Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
27-11-2007
Zomerwandeling!
Het was een warme zomernamiddag. Zo eentje waar de zon zindert en alles in een lome stilte verglijdt. Zelfs de vogels hielden zich gedeisd en spaarden hun lied voor later op de dag. S. wilde naar zijn grote vriend E., die iets verder in de straat woonde. Hij was de broer van een van de meisjes uit de groep en was een jaar of 4-5 ouder dan S. Ja hij mocht zeker naar E. maar wel op tijd terug thuis! Dat laatste hoorde hij waarschijnlijk al niet meer, ofschoon hij zelden te laat terug opdook. Onze straat was toen nog een rustige landweg,en er stonden maar een huis of 10 afgewisseld met korenvelden en weiden, waar lome koeien en hier en daar een paard graasden. Ik was er dus erg gerust in en het huis van zijn grote vriend kon ik net aan de bocht van de weg zien liggen. Zelf ging ik verder met mijn werkzaamheden en de namiddag vloog voorbij. De wijzers van de klok wezen al vijf uur in de namiddag aan, en het verwonderde mij dat S. nog steeds niet terug was. Ik was een paar maal aan de weg gaan kijken maar zag geen beweging. Met het verstrijken van de tijd werd ik zenuwachtig en liep ik telkens opnieuw naar de weg. Geen jongens te bespeuren; Dan maar even tot ginder lopen en vragen waar hij eigenlijk bleef. Ik kwam aan de deur en die was gesloten. Geen ouder of kind te zien. Oh, dan had M. de moeder van E. hen zeker meegenomen om inkopen te doen, of iets dergelijks. Ik vertrok terug naar huis maar langzaam maar zeker begon zich vanbinnen vanalles te roeren. Waar bleven ze toch maar. Hij was nu al uren weg. Hij wist toch dat het etenstijd werd en dat hij dan thuis verwacht werd. Nu ja een kleine uk van 4 1/2 jaar kent geen klok maar toch wist hij precies wanner hij thuis moest zijn. Vandaag dus blijkbaar niet. Ik werd boos en vreselijk ongerust. Had ook geen idee, waar ik hem zoeken moest. Wat doe je dan??? Helemaal niets! Ijsberen van hier naar ginder, van het huis naar de weg en weer terug, met gloeiende wangen en een heel ongelukkig gevoel vanbinnen. Waar bleven die deugnieten nu?? Ze wisten pertinent zeker dat ze al lang thuis hadden moeten zijn! Wat was er dan loos. Van dat geweldige zonnige gevoel was er geen sprankje meer over en het huilen stond me nader dan het lachen. Plots hoorde ik stemmen en rende naar de deur. Het was ondertussen 19u00 geworden! Daar stonden de twee zondaars met beteuterde gezichten te kijken. E. muisde er stilletjes tussenuit en S. stond als een hoopje ellende op de mat. Ik was zooo woedend en tegelijk zooo blij dat hij veilig terug was, dat ik geen blijf wist met mezelf. Ik knelde hem bijna tot moes en merkte daarbij dat het kind helemaal gloeide! Hij had warempel koorts! Ik heb hem op tafel gezet, zijn gezichtje met een koud water verfrist en hem laten drinken. Hij leek wel uitgedroogd, vanbuiten en vanbinnen! Met horten en stoten, kwam het hele verhaal eruit. E. had voorgesteld om naar zijn oma te wandelen, die een kilometer of zes verderop in een dorp woonde. Daar had ons ventje wel oren naar. Want zo vertelde E., daar kregen ze gegarandeerd een ijsje. Dus gingen ze op weg, in de gloeiende hitte van de namiddag. Langs het kanaal op trokken ze. Maar voor zo kleine beentjes was dat een héél lange afstand en ze hadden geen drinken of eten meegenomen. E. troostte S. met de woorden: Als we bij oma zijn, dan kunnen we rusten en lekker wat cola of limo drinken. Dus sloften ze maar verder. Toen ze daar eindelijk arriveerden, stonden ze voor een gesloten deur, want oma was niet thuis! Om te rusten zijn ze gewoon langs de rand van de weg gaan zitten en dan begonnen ze aan de terugweg, zonder drinken of zonder eten. Ik heb mijn zoon wat te eten gegeven, maar zijn honger was blijkbaar over en vooral voldoende laten drinken en hem in bed gestopt. Ik voelde me slap en wankel op mijn benen en ik had er geen wandeling opzitten van ca 12 kilometer in de gloeiende middagzon.
Ons klein ventje liep parmantig tussen die groep meisjes, die drie jaar ouder waren dan hij. Dat is een groot verschil op de ouderdom van vier jaar! Soms namen ze hem op in de groep en soms weerden ze hem, zoals meisjes dat zo goed kunnen. Hij liet het aan zijn hart niet komen en ging zijn gangetje.Onze overburen, waar één van meisjes woonde, hadden een grote aantrekkinsgkracht op hem. De mensen hadden namelijk een soort van kleine boerderij, het is te zeggen, wat varkens, kippen, konijnen, katten, een hond en een paard. Alles wat een geweldige aantrekkingskracht uitoefende op ons kleine ventje. Hij was er dan ook regelmatig te vinden. Op een dag was een van de zeugen aan het werpen en de man zat erbij om alles in het oog te houden en te kunnen ingrijpen, als dat nodig zou zijn. De kinderen troepten rondom hem en volgden het hele gebeuren ademloos. Zovéél biggetjes, dat was nog eens een belevenis!!! Toen er een pauze optrad en de zeug op adem probeerde te komen, vond S. dat er best nog wat kleintjes bij mochten komen en zegde tegen de eigenaar: P. voel nog maar eens in het varken, daar zullen er nog wel inzitten! Zoals snoepjes in een grote snoeppot!!! Algemene hilariteit natuurlijk, maar S. was totaal gefascineerd door het wonder, dat zich voor zijn ogen voltrok. Hij is ons enig kind en vond dat tot zijn tienerleeftijd gewoon verschrikkelijk en héél oneerlijk. Als er weeral een baby geboren werd in de familie, en dat gebeurde met de regelmaat van een klok, dan vond hij dat wij al lang aan de beurt moesten geweest zijn. Ooit heeft hij in de kleuterschool tegen de juffrouw gezegd dat ik een baby ging krijgen. Deze vroeg dat aan mijn schoonzus, die het in Keulen hoorde donderen en die het op haar beurt aan mij vroeg. Niet dus. Maar hij was zo vol van dat gegeven, dat het niet in zijn hoofdje kon dat hij nooit meer een broertje of zusje zou krijgen, en niet omdat wij dat niet wilden, maar gewoon omdat de natuur dat zo beslist had. Maar leg dat maar eens uit aan zo'n kleine uk! Dus iedereen zei tegen hem dat hij maar heel hard moets sparen voor een baby. Hij wist ondertussen echter dat de baby groeit in de buik van de mama. Op een zekere dag was hij weeral over zijn geleifkoosd onderwerp bezig. Ik reed net de garage in met de auto en hij zat achter mij. Mama, hoe kan dat nu dat ik moet sparen voor een kindje, als dat toch in de mama haar buik groeit? Goeie vraag!! Maar wat geef je daarop als antwoord aan zo'n klein kereltje. Ik kreeg even respijt omdat we uit de auto stapten en toen gaf hij tot mijn grote opluchting zelf het antwoord: Oh ja, die dokter die het kindje eruit haalt, moet ook betaald worden hé! Pfffffff, dat was weer mooi opgelost, en dan nog door hem zelf. Hij praatte er natuurlijk ook over bij onze overburen. Daar hadden ze 10 kinderen, waarvan 8 meisjes. Die plaagden hem natuurlijk voortdurend, maar gewoonlijk was hij goed in staat zich te weren. Zij vertelden mij dan nadien steeds zijn reacties, en vonden het allemaal schitterend. Op een dag zij een van de meiden: Ja maar jij wil altijd maar een broertje, maar als mama een kindje krijgt, kan dat natuurlijk ook een meisje zijn. Kijk maar eens bij ons, hoeveel meisjes er hier rondlopen! Lieve deugd, daar had hij nog niet bij stilgestaan. En je weet, zegde de plaagster, meisjes zijn spinnekoppen en die gaan alles overbrieven. Hij stond met een bedremmeld gezichtje naar hen te kijken en plots klaarde zijn wezen op: Pffff, zegde hij, daar zal mijn mama gauw korte metten mee maken! Dus broertje, zusje, was niet het belangrijkste, àls er maar een baby kwam. En dan was er daar de dag dat mijn schoonzus, die op hem paste tijdens mijn werkuren, in verwachting was. Zij zelf had reeds een jongen en een meisje en de kinderen leefden helemaal mee met haar zwangerschap. Ze mochten voelen aan haar buik, als de baby stampte en dat vonden ze geweldig. Tot de dag dat er een grote discussie ontstond tussen S en zijn nichtje, even oud als hij . Zij zegde wat treiterig: Het kindje is het zusje of broertje van ons maar niet van jou! Maar dat pikte hij dus niet en ging in de clinch met haar. Zij vervolgde daarop: En meisjes kunnen toch kindjes krijgen en jongens niet! Hij werd zo gefrustreerd, dat hij met haar begon te vechten. Mijn schoonzus kwam tussen beiden en beslechtte het geschil door te zeggen, dat K. inderdaad gelijk had, maar dat hij ook elke dag bij de baby zou komen en dat die een nichtje of neefje van hem zou worden. Toen ik hem ging halen was hij totaal verdrietig en overstuur. Ik had het verhaal te horen gekregen en wilde er met hem over praten. Ja het was zo dat de mama's de kindjes kregen. En hij vond het helemaal niet eerlijk!!! Hoe kon ik dit kleine ventje nu troosten? Weet je wat, zei ik tegen hem, als jij later trouwt met een meisje, dan krijgt dat meisje het kindje, maar dat kindje krijgt jouw familienaam voor altijd. Is dat dan niet prachtig. Met glanzende ogen keek hij me aan en alle verdriet was geleden! Want iemand die jouw naam krijgt, is toch wel heel erg van jou, of niet soms?
