Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
02-01-2008
De belevenissen van Cellica (slot) (Martina1)
De belevenissen van Cellica (slot)
"Je moest het zien,ze kon gemakkelijk een koppel vormen met de oude cocker die zelf volledig onder de slagroom zat.
Aan alle mooie dingen komt echter een einde........ttz tot op het ogenblik dat ik het bazinnetje hoorde thuiskomen.
Ik riep nog: "Mannen opgepast, maak dat jullie wegkomen..... bazinnetje komt eraan"
De paniek was onbeschrijfelijk,iedereen verspreidde zich als een hazewind in huis, weg van de keuken die ondertussen op een echt slagveld leek, slagveld was zelfs licht uitgedrukt..........
Op die momenten heb je echt geen tijd om na te denken, ik wist maar al te goed dat ik de schuld zou krijgen.Ik kreeg een geniaal idee, als ik mijn bazinnetje eens kon overtuigen dat ik absoluut in mijn kennel wilde.......
Zo gezegd zo gedaan, ik koerste naar buiten en liep mijn bazinnetje bijna overhoop. Ik stond letterlijk neus tegen neus met haar.Zij begreep er helemaal niets van.......Ik die absoluut mijn kennel in wilde ????????
Ik heb alles uit de kast (hi,hi,hi,) moeten halen om haar te overtuigen, ik was zelfs braafjes gaan zitten en begon haar zelfs een pootje te geven..........
Zo gezegd zo gedaan, mijn bazinnetje opende de deur van de kennel. Ik was binnen nog voor zij zelfs iets kon zeggen........
Op dat ogenblik viel de frank van mijn bazinnetje...........Ik hoorde haar nog roepen " GODV..........". Mijn bazinnetje liet alles vallen en rende het huis binnen............
Het vervolg kunnen jullie allemaal wel raden.........Het was vreselijk.
Later, veel veel veel later,hebben mijn baasjes dan een nieuwe frigo gekocht en dat terwijl ik in mijn kennel ouder en ouder werd...........
Tot op een dag.........Ik geloofde mijn oude ogen niet. Ik dacht dat ik droomde....Maar neen, ik droomde echt niet,mijn bazinnetje was heel voorzichtig MIJN frigo in mijn kennel aan het plaatsen.
JaJaJa ik kon het echt niet geloven.......... Van zodra mijn bazinnetje buiten was liep ik heel behoedzaam naar mijn geliefde frigo. Ik bekeek hem vanuit alle hoeken en kanten..... het was hem inderdaad. Ik kreeg er een krop van in de keel zo ontroerd was ik.
Alleen, dat vond ik niet zo lief van mijn bazinnetje, wanneer ik hem opendeed lag er helemaal niets in de frigo. Zelfs geen dode muis....... Hier kon ik echt niet mee lachen.
Ik had mijn bazinnetje echter slecht beoordeeld. Soms kwam zij mijn kennel ingeslopen, opende de deur van mijn frigo en legde er iets lekkers in.Vervolgens sloot zij heel behoedzaam de deur en vertrok zoals zij was gekomen. Zodoende had ik heel regelmatig het goede gevoel van iets scheef te kunnen slagen. Vossen of liever gezegd Barzoïs verliezen soms wel hun haren maar dan toch niet hun streken.
Soms echter als ik droomde zag ik hoe mijn frigo uitpuilde van lekkernijen....steaks... stukken kip....restjes spaghetti..... Ik sleepte mij dan naar MIJN frigo om iets te kunnen stelen.......
Wanneer ik dan de deur opende was hij leeg, helemaal leeg......Wat een nachtmerrie........(einde).
Een eerste waar (hihihi) gebeurd verhaal!!!! in 3 delen (Martina1)
De belevenissen van Cellica.....
" Hallo"
"Als het voor jullie in orde is zou ik graag beginnen met mij voor te stellen.
Mijn naam is "Cellica" en men heeft mij steeds gezegd dat ik een mooi meisje ben. Wel... dat is niet meer als normaal gezien het feit dat ik gekleed ben door "Versace", een dikke witte pels en gouden oorranden, dat sedert mijn prille jeugd......... Ik had geen enkel gebrek.......Wel, ik zou het bijna vergeten...... Ik had wel degelijk een gebrek en dit had niets met schoonheid te maken. Mijn enigste gebrek was mijn ........MAAG!!!!!!!!!!
Geloof me, ik spreek uit ondervinding, enkel een maaltijd en wat koekjes was niet genoeg voor mij.
Op jonge leeftijd reeds had ik de gave om op gelijk welke manier, wettelijk of niet, mijn steeds terugkerende honger te stillen.
Het is zo dat ik, mits veel te oefenen, zeer ervaren werd in het "recuperen" van eten. Meer bepaald de koelkast was mijn uitverkoren werkterrein. Ik was een natuurtalent in het openen van de deur van " MIJN " frigo.
Excuseer maar als ik het woord frigo hoor ben ik niet meer te houden.
Spijtig voor mijn baasjes, aan hun reakties te horen waren die er absoluut niet mee akkoord dat ik regelmatig de frigo plunderde.
