geen sinecure, want als er een teveel aan inkt aanhing, viel al eens een klodder op het schrijfvlak en kon de hele tekst vanaf het begin opnieuw geschreven worden. In mijn herinnering werden zo héél veel nieuwjaarsbrieven meerdere malen geschreven en herschreven. Op een zekere dag werden wij allemaal op het matje geroepen bij pa. Dat wil zeggen, diegenen, die reeds met pen en inkt schreven. Wij stonden daar allemaal wat angstig te kijken want een boze pa, was echt niet om vrolijk van te worden. Zijn vraag luidde: wie heeft er met zijn pen naar het plafond gegooid??? Wij stonden hem allemaal stomverbaasd aan te kijken! Met een pen naar het plafond gooien! Hoe kwam hij erbij! En niemand van ons zou zich zulke baldadigheden in zijn hoofd halen, dat was wel heel zeker. Hij kreeg hierop dus van niemand een antwoord, maar hij bleef ervan overtuigd, dat wij wel eens met pennen naar het plafond gooiden want er waren allemaal kleine inktspotjes op ! Wij werden in groep gestraft omdat de dader zich niet bekendgemaakt had. Straf dat heette: vroeg naar bed en wij moesten sowieso reeds elke avond om 19u00 naar bed. Als we 12 jaar geworden waren, werd dat 21u00. Maanden later liep mij pa door het huis en ving op een bepaald ogenblik een vlieg. Hij was daar ontzettend handig in. Toen hij het insect dooddrukte had hij een inktvlek op zijn vingers! Opeens werd duidelijk, wie die inktvlekjes op het plafond gemaakt had. De vliegen zaten soms op de rand van de inktpot , vlogen weer weg en gingen dan op het lichte plafond zitten en lieten daar grandioos hun voetsporen na!
Ja dat had ik dus ook, een kleiner zusje! Ze is vier jaar jonger dan ik en wij verschillen als water en vuur! En daaraan is tot op heden niets veranderd! Gek eigenlijk als je uit hetzelfde nest komt en door dezelfde ouders bent groot gebracht en opgevoed. Ik heb dus steeds meer overeenkomsten gehad qua karakter met mijn broers, waar ik uiteraard dan ook beter mee kon opschieten. Ze huilde om het minste geringste en mijn broers vertikten het om met haar te spelen, want ze konden dus echt niet tegen dat "gezump" zoals ze dat zo mooi verwoordden! Zij was nochtans de favoriete van mijn nonkels en tantes, want ze ging bij iedereen op schoot zitten en was blijkbaar een stuk aangenamer in de omgang dan ik was. Zij was extravert en ik behoorlijk introvert, hetgeen mij zelden in dank werd afgenomen en nog minder werd begrepen! Zij was de lieve en ik het spook, zo simpel werd dat toentertijd gesteld. Dat zulke uitspraken mij diep kwetsten, daar stond niemand bij stil; Op een zekere dag, ik denk dat mijn zus een jaar of zes was, speelden wij in de keuken van ons oude huisje. Plots begon mijn zus te wenen en niemand had ook maar het minste idee, wat er nu weer loos was. Niemand schonk er dus veel aandacht aan, maar het wenen werd alsmaar heviger en mijn moeder kwam kijken, wat er nu weer aan de hand was. Niemand kon daar een zinnig antwoord op geven en mijn ma gebood haar op strenge toon op te houden met dat gehuil en te vertellen , wat er gebeurd was. Met veel gesnik en gesnotter kwam de aap uit de mouw: ze had een witte boon in haar neus gestoken en kreeg dat ding er niet meer uit! Er stonden witte bonen op het aanrecht voor de soep, die mijn ma nog moest koken. Ze had dus niet beter gevonden dan een boon in haar neus te steken en hoe meer geprobeerd werd, dat ding eruit te halen, hoe hoger dat dat omhoogkroop en door het slijm aan het opzwellen ging. Nu was goede raad duur en er bleef maar oplossing: de dokter werd gebeld. Die heeft toen met een soort van lange haaknaald die vreselijke boon, die inmiddels behoorlijk hoog gekropen was, eruit gepeuterd. Het bloed gutste uit haar neus, maar we hadden de boon en ze werd niet meer voor de soep gebruikt!
