Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
18-11-2007
Hoe het roodborstje aan haar rode veren komt (Martina1)
Hoe het roodborstje aan haar rode veren komt
Hoe het roodborstje aan haar rode veren komt
Een religieus sprookje uit Zweden
Het was in de tijd dat God de wereld schiep, toen hij niet alleen hemel en aarde maakte, maar ook alle dieren en gewassen en hun tegelijkertijd een naam gaf. Er zijn veel verhalen uit die tijd, en als men die kende, zou men ook in staat zijn alles in de wereld, wat men nu niet kan begrijpen, te verklaren.
Nu gebeurde het op een dag dat God in het paradijs de vogels zat te schilderen en dat de verf in de verfpotten opraakte, zodat de distelvink zonder kleur gebleven zou zijn, als God niet alle penselen aan diens veren had afgeveegd.
Toen kreeg ook de ezel zijn lange oren, omdat hij de naam die hij gekregen had maar niet kon onthouden. Zodra hij een paar stappen op de wei in het paradijs zette, vergat hij zijn naam. Al driemaal was hij teruggekomen om te vragen hoe hij heette en God werd wat ongeduldig, pakte hem bij beide oren en zei: "Je naam is ezel, ezel, ezel!" En terwijl hij dat zei, trok hij de oren van het dier een stukje omhoog, zodat het beter zou horen en onthouden wat hem gezegd werd.
Op die dag werd ook de bij gestraft. Want zodra de bij geschapen was, begon ze onmiddellijk honing te verzamelen en alle mensen, die merkten hoe heerlijk de honing geurde, kwamen aangelopen om te proeven. Maar de bij wilde alles zelf houden en joeg met haar giftige angel iedereen weg, die om honing kwam. Dat zag God en onmiddellijk riep hij de bij bij zich om haar te straffen. "Ik heb je de gave geschonken om honing te verzamelen, het mooiste wat er in de schepping is," zei God. "Maar daarom heb ik je nog niet het recht gegeven om hardvochtig tegenover je naaste te zijn. Onthoud dus maar goed dat je moet sterven, als je iemand steekt, die je honing wil proeven." Ja, er gebeurden die dag allerlei wonderlijke dingen. Zo werd de krekel blind en verloor de mier haar vleugels.
God, groot en vriendelijk, was de hele dag druk bezig te scheppen en in 't leven te roepen. En tegen de avond kwam het in hem op om een kleine, grauwe vogel te maken. "Onthoud goed dat je naam roodborstje is," zei God tegen de vogel, zette hem op zijn hand en liet hem vliegen.
Maar toen de vogel een poosje had rondgevlogen en de mooie aarde had bekeken, wilde hij ook zichzelf wel eens bekijken. Toen zag hij dat hij helemaal grijs was, tot zijn borst toe. Roodborstje keerde en draaide en spiegelde zich in het water, maar hij kon geen enkele rode veer ontdekken.
De vogel vloog terug naar God, die daar zacht en vriendelijk zat, terwijl de vlinders, die uit zijn hand te voorschijn kwamen, om zijn hoofd vlogen. Duiven kirden op zijn schouders en uit het veld om hem heen bloeiden rozen, leliën en duizendschonen op.
Het hart van de kleine vogel bonsde hevig van angst. Toch vloog hij in lichte bogen steeds dichter naar God toe en uiteindelijk ging hij op diens hand zitten.
God vroeg wat hij wenste.
"Ik wil u maar één ding vragen," zei de kleine vogel.
"Wat wil je weten?" vroeg God.
"Waarom moet ik roodborstje heten, als ik van mijn snavel tot de punt van mijn staart helemaal grauw ben? Waarom word ik roodborstje genoemd, als ik geen enkele rode veer bezit?" Het vogeltje zag God smekend aan met zijn zwarte oogjes en draaide heen en weer. Om zich heen zag hij fazanten, helemaal rood met wat goudstof besprenkeld, papegaaien met weelderige rode halskragen en hanen met rode kammen, om nog maar te zwijgen van vlinders, goudvissen en rozen.
Natuurlijk dacht hij eraan hoe weinig er maar nodig was - maar één druppeltje verf - om hem tot de mooie vogel te maken, waar zijn naam bij paste.
"Waarom moet ik roodborstje heten, terwijl ik helemaal grijs ben?" vroeg de vogel opnieuw. En hij verwachtte dat God zou zeggen: "Ach, vriendje, ik zie dat ik vergeten heb je borstveren rood te schilderen, wacht maar even, dan is het zo klaar." Maar God lachte alleen maar stil en zei: "Ik heb je roodborstje genoemd en roodborstje zul je heten. Maar je moet zelf maar zien, dat je je rode borstveren verdient." Toen hief God zijn hand op en liet de vogel opnieuw uitvliegen.
In diep gepeins vloog de vogel in het paradijs rond. Wat zou een kleine vogel als hij kunnen doen om zich rode veren te verwerven? Het enige wat hij kon bedenken was in een doornstruik te gaan wonen. Daarom begon hij een nest te bouwen tussen de stekels van een dichte doornstruik. Het was alsof hij verwachtte, dat een rozenblad zich bij zijn keel zou vastzetten en die zou kleuren.