Ik moet zeggen dat tijdens deze "Rooftochten" ik steeds de buit deelde met de andere bewoners. Ik moet zeggen dat dezen helemaal niet ontevreden waren om mee te werken met een S.I.H.O.V.D.( specialiste in het openen van deuren).
Mijn baasjes hadden natuurlijk vlug door dat ik de "onschuldige" daderes was. Ik voelde me heel goed in mijn vel tot op een dag.......
Mijn baasjes hadden er genoeg van om steeds hun hele voorraad eten te zien verdwijnen en zij besloten om mij in het "prison" te gooien.
Ik......"Cellica met de gouden oortjes" in het prison.
Ik geef het toe, ik had het wel een beetje zelf gezocht. En dan, dat zijn dingen die gebeuren. Zelfs de eerlijkste politiekers durven wel al eens iets scheef te slagen. Het was toch niet nodig om daar zo een heisa om te maken.
Ik was niet alleen in mijn cel. Er waren twee medegevangenen die niet zo happig waren om mij. Ik meen dat het hier twee sociale gevallen waren die ze ergens in een godvergeten gat hadden gevonden. Wanneer ik hen dan vroeg wat zij uitgevreten hadden, beweerden zij van onschuldig te zijn. Waar had ik dat ook weer gehoord.........
Ik geloofde hen helemaal niet maar kom..... na een tijdje begon ik het verblijf in mijn "prison" gewoon te worden.
Regelmatig had ik een vrij week-end, weliswaar onder toezicht. Mijn baasjes kwamen mij dan halen om naar een schoonheidswedstrijd te gaan. Ook daar liep het fout !!!!!!!!! Ik kon het gewoonweg niet laten. Binnen de kortste keren was ik weg met de boterhammetjes van mijn baasjes,nadat ik, in het voorbijgaan, een stand met snoepjes met een bezoekje had vereerd. Wat de uitbaters van deze stand helemaal niet konden appreciëren.
Op het einde van zo'n tentoonstelling dat ik steeds met heimwee aan "mijn" frigo. Ik mocht nog zo mijn best doen, ik bracht bekers naar huis, prachtige diploma's, het mocht niet baten. Mijn baasjes hielden het been stijf. Ik moest en zou teruggaan naar het asiel. Zodoende vond ik iedere keer, zeer tegen mijn zin, mijn celgenoten terug.
Tot er op een mooie dag een mirakel gebeurde. Mijn bazinnetje kwam mij halen. Ik "Cellica met de gouden oortjes" kon mijn ogen niet geloven. Ik mocht naar huis naar mijn "frigo".
Nooit heb ik goed begrepen waarom ik iedere dag een drankje kreeg. Het drankje zelf was absoluut ondrinkbaar, walgelijk.........
Maar kom, als dat de prijs was om niet meer naar mijn cel te moeten..............
De Barsoi (de "snelle") kreeg zijn populariteit toen de tsaar van Rusland omstreeks 1850 er enkele exemplaren schonk aan de Britse vorstin Victoria. De Barsoi stamt af van de oosterse windhonden. Eeuwenlang werd de Barsoi (ook wel Barzoi of Borzoi geschreven) door tsaren, grootvorsten en edellieden in Rusland gebruikt voor de wolvenjacht, hoewel ze oorspronkelijk gebruikt werden voor de jacht op gazelles, hazen en vossen.Eind 1800 verschenen de eerste goede exemplaren in Nederland en rond de eeuwwisseling kwam het ras tot grote bloei. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) waren er vele Barsois in Nederland te vinden, daar vele Belgische en Duitse rasgenoten in ons neutrale land werden ondergebracht. De Barsoi is een edele en goedaardige hond, welke toch enigszins gereserveerd staat tegenover vreemden. Vanzelfsprekend vereisen ze zeer veel lichaamsbeweging.De Barsoi is tolerant tegenover kinderen, maar is niet erg gesteld op hun wilde spel. Zoals eigenlijk geldt voor ieder ras, ook hier de waarschuwing om nooit kleine kinderen alleen te laten bij de hond.
Een beschrijving van het ras door H.A. graaf van Bylandt:
Algemeen voorkomen: Zeer elegant gevormde hond. De reu is in het algemeen korter van lichaam en staat hoger op de poten dan de teef.
Kop:Lang, zeer smal en mager. De kop van af het voorhoofd tot den top van den neus moet zoo fijn en mager zijn, dat de beenderen en spieren gemakkelijk zichtbaar zijn.
Hersenpan: Lang, aan beide kanten ovaal, eindigende in een ontwikkelden achterhoofdsknobbel.
Stop: Bijna onzichtbaar.
Snuit: Eenigszins gewelfd. doch zeer weinig, lang, dun en mager.
Oogen: Amandelvormig, niet bolrond, donker van kleur; oogleden zwart; de oogen moeten op den helft van den kop geplaatst zijn, m.a.w. de lengte van af het oog tot den neustop is even lang als de lengte van af het oog tot den achterhoofdsknobbel.
Neus: Puntig, zwart of donker van kleur.
Kaken: Lang en gespierd
Tanden: Wit en sterk ontwikkeld.