Ondanks het feit dat onze kleine zoon dus soms heeft honger geleden groeide hij als kool en heeft hij er helemaal niet onder geleden. Ik had mijn werk opgezegd en ben het eerste jaar full-time moeder geweest. Toen besloot ik terug te gaan werken, en ik mocht S. naar mijn moeder brengen. Ze had hem graag de ganse week daar gehouden, maar daar ging ik absoluut niet mee akkoord. Ik had een kindje, en dat wilde ik elke avond zelf in bed stoppen en zelf opvoeden, zo goed en zo kwaad dat ging met een full-time job. Om het allemaal niet al te ingewikekld te maken moesten we dan een woning zoeken, die dichter in de buurt van mijn ouderlijk huis lag. Zo gezegd zo gedaan. We woonden in het dorp naast mijn geboortedorp en zo kon ik elke morgen mijn zoontje brengen en hem 's avonds terug ophalen. M. mijn man, was heel actief in de volleybalploeg van het dorp. Hij was trainer en coach en het gevolg hiervan was, dat er regelmatig enkele spelers thuis zaten om hun problemen, al of niet privé, te komen voorleggen en met M. te bespreken. Sommigen dronken een frisdrank maar er waren er ook die een biertje dronken. Ze zaten dan allemaal in de salon en bespraken er hun lief en leed. S. was natuurlijk niet vroeg in bed, want hij sliep nog enkele uren in de namiddag. Hij vond het geweldig om tussen die grote jongens te zitten en hij volgde met grote ogen het gesprek, ofschoon hij er geen jota van begreep. De jongens beschouwden hem als hun mascotte en hij ging ook mee naar elke match op verplaatsing net zo goed als thuis. Als de spelers dan opstonden om naar huis te gaan, en wij hen naar de deur begeleidden, was S. er als de pinken bij om alle kletskes bier uit de pinten op te drinken! Ik kon toch onmogelijk de glazen voor hun neus wegnemen, van zodra ze opstonden. Blijkbaar vond hij dat toen al lekker, en dat heeft hij dus niet van mij! Toen hij een jaar of drie was, moesten we naar een medewerkster van M. om er papieren af te geven. Zij woonde samen met haar man in een kleine woning en we waren er nooit eerder geweest. S. was er natuurlijk ook bij. Hij was een kind dat zich er rustig en beleefd gedroeg als we ergens op bezoek gingen, en dat was wel zo gemakkelijk. Ook daar stond hij rustig om zich heen te kijken. Wij zaten in de zetels rond de salontafel wat te keuvelen en sloegen niet echt acht op S. Opeens kwam hij dichterbij en ging voor de gastheer staan, die ook in een zetel zat. S. bleef hem gefascineerd aanstaren en zei geen woord. De man wendde zich opeens tot hem en vroeg: Wat is er dan jongen, wil je wat vragen? S. bleef hem intensief bekijken en antwoordde dan: Jij hebt een kletskop! Ik had het opeens behoorlijk warm en realiseerde me dat die mensen, die zelf geen kinderen hadden, misschien wel heel erg geshockeerd konden zijn door die opmerking. Ik realiseerde mij tegelijkertijd, dat onze zoon, nog nooit een man zonder haar gezien had, buiten een afbeelding in een of ander boekje. We hielden gewoon onze adem in, maar de man zegde gans gemoedelijk: Jazeker, en dat heb jij nog nooit gezien hé. Onze zoon antwoordde natuurlijk dat dat inderdaad zo was. Ik slaakte een zucht van opluchting en hebben het bezoek dan maar afgesloten vooraleer er nog meer straffe uitspraken zouden volgen. Toen hij net nog geen vier jaar was, woonden wij in ons eigen huis, dat we inmiddels gebouwd hadden. Hij was de jongste van de straat en de groep net ouder dan hem waren enkele meisjes. Die waren drie jaar ouder. De broer van één van de meisjes, die dan weer vijf jaar ouder was dan S. nam hem regelmatig onder zijn hoede en speelde met S. als hij die meisjes beu was. Op zekere dag was de opa van de jongen en het meisje gestorven. De oude man woonde in bij zijn dochter en zoals dat vroeger meestal gebeurde, werd hij opgebaard in de kamer. Daar kon iedereen, die zich daartoe geroepen voelde, afscheid nemen en een kruisje gaan geven. S. was met zijn grote vriend op pad en was al een tijdje weg. Plots kwamen ze allebei achterom gelopen en omdat ik graag wist, waar hij uithing, vroeg ik waar ze vandaan kwamen en wat ze gedaan hadden. S. zegde: Wij zijn naar Toon gaan kijken! Toon was de overleden opa van zijn vriendje. Ik schrok. Zo'n klein ventje en dat ging in zijn eentje naar een dode kijken. Ik zag al de nachtmerries, die daar zeker het gevolg van gingen zijn! Héél voorzichtig vroeg ik: En , hoe was het bij Toon? Héél enthousiast vertelde hij: Toon was zo mooi, hij had een groot kruis in de kamer en hij had allemaal bloemen op zijn buik. Helemaal geen nachtmerries of schriktoestanden: Toon was mooi in de ogen van een kleine onschuldige jongen, die de wereld nog zag, zoals die werkelijk was en voor wie de dood op dat ogenblik nog geen schrikbeeld was...
Onze zoon, en enig kind werd geboren op Pinksteren om klokslag 12u00. Ik hoorde het slaan op de kerktoren tot in de kamer, waar ik aan het bevallen was. Er waren in die week allemaal meisjes geboren, op twee na: Onze zoon en de zoon van een kennisje van ons . Ik was op de Bank waar ik werkte, voortdurend geplaagd geweest tijdens mijn zwangerschap. Zij kenden mijn man als een ex-collega en ze treiterden me door te zeggen dat hij zeker niet in staat was om een kindje te maken. De symptomen waren meer dan duidelijk en dus moest dat wel van de Heilige Geest zijn! En dan speelt die kleine uk het klaar om geboren te worden op Pinksterdag, begeleid van stralend klokkengelui!! Ik hoef het commentaar achteraf, hier wel niet te herhalen zeker! Onze zoon S. groeide voorspoedig en was een schattige en rustige baby. Huilde zelden of nooit, sliep goed 's nachts en als hij tijdens de dag wakker was, lag hij gelukzalig in zijn wieg of bedje te spelen met de speeltjes boven zijn hoofdje. Ik ging regelmatig met hem naar het "Kinderheil", waar de babies gemeten en gewogen en op tijd en stond onderzocht werden en de nodige inentingen kregen. Hij was een kind, dat zich goed ontwikkelde en wel wat meer at dan voorgeschreven was door de verpleegster. Maar dan kwam de dag, dat hij niet meer rustig in zijn wiegje lag en op gezette tijden begon te jammeren en te huilen. Ik raakte ervan in paniek. Mijn kind weende nooit! Wat was er aan de hand?? Er moest iets grondig mis zijn. Ik maakte mezelf gek en besloot een arts uit het dorp te bellen, die bekend stond als een goede kinderarts. Hij had tenslotte zelf 7 kinderen en dat was, zelfs voor die tijd, heel wat! De dokter arriveerde en vroeg wat de problemen waren. Ik legde hem dat uit en hij onderzocht het kind minutieus. Toen ik S. terug had aangekleed en in zijn wiegje gelegd, ging hij bij me aan tafel zitten en begon het attest voor de ziekenkas te schrijven. Daarna keek hij me glimlachend aan en zegde gemoedelijk: Jouw baby is zo gezond als een vis, dus maak je maar geen zorgen. Ja maar.....waarom huilde het kind dan zo erbarmelijk? Geef hem maar wat meer te eten, hij zal gewoon honger hebben, zegde de arts doodleuk! Ik voelde het schaamrood naar mijn wangen vliegen. Totaal van de kaart stamelde ik: Ja maar ik geef hem al meer dan in het boekje staat! Ik voelde me op dat moment een waardeloze moeder! Gooi dat boekje maar gauw weg, en ga op je gevoel tewerk, zegde hij. En je hoeft je niet te schamen, daar is geen enkele reden voor! Het is je eerste baby en je kunt dat niet weten. Volwassenen eten ook niet allemaal even veel en bij kinderen is dat niet anders. Dat was die ernstige ziekte, waaraan mijn baby leed! De dokter bleef nog een tijdje gezellig met me keuvelen en vertrok. Maar het hele gebeuren, had me behoorlijk ontredderd en het gevoel van schaamte is me tot op heden bij gebleven.