Een jaar of twee later. We waren inmiddels verhuisd naar ons nieuwe huis. Mijn pa had een heel grote hof met groenten aangelegd, hetgeen erg groot nodig was met een gezin als het onze. Als je tien monden moet voeden, heb je al heel wat groenten en aardappelen nodig om het jaar door te komen. Vooraleer in het voorjaar gezaaid en geplant werd, moest er natuurlijk eerst gespit worden. Het was een prachtige lentedag en mijn pa was druk doende in zijn hof. Wij, kinderen wilden natuurlijk allemaal meehelpen, ofschoon wij geen van allen oud genoeg waren om ook maar iets bij te dragen om het werk in de tuin te verlichten. Mijn pa liet ons echter begaan zolang wij hem maar niet onder de voeten liepen en ons onderling verstonden. Daar liep het natuurlijk een beetje spaak want iedereen kwam op het terrein van de ander en er werd behoorlijk wat gegrommeld en gekibbeld. Mijn zus begon als altijd weer te wenen en mijn pa , die zich nauwelijks omdraaide, zegde op rustige toon: Als ik je nu nog éénmaal hoor jammeren, dan krijg je een pak op je broek, dan weet je tenminste waarom je weent! Alles werd rustig en iedereen rommelde maar wat aan. De een werkte met een schop, nog iemand met een hark, iemand anders met een schup en mijn zus had warempel een riek te pakken gekregen en was daarmee druk doende. Het was eigenlijk een idyllisch tafereeltje, die tuin met kinderen en pa in de lentezon. Plots hoorden wij een hoog jammerend geluidje, als van een diertje, dat in het nauw gedreven werd. Mijn vader draaide zich met een ruk om en keek naar mijn zus. Het kon namelijk maar van één zijde komen! En inderdaad, zij was het. Maar deze keer jammerde ze met recht en reden want ze had het klaargespeeld om zichzelf met de riek vast te steken in de grond, dwars door haar voet heen! En ze kon de riek er niet meer uit. Tot op heden begrijp ik niet hoe ze dat heeft gedaan! Daar is toch een behoorlijke kracht voor nodig om jezelf doorheen je voet in de grond vast te pinnen! Mijn pa trok met een ruk de riek ophoog, nam haar in zijn armen en liep naar de keuken, waar hij haar op de tafel zette. Hij trok haar sandaal van haar voet en het bloed gutste over de vloer. Er diende toen allerlei maatregelen getroffen om geen vergiftiging te krijen, want een riek wordt gewoonlijk gebruikt om mest te spreiden, met alle gevolgen vandien, als hiermee een wonde wordt veroorzaakt. De dokter heeft zijn werk echter goed gedaan want er zijn geen verwikkelingen opgetreden. Maar ons kleine zusje stelde ons regelmatig voor verrassingen en gewoonlijk waren die niet erg aangenaam!
Eénmaal per week kregen wij met de leerlingen van de twee richtingen biologieles. De "latinisten" zaten helemaal achteraan in de klas, en die klassen waren, zoals reeds meegedeeld, niet bijzonder groot, zodat er met de plaats gewoekerd werd. Helemaal achteraan werden banken geplaatst, die dan ook nog tegen elkaar aangeschoven werden, zodat er één lange bank ontstond. De stoelen stonden met de rugleuning tegen de achterwand van de klas. Daar zaten wij dan met ons zevenen en er werd regelmatig wat afgegibberd! Op een dag had iemand een doosje, mooi verpakt op de lessenaar van de juffrouw gedeponeerd. Het enige wat wij wisten was, dat de inhoud iets griezeligs was. Zij kwam nietsvermoedend de klas in, zette haar schooltas op haar stoel en bemerkte het pakje op de lessenaar. Blijkbaar ging ze er van uit , dat iemand van de andere leraren of leraressen dat daar voor haar had neergelegd. Iedereen zat in spanning te wachten, hoe ze zou reageren en het was opmerkelijk stil in de klas, hetgeen voor haar een teken had moeten zijn, dat er iets niet klopte! Ze was echter zo nieuwsgierig naar de inhoud, dat het haar helemaal niet opviel. Voorzichtig begon ze het papier rond het doosje te verwijderen en deed ze het deksel open. Iedereen hield letterlijk de adem in! Ze slaakte een luide kreet, werd lijkbleek, wilde gaan zitten maar haar tas stond op de stoel, en werd gelukkig opgevangen door een van de leerlingen op de eerste rij! Uit het pakje kwam een dode muis te voorschijn en het arme diertje zal wel nooit hebben kunnen vermoeden, dat ze voor de bijna-flauwte van onze lerares verantwoordelijk zou zijn! De lerares werd naar huis begeleid door een van haar collega's en de biologieles werd getransformeerd naar strafles. Tot op heden, weet ik niet wie die stunt heeft uitgehaald, maar spannend was het wel!