Ooren: Klein, dun, niet rond aan de toppen, hoog aangezet en zeer beweeglijk; naar achteren gedragen, de toppen raken elkander achter den achterhoofdsknobbel; bij opmerkzaamheid worden zij weleens rechtop gezet. De beharing is kort, zacht en mag geen lange franje vormen.
Nek: Van middelmatige lengte, niet zoo lang en zo recht als bij den Engelschen Windhond, vlak op den kanten. De teef heeft een langeren en dunneren nek dan de reu.
Schouders: Vlak en mager.
Borst: Zeer diep, niet ingedrongen, ook niet uitpuilend; de breedte hangt af van den stand der achterpooten, de voorhand is smaller dan de achterhand.
Rug: Tamelijk kort bij de reuen, in het midden wat gewelfd, de teven hebben een langeren en rechteren rug; een inzakking achter de schouders is een fout.
Buik: Flink opgetrokken.
Ribben: Diep en tot de ellebogen reikende, ovaal, enigszins plat, nimmer rond.
Lendenen: Breed en afvallend; flanken sterk en kort, bij de teven ruimer.
Achterhand: Wat hooger dan de voorhand, lang en breed; heupen breed; dijbenen gespierd.
Voorpoten: Recht; beendergestel plat, niet rond, van voren gezien staan zij dicht bij elkander en van ter zijde, breed bij den schouder en geleidelijk smaller wordende naar de voeten.
Achterpooten: Niet te wijd van elkander; stil staande, wat naar achteren geplaatst, niet recht; voetgewricht slechts weinig gebogen; hielen kort; spieren, evenals die van borst en achterhand moeten ontwikkeld zijn, teneinde veel voortstuwende kracht te kunnen geven.
Voeten: Lang; teenen gesloten, doch niet gekromd, lang behaard; nagels kort en gewelfd; de onderkant van den voet is lagwerpig; de hond moet meer op de nagels dan op de hielen staan.
Staart: Lang, bijna den grond rakende, door de lange haren zeisvormig; het bovenste gedeelte wat gekruld, het onderste gedeelte voorzien van een fraaie, lange franje.
Haar: Lang en zijdeachtig; kort, zacht en zijdeachtig op den kop; om den hals langer en wat gekruld, en mof vormend; op den rug golvend; wat gekrulder op de dijbeenen; korter en rechter op de borst en den buik; de voorpoten met een veder van 6½ Centimeter behaard; de franje van den staart meet ongeveer 11 tot 14 Centimeter. Het haar tusschen de teenen is recht en tamelijk lang.
Kleur: Eenkleurig wit, of wit met kleine gele, ornaje, grijze, of zilverkleurige vlekken. Eenkleurig lichtbruin weinig gezocht; evenmin wit met kleine zwarte vlekken, deze worden echter spoedig zilver-grijsachtig. Eenkleurig zwart of wit met groote zwarte vlekken of geheel zwart met roodbruine afteekening zijn fouten.
Schouderhoogte: Reuen van 70 tot 90 Centimeter, teven van 65 tot 75 Centimeter.
Gewicht: Reuen van 35 tot 45 Kilogram; teven van 30 tot 40 Kilogram.
Ik fietste naar het winkelcentrum, maar nog heel dicht bij huis zag ik een kat zéér geïnteresseerd kijken naar iets, dat op een wc-borstel zonder steel leek. Dàt moest ik even van dichterbij bekijken, want wc-borstels trekken over het algemeen niet langdurig de aandacht van katten. Ik zette mijn fiets neer en liep naar het steelloze borsteltje toe. De kat bleef kijken. En jawel hoor, het wàs geen borstel, maar een klein egeltje. Dat kon ik daar niet laten liggen, want dan was hij in no time een platte egel. In de bosjes zetten, was ook geen optie, want het was nog maar een klein egeltje en het was al bijna winter. Ik zou het maar beter even naar de dierenarts kunnen brengen, die was vlakbij en daar zouden ze het diertje wel naar het egelopvangcentrum laten transporteren. Voorzichtig pakte ik het beestje op...een raar gevoel, al die stekels. Op weg naar de dierenarts kwam er voorzichtig een klein grijs snuitje kijken en even later een achterpootje. "Hé hallo", zei ik, "wie ben jij?" "Ik ben Flip", bromde het diertje,"is die engerd weg?" "Ja, dáár hoef je je geen zorgen meer om te maken", stelde ik hem gerust,"waar kom je vandaan?" "Ach", snikte het diertje, "vanmorgen ging ik mijn moeder zoeken en ze lag op de weg, helemaal plat, ik heb nog geprobeerd haar op te tillen, maar ze zat vast..." "Ach kereltje toch," troostte ik hem zachtjes, "ik ga je naar de dierenarts brengen en die zorgt ervoor dat je bij allemaal andere egeltjes terechtkomt." "Echt waar?" klonk het al een beetje opgelucht en de laatste tranen vielen door de stekeltjes. "Echt waar!" zei ik en we gingen de praktijk van de dierenarts binnen...