Een oneindige hoeveelheid jaren was verstreken sinds die dag, de heerlijkste ter wereld. Sindsdien hadden mensen en dieren het paradijs verlaten en zich over de aarde verspreid. De mensen hadden inmiddels geleerd om het veld te ontginnen en de zee te bevaren. Ze hadden zich kleren en versierselen aangeschaft en al lang geleden geleerd om grote tempels en machtige steden te bouwen, zoals Thebe, Rome en Jeruzalem.
Toen brak een nieuwe dag aan, die ook lang herdacht zou worden in de geschiedenis van de aarde. Op de morgen van die dag zat vogel Roodborst op een kleine, kale heuvel buiten de muren van Jeruzalem te zingen voor zijn jongen, die midden in een lage doornstruik in een nestje lagen. Het roodborstje vertelde zijn kleintjes over de wonderbare dag van de schepping en hoe hij zijn naam had gekregen, net zoals alle roodborstjes hadden gedaan vanaf het eerste, dat Gods woord had gehoord en was opgevlogen van zijn hand.
"En kijk nu toch eens," besloot hij treurig. "Zoveel jaren zijn verstreken, zoveel rozen hebben gebloeid en zoveel jonge vogels zijn uit hun ei gekropen, sinds de dag van de schepping, dat niemand ze kan tellen en nog altijd is het roodborstje een kleine, grijze vogel. Het is hem nog steeds niet gelukt zijn rode borstveren te verwerven." De jongen sperden hun snavel wijd open en vroegen of hun voorvaderen niet geprobeerd hadden iets groots te verrichten, om zo die onschatbare rode kleur voor zich te winnen.
"We hebben alles gedaan wat we konden," zei het vogeltje, "maar alles is mislukt. Meteen al het eerste roodborstje ontmoette eens een andere vogel, die sprekend op hem leek en waarvan hij meteen zoveel begon te houden, dat hij zijn borst voelde gloeien. Och, dacht hij toen, nu begrijp ik het! Het is de bedoeling van God, dat ik met zoveel warmte zal liefhebben, dat mijn borstveren rood worden door de gloed van de liefde, die in mijn hart woont. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen tjilpten bedroefd en begonnen er al over te treuren, dat die rode kleur nimmer hun donzige borstjes zou sieren.
"Ook op het zingen hebben wij onze hoop gevestigd," zei de oude vogel nu in lange, gerekte tonen. "Meteen al het eerste roodborstje zong zo, dat zijn borst van verrukking zwol en hij opnieuw begon te hopen. Ach, dacht hij, het is de zangersgloed, die in mijn ziel woont, die mijn borstveren rood zal verven. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." Opnieuw klonk een droevig gepiep uit de halfnaakte keeltjes van de jongen.
"We hebben ook gehoopt op onze moed en onze dapperheid," zei de vogel. "Meteen al het eerste roodborstje streed dapper met andere vogels en zijn borst vlamde van strijdlust. Ach, dacht hij, mijn borstveren zullen rood worden van de strijdlust die in mijn hart gloeit. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen piepten heel moedig, dat ze toch wilden proberen het voorrecht te verwerven, waarnaar het roodborstje al die lange jaren had verlangd. Maar de oude vogel antwoordde hun droevig, dat dit onmogelijk was. Hoe konden zij die hoop koesteren, waar vele uitstekende voorvaderen het doel niet hadden kunnen bereiken? Wat konden ze meer doen dan zingen, liefhebben en vechten? Wat konden...
De vogel hield midden in die zin op, want uit een van de poorten van Jeruzalem kwam een menigte mensen naar buiten en iedereen liep snel naar de heuvel, waar de vogel zijn nest had. Het waren ruiters op trotse paarden, krijgslieden met lange speren, beulsknechten met hamers en spijkers, waardig voorttrekkende priesters en rechters, huilende vrouwen, maar vooral een troep wild rondspringend, loslopend volk, een afschuwelijk schreeuwende bende straatslijpers. Een klein grijs vogeltje zat trillend op de rand van zijn nest. Het was bang dat de doornstruik ieder moment vertrapt en zijn jongen gedood zouden worden.
"Wees voorzichtig!" riep hij de weerloze diertjes toe. "Kruip dicht bij elkaar en wees doodstil. Er komt een paard aan, dat dwars over ons heen zal gaan, en een soldaat met sandalen met ijzeren zolen. Er komt een hele woeste bende aanstormen." Opeens hield de vogel op met waarschuwen en bleef doodstil zitten. Bijna vergat hij het gevaar waarin hij verkeerde.
Plotseling sprong hij in het nest en spreidde zijn vleugels over zijn jongen uit. "Nee, dit is al te vreselijk," zei hij, "ik wil niet dat jullie dit zien. Daar komen drie misdadigers aan, die gekruisigd moeten worden." En hij spreidde zijn vleugels nog verder uit, zodat de jongen niets konden zien. Ze hoorden alleen de dreunende hamerslagen, de jammerkreten en het wilde gejoel van het volk.