Dat was niet de enige straf, die ik ooit in de biologieles gekregen heb. Eén van mijn vriendinnetjes, een blonde goedlachse doktersdochter, zat naast mij, toen wij les kregen over de voortplanting van reptielen. De vraag was of die levend baarden! Iedereen van ons ging ervan uit dat dat inderdaad het geval was. National Geographic was nog niet te zien op televisie, dus daar konden wij ons licht nog niet gaan opsteken. Onze lerares vertelde ons echter, dat slangen eieren leggen, en sommigen van hen zelfs zeer grote eieren! Mijn vriendinnetje was zodanig onder de indruk van dat ongelooflijk feit, dat ze hardop op hoge toon zegde: Maar hoe kan dat dan, die hebben toch geen "gieëtje"!(gaatje) Ik kwam op dat ogenblik gewoon niet meer bij van het lachen, en heb de rest van de les buiten op de gang mogen doorbrengen! Alsof het mijn fout was, dat slangen wel een "gieëtje" hebben!!
Het was vroeger de gewoonte, dat er elk schooljaar klasfoto's gemaakt werden en dan van ieder kind ook nog eens een individuele foto, waarvan er één op postkaartformaat en een stuk of vier op pasfotoformaat aangeboden werden. Men kon die dan kopen of ook niet. Daarin was iedereen vrij. In onze tijd waren meisjes van 12 à 13 jaar nog echt kleine meisjes. De meesten van ons hadden vlechten of een paardestaart en we droegen gewoonlijk witte sokjes.Toen de klasfoto's gemaakt werden, was dat niet anders. Op een zekere dag kwam onze klastitularis, een kruisheer S, met de foto's de klas ingestapt en zette zich pontificaal aan de lessenaar! Hij legde de foto's voor zich, nam ze één voor één in zijn handen en becommentarieerde ieder van ons! Verweer hiertegen hadden wij natuurlijk niet, want ons was geleerd in alle talen te zwijgen, als meerderen het woord voerden! Toen hij bij mijn foto aangekomen was, bekeek hij mij, dan de foto en zegde: Jij staat op de foto zoals je altijd kijkt: vrank! Ik moet ter verduidelijking zeggen, dat ik vrij lichte, grijs-groene ogen heb en de gewoonte had en nog steeds heb, de mensen recht aan te kijken als ik met hen praat of naar hen luister. Het woord "vrank" werd door de meeste mensen echter gebruikt in de betekenis van "brutaal" en als ik iets niet was, was het wel brutaal. Mijn pa zou me alle hoeken van het huis hebben laten zien, als ik brutaal had durven zijn! Ik ervoer zijn opmerking dan ook als een slag in mijn gezicht en zat daar eigenlijk totaal beduusd te bekomen van zijn commentaar. Nadat hij de foto's allemaal besproken had, ging hij verder met de les van Latijn. Het was de gewoonte als een lesuur voorbij was, dat een van de leerlingen de jas en de schooltas van de leraar naar de volgende klas bracht. Die twijfelachtige eer was mij toebedeeld en ik moest zijn lange zwarte jas en tas naar het volgende lokaal brengen.. Daar stond ik in de lange, zeer hoge gang met de zwarte attributen van mijnheer S. In die lange, hoge gang waren ook zeer hoge vensters met diepe vensterbanken. Die vensters waren echter zo hoog in de muur aangebracht, dat ik nauwelijks aan de vensterbank raakte met uitgestrekte armen. Waarschijnlijk was dat om te voorkomen dat men door de vensters de buitenwereld zou zien. Alleen lichtinval was toegelaten! Het logische gevolg van die hoge vensterbanken was, dat er zelden of nooit stof geveegd werd! En wat deed dit vranke kind nu???? Ik heb die mooie lange zwarte jas, priesters droegen in die tijd nog een soutane, op een van de vensterbanken gezwierd, de schooltas eronder gezet en naar mijn volgende leslokaal gegaan. Hoe die jas van die vensterbank afkwam, kan iedereen zich vast wel voorstellen ? En het gevolg voor mij hoef ik ook niet aan de verbeelding over te laten zeker! Ik kreeg drie woensdagnamiddagen strafstudie. Dan mocht ik moederziel alleen, als enige in het ganse gebouw, straf schrijven in een klas. Mijnheer S. kwam om mij mijn opgave te geven en kwam later om 16u00 of 16u30 om de straf op te halen. Verder zag ik hem niet gedurende de hele namiddag. Ik was totaal verdiept in mijn strafwerk, toen ik opeens opgeschrikt werd door zingen buiten! Nieuwsgierig stak ik mijn hoofd omhoog naar het venster. Staande op een stoel kon ik beneden in de straat, een groep jongens zien wandelen, begeleid door S.. Het waren een groep internen van het H. Kruiscollege op hun woensdagnamiddagwandeling. En een van hen zong uit volle borst het liedje dat ik steeds zal verbinden met mijn eerste strafstudie: Oh Carol!!!(I am but a fool!)
