Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
25-04-2007
Knuffelig en vasthoudend (Yradja)
Knuffelig en vasthoudend De koala plant zich traag voort ; slechts eens per twee jaar wordt er een jonge geboren. Het dier is vatbaar voor ziekten en heeft voor zijn grootte relatief kleine hersenen. Bovendien is de koala een kieskeurige eter. Hij eet ongever 1,5 kg boombladeren per dag en dan nog alleen van bepaalde soorten eucalyptus. Verder wordt zijn leefmilieu door de opdringerige mens steeds kleiner gemaakt. Ondanks al deze ogenschijnlijke nadelen, gedijt hij echter nog steeds. Toen in 1788 de eerste Europeanen zich in Australië vestigeden, kregen ze nauwelijks koala's te zien omdat de aboriginals massaal jacht op ze hadden gemaakt om hun vlees. De nieuwe Australiërs aten echter geen koala's, zodat het dier in de gebieden langs de oostkust weer algemeen werd. Omstreeks de eeuwwisseling werd de koala evenwel opnieuw bedreigd, nu doo de belangstelling van zijn zachte, zijdeachtige vacht. Jaarlijks werden honderdduizenden dieren afgeslacht ; alleen al in 1924 werden er twee miljoen koalahuiden naar Amerika en Europa vescheept. Kort daarna werd het door door beschermende maatregelen en herpopulatieprojecten nog net gered. Daarmee leek het voortbestaan van de koala gewaarborgd, tot in de jaren tachtig zich opeens een epidemie van de geslachtsziekte chlamydiosis voordeed. De ziekte verbreidde zich zo snel dat onderzoekes al over uitsterven spraken. Inmiddels is die vrees ongegrond gebleken. De meeste koala's kregen toch jongen en blijken de ziekte te hebben overwonnen. Zo is het nationale troeteldier van Australië opnieuw aan een zeker lijkende ondergang ontsnapt. Brontekst : The Readers' Digest
honden Twee honden zijn verdwaald in de woestijn. Dan gromt een van hen: "Als we nou niet heel snel en boom tegenkomen, doe ik het in mijn broek."
sterk dier Wat is het sterkste dier? De slak, want die draagt haar eigen huis
kip Een kok is een kip aan het plukken. Hij stopt de kip in de pan, maar vergeet het vuur aan te steken. Na een kwartier komt de kip naar de kok gewandeld en zegt boos: "Zeg, nou geef je of mijn veren terug, of je steekt het vuur aan, want ik sterf van de kou!"
Alle 25.000 bekende soorten vissen leven in het water. Ze zijn in de regel koudbloedige gewervelde dieren, ademen met kieuwen en zwemmen met behulp van vinnen. Terwijl zoogdieren, reptielen en amfibieën elk een aparte klasse binnen het dierenrijk vormen, bestaan de vissen uit drie klassen die zich duidelijk van elkaar onderscheiden: de kaaklozen, de kraakbeenvissen en de beenvissen.
Kaaklozen zijn de meest oorspronkelijke vissen. Het zijn de laatste overlevenden van de eerste gewervelden die op aarde leefden. Ze hebben schubben noch kaken en zijn ongeveer 300 miljoen jaar geleden ontstaan. Vandaag de dag bestaan er nog slechts één orde.
De eerste kraakbeenvissen ontwikkelden zich ongeveer 100 miljoen jaar later. Dit waren de voorouders van het momenteel meest gevreesde zeeroofdier, de haai. Zoals hun naam al aangeeft bestaat hun skelet uit kraakbeen, een materiaal dat op stijve gelatine lijkt en minder hard is dan been. Hun lichaam is met harde schubben bedekt. Zij missen een orgaan dat de meeste beenvissen wel bezitten: de met gas gevulde zwemblaas, die de vis het voortbewegen in het water vergemakkelijkt.
De beenvissen ontwikkelden zich tegelijkertijd met de kraakbeenvissen. Ze bezitten een skelet uit beenderen en vormen met ongeveer 20.000 soorten de grootste en bekendste klasse van vissen.
Chlamydiose: kan de ogen van uw kat aantasten! (Ereli)
Gezondheid Huisdieren
Chlamydiose: kan de ogen van uw kat aantasten!
Via contact met soortgenoten kan uw kat besmet raken met chlamydophila felis, een bacterie die infecties van de ogen veroorzaakt. U kunt uw dier tegen deze ziekte beschermen. Het volstaat om het te laten vaccineren.
Chlamydophila felis: een bacterie die oogvliesontsteking veroorzaakt
Chlamydiose wordt veroorzaakt door de bacterie chlamydia psitacci, de oude naam van wat nu chlamydophila felis heet. Deze naamsverandering kwam er als gevolg van een betere kennis van het DNA van deze bacteriën. Uw kat kan met deze microbe besmet raken door contact met een andere, besmette kat . 2 tot 7 dagen na de besmetting krijgt de kat een ooginfectie, soms ook luchtweginfecties. De infectie begint vaak in slechts één van de ogen, maar na enkele dagen is ook het andere oog ziek. Het oogvlies verliest dan zijn lichtroze kleur en wordt donkerrood, het weefsel rond de oogbol is gezwollen en uit de ooghoeken komt een vaak gele en dikke afscheiding. Soms veroorzaakt de pijn spasmen van de oogleden. U kunt dat herkennen omdat uw kat dan overmatig knippert met de ogen . De bacterie chlamydophila felis komt vaak samen voor met microben van het syndroom van coryza. Katten die besmet zijn door de virussen die deze ziekte veroorzaken, zijn veel vatbaarder voor chlamydiose . Chlamydophila wordt ook in verband gebracht met vruchtbaarheidsproblemen of miskramen bij kattinnen , hoewel er nog geen direct verband tussen de bacterie en deze voortplantingsproblemen is aangetoond.
Diagnose
Chlamydophila felis is een veel voorkomende oorzaak van oogvliesontsteking bij huiskatten, maar ze is lang niet het enige gevaar voor hun ogen ! Ook andere bacteriën, virussen (feline herpesvirus) of andere vreemde stoffen kunnen leiden tot een min of meer ernstige oogontsteking van uw vriend. Om vast te stellen of de chlamydophila bij uw kat aanwezig is, zal uw dierenarts met een speciaal watje een monster nemen. Dat gebeurt tussen het onderste ooglid en het derde ooglid van uw kat . Aan de hand daarvan kan het labo nagaan of uw kat besmet is met de bacterie.