Met ogen groot van ontzetting volgde het roodborstje het hele schouwspel, terwijl hij niet in staat was zijn blik van de drie ongelukkigen af te wenden.
"Wat zijn de mensen wreed," zei de vogel na een poosje. "Het is hun nog niet genoeg die arme schepsels aan het kruis te nagelen. Nee, ze hebben op het hoofd van die ene ook nog een kroon van scherpe doornen gezet."
"Ik zie dat de doornen zijn voorhoofd hebben verwond, zodat zijn bloed vloeit," ging hij voort. "En die man is zo kalm en kijkt met zulke zachte ogen om zich heen, dat iedereen wel van hem moet houden. Het is alsof een pijl mijn hart doorboort, nu ik hem zie lijden." Het vogeltje begon steeds meer medelijden te krijgen met de man die de doornenkroon droeg.
Als ik mijn broeder de arend was, dacht hij, zou ik de spijkers uit zijn handen rukken en met mijn sterke klauwen iedereen op de vlucht jagen, die hem pijnigt. Toen hij zag hoe het bloed langs het voorhoofd van de gekruisigde vloeide, kon hij niet langer stil in zijn nest blijven zitten. Ook al ben ik klein en zwak, toch kan ik wel iets voor die arme gemartelde doen, dacht de vogel, verliet het nest en steeg op in de lucht, waarbij hij grote kringen rond de gekruisigde beschreef. Hij zweefde verschillende keren om hem heen zonder dichterbij te komen, want hij was een schuwe, kleine vogel, die het nog nooit gewaagd had dicht bij een mens te komen.
Langzamerhand vatte hij moed, vloog naar hem toe en trok met zijn snavel de doorn uit, die in het voorhoofd van de gekruisigde was gedrongen. En terwijl hij dit deed, viel een druppel bloed van de gekruisigde op de borst van de vogel. De druppel breidde zich snel uit en kleurde al zijn tere borstveertjes.
De gekruisigde opende zijn lippen en fluisterde de vogel toe: "Door uw barmhartigheid hebt u nu verworven, waar uw voorvaderen sinds de schepping van de wereld naar gestreefd hebben." Zodra de vogel in zijn nest terugkwam, riepen zijn jongen hem toe: "Uw borst is rood, uw veren zijn roder dan rozen!" - "Dat is alleen maar een druppel bloed van het voorhoofd van die arme man. Die verdwijnt zodra ik me in een beek of een heldere bron baad." Maar hoe het vogeltje ook baadde, de rode kleur week niet meer van zijn borst.
En toen zijn jongen volwassen waren, vertoonden ook hun borstveren die schitterend rode kleur, zoals die tot op de dag van vandaag op de keel en de borst van ieder roodborstje te zien is.
Het zeepaardje is een grappig klein diertje waarvan het hoofd op dat van een paard lijkt, vandaar ook zijn naam. Ook in zijn wetenschappelijke naam, Hippocampus, vind je de verwijzing naar paarden terug want 'ippos' is het Griekse woord voor paard! Familie Je zou het op het eerste gezicht niet zeggen, maar zeepaardjes zijn... vissen. Zij behoren tot de stekelbaarsachtigen. Er zijn zo'n 35 verschillende soorten zeepaardjes. De meeste daarvan leven in het ondiepe water van de zeeën, maar sommige soorten leven in zoet water. Zeepaardjes kunnen qua vorm en lengte heel sterk van elkaar verschillen: de kleinste soort is bv. slechts een paar cm groot, terwijl de grootste meer dan 36 cm groot kan worden.
Luie zwemmers Zeepaardjes zijn heel trage zwemmers. Vaak klemmen ze zich dan ook vast aan wier of zeegras om zo vele kilometers met de stroom mee te drijven. Deze visjes hebben een hele speciale manier van zwemmen: in tegenstelling tot andere vissen die zich enkel met zijwaartse kronkelbewegingen voortbewegen, kunnen zij ook recht omhoog en omlaag zwemmen.
Voedsel Dat zeepaardjes zo'n sierlijke, slanke visjes zijn is verwonderlijk als je ziet hoeveel voedsel zij kunnen binnenspelen. Het liefst eten ze kleine kreeftjes en hele kleine visjes. Ze gaan niet actief op jacht, maar wachten tot er een geschikte prooi voorbij zwemt. Als die dicht genoeg genaderd is, brengen ze hun mond langzaam naar hun prooi toe en zuigen die dan plots naar binnen.
Broedende mannetjes Bij het zeepaardje zijn het niet de vrouwtjes die de eitjes uitbroeden maar... de mannetjes! Daarvoor hebben ze een broedzak aan hun buik. In deze broedzak legt het vrouwtje haar eitjes. Dat kunnen eer een paar honderden zijn of zelfs een paar duizenden, afhankelijk van de soort. Die eitjes worden dan in de broedzak bevrucht door het mannetje. Na een paar weken verlaten de kleine zeepaardjes de bescherming van de broedzak en zwemmen de wijde wereld in.