Kleine meisjes blijven niet klein, en plots was daar het ogenblik aangebroken, dat ik naar de "Humaniora" zou gaan. In die tijd had je de keuzemogelijkheid tussen "Oude Humaniora" en "Moderne Humaniora" en mijn keuze, of was het die van mijn ouders (?), viel op de Oude Humaniora, ttz. de Grieks-Latijnse. Het was een wereld van verschil. Elke dag vertrekken met de fiets naar de nabijgelegen stad om te gaan studeren. We waren met ganse groepen, jongens en meisjes, die van de dorpen rondom naar de stad fietsten en de groep werd alsmaar groter, naargelang we de stad naderden, want in elk dorp, dat wij doorkruisten, voegden zich opnieuw studenten bij de karavaan. De manier van onderwijs krijgen, was natuurlijk totaal verschillend van het lager onderwijs. Voor elk vak hadden wij een andere leerkracht en dat waren Kruisheren voor sommige vakken en voor andere vakken dan weer regentessen. In onze klas waren erg weinig leerlingen, nl. zeven Latinisten en vier Modernisten. Het was namelijk eerst het tweede jaar dat de Kruisheren een afdeling voor meisjes hadden en die beperkte zich de eerste jaren tot het Lager Middelbaar. Bepaalde vakken kregen wij allemaal samen, anderen kregen wij natuurlijk apart, zoals Latijn, Grieks, wiskunde. Wij zaten in erg kleine klassen. Het waren kamers van het klooster van de Ursulinen. De kamers waren volgepropt met lange banken, waarin wij met drie of vier meisjes zaten, en die aan een zijde tegen de muur geschoven waren. Als iemand naar het toilet moest, moest de hele rij opstaan om plaats te maken en die persoon doorgang te verlenen. Er zat in onze klas een Italiaans meisje, waarmee ik jaren bevriend ben gebleven. Ze had lange zwarte haren, die ze in een paardestaart bijeengebonden droeg. Op een bepaald ogenblik, in de les van geschiedenis,had ze zich geamuseerd met van die paardestaart een ongelooflijk aantal vlechtjes te maken, die ze over haar schouders drapeerde. Onze leraar had reeds enkele malen gezegd, dat ze daarmee diende op te houden en haar aandacht bij de les moest houden, maar ze deed net alsof ze hem niet hoorde en ging rustig door met vlechten. Zij zat op de plaats tegen de muur en er zaten drie meisjes, waaronder ik naast haar. Onze leraar was een grote, forse en erg kalme man, maar iedereen wist, dat als hij boos was, hij een tafelblad in twee kon slaan met zijn vuist. En opeens werd hij boos! Met een daverende klap kwam zijn vuist op de lessenaar terecht en hij riep dat ze moest maken dat ze buiten kwam! Ik heb nog nooit iemand zo snel en lenig op het schrijfblad van die bank zien springen, voor onze neus doorrennen, met een sprongetje op de grond belanden en als een schicht verdwijnen naar buiten. Als ik aan die scene denk, borrelt de lach in mijn keel omhoog en heb ik na 49 jaar nog steeds napret! Onze leraar vervolgde zijn les, alsof er geen onvertogen woord gevallen was, en wij zaten allemaal muisstil en roerloos naar hem te luisteren. Mijn vriendin heeft nooit meer vlechtjes gemaakt in eender welke les!
Je snoetje is nat van je tranen, je hebt zo'n immens groot verdriet, mijn hart splijt in twee ik voel met je mee, echt troosten, kan ik je niet.
Je ogen, die poelen van blauw, ze kijken nu donker van pijn, je kan niet bevatten, weet niet in te schatten, waarom moet het leven ZO zijn!
Die pijn zal nu langzaam verstillen, daar mag je op tellen, mijn lief, dan zal je weer zingen, van duizende dingen, het heeft nooit bestaan, dit verdriet!