Wij hebben een ontzettend lief konijn. Nooit agressief. Altijd (nou ja, vaak) bereid om je te komen begroeten. We zijn dan ook heel blij met hem, vooral mijn man, die eigenlijk zijn moeder is. Hij heeft met hem rondgesjouwd toen hij klein was, hem gerustgesteld enzovoort en toen heeft het beestje hem als zijn moeder geadopteerd. Hij likt het gezicht van mijn man met van verrukking half gesloten oogjes, oneindig lang...ik krijg ook wel eens een paar slordige likjes als mijn man niet in de buurt is, nou ja...ik ben kennelijk de vader en vaders, die lik je niet zo als moeders... Gisternacht kon ik niet slapen en ik ging naar beneden. Pim, het konijn, was ook wakker en ik ging hem even gedag zeggen. "Weet je", zei hij, "ik wou je al een tijdje wat vragen..." "K.k.k.kan jij praten?", stotterde ik. "Soms...", gaf Pim toe, "maar luister nou...ik heb het hier best naar mijn zin...pap is natuurlijk geweldig en smaakt altijd naar meer...jij kan er ook mee door..." "O...dank je" mompelde ik..."Graag gedaan", ging Pim verder, "maar nou even wat anders...dat castreren...dáár ben ik niet zo blij mee...moest dat nou?" Ik ging er eens voor zitten, nam hem op schoot en vertelde dat ik er lang over getwijfeld had, maar dat hij op een gegeven moment overal ging plassen...ook op de bank... "Ok", zei hij, "daar kan ik inkomen...nou ja, ik wilde het gewoon weten...en dat plassen...doe ik nu toch netjes op de bak?" "Je bent een wereldkonijn"zei ik en knuffelde hem eens stevig. Hij liet het zich welgevallen en gaf mij voor de verandering eens een fikse schoonmaakbeurt. "Zo", zei hij..."je ruikt niet meer zo mensig, en nu naar bed, vort!" Ik gehoorzaamde meteen en na elkaar welterusten gewenst te hebben, zette ik hem weer in zijn kooi en ging zelf naar boven. Vanmorgen toen ik beneden kwam, ging ik op mijn knieën bij de kooi zitten. "Hoi Pim", begroette ik hem en hij ging tegen het gaas opstaan en likte mijn vingers. "Zeg je niks meer?", vroeg ik en hij keek me aan zoals een gewoon konijn dat doet en ging nog even door met likken. Geen geluid kwam d'r uit. Had ik alles gedroomd? Ik keek hem nog even aan en het was net of hij knipoogde...
De ijsbeer (Ursus maritimus ) is een grote geelwitte beer , die langer en groter is dan de andere beren (Ursidae). De ijsbeer komt enkel voor in en rond het Noordpoolgebied . Hij is het meest carnivoor van alle beren, en leeft vooral van zeehonden . De ijsbeer is een vrij jonge soort die tijdens het Pleistoceen , in de laatste 200.000 jaar ontstaan is, vermoedelijk uit Siberische populaties van de bruine beer .
De ijsbeer is zeer groot: hij kan tot 2,8 meter lang en 800 kilogram zwaar worden. Hij heeft een lange nek en een grote neus. De huid is zwart, ook naakte delen als de neus en de lippen. De haren in de vacht zijn niet wit, maar doorzichtig en hol. [2] De kleur van de vacht is, afhankelijk van de tijd van het jaar, lichtval en de hoeveelheid vuil in de vacht, gelig wit tot vuilgrijs. Het is waterafstotend en houdt de warmte van de zon vast. Daarnaast heeft de ijsbeer een dikke onderhuidse vetlaag , waarmee hij warmte vasthoudt.
De ijsbeer heeft vliezen tussen zijn tenen, waardoor hij beter kan zwemmen. Zijn achterpoten gebruikt hij als een soort roer om mee te sturen.
Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes en hebben een opvallend grotere neus. Mannetjes worden gemiddeld 190 tot 240 centimeter lang en 300 tot 600 kilogram zwaar, vrouwtjes 170 tot 200 centimeter lang en 150 tot 300 kilogram zwaar. IJsberen hebben een klein staartje, ongeveer acht tot tien centimeter lang.
De paringstijd is van maart tot juni, met een piek in april. De ijsbeer kent een verlengde draagtijd , en het embryo komt waarschijnlijk pas in oktober of november in ontwikkeling. De dracht duurt daardoor 200 tot 250 dagen. Er zijn meestal 2 jongen, die in december of januari in een sneeuwhol worden geboren. Een enkele keer worden één tot vier welpen geboren. Bij de geboorte zijn de jongen ongeveer 600 gram zwaar en 25 centimeter lang. De oogjes zitten dicht en de diertjes zijn bedekt met dun haar.
Een drachtig vrouwtje brengt de winter door in een sneeuwhol dat zij zelf heeft gegraven. Het hol wordt gegraven in een sneeuwheuvel, op plaatsen waar de sneeuw hard en stevig is. Na een tunnel bevindt zich de kraamkamer. Soms bevinden zich meerdere kamers in een hol, maar meestal slechts eentje, waarin het ijsbeervrouwtje overwintert. Het hol bevindt zich over het algemeen op het vasteland, aan de kust, maar soms wordt het gegraven op het pakijs.