Preventie en behandeling
Als uw kat een oogvliesontsteking heeft die is veroorzaakt door chlamydophila, moet u het dier behandelen met antibiotica. Het meest doeltreffend is doxycycline. Om de ziekte weg te krijgen is vaak een behandeling van minstens 4 of zelfs 6 weken nodig. De behandeling met siroop of met tabletten die oraal toe te dienen zijn, is doeltreffender dan die met oogzalf. Als uw kat gedeeltelijk buiten leeft en/of in contact komt met andere katten , is het raadzaam om het dier tegen chlamydophila felis te beschermen met een vaccin dat over het algemeen aanwezig is in de multivalente vaccins die uw poes tegen tyfus en coryza beschermen. Pasgeboren poesjes worden vaak immuun via de melk van hun moeder. Ze zijn dan tot hun 9de week beschermd. Daarna kunt u uw kat beter laten vaccineren. Let wel, het vaccin sluit infecties niet uit: uw kat kan nog altijd last krijgen van zijn ogen. Maar het vaccin werkt de vermeerdering van de bacterie tegen, het verzacht de symptomen en verkort ook de periode waarin de bacterie aan andere katten kan worden overgedragen. Een gevaccineerde kat kan de ziekte dus wel degelijk nog doorgeven aan andere katten !
Slangen en hagedissen, krokodillen en alligators, water- en landschildpadden vormen samen de klasse der reptielen, die nauw met de vogels en zoogdieren verwant zijn. Ze onderscheiden zich van hen in één belangrijk opzicht: ze zijn koudbloedig. Dat houdt in dat hun lichaamstemperatuur zich richt naar de omgevingstemperatuur. Daardoor zijn ze afhankelijk van de zon, die hen moet opwarmen zodat ze zich snel kunnen bewegen en hun normale lichaamsfuncties mogelijk zijn.
Reptielen zijn beter aan het leven op het droge land aangepast dan de amfibieën waarvan ze afstammen, doordat ze goed functionerende longen bezitten om te ademen. De voortplanting vindt plaats na een echte paring en de jongen ontwikkelen zich in eieren. Bij sommige soorten worden de eieren buiten het lichaam afgezet, terwijl ze zich bij andere, levendbarende soorten in de buik van het vrouwtje ontwikkelen. De huid van reptielen is dik en meestal voorzien van schubben en plaatjes, die glad of ruw kunnen zijn en waardoor ze tegen uitdroging beschermd worden. Reptielen bestaan al veel langer dan vogels en zoogdieren. De eerste verschenen ongeveer 300 miljoen jaar geleden. Terwijl vele soorten inmiddels uitgestorven zijn, hebben andere zich de laatste 200 miljoen jaar nauwelijks veranderd.
Amfibieën zoals kikkers, padden en salamanders behoren tot de minst ontwikkelde gewervelde dieren. Ze stammen van zeer sterk overeenkomstige wezens af die ongeveer 370 miljoen jaar geleden het land op kropen. Het woord 'amphibium ' betekent 'tweesoortig leven' en slaat op het feit dat deze dieren een deel van hun bestaan in het water en een deel op het land doorbrengen. Eieren worden in het water gelegd. Wanneer de jongen uit de eieren komen, hebben ze kieuwen om onder water mee te ademen. Eenmaal op het land gekomen, nemen longen de ademfunctie over. Amfibieën ademen ook dan nog altijd door de huid, wat verklaart waarom deze altijd vochtig moet zijn en aanzienlijk dunner en gladder is dan die van reptielen. Net als reptielen leggen amfibieën eieren. Bij de meeste soorten vindt echter de bevruchting buiten het lichaam plaats, waarbij eicellen en zaad samen uitgestoten worden.
AMPHIBIA Amfibieën
GYMNOPHIONA Wormsalamanders
URODELA Salamanderachtigen
ANURA Kikvorsachtigen (kikkers en padden)
REPTILIA Reptielen
RHYNCHOCEPHALIA Brughagedissen
SQUAMATA Hagedissen en Slangen
CROCODILIA Krokodillen
CHELONIA Schildpadden (land- en waterschildpadden)
{ zolang er mensen zijn die denken dat dieren niet voelen,
deze tekst hieronder lijkt me al heel wat inzicht te geven in het gedrag van de honden, en vooral angstige honden. Maar een van de belangrijkste regels is wel geen medelijden of extra aandacht tonen voor de hond wanneer hij blijk geeft van angst, want ze associëren al heel vlug jouw reactie met hun gedrag en dan krijg je het volgende: hond wil aandacht en gaat dus blijk geven van angst want dat had vorige keer bij zijn baasje het gedrag opgeleverd dat hij nu terug wil....
Angstig gedrag bij honden kent velerlei oorzaken maar ook diverse verschijningsvormen. Bij een angstige hond denkt u wellicht in eerste instantie alleen of vooral aan een hond die zijn staart tussen de poten drukt, een lage houding aanneemt en/of probeert te vluchten. Veel angstige honden vertonen inderdaad dit soort gedrag; deze vormen komen voort uit zogenaamde passieve verdedigende reflexen. Dat wil zeggen dat de hond wanneer hij zich bedreigd voelt, probeert de bedreiging uit de weg te gaan door zich zo klein en onderdanig mogelijk te tonen en/of door te vluchten.
Maar: angst of onzekerheid bij honden kan zich ook uiten door het tegenovergestelde gedrag (actieve verdedigende reflexen). In dat geval toont de hond zich, wanneer hij zich bedreigd voelt, juist heel stoer. Hij gromt en/of blaft, de haren op zijn rug komen overeind, zijn staart staat hoog en de hond maakt zich zo groot mogelijk. U kunt dit vergelijken met sommige mensen, die zich heel stoer voordoen om hun eigen verlegenheid te "overschreeuwen". Bij honden is er bij dit gedrag vaak sprake van "geconditioneerde (=aangeleerde) dominantie". De hond toont zich dus heel dominant, terwijl hij eigenlijk heel onzeker of zelfs angstig is. Dit kan het gevolg zijn van een leerproces; de hond heeft dan meermalen ervaren dat de "bedreiger" afdruipt wanneer de hond zich dominant voordoet, dreigt aan te vallen of zelfs daadwerkelijk aanvalt. Vaak zien we bij een hond die geconditioneerd dominant gedrag vertoont, tegenstrijdige signalen. Bijvoorbeeld: zijn nekharen komen overeind (groot maken = dominant/actief verdedigend), maar zijn staart wijst naar beneden (klein maken = onderdanig/passief verdedigend).