Bedreigd ! Jaarlijks worden er meer dan 20 miljoen zeepaardjes gevangen. Het grootste deel daarvan is bestemd voor de traditionele oosterse geneeskunde (veel mensen geloven immers dat ze verschillende ziekten kunnen genezen). Maar een belangrijk deel komt ook terecht in souvenirwinkeltjes en aquaria. Doordat er elk jaar zoveel zeepaardjes gedood worden, zijn verschillende soorten met uitsterven bedreigd. (WWF)
Heer langoor zou op reis gaan, op reis gaan voor plezier. 't Ging rechtuit op Parijs aan, wel twintig uur van hier. Hij droeg een vuurrood jasje, zijn vest was blauw geruit. En achter uit zijn broekje, daar stak zijn staartje uit.
Hij zei 'k loop langs de wegen, net als een deftig heer. 'k Ben voor geen mens verlegen, en ik vrees geen jager meer. Hij zag een veld met kolen, toen heeft hij niet getoefd. Maar zich in 't groen verscholen, en van de kool geproefd.
Daar liet de boer zich horen, wat was dat voor gerucht. Heer Langoor spitste zijn oren, en zette het op de vlucht. 't Ging dwars door moddersloten, Och, och wat een ongeluk, Heer Langoor brak twee poten, en zijn broekje scheurde stuk
Kiekendief voorspelt sprinkhanenplaagvan onze redactie binnenland NIEUW-SCHEEMDA - Grauwe kiekendieven kunnen mogelijk voorspellen waar in Afrika zich sprinkhanenplagen ontwikkelen. Wetenschappers van de Rijksuniversiteit Groningen proberen samen met vogelaars uit te zoeken hoe het komt dat de roofvogels lijken te weten waar sprinkhanen de Afrikaanse landbouwgebieden gaan vernietigen.
Als de dieren werkelijk in staat zijn plagen te voorspellen is dat van groot belang om voedseltekorten tegen te gaan.
Veertien grauwe kiekendieven zijn voordat ze naar Afrika trokken in Groningen voorzien van een satellietzender van 9,5 gram op hun rug. Via internet is te volgen hoe de dieren reizen. Verwacht wordt dat ze in landbouwgebieden aankomen voordat de sprinkhanenzwermen zich hebben ontwikkeld. Voor VN-Voedsel- en landbouworganisatie FAO is dat van groot belang om hongersnood te voorkomen.
,,Als er een patroon te ontdekken valt en grauwe kiekendieven inderdaad perfecte en tijdige verkenners blijken te zijn, is dat een doorbraak. Dan kunnen er biologische bestrijdingsmiddelen worden ingezet om de oogst te beschermen'', zegt Ben Koks van de werkgroep Grauwe Kiekendief, die evenals het Instituut voor vogelonderzoek Vogelwarte Helgoland meedoet aan het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Nu wordt er op grote schaal snelwerkend gif ingezet als het eigenlijk al te laat is. Ook in Flevoland, Duitsland, Polen en Wit-Rusland zijn vogels uitgerust met zenders.
De kiekendieven overwinteren in Niger, Mali en Senegal. ,,Signalen van de zenders worden opgevangen door satellieten van het Franse bedrijf Argos. Zo komen we meer te weten dan in honderd jaar ringonderzoek. We dachten altijd dat grauwe kiekendieven hoge bergen en zeeën meden. Dat blijkt allerminst het geval. Ook maken ze veel meer kilometers per dag dan verwacht, soms meer dan duizend.''
Zenderuitval of vogeljacht kunnen roet in het eten gooien en het experiment doen mislukken. Koks: ,,De vogeltrek is intrigerend. Er zijn paren die hier in een graanveld zaten, ieder op eigen houtje naar Afrika vlogen en daar op nog geen tien kilometer afstand van elkaar weer neerstreken. Hoe is het mogelijk? Eenmaal terug denk je dat ze na een vlucht van vele duizenden kilometers even moeten uitrusten. Nou, niet dus. Twee uur later, als ze het Afrikaanse stof letterlijk van de vleugels is geschud, zie je ze alweer paren.''
Gebitsproblemen door voeding. Door te weinig knaagmogelijkheden en/of ruwvoer worden de snijtanden te lang met als mogelijk gevolg slechte voedselopname en speekselvloed. De snijtanden en kiezen blijven doorgroeien, de snijtanden zelfs 1-2 mm per dag. Veelvuldig komen er afwijkende gebitsstanden voor door onzorgvuldig fokken (platte koppen) of trauma. Er ontstaan de zogenaamde olifantstanden: enorm lange, langs elkaar heen groeiende snijtanden. Veel vaker echter ligt de echte oorzaak van gebitsproblemen bij konijnen in de mineralensamenstelling van de voeding. Door een te veel aan fosfor (te veel granen in het voer) verdwijnt er calcium uit het bot en wordt het bot zachter. Dit kan tot gevolg hebben dat de kiezen en tanden anders in de tandkassen komen te liggen.
Door de afwijkende stand slijpen de tegenoverliggende tanden of kiezen elkaar niet meer met dezelfde snelheid af. Het gevolg is dat er zogenaamde haken op de kiezen gaan ontstaan. De haken kunnen in het wangslijmvlies prikken en tot ontstekingen leiden. Soms hebben de konijnen een natte bef omdat ze door de pijn gaan kwijlen. Andere dieren krijgen aan de tongzijde van de kiezen haken dit soms als een boog over de tong heen groeien. Het konijn gaat dan trager eten, wordt uiteindelijk mager.
