Mijn boeken
Inhoud blog
  • 5.2.3., tweede deel
  • 5.2.3., eerste deel
  • 5.2.2.
  • 5.2.1., tweede deel.
  • 5.2...5.2.1., eerste deel

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    populaire geloofshandleiding
    29-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.8

    4.1.8.

    Levende werken: steeds verder vervolmaakt

     

    -         Hiertoe bidden wij ook te allen tijde voor u, dat onze God u de roeping waardig acht en met kracht alle welgevallen in het goede en het werk des geloofs volmake (2 Thess. 1:11).

     

    Dat ándere land met die andere mogelijkheden, die nieuwe levensstijl met dat nieuwe werk: het moet wél even wennen. Om je thuis te gaan voelen, kóst moeite, maar het is die moeite waard!

     

    De Christenen in Saloniki, waaraan Paulus hier schrijft, hadden er al aardig de slag van te pakken. Wanneer mende verzen vóór onze tekst leest, komt misschien déze gedachte op: nou, nou… goeiemorgen!

    -         Zou een ver gevorderd Christen God altijd kunnen danken voor ‘mijn’ toenemend geloof en ‘mijn’ liefde jegens medegemeenteleden (:3)?

    -         Zou hij bij anderen eigenlijk een beetje kunnen ‘geuren’-net zoals Paulus hier- met ‘mijn’ volharding (:3)?

    Mogelijk zal iemand wat stil zeggen:

                “Over míj moet de voorganger –terécht-  nog wel eens zuchten (Hebr. 13:17).”

    Wel, als dat zo is, hebt u nog wel het een en ander te doen, voor u op deze hoogte bent: de hoogte dus, waarop de mensen in Thessalonica (Saloniki) zich bevonden, waardoor Paulus gewoon een beetje ‘trots’ op hen was.

    Maar: bent u dán klaar; waren die mensen in Saloniki kláár?!

    De korte inhoud van de nu te ontwikkelen gedachte is: de door God gewilde en door wedergeboorte mogelijk geworden goede werken kunnen –door vuur gelouterd- volmaakt van kwaliteit worden. Er is méér, dan tot dusver ontdekt.

     

    Nu niet kribbig worden; niet roepen:

                “Is het dan nóóit genoeg?!”

    Dan legt u namelijk de klemtoon verkeerd. Het klinkt heel anders, veel meer positief, wanneer gezegd wordt:

                “Er zijn altijd nog méér mogelijkheden.”

    U zít op een goed spoor met uw bekering en wedergeboorte, u hébt door Gods genade al véél bereikt, maar u kunt altijd nog verder (Phill. 3:16).

    Want wat zegt Paulus allereerst in onze tekst tot deze gelovigen, die toch al zó’n eind gevorderd waren? Hij zegt níet:

                “Zeg lui, zo is het wel genoeg. Nu even in de vrijloop!”

    Nee, hij zegt:

    “Ik bid, dat jullie helemaal door de eindkeuring komt, dat je gaat behoren tot de allerlaatste selectie. Ik bid, dat je uiteindelijk van de hoogste kwaliteit bevonden wordt. Ik bid, dat je –na voltooide training- kunt meedraaien in de inner-inner-circle, de binnenste kring, de absolute kerngroep.”

    Dáár –in die lijfwacht- zijn de gelovigen verzameld, die bij Jezus’wederkomst in zijn verheerlijking delen. De andere mensen hebben nog net even tijd om verbaasd te roepen, dat zij hun ogen niet geloven (2 Thess. 1:10). Maar direct daarop (1 Cor. 15:51, 52) zijn deze middelpuntschristenen al weg, de onzienlijke wereld in (1 Thess. 4:17).

    Samen met –toch nog- een schare, die niemand tellen kan (Op. 7: 9), vormen zij het ontvangstcomité (Op. 19:14). Och, er wordt wel een getal genoemd voor deze gezegenden: 144.000 (Op. 7:4). Dat is echter zinnebeeldig, om een totale vólheid aan te geven. Gelukkig maar, anders zou het knap sneu zijn, om nummer 144.001 te zijn.