Angst bij honden kan voortkomen onder andere uit (een combinatie van):
Genetische aanleg Eventueel in combinatie met het imiteren (als jonge pup) van het angstige gedrag van de moederhond
Een slechte inprenting / socialisatie Tot zon 12 weken oud doorloopt iedere hond de zogenaamde inprentings- en socialisatieperiode, ofwel primaire socialisatieperiode. In deze gevoelige perioden staat de hond open om te leren wat er normaal is in het leven en wat niet. Dit is als het ware zo voorgeprogrammeerd. Daarom is het heel belangrijk om een jonge pup met van alles te laten kennismaken (drukke mensenmenigte, lawaai, andere beesten, andere honden, kinderen, bezoekers, verkeer enzovoort). Hoe meer een jonge pup opdoet aan positieve ervaringen hoe beter. Hij zal dan later tegenover die dingen waarmee hij als jonge pup uitgebreid en op een positieve manier heeft kennisgemaakt op een ontspannen, vrolijke manier reageren. Heeft een hond de eerste 1 tot 3 maanden van zijn leven weinig kennisgemaakt met allerlei zaken, dan is de kans groot dat hij op latere leeftijd angstig zal zijn (en blijven!) voor deze zaken. Overigens: het socialisatieproces stopt niet abrupt op de leeftijd van 3 maanden. Wanneer een pup op jonge leeftijd bijvoorbeeld prima is gesocialiseerd met allerlei andere honden maar in de periode tussen 3 en 6 maanden geen (of vervelende) ervaringen opdoet met andere honden, dan kan het oorspronkelijk positieve effect van een goede socialisatie weer teniet worden gedaan.
Een traumatische ervaring Honden kunnen angsten overhouden aan ingrijpende gebeurtenissen, zoals een auto-ongeluk, een ernstig gevecht met een andere hond, al dan niet opzettelijke mishandeling enzovoort.
Wanneer u een hond heeft die angstig gedrag vertoont, dan raden wij u aan de hulp van deskundige gedragsbegeleiders in te schakelen wanneer dit gedrag van uw hond gepaard gaat met een hoge mate van stress en/of agressie. In dit geval kan (goed bedoelde) verkeerde begeleiding van de hond namelijk al snel leiden tot verergering van het probleem en tot ongelukken!
Wanneer uw hond wel eens ergens bang voor is, zonder dat er sprake is van regelmatig terugkerende grote stress en/of agressie, dan heeft u wellicht iets aan de volgende adviezen:
Troost uw hond nooit wanneer hij angstig gedrag vertoont! Hoe begrijpelijk en menselijk troosten van een angstig dier ook is, het werkt absoluut averechts. Immers: de hond verstaat uw uitleg dat er geen reden is om bang te zijn niet, het enige dat hij hoort is dat u vriendelijk/belonend klinkt. U beloont de hond dus (onbedoeld) voor zijn angstige gedrag, waarmee u bevestigt dat dat gedrag is wat u graag van de hond wilt zien. Belonen van gedrag leidt altijd tot herhaling en intensivering van dat gedrag; uw hond zal dus steeds vaker en heftiger angstig gedrag laten zien!
Stel u in plaats van troostend juist kordaat en vrolijk op wanneer uw hond bang is. Wanneer uw hond u als zijn leider ziet en u laat zien dat er geen enkele reden is om bang te zijn (door vrolijk en zonder aarzeling gewoon recht op "het gevaar" af te gaan), dan draagt u ertoe bij uw hond over zijn angst heen te helpen. Neem een houding aan die uitstraalt "kom op, stel je niet aan" en beloon de hond pas op het moment dat die besluit om ondanks zijn angst toch maar met u mee te lopen. Wanneer u op dat moment met uw stem beloont, zorg er dan voor dat u oprecht vrolijk en dus niet geruststellend/troostend klinkt.
Welke beloning u ook gebruikt, zorg dat de timing van die beloning precies goed is. Het is dus niet goed om een hond die al angstig gedrag vertoont, af te leiden met iets lekkers of een speeltje! Dan beloont u immers precies het gedrag dat u niet wilt zien en beloond gedrag zal zich steeds vaker en heftiger herhalen. Wat wel kan is om te proberen het ontwikkelen van angstig gedrag vóór te zijn. Bijvoorbeeld: wanneer uw hond bang is voor andere honden en u ziet in de verte een andere hond naderen, doe dan iets met uw hond dat hij heel leuk vindt (vóórdat uw hond de eerste tekenen van angst of opwinding i.v.m. de naderende hond vertoont!). Speel met hem met een balletje of laat hem simpele gehoorzaamheidsoefeningetjes doen waarbij u beloont met iets lekkers. Stop het spel/de beloning zodra uw hond toch angstig gedrag gaat vertonen! Hervat het spel/de beloning zodra uw hond zich weer "gedraagt". In de tussentijd negeert u het angstige gedrag van uw hond volkomen (niet mopperen, niet troosten; gewoon niet reageren). Wanneer u dit consequent herhaalt dan gaat uw hond de komst van een andere hond zien als de voorbode van iets leuks in plaats van als iets bedreigends (namelijk dat u met hem gaat spelen of dat hij iets lekkers kan verdienen).
Of angstig gedrag kan worden afgeleerd is vooral afhankelijk van de oorzaak. Wanneer de basis van de angst een slechte inprenting / socialisatie is, dan is de kans op verbetering klein (maar niet onmogelijk). Is de angst op latere leeftijd ontstaan, dan is in de meeste gevallen verbetering of zelfs "genezing" mogelijk.
In sommige gevallen is het raadzaam om in geval van angsten gedragstherapie te ondersteunen met medicijnen, al dan niet op natuurlijke basis. Bach Bloesem Remedies bijvoorbeeld, hebben ons al heel vaak bewezen zeer effectief te kunnen zijn tegen allerlei angsten!