Voortanden die elkaar niet meer raken moeten worden bijgeknipt voordat zij het eten onmogelijk maken. Omdat de tanden steeds groeien moet dit knippen met een speciaal tangetje elke 4-8 weken plaatsvinden. Nog beter dan knippen is het afslijpen van de voortanden. Bij hetknippen bestaat nl een risico op het versplinteren van een deel van de wortel. Ook is het mogelijk de voortanden chirurgisch te verwijderen. Dit laatste is ingrijpender maar wel een effectieve oplossing.
Soortgelijke problemen treden ook op bij de kiezen. Door de afwijkende voeding groeit de kroon van de kies niet goed uit de kaak maar groeit juist de wortel dieper in de kaak. Deze wortels kunnen zo diep komen te liggen dat ze bijna aan de onderkaak er weer uit komen. Je voelt dan vaak ook harden bulten aan de onderste kaakrand van deze konijnen. Door deze onregelmatige groei slijt het gebit onregelmatig af en kunnen haken op de kiezen ontstaan. Deze moeten onder narcose bijgevijld worden.
Kaakabcessen. Indien er infecties aan de kieswortels ontstaan uit zich dat vaak als eerste aan dikke bulten onder de kaak of aan de hals. Dit zijn abcessen ofwel met etter gevulde holtes. Om te kijken of er een verband is tussen het abces en een wortelpunt ontsteking zal de dierenarts vaak voorstellen om een foto van de schedel van het konijn te maken. Alleen het abces behandelen zonder het bijbehorende gebitsprobleem aan te pakken is betrekkelijk zinloos. De kans op een terugkeer van de problemen (recidieve) is dan zeer groot.
Abcessen zijn bij konijnen zowieso al moeilijk te behandelen omdat de etter bij konijnen heel taai is. Het lijkt wel wat op het binnenste van een Cammembert kaas. Anti-biotica dringt hier slecht in door en het abces moet opgegesneden worden. Maar het vervelende van de konijnen abcessen is, dat door het plakkerige en taaie aspect van de etter bijzonder moeilijk is om alle etter en bacterien goed weg te spoelen. Blijft er ook maar de geringe hoeveelheid etter achter dan zal het abces geheid terugkomen. Dit is ook het probleem met het chirurgisch uitpullen van een abces. Dit is een alternatieve behandeling. Als tijdens deze behandeling echter het kapsel van het abces lek raakt zal de operatiewond vrijwel altijd opnieuw gaan ontsteken. Om die reden heeft het openen van een abces onze voorkeur. Vaak vullen de dierenartsen bij de Toren de abcesholte op met Calciumhydroxide. Dat is nogal pijnlijk en kan het beste onder narcose gebeuren. Evt. ontstoken kieswortels kunnen dan gelijk verwijderd worden. Na een week wordt de gipsachtige pasta verwijderd en evt. nogmaal ververst. Abcessen zijn hardnekkig en moeilijk te behandelen. Goede nakontrole en voldoende lang doorbehandelen is dan ook heel belangrijk wil men met een behandeling succes hebben.
Tekst deels gebaseerd op info van de konijnensite: www.konijnen.nl
Deze afbeelding/foto is eigendom van mongabay.com. Vooropgesteld dat geen veranderingen worden aangebracht en dat het eigendoms/copyright logo niet wordt verwijderd, is het toegestaan om ;(1) De foto af te drukken voor persoonlijk gebruik. (2) De foto te gebruiken voor spreekbeurten, powerpoint presentatie ed. (3) De foto te plaatsen op een prive website danwel hiernaar te verwijzen.N.B. Gebruik van de inhoud van deze site voor commercieel gebruik is niet toegestaan.
De vacht van de sneeuwpanter is lichtgrijs en neigt soms iets naar geel. Hij heeft zwarte vlekken op zijn kop, hals en het onderste gedeelte van zijn poten. De vacht is dik en zijdezacht en de ronde kop is relatief klein. De sneeuwpanter kan van andere panters worden onderscheiden doordat hij kleiner is, en doordat zijn staart relatief langer is. Deze staart helpt hem om zijn evenwicht te bewaren bij de sprongen die hij maakt over de vaak diepe kloven in het bergachtige gebied waarin hij woont. Hij gebruikt hem ook om zijn neus en bek te beschermen als het erg koud is. Zijn grote harige poten functioneren als sneeuwschoenen, zoals die van de lynx.
Leefgebied
De sneeuwpanter komt voor in China, Rusland, Mongolië, Nepal, Bhutan en Afghantistan. De wereldpopulatie wordt geschat op 4.000 exemplaren, en daarmee is het een ernstig bedreigde diersoort. Vanwege zijn vacht wordt er veel jacht op hem gemaakt. De sneeuwpanter verblijft het liefst boven de boomgrens. Maar in de winter daalt hij af naar de dalbodems om de barre weersomstandigheden te ontvluchten en ook om zijn prooi te volgen die eveneens naar lager gelegen gebieden trekt.