Mijn schoondochter is een prachtige jonge vrouw, die straalt van levenslust en haar "vrouwtje" weet te staan in het leven. Ze werkt op de oncologie in een ziekenhuis en dat is een job, die wel het nodige van je eist. Ze kan het aan, want ze staat met haar voeten stevig op de grond en van zweverigheid is bij haar al helemaal geen sprake. Mijn zoon is gek op haar en zij op hem en ze hebben twee prachtige kinderen, mijn kleinkinderen. Enkele weken geleden kreeg ze een prachtige aanbieding om voor een prikje naar Barcelona te vliegen. Woensdag heen en vrijdag terug. Het besluit was snel genomen en samen met 3 vriendinnen trokken de dames op stap om die mooie stad met een bezoek te vereren. Ik had haar reeds verteld hoe mooi de stad van Gaudi was, maar nu zou ze het met eigen ogen kunnen aanschouwen. En daar gingen de dames, of liever gezegd, daar vlogen ze naar de warme spaanse zon. In Barcelona spraken ze af dat het gemakkelijker was op twee aan twee de stad te verkennen, en zo gezegd zo gedaan. Ze doorkruisten Barelona van noord naar zuid en van oost naar west en op een bepaald ogenblik, vonden zij en haar vriendin, dat ze wel een verfrissing konden gebruiken en hun voeten wat rust verdienden. Ze namen plaats op een terrasje van een cafe-restaurant en zaten daar met hun tweetjes te genieten van de spaanse zon en een heerlijk glaasje wijn. Ze taterden en giechelden als twee tieners, en het leven was mooi. G. mijn schoondochter had zich de woorden van het reisbureau goed in de oren geknoopt: Let op je tas en hou ze goed bij je, want er lopen heel veel gauwdieven, en voor je het weet, ben je alles kwijt. Ze hield haar tas dan ook goed op haar schoot, want haar hele hebben en houden zat er in. Ze wilden voor die paar dagen geen kluisje huren in het hotel, dus moest alles, wat belangrijk of waardevol was in de tas en steeds meegenomen worden. Aan een tafeltje langs hen ging een man zitten met een slonzig en armoedig uitzicht. Hij had een kleine papieren shoppingtas bij van een broodjeszaak. Het viel G. op omdat ze het erg raar vond, dat hij met een tas met inhoud (?) van een broodjeszaak op het terras van een restaurant ging zitten. Plots hoorde ze iemand druk praten tegen haar vriendin en zag hoe een man in een vreemde taal druk gebarend tegen haar vriendin aanpraatte. Die antwoordde in het engels, dat ze geen woord verstond van alles, wat hij vertelde, maar hij liet zich niet uit zijn lood slaan en bleef maar gesticuleren en praten. Plost schrok G. op en dacht: mijn tas! Onbewust had ze die toch naast de poot van haar stoel gezet en wilde hem terug op haar schoot zetten. Tas weg!!! Gewoon weg. Wild keek ze om zich heen, en zag dat de stoel aan het tafeltje naast hen, waar de verwaarloosde man gezeten had, verlaten was. De paniek schoot door haar heen. Alles zat in die tas: haar geld, paspoort, betaalkaarten, GSM, enz, enz... En plots zag ze aan de andere kant van de weg de slonzige man lopen met zijn broodtasje en haar tas doodleuk in de handen. Ze vloog recht en rende de kerel achterna. Haar vriendin had niet in de gaten wat gebeurd was en volgde haar. G. is een grote slanke vrouw, van 1m83 die regelmatig tennist en echt wel wat tempo kan geven. Ze haalde de vent in en riep gewoon in het dialect: Hé daar, blijf staan! Hij keek verschrikt achterom en weer riep ze : Ja, jij, blijf staan en geef mijn tas verdomme hier! Hij verstond geen jota van alles wat ze uitkraamde maar door de woede in haar stem leek hij in een zoutzuil veranderd. Ze bleef hem maar toeschreeuwen dat hij haar tas moest teruggeven en hij liet die vallen en draaide zich om en wilde weggaan. Maar dat was buiten de waard gerekend. Hij had nog steeds zijn papieren tas in de hand, en misschien had hij daar wel dingen uit haar tas ingestopt. Ze liep weer achter hem aan en riep : Blijf staan, verdomme! De man wist niet meer hoe hij het had. Zij rukte de tas uit zijn handenen keek erin. De paraplu van haar vriendin! Had ze het niet gedacht! Ze grabbelde hem uit de tas en riep de kerel toe dat hij als de bliksem moets verdwijnen, want ze zou naar de politie gaan!. Dat woord had hij blijkbaar wel begrepen, en hij bedacht zich geen moment en ging er vandoor. Buiten adem en totaal verhit kwamen ze nadien terug op het terrasje aan en vertelde de eigenaar wat er gebeurd was. Die antwoordde laconiek: Maar je hebt je tas toch terug. En daarmee was voor hem de zaak afgehandeld. Ze begrepen ook dat de man , die zo druk tegen haar vriendin gepraat had, hun aandacht had moeten afleiden. Toen ze terug iets zaten te drinken drong de absurditeit van het hele gebeuren to hen door, en kregen ze van de geleden spanning de slappe lach. G. begreep tenvolle dat ze een honderduizendste geluk gehad had, om haar tas met al haar bezittingen terug te krijgen. Ze had nog steeds de paraplu van haar vriendin in haar handen. Gelukkig had ze die kerel dat ding afhandig kunnen maken. Ze nam de plu en wilde hem in haar tas stoppen, en wat ligt daar grandioos in die tas te blinken: de paraplu van haar vriendin! Ze had de man dus zijn eigen kleinnood, of een eerder gestolen plu, gewoon afhandig gemaakt. Toen was het hek helemaal van de dam. Ze lagen in een deuk en kwamen gewoon niet meer bij. De inhoud van haar tas was volledig en nu had ze er nog iets bovenop. De dief bestolen: de man zal niet hebben kunnen geloven wat hem overkwam.
Ik droom voor jou in groen en blauw een eiland in de zon, met hier den daar, zeg jij het maar, een beekje en een bron.
Een eiland uit duizend één nacht, waar iedereen nog weet, waarom de liefde liefde heet, en waar ik jou, in groen en blauw, steeds in mijn armen hou!
(Lied gezongen door Marva, vele jaren geleden!)
Dit komt spontaan in me op als ik het eiland wil beschrijven. Het is een genot voor natuurliefhebbers, een must voor klimmers of mountainbikers, en een droom voor iedereen, die van de zee houdt. Nergens is ze klaarder en zuiverder in onze Europese contreien. De westkust is een veelvoud van inhammen en kreken en het lijkt alsof ze met een onzekere hand getekend is. De oostkust is veel rechter en egaler. Het water van de zee kleurt van lichtblauw over inktkleur naar zwart en van turquois tot kristalhelder groen. Ik raak er gewoon niet op uitgekeken en het schuim van de golven vormt kanten kraagjes op hun aanzwellend geweld. Soms is ze bijna rimpeloos rustig en dan weer rollen en stormen de baren naar het strand en spelen een spel van aantrekken en afstoten, nooit hetzelfde, steeds wisseld en ongewoon fascinerend. Eens ruist ze zacht en murmelt als een onschuldig beekje en dan weer zwelt het geluid aan, en breekt op het strand. Oh ja, ik ben verliefd op de zee, vooral op deze met haar prachtige tinten en betoverend lied. Ik krijg de kleuren niet meer uit mijn hoofd, en kan me er de hele lange winter aan laven. Het eiland heeft iets teder en ruw tegelijk. De bergen en heuvels zijn overdonderend imposant en indrukwekkend. Er leven heel veel everzwijnen in de bossen her en der en daar wordt door de Corsicanen lustig jacht op gemaakt. Men vertelde ons, dat jongens, op hun 18de verjaardag, niet een bromfiets of iets dergelijks cadeau krijgen maar wel een jachtgeweer en een jachtmes. Je komt ze dan ook overal tegen, de uitstalramen met prachtige messen! Wanneer er everzwijnen geschoten worden, worden ze gestroopt en hun huiden worden tegen de omheiningen langs de weg gespannen. Het vlees gaat naar de hoteliers of wordt gebruikt voor eigen bevoorrading. Overal waar we met de bus langsreden, zagen we die huiden en soms ook ganse koppen op de draad gespannen, soms tot 19 stuks . Het was een soort van opscheppen door de plaatselijke bevolking: zie eens wat goede jagers wij hier hebben!! Op een zekere dag reden we met de bus over een van deze steile bergwegen, die een uiterste concentratie en vakkundigehid van onze chauffeur vereisten, en de bus verminderde vaart. Dat gebeurde wel meer, als we voor een bocht kwamen en er tegemoetkomend verkeer was. Plost werd het gemompel vooraan in de bus luider en mensen gingen rechtstaan om de weg voor de bus beter te kunnen zien. Wat bleek: er liep een everzwijn voor de bus, van links naar rechts op de weg en onze chauffeur vertraagde om het dier niet aan te rijden. Voorbijsteken was op dat ogenblik geen optie, omdat het voortdurend van wegkant wisselde. In de hoop dat het in de bossen zou verdwijnen, bleef Pol, onze chauffeur voorzichtig achter het dier rijden. Plots riep iemand: het dier is gekwetst, het bloedt aan zijn snuit!. Dat verklaarde veel natuurlijk. Plots kwamen er enkele auto ons tegemoet en die kregen het dier in de gaten. Onmiddellijk stopte één auto naast de weg en prompt kwam de loop van een geweer uit het raam. Het dier voelde hoe laat het was en maakte rechtsomkeer en liep terug van waar wij gekomen waren en kwam zo voorbij mijn raam. Mijn maag maakte een buiteling in mijn lijf. Niet van schrik maar van deernis met dat arme dier.Ik voelde een wee gevoel opkomen in mijn keel. De helft van zijn zachte snuit flapperde bij elke pas op en af. Blijkbaar hing dat stuk er los aan omdat het al beschoten was geweest, ofwel aangereden door een voertuig. De schutter had zijn wagen reeds in beweging gebracht en reeds achter het dier aan. Hoe het afgelopen is, laat zich wel raden. Dat hebben we gelukkig niet meegkregen, want de bus vervolgde haar weg. Gelukkig voor het dier, dat het werd afgemaakt, want sterven moest het sowieso. Als je niet meer kunt eten, ga je dood, zo eenvoudig is dat. Maar deze scene vormde een verschrikkelijk contrast met de liefelijkheid van mijn eerdere indrukken. Maar dat is Corsica, een eiland van contrasten, lieflijk en ruw, helder en donker, maar zonder meer onvergetelijk.