De jongen verlaten het hol voor het eerst in maart of april, als ze ongeveer drie maanden oud zijn. Ze wegen dan ongeveer negen tot elf kilogram. Alleen het vrouwtje zorgt voor het jong. Mannetjesberen worden gemeden, aangezien deze welpen kunnen doden. De moedermelk is rijk aan vetten en calorieën .
De jongen worden 1-3 jaar gezoogd en worden na 24 tot 28 maanden onafhankelijk. Na drie tot zes jaar zijn ze geslachtsrijp . Vrouwtjes zijn volgroeid als ze vijf à zes jaar oud zijn, mannetjes pas na acht tot tien jaar. IJsberen worden tot 32 jaar oud in het wild. In gevangenschap kunnen ze 40 jaar oud worden.
De ijsbeer leeft meest alleen en is zowel overdag als 's nachts actief. Ook in de lange, donkere winter zijn ze actief. Drachtige vrouwtjes houden dan echter een winterslaap . De ijsbeer is een bijzonder goede zwemmer die vele kilometers van de kust aangetroffen kan worden. De naam Ursus maritimus betekent dan ook "zeebeer". Hij kan tot 72 seconden onder water blijven en in het water snelheden van drie tot vier kilometer per uur behalen. Toch jaagt hij ook te land en is daar bijzonder snel. Ze kunnen tot twintig kilometer per dag afleggen, en trekken mee met de grens van het pakijs, die zomers noordelijker ligt dan 's winters.
drie ijsberen bij onderzeeër
IJsberen leven solitair . Soms komen ze in groepen voor, en zijn dan vrij tolerant tegenover elkaar. Groepsvorming komt vooral voor op plaatsen waar bijzonder veel voedsel voorhanden is, als vuilnisbelten en karkassen van gestrande walvissen . Mannetjes zijn agressief tegenover elkaar in de paartijd. Ook doden mannetjes wel eens berenwelpjes en andere beren.
Bij slecht weer graven veel ijsberen een tijdelijk hol (voornamelijk moeders met jongen), maar ze drukken zich ook vaak tegen de grond, waarbij de vallende sneeuw de beer bedekt.
De ijsbeer leeft van zeehonden . Vooral de ringelrob is geliefd, maar ook andere soorten, als baardrob , en in mindere mate zadelrob en klapmuts , worden gedood. Ook aas , walrus , kleinere walvissen als beloega 's en narwallen , vis , sneeuwhaas , lemmingen , zeevogels, eieren, rendier en muskusos worden soms gegrepen. In de zomer trekken enkele ijsberen naar land, waar ze ook plantaardig voedsel als bessen en grassen eten, evenals menselijk afval.
Hij maakt gebruikt van zijn grote klauwen en zijn goed ontwikkelde reukzin om zijn prooi te vinden en doden. De witte vacht dient daarbij als camouflage . Er wordt gezegd dat ijsberen tijdens de jacht hun poten voor de (zwarte) neus houden, zodat deze niet zou opvallen. Waarschijnlijk komt dit gedrag niet voor. Op zeehonden jaagt hij door te wachten bij ademgaten, maar ook worden ze gedood in holen (ringelrobben werpen hun jong in een sneeuwhol), in het water en op het ijs, waarop de zeehonden rusten.
De ijsbeer heeft een circumpolair verspreidingsgebied. Op Groenland komt de soort zowel op de oost- als op de westkust voor. Op het Europese vasteland komt de ijsbeer niet in het wild voor, maar in het noorden van IJsland worden regelmatig verdwaalde ijsberen waargenomen. Een groot gedeelte van het jaar is de beer te vinden op het drijfijs.
De ijsbeer heeft geen natuurlijke vijanden. Er is echter in de beren van Oost- Groenland gebleken dat de niveaus van door de mens in het milieu gebrachte stoffen zoals PCB en DDT erg hoog is. Op Spitsbergen is de concentratie zelfs zo hoog dat er gevreesd wordt voor het voortbestaan van de soort omdat de voortplantingsorganen en het immuunsysteem er door aangetast worden. Sinds mei 2006 staat de ijsbeer als "kwetsbaar" (VU) op de IUCN Rode Lijst , omdat verwacht wordt dat door de gestage afname van drijfijs in de zomer door het broeikaseffect de populatie de komende 45 jaar met minstens dertig procent zal dalen. Overigens werd de ijsbeer ook in veel oudere Rode Lijsten (tot 1994) als "kwetsbaar" beschouwd. Daarna werd de status "van bescherming afhankelijk" (LR/CD) gegeven voor deze soort. Op 27 december 2006 stelt de Amerikaanse regering voor om de ijsbeer als bedreigde diersoort te beschouwen. Er zouden er nog ongeveer 20.000 - 25.000 leven op de hele wereld. 2.200 in Alaska.
In de lever van de ijsbeer wordt vitamine A in zulke hoge concentraties opgeslagen dat deze giftig is voor de mens. Er zijn reizigers in de poolstreken die dat tot hun schade ondervonden hebben.
Van het gedrag van sommige dieren in gevangenschap (de dierentuin ) is de uitdrukking ijsberenafgeleid. Door verveling en het ontbreken van normale prikkels vervallen veel dieren, dus niet alleen de ijsbeer, in de gewoonte om steeds maar weer dezelfde bewegingen te maken of dezelfde rondjes te lopen.