Aanbevolen boeken over hondengedrag / hondengedragsproblemen (click op de titel voor meer informatie):
Een motorrijder schuurt op zijn Yamaha TRX850 tegen 130 km per uur over een verlaten weg. Plots ziet hij een piepklein vogeltje voor zich. Hij doet alles om het te ontwijken, maar helaas. Hij kijkt in zijn achteruitkijkspiegel en ziet het vogeltje over het asfalt kronkelen en met gespreide vleugels op zijn rug vallen. De motorrijder stopt, raapt het bewusteloze dier op, koopt een kooitje en installeert het vogeltje knusjes, met wat brood en een bordje water. De volgende dag wordt het vogeltje wakker. Het ziet de tralies, het stukje brood en de waterkom en schrikt zich een bult: _ O nee, ik heb die otorrijder vermoord en nu zit ik in de gevangenis!!!
groetjes, Martine en abike
hoe doe je een olifant in de koelkast??? deurtje open olifant er in deurtje dicht
hoe doe je een muis in de koelkast ??? deurtje open olifant eruit deurtje dicht
hoe haal je een muis uit de koelkast dood van de kou
Tinamoes hebben kleine, rond vleugels en een plomp lichaam. Hoewel deze Zuid-Amerkaanse vogels kunnen vliegen, gaat het ze niet makkelijk af en geven ze de voorkeur aan lopen. Hun uithoudingsvermogen is niet groot. Bij gevaar vertrouwen ze op hun schutkleur en drukken ze zich plat op de bodem. Ze nestelen op de grond. De mannetjes broeden en hebben daarom ook een betere schutkleur dan de vrouwtjes.
We zijn er voor, door en met elkaar ! http://blog.seniorennet.be/mailgroephuisdieren/
Droge ogen ofwel KCS bij de hond en de kat (Tante Lotte)
Droge ogen ofwel KCS bij de hond en de kat
Droge ogen ofwel keratoconjunctivitis sicca (= KCS) is een uitdroging van het hoornvlies (= de buitenste, doorzichtige bekleding aan de voorzijde van het oog) en het oogslijmvlies. Het is een gevolg van een tekort aan tranen of het niet goed functioneren van het laagje traanfilm door een verkeerde samenstelling van het traanvocht.
KCS is een relatief veel voorkomende aandoening bij de oudere hond en mens. Hoewel de aandoening zowel bij kruisingen als bij rashonden en -katten wordt vastgesteld, zien we het vooral bij de kleine hondenrassen zoals de langharige Dashond, de West Highland White Terriër, de Yorkshire Terriër, de Cocker Spaniël, de Cavalier King Charles Spaniël, Pekinees, de Shih Tzu, de Lhasa apso, de Poedel en de Beagle.
Tranen dienen vooral om het oog vochtig te houden. Bij elke knipperslag wordt het traanvocht in een dun laagje gelijkmatig over het oog verdeeld. Dit dunne laagje noemt men de traanfilm en dient het oog te beschermen tegen de buitenlucht. Sommige dieren produceren onvoldoende traanvocht om hun ogen voldoende vochtig te houden. Dit heeft tot gevolg dat de ogen gaan branden, jeuken of slijm afscheiden.
Wat is de oorzaak van KCS?
Zogenaamde droge ogen worden in ons leefklimaat zeer vaak veroorzaakt door het eigen lichaam van de hond of kat en door factoren van buitenaf. Door het ouder worden van de huid en slijmvliezen worden de ogen wat droger. Te droge lucht in huis, vervuilde lucht in de randstad en/of harde wind geven dan bij veel van de oudere dieren bovengenoemde klachten.
Een andere belangrijke oorzaak bij de hond is een onvoldoende productie van tranen doordat de traanklieren worden vernietigd door het eigen lichaam.
Overige oorzaken van droge ogen zijn
te weinig of helemaal niet knipperen met de ogen (zoals bij dieren onder narcose),
onvoldoende sluiten van de oogleden tijdens het slapen (vooral bij de grootogig kortneuzige honden- en kattenrassen),
het gebruik van bepaalde medicijnen (zoals sulfapreparaten),
chirurgisch verwijderen van de traanklier in het derde ooglid,
aangeboren niet goed gevormde traanklieren en
letsels van de zenuwvoorziening van de traanklieren, de traanklieren zelf of hun afvoerbuisjes. Ook oorstekingen en letsels bij de basis van het oor kunnen de zenuwvoorziening van de traanklieren verstoren.
Hoe weet ik of mijn dier droge ogen heeft?
Het hoornvlies heeft een dof aspect en de slijmvliezen van het oog en de oogleden zijn rood. Soms kunnen droge ogen worden afgewisseld met tranende ogen: de basisbevochtiging is onvoldoende en als reactie daarop gaan de ogen zo nu en dan tranen.
Als de KCS al langer bestaat, is er ook een pussige ooguitvloeiing, die vaak op de oogbol blijft hangen in plaats van zich in de ooghoek te verzamelen.
In een nog later stadium kan het hoornvlies een grijsverkleuring en/of zweertjes gaan vertonen. Bloedvaatjes vanuit de slijmvliezen kunnen in het hoornvlies gaan groeien. Vaak is de neus droog.
De dierenarts kan de hoeveelheid traanproductie meten door een strookje vloeipapier om het onderste ooglid te leggen. Het traanvocht kan ook nader onderzocht worden door toevoeging van kleurstofdruppels.
Wat is de behandeling van KCS?
De meest gebruikte methode is het regelmatig druppelen van de ogen met kunsttranen of met vitamine A oogdruppels.
Ook zijn er medicijnen die de traanproductie kunnen stimuleren. Na 2 en 4 weken wordt het effect hiervan gecontroleerd door de traanproductie opnieuw te meten. Op die dag mogen geen medicijnen op het oog worden aangebracht.
Een speciale bril, die aan de zijkanten is afgesloten, kan ervoor zorgen dat de ogen tijdens het fietsen door de wind niet te veel uitdrogen. Het is tevens nodig zaken die extra droogte of irritatie geven te vermijden, zoals rook of een ventilator in de auto.
Voor de behandeling van een ernstige KCS is meer nodig, dan alleen het vochtig houden van de ogen met oogdruppels. De pussige ooguitvloeiing moet met het slijmverdunnende middel acetylcysteïne en een steriele fysiologische zoutoplossing worden opgelost en uitgespoeld, waarna een zalf met antibioticum en vitamine A op de ogen wordt aangebracht.