Waar ben je mijn lief licht van mijn leven ben je een vlinder of ben je een ster Ben je nabij of ver, héél ver?
Mijn wezen strekt zich naar je uit, ik kan je niet meer vinden. Er is alleen dat groot verdriet Zeg dat je het voelt, zeg dat je het ziet...
Ik staar nu in de nacht omhoog en zie daar duizend zielen, die flonkrend naar me wenken en mij hun troost aanbieden.
Jij bent nu één van hen, ik kan je zo herkennen, nu weet ik waar je bent. Ik kan je hier nu vinden om lang met je te praten, te huilen, boos te zijn, want jij hebt me verlaten en toch blijf jij in mij.
Ik las gisteren in de krant dat er op een bepaalde zender een presentatrice moest overgeven, terwijl ze een spelletjesprogramma presenteerde. Ik vroeg me direct af of ze soms zwanger was, want mijn eigen zwangerschap kwam me klaar en duidelijk voor de geest en van "gubbelen" weet ik alles af. Bij vele moedertjes in spé zijn alleen de eerste maanden een probleem maar bij mij ging het gewoon niet over. Of er nu iets in die maag zat of niet, elke dag had ik de nodige keren prijs. In die tijd werkte ik op een bank en moest elke morgen met de bus naar mijn werk. Ik had ook de geweldige eigenschap om, zelfs als ik niet zwanger was, wagenziek (of busziek) te worden en dan laat het vervolg zich al raden zeker! Bij alle miserie had ik toch nog het geluk, dat er erg veel bussen stopten aan mijn halte. Ze waren weliswaar volgeladen met studenten, op weg naar de scholen in het stadje waar ik werkte. Ik stapte dus elke morgen op de éné bus en vooraleer ik halverweg was, moets ik eruit en stond onder de geïnteresseerde, of misschien wel afkerige, blikken van de studentenbevolking de ziel uit mijn lijf te gubbelen langs de weg. De chauffeurs, die mij allemaal kenden, konden natuurlijk niet op me wachten en reden verder. Ze hadden zich ook aan hun tijdschema te houden. Daar bleef ik dan staan tot de volgende bus eraan kwam en dan stapte ik weer in en vervolgde mijn weg naar het werk. Als ik er nu zo over nadenk, vind ik het ongelooflijk, dat ik dat negen maanden heb volgehouden en zelden een dag gemist heb op mijn werk. Alleen wanneer ik voor onderzoek naar de gynecoloog moest, was ik enkele uren later, met doktersbriefje! Direct na het onderzoek vertrok ik sito presto naar mijn werk. De arts , die mijn problemen kende, had mij pillen voorgschreven, en daarvan moest ik er elke morgen een nemen. Ik liet mijn wekker een uur op voorhand aflopen, nam mijn pilletje met wat water in en moest daarna een beschuitje eten met wat jam of smeerkaas. Dan rustig nog een uurtje blijven liggen, zodat mijn maag rustig zijn werk kon doen. Ofschoon ik dat negen maanden lang gedaan heb, heeft het me geen greintje geholpen. Of misschien toch wel, en zou het nog erger geweest zijn, moest ik die medicatie niet geslikt hebben. Dat dit alles een echte uitputtingsslag is voor je lichaam, hoeft wel geen betoog. Op een bepaalde dag reden we met de wagen naar een begrafenis in Doornik. Mijn man heeft de "gubbelstops" geteld en kwam aan 13 keren! Ikzelf kende mijzelf haast niet meer en bij aankomst in Doornik ben ik prompt in bed gedoken en heb de hele namiddag geslapen. Hoe de terugkeer verlopen is, kan ik me niet meer herinneren. Op vrijdag moesten wij extra lang werken op de bank, en wel tot 19u00. Er kwamen dan namelijk veel grensarbeiders hun guldens omzetten in de nationale munt en in die tijd werden de meeste mensen nog wekelijks en cash uitbetaald. Om 19u30 had ik dan een bus. Op een winterse vrijdag eind december nam ik de bus naar huis. De sneeuw viel als een rookgordijn over de wereld. Ik was één van de weinige reizigers en ik voelde me moe en allesbehalve fleurig. En ja hoor, op een bepaald ogenblik was het weer zo ver! En hoe ik ook probeerde om die neiging de kop in te drukken, het hielp geen zier! Ik drukte op de stopbel en de chauffeur, die mij natuurlijk kende, stopte ook prompt en liet me uitstappen. Hij zette zijn traject verder en daar stond ik rond een uur of acht 's avonds, midden tussen de bossen van Opoeteren, moederziel alleen in de sneeuw mijn ziel uit mijn lijf te gubbelen. De tranen liepen over mijn gezicht van ellende en ik huilde ongeremd, want er was toch in geen velden of wegen een mens of huis te zien. Ik zag het echt niet meer zitten en wist absoluut niet, hoe ik thuis moest geraken. Nergens een huis in de buurt, waar ik zou kunnen telefoneren, dus zou er niets anders opzitten dan de ca 8 km verder te voet af te leggen. Ik was zo moe en uitgeput dat ik net zo lief in de sneeuw was gaan zitten om me onder te laten sneeuwen. Het was werkelijk erbarmelijk weer en er was geen levende ziel onderweg. Plots zag ik in de verte het wazige licht van autolampen. Ik was zelfs te versuft om autostop te doen, maar de auto, die mij eerst voorbijreed, stopte plotseling en reed een stukje achteruit. Er zat een ouder echtpaar in, die mij bezorgd vroegen of ik wel ok was. Ze zagen dat ik gehuild had en de vrouw stapte uit en bracht mij naar de auto en vroeg om in te stappen. Ik vertelde hen wat het probleem was en op besliste toon zegde ze, dat zij me wel naar huis zouden brengen. Later bleek dat het de gepensioneerde hoofdonderwijzer van ons buurdorp was en zijn vrouw. Die lieve onbaatzuchtige mensen hebben mij tot aan mijn deur gereden. Ze wilden van bedanken niets weten en van binnenkomen al helemaal niet. Ik moest maar zorgen dat ik het warm kreeg en dan lekker gaan slapen en alles vergeten. Geslapen heb ik, maar vergeten doe ik dit nooit.