Leden van zwemclubs, die in de winter (in ijskoud water) buiten zwemmen, noemt men ook ijsberen.
De ijsbeer zal volgens sommige wetenschappers wellicht na 2030 of 2040 zijn uitgestorven op de Noordpool omdat de Noordpool in de zomer volledig gesmolten zal zijn, indien het internationale beleid faalt om de klimaatverandering door het broeikaseffect een halt toe te roepen.
Er zijn ijsberen bekend van 20 jaar of ouder, maar dat zijn er niet veel. De meeste beren worden zon 15 à 18 jaar oud. De oudste ijsbeer die in het wild gesignaleerd werd was 32 jaar, de oudste ijsbeer in een dierentuin werd zelfs 41 jaar.
De tanden van een ijsbeer groeien elk jaar een beetje. Via de tanden kun je bepalen hoe oud een ijsbeer is.
Mijn hond heeft nog steeds die klauwtjes op de achterpoten, ontdekte lezeres Katrien Ottevaere. Normaal worden die bij de geboorte verwijderd. Mijn hond is nu 6 maanden oud en die twee nageltjes beginnen heel lang te worden. Zou u die klauwtjes nog verwijderen, of hou ik het bij knippen alleen?
Deze bijklauwtjes of Sint-Hubertusklauwen, worden bij pups van aantal dagen oud gewoon weggeknipt. Op latere leeftijd moeten de hondjes verdoofd worden en gehecht. Toch opteer ik voor die laatste oplossing: uw hond zal minder last hebben met nagelscheuren of verwondingen. De Beauceron is het enige hondenras dat van nature deze klauwen heeft en ook behoudt: het is zelfs hun raskenmerk.
Alleen zitten achter de PC is er nooit bij. Het is altijd gezellig met bontjes om me heen bij de computer. Yinta ligt steevast op de printer die ze afwisselend uit en aan doet, nu is ie weer even uit voor een kwartiertje wellicht, en als Yinta er niet ligt heeft Woody daar domicilie gekozen. Of beiden; dan wordt het dringen en moet je opletten dat er niet een halve staart in de papierlade verdwijnt. Liever geen inktsporen op die mooie witte pluimstaarten...
Roxy ligt in dit geval naast me op het krukje op zo'n 15 cm afstand. Af en toe klimt ie op het toetsenbord en bemoeit zich met het pijltje van de muis, of met de afbeeldingen van zichzelf wanneer hij voorbijtrekt op de PC. Het alarmerende gepiep van de computer vertelt mij dat ik 'm zachtjes doch dwingend weer terug moet leggen op het krukje want de PC raakt ervan in de war als er zes toetsen tegelijk langdurig worden ingedrukt. Dus Roxy, kijken mag - aankomen niet
Dat mannetje heeft in heel korte tijd een gigantisch mooie pluimstaart gekregen zoals je op de foto ziet. Dit in schril contrast met zijn 'slanke' (bijna magere) atletische lijfje.
En dan doen ze me vanavond ineens versteld staan. Roxy klimt naar z'n moeder en gaat bij haar aan de tepel liggen lurken:
Yinta, die zich nog altijd moeder voelt van al die inmiddels grote knullen vindt het blijkbaar best. Katten zijn heerlijke onvoorspelbare wezens. Ik kijk en ik maak er foto's van.
Als dan even later Roxy in diepe slaap op de bank ligt en ik even naar NOVA zit te kijken klimt Beau van mijn schoot af en gaat bij Roxy 'drinken', tenminste dat denkt hij waarschijnlijk
Hoe kunnen duizendpoten "zien', terwijl ze geen ogen hebben? Hebben ze allemaal duizend poten? Waar leven ze het liefst? Wat doen ze als ze voelen dat ze in gevaar zijn? Deze vragen en meer zullen beantwoord in onderstaand artikel.
Het woord "duizenpoot"is een geslachtnaam die bij elkaar z'on 12.000 soorten ongewervelde dieren aanduid, die, hoewel ze veel op elkaar lijken, heel opvallende verschillen kunnen vertonen. Er zijn ook duizendpoten met ogen en andere duizendpoten die géén ogen hebben. De duizendpoten zonder ogen vinden hun weg dankzij de gevoeligheid van hun antennes.
De meeste van de duizendpoten hebben lang geen duizend poten, hooguit enkele tientallen. En degene die de meeste pootjes hebben, lopen niet het hardst. De watervlugge chilopoden (duizendpoot) hebben meestal minder pootjes dan de langzame diplopoden (miljoenpoot).
Duizendpoten zoeken vochtigheid op en verbergen zich onder gebladerte, grind, in spleten in de bodem en in boomschors. Duizendpoten zijn echte jagers die hun vermogen om hard te lopen gebruiken voor het vangen van hun prooi: allerlei andere bodemdiertjes. Ze pakken deze met hun scherpe gifklauwen beet. In deze voorste klauwen, die op kaken lijken, zit een gifblaas (niet gevaarlijk voor de mens). Het vergif dat bij het beetpakken vrijkomt verlamt de prooi waardoor deze gemakkelijk is op te eten, net als bij een spin dus.