Bij katten en honden met totaal geen traanproductie of die slecht te hanteren zijn, kan een operatie worden overwogen, waarbij de speekselafvoerbuis wordt omgeleid naar het oog. Er dient dan echter wel een normale speekselproductie te bestaan. Deze "ductus parotis transpositie" zorgt dat het oog met speeksel wordt bevochtigd, waardoor de ogen niet vele malen daags gedruppeld hoeven te worden. Een nadeel van deze operatie is dat het speeksel kalkneerslagen op het hoornvlies, het onderooglid en de haren veroorzaakt. Tevens is deze operatie bij de kat (in tegenstelling tot bij de hond) lastig uit te voeren.
Wat is de prognose van KCS?
Zolang de ogen goed vochtig worden gehouden: goed.
Bij een chronische KCS treedt vaak wel enig herstel van de traanproductie op, maar meestal geen volledig herstel. Dit betekent: levenslang 2 tot 8 maal daags medicatie en de ogen regelmatig door de dierenarts laten controleren. De kat heeft over het algemeen een betere prognose dan de hond
Ieder dier dat ooit onderzocht is, slaapt, al hangt het er vanaf wat je precies onder slaap verstaat. In ieder geval kennen ze rustperioden die iedere dag op ongeveer dezelfde momenten terugkeren. Hoeveel ze slapen, en wanneer, verschilt van soort tot soort. De verschillen zijn groot, ook wanneer je verwante soorten bekijkt. Er zijn knaagdieren die kort slapen en er zijn ook langslapers bij. Hetzelfde geldt voor aapachtigen: sommige zijn slaapkoppen, anderen slapen juist heel weinig.
Kleine dieren de grootste slapers
De enige echte trend die we in het dierenrijk vinden is: hoe groter het dier, hoe minder slaap het nodig heeft. Olifanten en giraffen slapen maar een paar uur per dag. Katten en ratten zijn het grootste deel van de dag aan het slapen. De precieze reden hiervoor is onduidelijk, maar heeft misschien te maken met energiebesparing. Hoe kleiner een dier is, hoe meer energie het in verhouding nodig heeft om te functioneren. Tijdens de slaap vertraagt het metabolisme, waardoor het energieverbruik afneemt. Toch zegt grootte, zoals gezegd, ook niet alles. Er zijn veel uitzonderingen op de regel.
Vaker per dag
Mensen slapen één keer per etmaal, meestal ´s nachts, gedurende acht uur min of meer aaneengesloten. Bij de meeste dieren is het anders. Ze slapen wel overwegend ´s nachts (of bij nachtdieren: overdag), maar in kortere perioden. Ook doen ze overdag wel eens een kort dutje. Veel mensen doen trouwens ook wel eens een dutje overdag, dus misschien is het feit dat wij dat normaal niet doen meer een kwestie van cultuur dan natuur.
Ook dieren dromen
Wanneer ratten in een laboratorium worden uitgerust met electroden, kan worden aangetoond dat ze in hun dromen herbeleven wat ze overdag meemaken. Die electroden meten de activiteit van de hersenen dag en nacht. De ratten worden getraind om een parcours af te leggen, met aan het eind van de speurtocht een beloning in de vorm van een lekker hapje.s Nachts blijkt de hersenactiviteit tijdens de REM-slaap vaak precies hetzelfde patroon weer te geven als toen de rat de taak daadwerkelijk uitvoerde. Hij droomt s nachts van het parcours. Vrijwel alle warmbloedige dieren zoogdieren en vogels kennen de REM-slaap. Ze dromen dus misschien ook allemaal.
Jonge dieren
Net als bij mensen blijken de meeste warmbloedige jonge dieren veel slaap nodig te hebben. In de loop van het leven neemt die behoefte langzaam af. Het verschil gaat net als bij mensen vooral ten koste van de REM-slaap. Kennelijk is deze slaaptoestand vooral voor dieren die nog groeien en waar de hersenen zich dus nog van ontwikkelen bijzonder belangrijk.
VEENENDAAL - Menigeen vraagt zich wellicht af wat daar nu toch aan de gevel hangt in de Veenendaalse wijk Dragonder - Oost.
Aan het woongebouw nabij de brug tussen het Huzarenpad en het Jagerspad zijn de Nestelpokken van de Groninger kunstenaar Martin Borchert bevestigd. Het is een van de kunsttoepassingen in de wijk uit een serie van zes projecten, waarvoor het gemeentebestuur één procent van de opbrengst uit de nieuwbouw besteedt. De kunstbollen zijn bedoeld als nestplaats voor de gierzwaluwen, die rond Koninginnedag na een barre tocht van ruim achtduizend kilometer terugkeren van hun winterverblijf in Zuidelijk Afrika. Het kunstwerk wordt vrijdagmiddag 27 april feestelijk opgeleverd. Aardig is de speciale site van de vogelbescherming www.beleefdelente.nl voor wie iets meer wil weten over onder meer de gierzwaluwen.
(De Gelderlander)
We zijn er voor, door en met elkaar ! http://blog.seniorennet.be/mailgroephuisdieren/
Vogels zijn net als zoogdieren warmbloedige gewervelde dieren met longen en een hart met twee boezems en twee kamers. Als lichaamsbeharing bezitten ze als enige groep in het dierenrijk een verenkleed. Alle vogels planten zich voort door het leggen van eieren.
Bijna alle vogels zijn aan het leven in de lucht aangepast. Ze hebben speciale lichaamsvoorzieningen, die het mogelijk maken om te vliegen. Daartoe behoort, dat ze in verhouding tot hun grootte een relatief gering gewicht bezitten, doordat hun beenderen dunwandig zijn en met lucht gevulde holle ruimten hebben. Tegelijkertijd zijn hun bovenste ledematen verlengd en tot vleugels omgevormd.
In plaats van zware kiezen en tanden in de kaak hebben ze een lichte snavel en hun snelle verteringssysteem zorgt ervoor dat het voedsel niet lang in het lichaam verblijft. De voorste ledematen hebben zich ontwikkeld tot vleugels en zijn bedekt met waterafstotende, lichte veren. Sterke vliegspieren, die aan het verlengde borstbeen hechten, dragen zorg voor voldoende kracht om te vliegen; deze alleen kunnen minstens 15% van het lichaamsgewicht uitmaken van een vogel die kan vliegen. De oudst bekende vogel leefde ongeveer 150 miljoen jaar geleden. Vogels stammen van reptielen af en hun veren hebben zich uit de typische reptielenschubben ontwikkeld. Er zijn overigens ook enkele wetenschappers die beweren dat vogels van dinosaurussen afstammen.