Iemand schreef op het forum dat zijn vriendin de electrische kookplaat had laten aan staan en in slaap was gevallen in de zetel. De kookplaat was totaal gesmolten en als hij wat later was thuisgekomen; was de ellende waarschijnlijk niet te overzien geweest. Dergelijke berichten lezen we allemaal wel eens in de krant en dan hebben we de neiging om te zeggen of te denken: hoe kan nu zoiets?Daar let je toch op! Vergeet het maar, want het kan ieder van ons overkomen en daarvoor hoef je geen gatenkaas in je hoofd te hebben! Ikzelf verslind boeken en kan uren aan een stuk zitten lezen en daarbij de wereld an alles wat daartoe behoort, totaal vergeten. Ik vertoef dan in een andere wereld. Enkele jaren geleden zat ik ook weer in mijn tweezit genesteld, de voeten voor me uitgestrekt op de poef, een boek op mijn schoot , lekker drankje naast mij op de bijzettafel en overal in huis brandden kaarsen. Ik heb een onnoemelijk zwak voor kandelaars en kaarsen, en heb ze in alle maten en uitvoeringen. Vanaf het ogenblik dat het vroeger donker wordt, maak ik het gezellig met warmte, kaarsen en een boek. Meer moet dat niet zijn en dan voel ik me perfect gelukkig. Zo ook die avond? M. was weeral naar een of andere vergadering of sportavond en ik had het mezelf héél gezellig gemaakt. Hoeveel uren ik gelezen heb, weet ik niet meer maar ik kreeg wat last van tranende ogen. Dat gebeurde me wel meer, wanneer ik, na een hele dag op het bureel, ook nog de ganse avond met mijn neus in een boek zat. Ik wreef door mijn ogen, maar het hielp niet echt. Ga slapen, dacht ik bij mezelf, want het is weer méér dan laat genoeg. Ik klapte mijn boek dicht en legde het terzijde en stond op uit mijn zetel. Wat ik toen zag deed mijn adem stokken in mijn keel. Aan mijn rechterzijde tegen de muur staat een commode, met glasobjecten en enkele kandelaars. Een kaars, in een stervormige kandelaar van harde kunststof, was volledig tot het einde opgebrand en de houder was gesmolten, ondanks de metalen kaarsenhouder in de ster. . Het kleedje op de commode had vuur gevat en brandde er lustig op los. De rookvorming had mijn ogen doen tranen, en ik had totaal, maar dan ook totaal niets in de gaten gehad! Niets geroken, niets gehoord, niets gevoeld! Er schoot een echte paniekreactie door mijn lijf en enkele seconden wist ik niet wat doen. Alles van de commode de grond opvegen was geen optie, want daar zou de parketvloer niet ongeschonden uit komen. Ik rende naar de keuken, grabbelde een inoxidabele kom uit de kast, liet er water van de kraan inlopen, maakte een handdoek nat en rende terug. Met de natte handdoek veegde ik het hele boeltje de kom in en klopte het vuur van het smeulende tapijtje uit. En toen ben ik terug in de zetel gezakt en heb een deuntje gehuild. Ik besefte namelijk ten volle waaraan ik ontsnapt was. Het tapijtje, geborduurd in Richelieu door mijn schoonmoeder, was onherstelbaar beschadigd, maar ze heeft me een nieuw gemaakt. De commode draagt nog steeds de zwartgeblakerde wonde van de brand. Daar overheen ligt het nieuwe tapijtje, en staan in de winter weer kandelaars met kaarsen.
Ze waren geweldig, onze whippets, maar dat blijkt ook wel uit de voorgaande verhalen. Inderdaad, ze WAREN, want ze zijn al lang dood en verhuisd naar het land achter de regenboog. Boots was de zoon van Valiant en die hiërarchie werd strikt gerespecteerd. Eérst at Valiant en het was prachtig om te zien, hoe Boots dan zat te wachten totdat het zijn beurt was. Op enige afstand zat hij, de kop op de voorpoten en hij liet Valiant geen seconde uit het oog, om direct op te springen als papa gedaan had met eten. Je kon ze zoveel geven als je wilde, ze aten alleen maar dat wat ze nodig hadden, en de rest bleef staan. Je ziet wel eens honden, die meer op worstjes gelijken dan op hondjes, maar ik kan me geen dikke whippet voorstellen en heb er ook nog nooit één gezien, want ze eten maar juist genoeg om hun honger te stillen. Als M. ging wandelen in het vlakbij gelegen bos, nam hij gewoonlijk de twee honden mee, maar af en toe ook maar alleen de oudste en bleef Boots achter. Hij stond dan aan de omheining en week geen millimeter van zijn plaats. Hief zijn kop op en huilde heel verdrietig, waarbij hij zijn snuit in een vierkante grimas trok. Ik vond dit zo ongelooflijk grappig, dat ik daar echt om moest lachen. Ik vroeg dan: Boots gaat het een beetje? Dan keek hij me aan, draaide zijn kop om, hief hem omhoog , trok zijn vierkant snuitje en huilde verder. Hij wilde dus duidelijk mee, en het zinde hem helemaal niet dat hij alleen thuis was. Hij wilde voortdurend gezelschap. Op een koude winterdag was ik aan het schrobben en ging door de gang naar buiten door de achterdeur. Ik had de honden even in het tuinhuis gezet, waar ze ook een warm nestje hadden, zodat ik ongehinderd mijn poetswerk kon afwerken. Dat zinde Boots helemaal niet. Er lag een dikke laag sneeuw en daar stond mijnheertje aan de omheining, met zijn dunne pootjes in de sneeuw. Hij trok voortdurend één van de pootjes omhoog, omdat het blijkbaar toch wel koud was. Ik kon het niet meer aanzien en riep dat hij naar binnen moest gaan. Hij deed net alsof hij mij niet hoorde. Ik kon het niet meer verdragen en ging naar de weide en bracht hem naar binnen in het tuinhuis. Vooraleer ik echter terug aan mijn poetswerk was, stond hij daar weer zielig te wezen in de sneeuw. Ben een paar maal op en af gelopen en vond toen, dat hij dan maar moest voelen, als hij niet wilde horen! Daar wij parketvloeren hebben en een open leefruimte, lieten wij de honden 's nachts in de garage slapen, waar ook weer een warm zacht plaatsje voor hen gemaakt was. Onze slaapkamer is boven de garage en ik ben bij het minste geluid wakker, omdat ik een heel lichte slaper ben. Op een zékere nacht werd ik wakker, en dacht: Wat hoor ik toch maar? M. was naar een vergadering, die blijkbaar aan het uitlopen was, en ik was alleen thuis. Ik luisterde aandachtig en hoorde beneden een geluid, alsof iemand met tussenpozen ergens tegenaan liep. Zonder nadenken vloog ik mijn bed uit en de trappen af naar de garage. Ik trok de deur open en knipte het licht aan en daar stond hij: In zijn bek een hoge werkschoen, die M. in de hof aandeed. Boots was die gaan halen aan de deur van de trap en wilde die meenemen naar zijn nestje. Een kwestie van het baasje dicht bij zich te hebben. Dat beeld vergeet ik nooit. Hoe hij daar heel verschrikt stond te kijken met die grote schoen in zijn bek, hoofd omgedraaid naar mij, beduusd omdat het licht opeens aanging. Hij liep met die schoen tegen de muren aan en dat was het geluid waarvan ik wakker geworden was. Als wij weggingen, lieten we de honden in de gang boven liggen totdat we terugkwamen en dan werden ze naar de garage gebracht. Dat was om te voorkomen dat ze bij het openen van de garagepoort, zouden weglopen. De laatste, die thuiskwam bracht ze dus naar beneden. Dat liep op een bepaalde avond dus grondig fout. M. had ze beneden in de garage gezet en was vertrokken naar een vergadering en ikzelf was naar de tennisclub.Het was middernacht toen ik thuiskwam en ik opende de garagepoort om de auto binnen te rijden. Wij hadden nog geen automatische poort en ik stond met omhoog geheven armen aan de poort toen er twee donkere schaduwen aan me voorbij flitsten en weg waren onze honden!! Ik ben naar binnen gerend, heb daar een zaklamp gehaald en de riemen, sprong in de auto en ben een heel eind het bos ingereden. Daar ben ik uitgestapt, heb de autolichten laten branden en de auto afgesloten. Bij het licht van de zaklamp en de riemen in de andere hand heb ik daar een half uur lopen te zoeken en te roepen maar de twee deugnieten waren in geen velden of wegen meer te verkennen of te horen. Ik zag het nutteloze van mijn onderneming in en ben maar afgedropen naar huis. Als ik daar later over nadacht, was het niet eens zo erg slim om midden in de nacht in het bos te gaan rondlopen op zoek naar een paar honden, die snel waren als de wind. Ze heten niet voor niets "windhonden". Ze waren weg, en wij heel verdrietig. Ik had het verteld bij mijn kapper en op een zekere avond kregen wij een telefoontje van iemand van de dierenbescherming, die enkele dorpen verder woonde.Zijn vrouw had verteld bij de kapper, dat er toch twee zooooooo lieve honden waren aangekomen. Ze waren blijkbaar verloren gelopen en hun zoon wilde ze niet meer kwijt. Mijn kapper reageerde prompt en vroeg welke honden het waren. Toen zij het hem zegde, vertelde hij haar de ware toedracht van de zaak. Toen ze thuis kwam heeft haar echtgenoot ons getelefoneerd. Het nummer hadden ze van mijn kapper gekregen. M. met onze buurman gingen direct op weg op de twee weglopers op te halen. De tijdelijke eigenaar zegde: Als ik niet al drie honden had gehad, hadden jullie die niet teruggekregen! Dat gaat natuurlijk allemaal zomaar niet, maar hij was gewoon verrukt van de beesten en van hun lieve aard. Door het feit dat ze met z'n tweeën waren, waren ze al spelend en buitelend kilometers ver weggeraakt en toen ze dan terecht kwamen bij mensen, die hen ook nog vertroetelden, waren hun zorgen al lang van de baan. Toch waren ze uitgelaten blij, toen ze door hun echte baasje weer werden opgepikt en veilig naar huis gebracht. Nu ja, zo beleef je ook nog eens wat!