Door hun snelheid en hun gifklauwen kunnen de meeste duizendpoten zich doeltreffend tegen de meeste vijanden beschermen. Maar vogels, spitsmuizen, egels en padden zullen zeker een duizendpoot opeten als ze hem te pakken krijgen. Loopkevers en spinnen grijpen waarschijnlijk grote aantallen kleine duizendpoten. De grootste vijand van de duizendpoot echter is... de duizendpoot zelf. Gewonde soortgenoten worden snel opgegeten. Dit kannibalisme is waarschijnlijk de reden dat er zelden meer dan één duizendpoot onder een steen of een stuk hout aanwezig is.
Miljoenpoten zijn planteneters en hebben een voorkeur voor rottende plantendelen. Ze zijn daarom talrijk in composthopen en bemeste grond. Maar ze eten ook schimmels en vreten dode dieren aan. Hoewel de meeste miljoenpoten afschrikkende stoffen uitscheiden, hebben zij toch een aantal vijanden. Sommige spinnen, kikkers, padden, vogels en kleine zoogdieren laten zich niet afschrikken.
Bijna alle duizendpoten kunnen giftige en sterk afschrikkende stoffen afscheiden. Zonder hun aanvallers te doden, zorgen ze dat deze nooit meer terugkomen. Het is bekend dat de beet van een scolopender (een chilopode) ook voor de mens pijnlijk is. Sommige, zoals diplopoden, beschermen zich door tot een glad en moeilijk te grijpen bolletje op te rollen. Alle duizendpoten zijn bovendien beschermd door hun uitwendig skelet, een soort keihard pantser dat bestaat uit verschillende gelede segmenten.
Het pantser (= uitwendig skelet) heeft geen waterafstotende laag, waardoor gevaar van uitdrogen dreigt. Daarom vinden we duizendpoten altijd op wat vochtige plaatsen. Over het algemeen zijn het nachtdieren. Duizendpoten reageren sterk op contact en komen alleen tot rust als hun boven- en onderkant ergens tegenaan ligt.
De duizendpoot zet haar eieren één voor één in de losse grond af. Hieruit ontwikkelen zich de jongen die dan nog slechts 7 segmenten (dus 7 paar poten) hebben. Bij elke vervelling neemt dit aantal toe totdat het dier volwassen is.
Miljoenpoten leggen gedurende de hele zomer eieren en camoufleren ze met uitwerpselen en aarde. Het legsel kan uit meer dan 100 eieren bestaan. De jongen die uit het ei komen zijn zeer klein en hebben slechts twee paar poten. Dit aantal neemt bij de volgende vervellingen steeds toe, totdat de dieren volwassen zijn.
Overige gegevens:
lichaamslengte: Heel verschillend per soort. diplopoden 2 tot 37 mm, Pauropoden maximaal 2mm, Symphilen tot 8 mm, Chilopoden tot 26,5 cm.
Aantal poten (veel minder dan de naam aangeeft): Diplopoden tot 240 paar, Paurapoden 9 tot 10 paar, Symphilen 12 paar en Chilopoden tot 177 paar.
Voortplanting: eierleggend.
Bijzonderheden: Hun langwerpige lijf, dat gesteund wordt door talrijke paren pootjes, bestaat uit een groot aantal onderling bijna gelijke segmenten
Leefgebieden: Duizendpoten zijn in alle gematigde en tropische gebieden ter wereld te vinden.
De Inri Inri is de grootste van alle lemuren. Deze soort is zeer zeldzaam en leeft vrijwel uitsluitend in de boom. Het was dan ook niet gemakkelijk een goede foto van dit prachtige dier te maken.
Prachtige foto's van de maki en soortgenoten (Martina1)
Copyright M.S. Oudgenoeg & S.R. Oudgenoeg
Op deze foto is duidelijk te zien hoe de ringstaart lemur aan zijn naam komt: Hij heeft een heleboel zwart/witte ringen op zijn staart. Dit is de meest voorkomende en meest bekende lemur.
De Nederlandse Schapendoes is een lichtgebouwde langharige hond met een schofthoogte van 40 tot 50 cm, waarbij de schofthoogte van reuen ligt tussen de 43 en 50 cm, voor teven is dat 40 tot 47 cm. De Schapendoes heeft een dichte vacht met voldoende ondervacht. De beharing is lang, minstens 7 cm op de achterhand. De haren zijn niet streng recht, maar golven iets. Alle kleuren zijn toegestaan, maar de voorkeur gaat uit naar blauwgrijs tot zwart. De Schapendoes heeft een geduchte kuif, snor en baard.