Voedsel
De sneeuwpanter voedt zich opportunistisch met dieren die hem de weg kruisen. In de hogere gebieden zijn dat bijvoorbeeld geiten, steenbokken en muskusdieren. Lager in het bergland vangt hij herten en wilde zwijnen. De sneeuwpanter vangt weinig grote prooidieren, maar als ze dat toch doen dan deinst hij niet terug voor een prooi van drie maal zijn eigen afmeting. Deze grote prooien dienen dan als voedsel voor meerdere dagen.
Voortplanting
De paringstijd valt aan het begin van het jaar. Ander dan andere grote katachtigen brult de sneeuwpanter niet, maar beschikt hij over een groot arsenaal van kreten. De sneeuwpanter kan in een worp tot 5 welpen krijgen, maar meestal zijn het er 2 of 3. Deze welpen worden na een draagtijd van 90 tot 100 dagen geboren in een rotsholte. Bij de geboorte wegen de welpen 450 tot 550 gram en zijn ze ongeveer 40 centimeter lang. De vacht is wolliger en donkerder dan die van de volwassen dieren, met minder duidelijke vlekken. Na 3 maanden gaan de welpen hun moeder volgen en leren ze te jagen. De eerste winter blijven ze nog bij hun moeder, maar na 2 jaar zijn ze volledig zelfstandig. (Bron : WNF)
De St. Johns-hond werd door de eskimo's gebruikt voor de visvangst, de labrador werd gefokt voor de eendenjacht en voor de jacht in moerassige gebieden. De retriever heeft rudimentaire zwemvliezen tussen zijn tenen.
De vacht van de labrador is kort en dik met een waterafstotende ondervacht en heeft weinig verzorging nodig. Eenmaal per week borstelen is voldoende. De labrador komt voor in de kleuren zwart, geel, variërend van roomwit tot vossenrood,(ook wel fox genoemd), en chocolade(Bruin). In de vroege geschiedenis van dit ras waren de labradors hoofdzakelijk zwart, geel kwam ook wel voor maar in veel mindere mate. In de jaren 70 werd de de gele kleur pas echt populair. Chocolade werd gezien als een 'fout' en is pas vele jaren later als raskenmerkend toegevoegd aan de ras standaard. Schofthoogte van de reuen is ca. 58 cm. en van de teefjes ca. 56 cm. Een labrador weegt ongeveer 35 kilo.
He, poezepoes ja, jullie twee dribbelend hier in huis spelend, rennend met elkaar ja, ik weet het dit is jullie thuis
Ho, poezepoes ja, jullie twee al vroeg het warme nest verlaten ik zie het jullie liggen op de loer voor de dweil die beweegt over de vloer
Ha, poezepoes ja, jullie twee jullie zijn leuk om te zien lief, spelend bovendien ja, ik weet het jullie willen weer spelen poezepoes het mag, jullie kunnen mij niet vervelen
Slaap maar lekker verder 'k stoor jullie niet meer mijn werk is gedaan zal weer stilletjes naar mijn huis toe gaan dag poezepoes, tot de volgende keer
De eekhoorn behoort als eekhoornachtige tot de grote groep van de knaagdieren. Deze in bomen levende eekhoornachtige komt voor in Europa en in grote delen van Azië. Hij geeft de voorkeur aan naald- of gemengde bossen.
Het ongeveer 20-24 cm lange dier heeft een grote snuit en grote ogen, waarmee het zelfs kleuren kan onderscheiden. De haren zijn bruin en zacht, de 15-20 cm lange staart is pluimachtig.
Met zijn krachtige achterpoten kan de Eekhoorn in de bomen, maar ook op de grond, grote sprongen maken. De voorpoten zijn veel korter en van stevige klauwen voorzien. Hiermee grijpt het dier zich aan de boomstam vast als hij omhoog of omlaag (met de kop naar beneden) klimt. Bij het springen door de takken doet de omvangrijke pluimstaart dienst als evenwichtsorgaan. Hij is in staat aan één poot te hangen. Soms springt een Eekhoorn pardoes uit een boom naar omlaag, bijvoorbeeld wanneer hij door een boommarter wordt achtervolgd. Bij dergelijke sprongen, die soms meer weg hebben van een glijvlucht spreidt het dier de poten. Een bijzonderheid van de Eekhoorn is dat het een van de weinige overdag actieve zoogdieren is. In de bomen heeft hij vrijwel alleen iets van de boommarter te vrezen, maar op de grond ook van roofvogels en vossen.
Eekhoorns herkennen voedsel aan de geur. Bij een gevarieerd aanbod van plantaardig voedsel, vruchten, noten, zaden en paddenstoelen, gedijen ze het best. Een enkele keer wisselen ze hun vegetarisch menu af met insecten, eieren en jonge vogels. Voedsel wordt met de voorpoten vastgehouden. Om bij de sappige bast van bomen te komen, schillen ze de schors van de stam. Van kegels bijt de Eekhoorn de schubben af om bij de zaden te komen. Losse schubben en kernen van kegels onder de bomen duiden op zijn aanwezigheid. In de herfst, wanneer er voedsel in overvloed is, leggen Eekhoorns wintervoorraden aan van eikels en beukennoten. Ze eten dan ook extra veel om een vetreserve te vormen voor de komende winter. Eekhoorns houden geen winterslaap (ze blijven alleen bij nat weer in hun nest). Ze kunnen slechts enkele dagen zonder voedsel. Op winterochtenden zijn Eekhoorns soms reeds in alle vroegte op zoek naar voedsel, zoals de zaden van lariksappels.