Het waren lieverds, Valiant en Boots, en ze genoten met volle teugen van het feit dat ze konden rondrennen. Ik heb zelfs nooit begrepen, dat ze niet eenvoudig over de omheining sprongen en er vandoor gingen, want dat was voor hen een fluitje van een cent. In de zomer liet ik ze overdag, als wij werken waren, steeds buiten in de "hondenweide" zodat ze konden ravotten zoveel ze wilden. Vanuit die weide konden ze via een luikje binnen in een tuinhuis, waar ook een warm nest voor hen gemaakt was, zodat ze niet in regen en wind buiten hoefden te blijven tijdens onze werkuren. Op zekere dag, toen ik hen wilde binnenhalen, merkte ik schrammen op hun snuit. Felle vuurrode schrammen! Ik schrok behoorlijk. Vader en zoon waren toch zeker niet aan het vechten geslagen! Lieve deugd, wat moest ik hiermee aan! Ik besprak dat met M. en beiden wisten we niet wat we ervan moesten denken. We hadden nooit iets gehoord en Boots aanvaardde duidelijk het meesterschap van zijn vader. Valiant at eerst en daarna Boots. Nooit problemen. Maar waarvan kwamen die schrammen?? Op een vrije dag stond ik boven voor het raam naar hen te kijken. In de weide zag ik iets wit-zwart-rood liggen en ik kon absoluut niet ontwaren, wat het precies was. Het gekke was: ik wilde en durfde ook helemaal niet te gaan kijken! 's Avonds zegde ik tegen M. dat hij eens bij de honden moest gaan kijken, "want daar ligt zoiets raars". Hij ging naar de honden en ik zag hem daar een tijdje bezig met een en ander opruimen. Toen hij terug naar binnen kwam, vroeg ik hem wat daar gelegen had. Droog antwoordde hij: een kat! Ik wist niet wat ik hoorde! Ja een kat en Boots en Valiant hebben haar zo ongeveer uitgekleed. Katten zijn snel en hebben 7 levens, zo wordt verteld, maar deze had haar laatste leven geleefd! Nu begrepen we waarvan Vialant en Boots die schrammen op hun snuit hadden. Die kat had zich een plaatsje eigen gemaakt in het tuinhuis bij de honden. En ik zegde al: konijnen en katten, dat is geen goede combinatie met jagers, die whippets toch zijn. Ze hebben dus gevochten, maar die kat kwam weer (is toch een liedje hé). En één keer was ze niet snel genoeg en was haar 7de leven voorbij! M. heeft het cadaver opgeruimd en onze honden hebben nooit meer schrammen op hun snuit gehad. Ze lagen langerekt in de zon, terwijl de bijen en vliegen rond hun snuitje zoemden. Eén keer zag ik hoe Valiant op zijn achterste poten stond rond te draaien met zijn spitse snuitje omhoog geheven en de voorpootjes gebogen. Hij stond als het ware ballet te dansen. Gefascineerd stond ik het schouwspel te bekijken en kreeg toen in de gaten dat hij meedraaide met een vlinder, die rond zijn kop fladderde en hem blijkbaar helemaal betoverd had. Een andere maal hoorde ik hem blaffen, hetgeen sowieso héél raar was, en zelden of nooit gebeurde. Ik ging kijken en zag hem met de lenden omhoog, kop en voorpoten vooruit en dan weer terugtrekken, en weer vooruit en terug.... Iets in het gras scheen niet pluis te zijn. M. bekeek het tafereeltje en zegde: dat is gegarandeerd een egel in het gras. Hij ging kijken en inderdaad. Valiant had zijn neus reeds verschillende keren gestoten aan de opgezette stekels van de egel en begreep maar niet wat dat stekelige beest in zijn weide deed. M. heeft de egel op een schop genomen en in de tuin gezet. En de rust keerde weer.
Aanvankelijk hadden we maar één whippet, Valiant Van der Schicht. Hij was beige-bruin met een witte bef. Zijn snuitje was spits, lijk bij alle whippets en zijn ogen amandelvormig of Bambi-ogen. Valiant was een uitzonderlijk rustig dier. Hij had nog snelheidsracen gelopen en was later door de eigenaars uit het wedstrijdcircuit genomen, toen hij een pootje gebroken had. Die werd gespalkt en is perfect genezen, zodat hij er echt totaal geen hinder meer van had. Wij hebben hem dan nadien gekocht van de eigenaars, en mijnheertje was verwend omdat het pootje in het gips gezeten had en hij voortdurend gedragen werd. Wij waren niet van plan om hem te dragen, en hij bleef mooi beneden staan aan de trap van de garage naar de gang. Wij lieten hem staan en toen hij zag dat hij ons niet voor zijn karretje kon spannen, kwam hij netjes de trappen opgetrippeld. Hij blafte nooit, behalve als hij een kat of konijn zag. Die honden worden namelijk getraind met konijnenvellen en tijdens de racen rennen ze ook achter een konijnenvel aan , dat via een katrol zeer snel voortbewogen wordt. Aan de eindmeet staan dan de baasjes hen op te wachten en ze springen in de vlucht in hun armen. Je mag al stevig op je benen staan om niet met hond en al omver te tuimelen. Valiant was een ongelooflijk rustig huisdier. Als ik 's avonds in de zetel zat, lag hij steeds net op mijn tenen. Hij zocht contact en hield mijn voeten warm! Als er een hond op TV kwam en die verdween, stond hij op en ging achter het toestel kijken. Als er op TV een deurbel ging, stond hij op en ging aan de deur naar de gang staan om de bezoeker te verwelkomen. Op een avond rond Kerstmis zat M. in de zetel okkernoten te kraken en deed de schillen in en grote asbak op zijn schoot. Valiant zat op zijn achterste rechtop voor hem voortdurend met zijn tong over zijn lippen te likken. M. gaf hem zo nu en dan een stuk noot en dat peuzelde hij met veel smaak op. Toen de portie noten op was, zegde M.: Ik heb niets meer, alles is op! Valiant bekeek hem, draaide zich om en wandelde bedaard naar de grote kom vol noten aan de open haard. Daar bleef hij staan en keek achterom om te zeggen: Hier is het te doen!! Op een zeker ogenblik werd hij vader en de whippet van mijn overbuurmeisje was de moeder van een prachtige nest jonge puppies. Als eigenaars van de vader, mochten wij als eersten een hondje uitkiezen. Wij kozen een prachtig diertje uit, met een grijs-blauwe vacht, zoals ik nog nooit gezien had. De nest jongen moesten allemaal een naam krijgen, beginnend met de letter B. Ons hondje zou Blue Diamand heten. Blue Diamand heeft het niet gehaald want hij had epilepsie en moest afgemaakt worden. Ondertussen waren de meeste andere puppies verkocht en hadden we niet meer veel keuzemogelijkheden. We kozen voor een grijs-bruin hondje met wit befje en vier witte pootjes. Hij werd Boots gedoopt. Hij was gewoon schattig , heel erg sterk, en zijn volledige naam was: Boots of the Flying Dogs. Vader en zoon leefden dus samen onder ons dak en in onze tuin en genoten met volle teugen van hun "hondeleven". Ze waren veel binnen maar ik liet ze ook regelmatig rennen in de weide achter het huis. Op een zonnige zomerdag had ik een afspraak en vond het doodjammer dat de dieren binnen moesten blijven. Dus maar naar buiten en de weide ingestuurd. Even had ik mijn bedenkingen, want onze konijnen liepen ook vrij in de weide en whippets en konijnen??? Niet zo'n goede combinatie. Och wat, die konijnen waren veel te snel en konden zo in de pijpen verdwijnen, die ze overal gegraven hadden in de weide. Dacht ik toch!! Ik wierp een laatste blik op de honden voor ik vertrok en zag hoe ze door de weide buitelden en renden. Ik had plezier in hun plezier. 's Avonds, toen mijn man en ik samen aan tafel zaten, vertelde ik hem dat de honden zich zo ongelooflijk geamuseerd hadden, omdat ze buiten hadden mogen rennen. M. keek me met grote ogen aan, stond van tafel op en ging de weide in. Na verloop van tijd kwam hij terug en zegde: Ik geloof graag dat ze zich geamuseerd hebben! Hebben de hele namiddag op konijnen gejaagd en ze allemaal de nek overgebeten. Geen enkel konijn had het overleefd! Het was dus een gewéldig idee geweest van het vrouwtje om die whippets zich te laten uitleven. Dat hadden ze inderdaad gedaan, en het was hen niet eens kwalijk te nemen, want de grote schuldige was ik, en zij hadden maar alleen hun instinct gevolgd!