AVES Vogels
APTERYGIFORMES Kiwi's
STRUTHIONIFORMES Struisvogels
RHEIFORMES Nandoes
CASUARIIFORMES Casuarisvogels (casuarissen en emoe's)
Sinds de mens de heersende en meest succesvolle soort op aarde is geworden, is hij door dit succes begonnen het milieu te veranderen en daarmee ook de levensomstandigheden van andere levensvormen. Honderden jaren lang kapten we zorgeloos hier een boom, wierpen daar ons afval neer, lieten gevaarlijke gassen in de atmosfeer ontsnappen, jaagden en doodden wilde dieren, visten ze uit de zeeën weg en realiseerden ons geen moment dat onze wereld daardoor in één of andere vorm zou kunnen veranderen. Nu pas dringt het langzaam tot ons door, dat we bezig zijn de aarde en haar bewoners te vernietigen als we al deze dingen als voorheen blijven doen.
Inmiddels hebben we door onze levensstijl het natuurlijk evenwicht in aanzienlijke mate verstoord en zijn er processen in gang gezet, die mogelijk verwoestende gevolgen hebben voor het toekomstig leven op onze planeet. Pas nu beginnen we te begrijpen dat alles wat we doen wereldomvattende gevolgen kan hebben. Met de verbranding van fossiele stoffen zoals kolen, en het kappen van gigantische bosgebieden dragen we bij tot de opwarming van de aarde. De geringste stijging van de aardtemperatuur kan echter tot veel grotere extremen in de weersomstandigheden leiden dan we op dit moment kennen. Dit zou bijvoorbeeld gigantische overstromingen tot gevolg kunnen hebben door het smelten van de poolijskappen. Bovendien moeten we beseffen dat het meeste wat we weggooien in feite niet verdwijnt, of het nu afval in zee betreft of gassen in de atmosfeer. Vaak ontstaan op deze manier grote hoeveelheden andere giftige stoffen, die het natuurlijk evenwicht op een manier aantasten die we nog niet begrijpen.
Iedere verandering die we in één of ander deel van onze wereld teweegbrengen, heeft negatieve gevolgen voor de inheemse planten en dieren. Door de vernietiging van leefgebieden waarin specifieke dieren- en plantensoorten leven, bedreigen we deze onafwendbaar met uitsterven. Het is nog erger: we vernietigden - en doen het nog steeds - een hele reeks van diersoorten, doordat we ze gewetenloos gejaagd en gedood hebben enkel en alleen om ons zaken te verschaffen die we even makkelijk op een andere, minder destructieve wijze hadden kunnen verkrijgen. Als we deze destructieve manier van leven op willen geven, is het absoluut noodzakelijk om ten aanzien van de aarde en onze medebewoners daarop een totaal andere instelling te ontwikkelen.
bron dierenjungle.nl
{ zolang er mensen zijn die denken dat dieren niet voelen,
De groep zoogdieren vormt de bekendste klasse van het dierenrijk, in het bijzonder omdat wij er zelf toe behoren evenals de dieren waarmee we het meest vertrouwd zijn. De zoogdieren worden in drie subklassen onderverdeeld: hogere zoogdieren (Placentalia ), waarvan de jongen ver ontwikkeld ter wereld komen; buideldieren (Marsupialia ), waarvan de jongen in embryonale toestand geboren worden en die hun ontwikkeling in de buidel van de moeder voltooien; en eierleggende zoogdieren of snaveldieren (Monotremata ).
Zoogdieren zijn gewervelde dieren met borstklieren, lichaamsbeharing en vier ledematen, die bij de meeste zeezoogdieren tot vinnen zijn omgevormd. Ze ademen via de longen en zijn warmbloedig, dat wil zeggen dat hun lichaamstemperatuur min of meer constant blijft, onafhankelijk van de omgevingstemperatuur waarin ze zich bevinden. Ze bezitten een goed functionerende bloedsomloop en een hart met twee boezems en twee kamers.
Zoogdieren planten zich door bevruchting tussen mannetjes en vrouwtjes voort. Met uitzondering van de Monotremata ontwikkelen de jongen zich in de baarmoeder van het vrouwtje. De jongen leven van de moedermelk. Zoogdieren komen sinds ruim 200 miljoen jaar overal op aarde voor, waarbij de grootste diversiteit van soorten ongeveer 15 miljoen jaar geleden voorkwam. Tegenwoordig bestaan er ongeveer 4000 verschillende soorten, waarvan ongeveer de helft uit knaagdieren bestaat. De grootste dieren die momenteel op aarde leven, zoals de reusachtige walvissen en olifanten, zijn zoogdieren. De blauwe vinvis is het grootste dier dat ooit heeft geleefd.
De lichaamstemperatuur van onze gezelschapsdieren kan onder diverse omstandigheden iets afwijken van bovenstaand staatje. Zo kunnen enkele dieren zich in de wachtkamer dusdanig opwinden dat de temperatuur hoger ligt. Bij hond en kat gaat men doorgaans pas echt van koorts uit als de temperatuur boven de 39 graden ligt (opnemen via de anus). Doorgaans ligt de temperatuur bij kleine rassen hoger dan bij grote. Let bij konijnen op dat zij niet in de felle zon staan: deze zijn gevoelig voor hitteslag, wat fataal kan blijken. Pas ook op met zon bij (gedeeltelijk) witte dieren; deze lopen gemakkelijk zonnebrand op.
levenscyclus
levenscyclus
dier (soort)
geslachtsrijp (weken)
draagtijd (dagen)
levensduur (jaren)
cavia
chinchilla
fret
gerbel
hamster
hond
kat
konijn
muis
rat
9
20-25
24-36
9-12
4-7
25-50
25
20-42
6-7
6-10
60-75
105-115
42
24-26
15-17
64-66
61-69
30-35
19-24
18-23
6-8
15-20
6-9
3-5
2-3
6-17
13-22
5-9
2
2-3
Binnen een diersoort kunnen bovenstaande waarden per ras wat variëren. Zo leven grote honden doorgaans korter dan kleine. Bovendien zal bijvoorbeeld een fret in de natuur veel minder lang leven dan zijn soortgenoot als huisdier. Uitzonderingen zullen er altijd zijn: zo worden sommige mensen ook meer dan 100 jaar oud....