De paartijd begint al in december. Op mooie dagen maakt het mannetje het vrouwtje onder veel gejacht het hof. Per seizoen heeft het wijfje diverse partners. Het wijfje werpt gewoonlijk, na een draagtijd van ca. 38 dagen, eenmaal per jaar drie of vier jongen. Soms zijn het er zes, maar in grote nesten treedt meer sterfte op. Oudere vrouwtjes produceren tegen het einde van de voortplantingsperiode, in augustus, nog een tweede worp. De jongen worden in een speciaal kraamnest geboren, dat bestaat uit een vlechtwerk van takken, gevoerd met een dikke laag gras. De doorsnee is ca. 40 cm en het is dicht tegen de stam gebouwd. Eerst zijn de jongen naakt en blind, maar na 3 weken zijn ze volledig behaard en na 4 weken kunnen ze zien. Als het kraamnest wordt verstoord, brengt het wijfje de jongen stuk voor stuk in haar bek naar een noodnest. De mannetjes helpen met het grootbrengen van de jongen. Op een leeftijd van circa 2 maanden verlaten de jongen het nest. Kort daarna worden ze onafhankelijk van de moeder en krijgen ze het volwassen kleed. De grootste risico's lopen Eekhoorns gedurende de eerste paar maanden van hun leven, nadat ze het nest hebben verlaten en voordat ze volkomen zelfstandig zijn. Voor de jongen zijn de belangrijkste vijanden eksters, kraaien en vlaamse gaaien.
Dit had ik nooit kunnen weten, dit had ik nooit gedacht. Nooit had ik zo iets vertederends verwacht. Donkerbruine oogjes, een zwart neusje en een roze tongetje, een heerlijk geurend velletje en koddige pootjes. Een trots omhoog gedragen staartje, ja.....je bent een echt jongetje. Vertederend kijk je mij aan, ....zullen wij weer naar buiten gaan? Ik moet zo nodig weer naar de gootjes. Met veel plezier ga ik voor jou in de regen staan. Door jou weet ik nu dat er nog meer op de wereld is, maanden zat ik binnen omdat ik mijn geliefde zo mis. Nu moet ik er wel uit, jij dwingt mij daar toe, geen smoesjes meer van .....ik ben zo moe. Door jou zie ik de zon weer schijnen, en zullen langzaam mijn tranen ook verdwijnen. Bedankt mijn lieve puppy.
Vergis je nooit in de Garfields van deze wereld. Je zou toch zeggen dat een dikke rode kater van 12 kilo niet veel klaarspeelt tegen een wilde zwarte beer. Wel dus.
Ziehier Jack, een rode dikzak uit West Milford, New Jersey. Hij beschermt de tuin van zijn baasjes tegen opdringerig beervolk. Zodra deze zwarte indringer het terrein van Jack betrad, ging Jack op furieuze wijze achter hem aan en joeg de beer hoog in een boom. Toen de beer na een kwartier weer naar beneden kwam, joeg Jack hem binnen drie minuten nóg een keer de boom in!
Jacks baasjes keken vanachter het raam in de huiskamer verbijsterd toe, maakten deze foto en riepen hun rode held toen terug naar binnen, uit bezorgdheid voor zijn veiligheid.
De een zegt tegen de ander, go die raken ook snel hun winter vacht kwijt.
******
Een pastoor in Spanje vindt een dode ezel voor zijn deur. Hij belt de burgemeester op en verzoekt het dier weg te halen. Niks mee te maken antwoordt de burgemeester. Per slot van rekening is het uw taak de doden te begraven rept hij nog. Daarom bel ik je nu net zegt de geestelijke : De wet schrijft namelijk voor dat eerst de familie moet worden geraadpleegd !
******
Jantje komt van school en huilt van het lachen. Zijn vader vraagt:"Van waar die pret?" Jantje:"Ik moest vijfhonderd keer 'IK BEN EEN EZEL' schrijven." Zijn vader:"Wat is daar zo grappig aan?!" Jantje:"Jij moet het ondertekenen!"
******
De juf In de les gaat het over dieren en de juf wil wel eens weten of de kinderen ook wel een dier hadden willen zijn. Aan Frank vraagt ze Frank als jij mocht kiezen of je een zebra, een paard of een ezel zou mogen zijn wat zou je dan kiezen. Frank zegt : een ezel De juf zegt, maar Frank een zebra of een paard is toch een veel edeler dier waarom dan een ezel? Nou juf, ik heb gehoord dat iedere ezel schoolmeester zou kunnen worden en dat wil ik wel.
Een vader loopt met zijn zoontje door de dierentuin, en het jongetje blijft gefascineerd staan kijken naar de ezels. Plots vraagt hij:" Papa, trouwen ezels ook?" Waarop de vader zegt:" Alleen ezels, jongen..."