Als ik zo nadenk, kom ik tot het besef, dat we héél veel diertjes gehad hebben en nu geen enkel meer! Raar maar waar. Honden, konijnen, eenden, ganzen, geiten, fazanten, krielkippen en een haan, en als top of the bill een paard. En ieder van die dieren had dan weer zijn eigen specifieke gedragingen. Zo stonden onze zes ganzen elke avond , klokslag hetzelfde uur, te wachten aan het poortje dat naar de weide leidde. Ze hadden geen klok nodig om precies te weten, hoe laat M. terugkwam van zijn werk en zij hun eten kregen. Hij opende dat poortje onder luid gekwaak van de ganzen en liep met zijn emmertje met voer naar de stal en de ganzen waggelden mooi in rij achter hem aan! Prachtig was dat om te zien, maar ik moest er steeds vreselijk om lachen. Tot de dag dat de dieren zouden geslacht worden. Geen gans stond aan de poort en ze waren in geen velden of wegen te bespeuren. Hadden zich gewoon verstopt en M. heeft zich kapotgelopen om de dieren één voor één te vangen, Dat bracht hem zo ondersteboven, dat we daarna, nooit meer dieren aangekocht hebben en hij heeft er ook nooit meer een geslacht. Tussen al dat grote gevogelte liepen ook onze kleine krielhen en -haan rond. Je zag ze nauwelijks in het gras maar op zekere dag liepen daar kleine krielkuikens. Je moest ze bijna met een loup gaan zoeken! Een stuk of zeven waren er en moeder voorop, liepen ze door het hoge gras de ronde van de weide. Een trotse vaderhaan sloot de rij en hij hield alles haarscherp in de gaten. Dat heeft de ekster, die zijn een van zijn kuikens uitkoos als lekker hapje, geweten. Wij vonden haar met een gebroken vleugel en een gebroken poot en ze had niet veel meer te missen. S. onze zoon, heeft de poot en vleugel nog gespalkt maar dat kon niet baten. Het dier is aan zijn verwondingen overleden, of misschien wel van schrik voor die furie die hem aangevallen had.
Dat we heel wat dieren gehad hebben, dat heb ik al verteld. Een manke kip heette Poppernelleke en een van de konijnen luisterde (?) naar de naam Liselotje. Onze zoon bedacht hen met die namen en automatisch werden die door ons overgenomen. Dat men niet altijd en overal plezier van die lieverds heeft, werd op de meest gekke of dramatische manieren duidelijk. Op een zonnige zondag in het voorjaar gingen mijn man M. en onze zoon S., die een jaar of 7 was, naar de markt in Mol. Die is namelijk bekend voor de verkoop van dieren allerhande. Toen ze tegen de middag arriveerden, haalden ze een héél schattig klein geitebokje uit de auto en S. droeg hem triomfantelijk naar binnen. Nu, plaats genoeg was er wel voor het diertje en ondanks mijn tegenpruttelen, vond ik hem ook schattig. Toen we in de namiddag op bezoek gingen bij mijn ouders, wilde hij absoluut het bokje meenemen in de wagen om het aan opi en omi te laten zien. Hij wilde hem zelfs bij zich op schoot nemen. Er hielp geen jammeren aan, maar ik weigerde pertinent het beestje mee naar mijn ouders te nemen. S. was echt op zijn ziel getrapt en zei beschuldigend: Jij kunt dat beestje gewoon niet uitstaan! Dat was toen nog benevens de waarheid, maar zou later wel degelijk werkelijkheid worden! S. deed hem o.a. een koord rond de hals en ging langs de weg in het gras met hem wandelen, net alsof we niet veel te veel gras in de weide staan hadden. Hij behandelde het dier, alsof het een hondje was. Het was best vertederend als het door de wei huppelde en sprong ! Toen begreep ik de benaming bokkesprongen in de werkelijke zin van het woord. Maar kleine bokjes worden groot en dat ging niet zonder fratsen. Af en toe stond hij op zijn achterste poten rond te draaien om zo hoog mogelijk aan overhangende takken van boompjes te kunnen eten. Waarom gemakkelijk als moeilijk ook gaat!! Wij hadden ook twee whippets. Onze honden waren normaal binnen, maar daar het honden zijn, die graag bewegen en rennen, lieten wij hen overdag, tijdens de werkuren, buiten in de weide in een speciaal voor hen afgemaakt stuk rondrennen. Bij regenweer konden ze naar binnen in een stalletje, waar ze een veilig en droog onderkomen hadden. Het hondenterritorium was afgemaakt met draad en een poortje met schuifslot. Op zekere dag kwamen wij thuis van het werk en Sweety, de bok, liep lekker te grazen in de hondenwei, zoals wij ze noemden. Valiant en Boots, onze whippets, waren erg verdraagzaam en stoorden zich daar niet aan. We vroegen ons af hoe Sweety in de wei geraakt was en M. meende dat ik de schuif van het poortje niet goed moest dichtgedaan hebben. Ik betwijfelde dat, maar misschien toch.... 's Anderendaags lette ik erop dat de schuif goed vast zat en ging gerust naar het werk. 's Avonds liep Sweety weer triomfantelijk te grazen bij de honden, het poortje wagenwijd open. Dit was geen toeval meer. Hoe kon dat nu. We vroegen ons al af of er soms iemand het poortje opende tijdens onze afwezigheid. Het was ondertussen weekend en toen werd het mysterie ontsluierd. Er wordt wel eens gezegd: stomme geit! Niks stomme geit, maar wel ongelooflijk slimme geit (of bok)!! Wij zagen met eigen ogen hoe Sweety op zijn achterpoten ging staan en met zijn horens net zo lang aan de schuif wroette, tot die open ging en parmantig wandelde hij weer zijn geliefkoosde weitje in. Het slot werd veranderd, zodat hij er niet meer in kon. Nu moest hij wel in de grote weide blijven grazen. Maar hij ontwikkelde andere eigenaardigheden. Telkens ik mijn lakens te drogen hing op de wasdraad in de weide, koos Sweety de flapperende tippen uit om lekker op te sabbelen. Gevolg was natuurlijk, dat die er groen en vies uitzagen ik de lakens opnieuw kon wassen. Sweety werd dus verbannen naar het achterste stuk van de weide, dat ook weer met draad was afgemaakt. Maar hij was ondertussen geen bokje, meer maar een uit de kluiten gewassen grote bok met stevige horens en een penetrante geur, die iedereen van op 30 meter opviel. Hij hoefde dus niet meer aan mijn wasgoed te knabbelen, zijn geur verpestte de heleboel. En hoe ik ook klaagde tegen M., hij zegde dat ik met inbeelding geplaagd was. Tot dat mijn buurvrouw mij bijsprong en zegde, dat zij het rook tot bij haar. Sweety kan daar natuurlijk niets aan doen, want dat is nu eenmaal een eigenschap van geitebokken, maar toen was zijn uur geslagen. Met héél veel moeite hebben wij het dier van de hand kunnen doen. Waarschijnlijk is hij daar gelukkiger geweest, want de boer, zijn nieuwe baas, had ook nog wat geiten en heel zijn verblijf bij ons, heeft hij op zijn kin moeten kloppen.