De schapendoes is een typische schaapsherderhond. Hiervoor moet hij zelfstandig kunnen werken. Het was een typische hond voor de herders in Drenthe en op de Veluwe, zo typisch zelfs, dat hij niet in de literatuur en schilderkunst teruggevonden wordt. Historisch werd de schapendoes niet als ras erkend, maar als werk- en gebruikshond. Er was geen speciale naam voor het ras, maar veel synoniemen zoals herdersdoes, siep en olde grise. Hij behoort tot de grote groep van langharige herdershonden met dicht behaard hoofd. Hij is verwant aan de Bearded Collie, de Puli, de Owczarek Nizinny, de Bobtail, de Briard, de Bergamasco en de Duitse Schafpudel van de variëteit die in Hessen, Odenwald en in het Nederrijn gebied voorkomt. Al deze op elkaar gelijkende honden zijn verkleinde mutaties van de Berghonden. De kynoloog P.M.C. Toepoel is de grondlegger van dit ras. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wist hij interesse te kweken voor dit ras. Tussen 1940 en 1945 werden exemplaren van de bijna verdwenen Schapendoes overal waar hij ze maar vond, gebruikt voor de fok. In1953 werd de schapendoes voor het eerst als ras erkend, in 1954 werd de standaard vastgesteld en werd het ras opgenomen in het Stamboek. De definitieve erkenning volgde in 1971. Hierna wordt alleen nog maar gefokt met geregistreerde honden.
De Schapendoes is een normaal en evenredig gebouwde herdershond met een levendig, alert en moedig karakter. Hij is schrander en waaks. Voor zijn eigen mensen toont hij grote innigheid en trouw. Hij is vrolijk, enthousiast, vriendelijk en temperamentvol.Hij kan gebruikt worden voor hondensport zoals agility, maar niet als beschermhond. Een consequente opvoeding is noodzakelijk. Schapendoezen houden ervan om tegen iets aan te liggen.
Inleiding: M aagD ilatatie-V olvulus = maagdraaiing is een aandoening die voorkomt bij de hond waarbij de maag overvuld raakt, kantelt en vervolgens vol loopt met lucht omdat de afvoer geblokkeerd wordt. Door het toenemen van de maagomvang worden grote bloedvaten dichtgedrukt en de bloedcirculatie in de maagwand belemmerd. Delen van de maagwand worden niet meer voorzien van zuurstof waardoor de maagwand af kan sterven. Daarbij ontvangt ook het hart minder bloed omdat de bloedstroom naar het hart toe wordt afgeklemd door de maag die in omvang is toegenomen. De pompfunctie van het hart neemt af en er ontstaan ritmestoornissen. De ademhaling wordt moeilijker omdat de maag op het middenrif drukt. De hond kan snel in een diepe shock raken en overlijden. Een onverwachte gebeurtenis bij een voorheen nog kerngezonde hond binnen enkele uren.
Voorkomen: De aandoening komt met name voor bij grote hondenrassen zoals de Duitse Dog, Dobermann Basset en Ierse Setter. Het risico neemt toe naarmate de dieren ouder worden.
Verschijnselen: Even na het eten doet de hond pogingen tot braken waarbij alleen wit schuim te voorschijn komt en geen voedsel. Wel is de hond onrustig en kwijlt veel. De buik wordt in een betrekkelijk korte tijd dikker. De verschijnselen ontstaan na het eten.
Diagnostiek: De symptomen maken de diagnose maagdilatatie in de meeste gevallen waarschijnlijk. Er dient onmiddellijk tot actie worden overgegaan. Een röntgenfoto kan de diagnose bevestigen. Vaak dient met spoed te worden gehandeld en wordt een röntgenfoto achterwege gelaten.
Therapie: Een sonde (flexibele plastic buis) wordt tot in de maag gebracht via de bek al dan niet onder narcose. Op deze manier kan lucht en evt. overtollig voer uit de maag worden gehaald. Wanneer het niet lukt een sonde tot in de maag te brengen kan men de druk in de maag verminderen door een grote naald door de huid tot in de maag te prikken. De lucht kan dan uit de maag ontsnappen zodat de maag haar oorspronkelijke grootte terug krijgt. In veel gevallen is het verstandig de hond ongeveer 3 dagen na de verschijnselen (i.v.m. onregelmatig hartritme ten tijde van de maagdraaiing) te opereren om te voorkomen dat de problemen terug komen. Bij de operatie wordt de maag in de buikholte vastgezet zodat deze niet meer kan kantelen. Op deze manier wordt voorkomen dat de hond onverwachts opnieuw problemen krijgt. Gezien het snelle verloop zien we in onze praktijk nog steeds honden waarbij al eerder een maagdraaiing is geconstateerd toch nog onverwacht dood in de mand worden aangetroffen.
Prognose: Wanneer niet snel wordt ingegrepen komen honden te overlijden door shock of door afsterven van een gedeelte van de maagwand. Wanneer na het sonderen geen operatie volgt zal in 71% van de gevallen een maagdraaiing herhaald optreden. Wanneer er wel een operatie volgt keert slechts 15% van de honden terug met dezelfde problemen. Meestal ontstaat er dan alleen een maagdilatatie (uitrekken van de maagwand) welke eenvoudig is op te heffen en minder gevaarlijk is voor de hond. De kans dat de maag gaat draaien is klein omdat deze vast zit aan de buikwand.
Preventie: Het is verstandig honden met een groter risico op MDV meerdere keren per dag een kleiner portie voer te geven. Dit vermindert de kans op een kanteling van de maag. Daarbij is het van belang direct na het eten de hond niet overmatig te laten bewegen (dus voor de training niet laten eten). Op een warme dag moet men er op bedacht zijn de hond niet in een keer veel water te laten drinken aangezien dit voor dezelfde problemen kan zorgen.