Hartvormen zijn, de naam zegt het inderdaad al, wormen die zich in het hart kunnen bevinden bij hond- en katachtigen. Om u maar meteen enigszins gerust te stellen: de infectie wordt in Nederland alleen gezien bij dieren die afkomstig zijn uit gebieden waar deze parasiet voorkomt. De infectie wordt namelijk overgebracht door bloedzuigende muskieten en daarom met name gevonden in de tropische en warme streken van de wereld. Het gebied waar de ziekte kan optreden breidt zich echter wel steeds verder uit. De hartworminfectie is inmiddels al waargenomen tot in Noord- Frankrijk. De streken waar de besmetting echt veel voorkomt zijn Amerika, Afrika, Azië, Australië en Zuid-Europa. De diersoorten waarbij de worm kan voorkomen zijn de hond, dingo (Australië), wolf, vos, fret, zeeleeuwen, tamme en wilde katten.
Levenscyclus van de hartworm Volwassen wormen bevinden zich in de slagaders van de longen en bij zware infecties ook in het hart zelf. Soms kunnen ze doordringen in de grote holle lichaamsader (vena cava). De vrouwelijke exemplaren produceren larfjes die in het bloed gaan circuleren en daar wel twee en een halfjaar in leven kunnen blijven. Wanneer een muskiet bloed zuigt kunnen de larfjes in dit insect terechtkomen en zich binnen twee tot drie weken ontwikkelen tot een larve waarmee weer een ander dier, dit wordt de gastheer genoemd, besmet kan worden via de steeksnuit tijdens een volgende bloedmaaltijd. In het nieuwe slachtoffer ontwikkelt de larve zich onder de huid en in de spieren binnen enkele maanden tot jonge wormen die zich naar de bloedbaan toe bewegen om zo naar de longen en het hart vervoerd te worden. De wormen kunnen wel vijf tot zeven jaar in leven blijven. De kat blijkt minder gevoelig te zijn voor een hartworminfectie dan de hond. In Amerika zijn gemiddeld vijf tot twintig procent minder katten dan honden besmet. Daarnaast blijven de wormen in de kat kleiner en veel minder lang in leven (twee tot drie jaar). Bij de kat verdwijnt de infectie nog wel eens vanzelf, waarschijnlijk door een veel sterkere afweerreactie. Ook verschijnen er maar zelden larfjes in de bloedbaan van de kat.
Ziektebeeld Er treden klachten op doordat de wormen beschadigingen veroorzaken aan de wand van hel hart en de grote longslagaders. Hierdoor kan er vocht ontstaan in de longen en vergroting van het hart met uiteindelijk tekortschieten van de hartfunctie. Vanzelfsprekend kan een dier aan dergelijke ernstige klachten overlijden. Meestal zijn er bij het optreden van klinische verschijnselen meer dan 50 wormen aanwezig. De ziekte begint sluimerend. Het uithoudingsvermogen vermindert en er wordt een keertje gehoest. Later treden er ernstigere klachten op, zoals gewichtsverlies, leververgroting, vocht in de buikholte en ademhalingsproblemen. Bloedarmoede kan het gevolg zijn van beschadiging van rode bloedcellen en nierbeschadiging. In sommige gevallen kan het dier zonder voorafgaande verschijnselen in shock raken doordat wormen de vena cava bereiken en het hart plotseling tekort gaat schieten in de pompfunctie. In dat geval spreken we van een acuut ziektebeeld.
Diagnose De dierenarts denkt aan hartworminfectie wanneer uit de ziektegeschiedenis blijkt dat het dier afkomstig is uit een land waar de infectie bekend is. Ook dieren die op vakantie zijn geweest in zo'n land lopen een zeker risico. De ziektesymptomen wijzen op een hartaandoening en op een foto van de borstholte worden vaak de verwijde longslagaders al gezien samen met vocht in de longen en een vergroot hart. Daarnaast kan de diagnose nauwkeuriger worden gesteld met behulp van een echografie, het maken van een ECG (Electro Cardiogram) en bloedonderzoek. In bloeduitstrijkjes kunnen soms de kleine larfjes worden waargenomen en er bestaan sinds enkele jaren bloedtesten die de aanwezigheid van larfjes kunnen aantonen.
Voorkoming De eenvoudigste maatregel om de ziekte te voorkomen bestaat natuurlik uit het niet meenemen van huisdieren naar gebieden waar de ziekte voorkomt. Wanneer dit toch wordt gedaan, dient er iedere maand behandeld te worden met speciaal hiervoor ontwikkelde medicijnen. Met de behandeling wordt dan begonnen vlak voor vertrek en doorgegaan tot één maand na thuiskomst.
Behandeling De behandeling van een dier met een hartworminfectie brengt risico's met zich mee. Met behulp van injecties kunnen de volwassen parasieten in het hart en in de bloedbaan worden gedood. Wanneer deze massaal loslaten en worden meegevoerd met de bloedstroom, kunnen problemen ontstaan door- dat bloedvaten worden afgesloten (trombose). In ernstige gevallen kunnen de wormen ook operatief worden verwijderd. Zes weken later wordt de behandeling herhaald, maar dan met een ander middel gericht op het onschadelijk maken van de larfjes in het bloed. Wanneer het dier op deze wijze is behandeld en de parasieten zijn verdwenen, dan zijn de vooruitzichten goed.
dierenarts/parasitoloog Via Hofstadklanken Uit Over Dieren
Uit: Over dieren.
Auteur: dierenarts/parasitoloog Paul Overgauw
{ zolang er mensen zijn die denken dat dieren niet voelen,
Zij hebben een rond, afgeplat gezicht met grote naar voren gerichte ogen die vast in de schedel staan. Om dus in diverse richtingen te kunnen kijken moet de uil steeds de kop draaien, wat uilen dan ook zeer goed kunnen. Ze hebben een haaksnavel en krachtige klauwen aan hun poten, die vaak dicht bevederd zijn. Uilen hebben grote ogen die helpen een prooi in het donker te ontdekken. Zij vliegen vaak geruisloos door de nacht op zoek naar prooidieren, zoals muizen . Overdag wordt een slapende uil soms aangevallen door kleinere vogels, die hem proberen te verjagen. Uilen nestelen in een holle boom, op de grond of in gebouwen.