Wat zie je in het bovenstaande plaatje? Een tekenaar die een tekening maakt of iemand die op een ezel rijd? Of zijn het zelfs vier figuren...?
Gaat een Belg naar een paardeverhuur en vraagt: "Kan ik een paard huren?" Zegt de paardenverhuurder: "Hoe lang wilt u hem hebben?" Zegt de Belg: "de langste die u heeft want we zijn met z'n achten."
In expiriment in dierentuin Blijdorp wil de dierentuinbeheerder een paard met een zebra laten kruisen.Na veel lawaai en gerommel lukte het toch niet. De man vroeg aan het paard: wat zit je nou te donderjagen, wat is er mis? Het paard antwoordde: "zij wil haar pyama niet uittrekken!"
Er komt een cowboy bij een ranch die een paard wil huren. Dat kan en de eigenaar zegt tegen de cowboy: "Als je 'poeh' zegt stopt ie en als je 'poehpoeh' zegt gaat ie lopen." De cowboy stijgt op en rijdt weg. Hij zegt "poeh" en het paard staat stil. Hij zegt "poehpoeh" en het paard gaat weer lopen. Dan komen ze opeens bij een ravijn. De cowboy herinnert zich net op tijd hoe hij het paard moest stoppen en roept "poeh!!!". Het paard staat net voor de rand stil. Zegt de cowboy: "Poeh poeh, dat scheelde niks!!!"
Simone vraagt aan haar moeder of ze een pony mag. Haar moeder zegt: "Nee". "Alsjeblieft alsjeblieft...!!!", blijft Simone zeuren. Uiteindelijk zegt moeder: "Ok dan, dan gaan we morgen naar de kapper.
Man: "Dat paard dat ik vorige week huurde ..." Manegehouder: "Ja......?" Man: "Dat paard geeft mijn schoonmoeder gebeten!" Manegehouder: "O, wat spijt me dat, Hoe kan ik dit ooit nog goed maken?" Man: "Goed maken?! Ik wil dat paard nóg een keer huren!"
"Een cowboy stopt bij een café en bestelt voor zijn paard een grote emmer bier. Als het paard de emmer heeft leeg gedronken, brengt de cowboy de emmer weer terug. "Wilt u zelf niets drinken?" vraagt de man achter de bar. "Nee" is het antwoord. "Ik moet nog rijden."
weten jullie nog enkele weken geleden die berichten over die hond in Beersel die hondsdolheid had? Vandaag werd daarover in de commissie volksgezondheid een vraag gesteld aan de minister, en ik geef jullie dan ook heel graag - een beetje samengevat en heet van de naald - zijn antwoord met al de informatie in.
"Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de gevallen van inlandse hondsdolheid, waarmee België voor het laatst af te rekenen kreeg in 1999, en de gevallen van ingevoerde hondsdolheid. In het eerste geval bestaat er een actieve en duurzame circulatie van het virus binnen een dierenpopulatie, terwijl in het tweede geval, dat ons hier aanbelangt, het slechts gaat om het punctueel opsporen van een geïsoleerd geval van hondsdolheid bij een welbepaald dier. Stricto sensu kan men dus niet zeggen dat de hondsdolheid, zoals wij die in de jaren '90 kenden, terug opgedoken zou zijn.
In de betrokken gemeente Beersel en 6 buurgemeenten werden de volgende maatregelen getroffen: - men raadt ten sterkste aan dat de honden en katten daar een anti-rabies (=hondsdolheid) vaccin zouden krijgen, - in de betrokken gemeenten moeten de honden aan de leiband worden gehouden en dit eveneens wanneer men met de honden buiten die gemeenten gaat wandelen, - er werden door de gemeenten waarschuwingsborden geplaatst, - de katten moeten, zoveel mogelijk, binnen gehouden worden, - in geval van een honden- of kattenbeet moet men contact opnemen met zijn huisarts of dierenarts - er werd een diepgaand onderzoek uitgevoerd om na te gaan welke mensen of dieren allemaal in contact geweest zijn met het zieke dier tijdens de kritieke periode.
......... Ik kan u wel degelijk bevestigen dat het bij het geval van rabies in Beersel gaat om een puppy die illegaal ingevoerd werd uit Marokko..... Tot op heden werden er 32 personen geïdentificeerd die in verschillende mate mogelijke risicocontacten gehad hebben met het zieke dier. Al die personen worden opgevolgd door het Pasteur Instituut. Daarenboven hebben 18 eigenaren van dieren , katten of honden, die mogelijke risicocontacten gehad hebben met het zieke dier zich bekend gemaakt bij de bevoegde instanties.
De maatregelen hebben tot doel te voorkomen dat het virus zich verder zou verspreiden in de zone waarin het zieke dier ontdekt werd en zullen 6 maanden van toepassing blijven - 6 maanden is de maximum besmettingsduur voor hondsdolheid.
Dit dossier wordt van heel nabij opgevolgd door de betrokken mens- en diergeneeskundige diensten, die, indien nodig, zullen ingrijpen."