Als ik er zo over nadenk, dan hebben wij aardig wat beestjes van allerlei soorten gehad. Wij hebben behoorlijk wat ruimte achter het huis om die te laten en M. vond het fijn om ernaar te kijken, als ze in de weide rondscharrelden. Daar waren konijnen, krielkippen en -hanen, fazanten, eenden, ganzen, minigeitjes, kippen en zelfs op een bepaald ogenblik een geitenbokje, dat schattig was als kleine uk, maar stonk als de pest, toen die volwassen was. Daarbij had hij de vieze gwoonte om aan tippen mijn mijn lakens te knabbel, als die op de wasdraad hingen! Daarbij kwamen dan nog onze twee honden en het paardje van onze zoon, een gitzwarte Welsh. Gelukkig hadden we deze dieren niet allemaal gelijktijdig en op hetzelfde ogenblik maar gewoonlijk waren er behoorlijk wat te voederen en in de gaten te houden. De Welsh was een fokhengst geweest en bezat een niet alledaags temperament! S. onze zoon, vond het prachtig! Ik heb meermaals aan het vester gestaan, terwijl hij op zijn paard zat en alleen maar wachtte op het ogenblik dat hij met een grote boog zou afgeworpen worden. Het paardje steigerde en hinnikte dat het een lust was en stond meer op zijn achterste poten dan op alle vier. S. vond het geweldig en zegde dan naderhand: Mama had je me gezien, ik was net Zorro! S. had blijkbaar een aangeboren gevoel voor paardrijden en ook hoe hij met dieren moest omgaan. Hij ging regelmatig rijden in het bos, dat op enkele stappen van ons huis ligt en was dan vergezeld van mijn man en dikwijls van het buurmeisje met haar paard. Als M. het dier wilde gaan voederen, moest hij hem ooit met een lange stok van zich weghouden, en eigenlijk was dat een totaal verknipte situatie, om een kind met zo'n dekhengst te laten rijden. Hij liep achter het huis in een weide, die met draad was afgemaakt. Kelly, de hengst was blijkbaar tot over zijn oren verliefd op de merrie van ons buurmeisje! Of waren het alleen maar zijn hormonen, die hem parten speelden? In elk geval stond hij voortdurend tegen de draad te klauwen met zijn voorpoten en hielp op die manier de omheining naar de vaantjes. Toen we op een zondag samen met de buren en de kinderen te paard een wandeltocht door het bos maakten, werd het Kelly zodanig te kwaad dat hij gewoon achterop de merry van het buurmeisje sprong, terwijl de kinderen allebei op hun respectievelijke paarden zaten. V. het buurmeisje begon wild te krijsen en dat was niet eens zozeer van angst maar veeleer omdat ze meende dat haar Polly nu een veulentje ging krijgen! De voorlichting had hier duidelijk haar werk al gedaan. En ze was totaal niet verrukt van de gedachte. Op een bepaald ogenblik schoot Kelly er met een vaart vandoor en met hem onze zoon. Deze was ongeloolfijk koelbloedig en liet zich zijdelings van het paard zakken. Hij had zich niet een sgekwetst of pijn gedaan en het enige wat hem interesseerde was, Kelly vangen. Dus M. en S. achter het dier aan en ze konden hem op een bepaald ogenblik kalmeren en hem vastgrijpen. M. had hem bij de teugels, gans kort bij het bit en liet hem geen kant meer opdraaien. Hij danste en wrong dat het een lust was om te zien. Mijn man had op een bepaald ogenblik het gevoel, dat zijn arm driemaal zijn normale dikte aangenomen had, door het intomen van de weerbarstige hengst. We trokken natuurlijk huiswaarts, want er was geen land te bezeilen met de driftkop. Ja, nu was wel duidelijk dat er iets moest gebeuren met Kelly. Er werd een dierenarts onder de arm genomen en die zou komen en hem kastreren, zodat hij zich een beetje normaal zou gaan gedragen in het bijzijn van vrouwelijk schoon! Op een zaterdag was het dan zover. Enkele buurmannen hielpen om de poten van het paard, dat eerst met een spuitje verdoofd was, samen te binden. Daarna werd Kelly voor eens en altijd van zijn juwelen beroofd. Zijn poten werden terug losgemaakt, en de mannen kwamen naar binnen om een borrel te drinken. We stonden aan de grote schuifpui, die een uitzicht had op de weide. We keken toe, hoe hij langzaam uit zijn verdoving ontwaakte en probeerde op zijn poten te gaan staan. Nadat hij de nodige keren terug omgekieperd was, lukte het eindelijk en wat deed mijnheer????Wankelend maar zonder verpozen liep hij naar de omheining, ging op zijn achterpoten staan en met zijn voorpoten tegen de draad klauwen. Het gevolg liet niet op zich wachten want hij viel met een zwaai tegen de vlakte. Zijn driften waren natuurlijk niet mee verdwenen en dat heeft nog enkele dagen geduurd vooraleer die afnamen!! Of zou het tussen zijn oren gezeten hebben? Twee weken na de gebeurtenis ging de bel van de voordeur. Er stond een man van middelbare leeftijd aan de deur. Hij was vergezeld van een jongere gast, die later zijn zoon bleek te zijn. Of wij soms een zwarte Welsh hadden, die als dekhengst dienst gedaan had. Ja, die hadden wij. Of ze die aub konden kopen en zij waren bereid om er een proper bedrag voor neer te tellen. We konden eventueel in ruil ook een van hun paarden krijgen! We hebben de man aan zijn verstand moeten brengen dat Kelly aan die plichten niet meer kon voldoen. Spijtig voor iedereen maar het meeste voor Kelly natuurlijk.
De exodus naar zuiderse landen is weer op gang gekomen en dat is niet eens zo onbegrijpelijk, als je ziet met welk weer we hier weer gezegend zijn. Automatisch gaan mijn gedachten dan naar vakanties in onze jongere jaren. We werkten allebei en waren door bedrijfsverloven ook verplicht om tijdens de drukste en duurste periode van het jaar op verlof te gaan. We zijn heel veel jaren met de auto naar het zuiden gereden maar hebben ook verschillende keren het vliegtuig genomen. Ik denk dat onze zoon een jaar of 5 was en we waren op verlof in Salou. Het hotel, waarvan ik de naam heb vergeten, lag buiten de stad , waar verschillende nieuwe hotels bijeen lagen. Ons onderkomen lag niet ver van het strand en als je het zwembad beu was kon je naar het strand trekken met alle attributen, die je nodig dacht te hebben. We hadden in het hotel kennis gemaakt met veschillende koppels. Een Armeniër en zijn franse vrouw, een Perziër (Iranees) Ferydun met zijn duitse vrouw Ursula, en twee kinderen, Nana en Daria, een paar uit Brussel en een paar uit Leopoldsburg. Het was een mengelmoesje van frans, duits, en nederlands dat over en weer vloog maar het gezelschap was kleurig, letterlijk en figuurlijk , en aangenaam. Elke avond zaten we samen en werden er moppen verteld en iedereen deed dat in zijn eigen taal. Van mijn man en mij werd dan verwacht dat we die omzetten in de twee andere talen. Als je dat elke avond moet doen, dan heb je behoorlijk werk geleverd, dat kan ik jullie wel vertellen! Lieve deugd is me dat een karwei!! Niettemin hadden we het erg gezellig. Overdag werd er minigolf gespeeld en heel veel gezwommen, geluierd en gezonnebaad. Als je een gans jaar uit werken gaat kun je zo'n luiervakantie erg goed gebruiken. Heel veel aandacht ging naar onze zoon, die zich als een vis in het water voelde en in die tijd zwom als een hondje, hetgeen hij zich zelf had aangeleerd. Tussen Daria, de achtjarige zoon van de duitse moeder en iranese vader klikte het erg goed en ze amuseerden zich dan ook bijzonder goed samen. Nana hun kleine dochter kikte op mijn man en zat voortdurende bij hem op de arm. Op een dag waren we met z'n allen naar het strand gegaan, zodat de kinderen ook wat zandkastelen konden bouwen. We lagen allemaal wat te soezelen en Nana was in slaap gevallen op de stranddeken. De jongens speelden een eindje verderop. Opeens kwam Ursula op ons afgelopen en wees ons op een rubberboot, die zij meegenomen hadden naar het strand. Een heel eind in zee dobberde de boot en Daria en Serge zaten er in. We wenkten dat ze terug moesten komen maar zij wenkten vrolijk terug! En de boot dreef hoe langer hoe verder de zee in! We riepen en zwaaiden, maar de kinderen hadden geen flauw benul van wat wij wilden. Ursula, ook al totaal in paniek, vroeg mijn man om hen achterna te zwemmen en hen terug te halen. M. kan wel redelijk zwemmen maar niet om die afstand af te leggen en dan tegen de stroom in de boot met twee kinderen naar land te trekken. Ursula, een zeer goede zwemster, was die morgen zelf afgedreven op een luchtmatras en had met de grootste moeite terug aan land kunnen komen. Ze had toen zoveel krachten verspeeld, dat ze het nu niet meer aandurfden. Ferydun, haar man en ik, konden ons boven water houden en daarmee was alles gezegd. Dus van een reddingspoging van onze kant was totaal geen sprake. We raakten vreselijk in paniek en riepen en schreeuwden. Ik zal nooit meer dat gevoel van machteloze angst vergeten, dat toen door me heen vloeide. Het stroomde van mijn kruin naar mijn tenen en liet een koud en dodelijk gevoel achter. De boot werd hoe langer hoe kleiner en de kinderen leken ver-weg-stippen. Er hadden zich reeds mensen rondom ons verzameld en iedereen probeerde raad te geven maar om de kinderen en de boot zwemmend terug te halen, daar hoefden we zelfs niet aan te denken, want dat was gewoon onmogelijk. De angst en vertwijfeling snoerde me de keel dicht en je bent niet eens in staat om te wenen, want alles binnenin je is geblokkeerd en verstard. Opeens zagen we ver weg een plezierboot met mensen aan boord . Hij naderde snel en had de kinderen opgemerkt. We konden niet echt zien wat er zich allemaal afspeelde, daarvoor was alles te ver weg, maar na een tijdje zette hij koers naar het strand en bracht de twee jongens en de rubberboot naar ons terug. Veel kan ik daar niet over vertellen, want ik denk dat we allemaal in shock waren. De jongens waren zich niet eens bewust geweest van het gevaar, waarin ze verkeerd hadden. Want ze hadden allemaal schatten gezien in het water en ze vonden het een geweldig avontuur dat ze opgepikt waren door de plezierboot. Onze zoon had van een dame aan boord een prachtige bal gekregen, en dat wist hij jaren nadien nog te vertellen. Ze begrepen overigens niets van de alteratiedie ze veroorzaakt hadden, want zij waren lijk echte piraten met hun boot de zee opgegaan! Het hoeft waarschijnlijk geen betoog, dat die rubberboot niet meer meeging naar het strand en onze twee avonturiers behoorlijk de les gelezen kregen en nauwgezet in het oog gehouden werden voor de rest van de vakantie. Een vakantie, die zonder meer in een drama had kunnen eindigen.