Uilen hebben een bijzonder goed gehoor. Ze zijn in staat om bij complete duisternis hun prooi te vinden. In een experiment wisten ze in 13 van de 17 gevallen een muis te vangen die in een compleet donkere kamer was losgelaten.
Bij een aantal geslachten van de uilen is er sprake van asymmetrie in de ooropeningen. De oren van uilen bestaan uit een ooropening, in sommige soorten bedekt met een oordeksel (operculum ). De oren moeten niet verward worden met de oorpluimen die uilen zoals de ransuil hebben, oorpluimen worden door veren gevormd, en zitten ook niet op de plaats waar de ooropeningen zitten.
De asymmetrie van de oren bij uilen bestaat eruit dat de ooropeningen links en rechts niet op dezelfde hoogte zitten. Ook de vorm van de ooropening (in de huid, maar ook in de schedel) en van het oordeksel kan links en rechts verschillen. De functie van deze asymmetrie is een betere bepaling van de richting waar geluiden vandaan komen voor de verticale component. Het mechanisme werkt vergelijkbaar met de horzontale plaatsbepaling: geluiden uit een bepaalde richting komen iets eerder aan bij het ene oor. Uilen kunnen een verschil tot 30 microseconden in aankomsttijd tussen beide oren waarnemen (een microseconde is een miljoenste seconde).
Om de informatie te verwerken is het deel van de hersenen wat met horen in verband staat bij uilen veel groter dan bij andere vogels. Uilen vormen een plattegrond van de omgeving op basis van geluidsinformatie, zoals mensen dat doen met visuele informatie. Uilen hebben een gebied in de middenhersenen met ongeveer 10.000 neuronen dat net zo georganiseerd als de visuele cortex . De activiteit van de neuronen in dat gebied is geassocieerd met geluid uit een specifieke richting.
Dieren met verticaal symmetrisch geplaatste oren zijn soms ook zeer goed in staat zijn om de bron van een geluid te bepalen, ook verticaal. Ze gebruiken dan echter een volstrekt ander mechanisme voor verticale plaatsbepaling.
Resultaten van genetisch onderzoek wijzen erop dat de uilen zich ongeveer 80 miljoen jaar geleden hebben afgesplitst van andere vogels. Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder met de nachtzwaluwachtigen (Caprimulgiformes).
Het oudst gevonden fossiel van de kerkuilen (Tytonidae) dateert van 58 miljoen jaar geleden. De familie van kerkuilen lijkt eerder ontstaan te zijn dan de Strigidae , het oudst gevonden fossiel van deze familie dateert van 40 miljoen jaar geleden.
Op Cuba leefde tot 8-10 duizend jaar geleden een uil die bijna een meter groot was, Ornimegalonyx oteroi. Deze uil had lange poten, als een loopvogel, maar was waarschijnlijk nog wel in staat om te vliegen.
Uilen zijn de enige dieren waarbij asymmetrisch geplaatste oren zijn gevonden2. Omdat de asymmetrie bij verschillende geslachten zo verschilt, gaan onderzoekers ervan uit dat deze asymmetrie in de verschillende geslachten onafhankelijk van elkaar is geëvolueerd (zie ook convergente evolutie ). Er zijn ook uilen waarbij de oren wel symmetrisch zijn geplaatst, en het blijkt dat deze uilen niet graag in complete duisternis vliegen. Uilen met asymmetrische oren hebben daar geen problemen mee.
Asymmetrische oren komen voor bij alle soorten van de geslachten Tytoen Asioen bij enkele soorten van onder meer de geslachten Bubo, Strixen Aegolius. Het is denkbaar dat bij de "symmetrische" uilen de asymmetrie verloren is gegaan. De asymmetrie bij de verschillende groepen is echter zodanig verschillend dat wordt aangenomen dat het in elke groep onafhankelijk is ontstaan. Het opmerkelijke is dat dat dan minstens vier en maximaal zeven maal in gebeurd.
De auteurs van "Ecology and conservation of Owls" concluderen dat de asymmetrie in vijf fylogenetische lijnen onafhankelijk van elkaar is ontstaan.
1). De juiste naam van dit fossiel is Ogygoptynx wetmoreiIn sommige publicaties wordt echter ook Ogygopteryx wetmorei gebruikt. 2). Asymmetrische oren zijn ook gevonden bij de humboldt pinguin. Zie Martin en Young, The eye of the humboldt penguin, Spheniscus humboldti: visual fields and schematic optics. Proc. R. Soc. Lond. B 233, 197-222 (1984).
DE ZINTUIGEN DIE UILEN TOT ZULKE GOEDE NACHTJAGERS MAKEN (Yradja)
DE ZINTUIGEN DIE UILEN TOT ZULKE GOEDE NACHTJAGERS MAKEN De kringen van veren rond de ogen van een uil dienen niet om het dier beter te laten zien, maar om scherper te horen. Aan de rand ervan zit een ring van dicht opeengepakte veertjes die geluiden van hoge frequentie, zoals het gepiep van een muis, naar de oren leiden, die achter de oogkringen liggen. In feite werken ze dus op een zelfde manier als de vlezige uitwendige oren van zoogdieren als konijnen en katten. Met hun enorme ogen zijn uilen zeer goed uitgerust voor de jacht bij zwak licht. Maar ook hun formidabele gezichtsvermogen is niet voldoende om te kunnen zien in de absolute duisternis die 's nachts onder de bomen eerst. Daar moeten ze dan vertrouwen op hun extreem scherpe gehoor. Uilen lokaliseren geluiden op dezelfde wij ze als wij. Een geluid dat van rechts komt, bereikt het rechteroor een fractie van een seconde eerder dan het linker. Dit minieme verschil is voor de hersenen voldoende om de richting van het geluid te bepalen. Op dezelfde wijze kunnen sommige soorten uilen ook de hoogte van een geluidsbron vaststellen, doordat een van hun oren hoger is geplaatst dan het andere. Ze draaien hun kop zodanig dat het geluid in beide oren in balans komt, zo kunnen ze in het donker precies vaststellen waar hun prooi zich bevindt. Alsof dit nog niet genoeg is, hebben uilen ook nog eens bijzonder zachte veren, waardoor hun aanvalsvlucht bijna onhoorbaar is. Voor een muis in het kreupelhout is het een vrijwel hopeloze zaak om aan een uil te ontsnappen. Bron : The Readers' Digest