     

    Wat zegt Paulus verder?!:

    “Ik bid, dat God jullie twee dingen geeft:

    -         plezier erin, om het goede –de goede werken- te dóen

    -         bekwaamheid, om de goede werken steeds meer volmáákt te doen.”

     

    Wat waard is om gedaan te worden, is waard om góed gedaan te worden. Deze fijne gelovigen mogen klaarblijkelijk aangemoedigd worden om door te gaan. Dan is het echter óók toegestaan om ú daartoe aan te sporen.

     

    Het opnieuw geboren worden heeft u al ‘goesting’ gegeven om Gods gedachten –gepland ín u-  om te vormen tot Gods werk, verricht dóór u.

    U merkt echter, dat er nog te veel bijmengstel is. In beginsel is er al iets veranderd. U doet geen dode, nietswaardige werken meer met een vriendelijk sausje van toch echt wel goede bedoelingen.

    U doet lévende werken. Maar volmáákt zijn ze nog allesbehalve. Er zit nog veel nietswaardigs bij. Toch: de kérn is goed; vroeger was die verrot.

    Hoe doet u nu dat schuim weg van het edel metaal? Daar moet smelthitte aan te pas komen:

     

                Hetzelfde vuur:

    -         verbrandt het hout

    -         verhardt de steen

    -         en loutert ’t goud.

     

    Wees niet bang voor het vuur, de laaiende vlammen van onbegrip, lastercampagnes, roddelpraatjes, minachting. Blijf zélf begripvol, beminnelijk, hoffelijk, kwets zélf niemands gevoel (1 Cor. 13:5).

    U bent geen ‘Neezegger’, (zie in deel een-twee: 1.6.6.). Hoon, spot, pootje haken, listen en lagen, ze zullen u niet verbitteren en verharden.

    U bent geen onvolgróeide ‘ja-zegger’. Kleinering, verdachtmaking, woordverdraaiing, negéren: zij zullen uw moed niet veranderen in een hoopje as.

    U bent een ‘ja-zegger’, -zie deel een-twee: 1.6.7.- die groeit en gróeit. Misverstanden, indianenverhalen, schending van vertrouwen, besmeurende brieven: zij zullen uw liefde voor andere mensen niet doven. U zult ook uw bestrijders geestelijk leren liefhebben met een warme, praktische, nuchtere, eerlijke liefde. U zult zien, dat bij elke keer, dat u ‘gesmolten’ wordt (Zach. 13:9), het slakkenvuil van onedele bijmengsels minder wordt. Zó gaan uw goede werken naar de volmaaktheid toe.

    ………

    Een voorbeeld maar weer:

    Aan zijn goede trouw ten aanzien van God en Jezus behoorde éigenlijk niet getwijfeld te worden. Jaren al was hij met Hen onderweg. Toch was er rondom hem de sfeer van… o… díe…!:

    -         een onbegrijpelijke vent

    -         moet vroeger helemaal niet gedeugd hebben… er gáán verhalen…

    -         hij heeft al heel wat keren een greep naar de macht gedaan. Overal is hij al met ruzie weggegaan

    -         hij is een beetje merkwaardig, onaangepast hè.

    Hij wíst wel, hoe het kwam. Toen hij pas bij de Heer in de leer was, hád hij ruzie gemaakt, wás hij een ‘trouble shooter’. Hij wás iemand geweest, die moeilijkheden veroorzaakte, die ze als het ware tót zich trok. Hij had er zich mee verzoend, dat hij dat vroegere ‘imago’ bij zijn leven wel nooit meer zou kwijtraken.

    Naar aanleiding van die beeldvorming was indertijd een proces begonnen van:

    -         de vergetelheid induwen

    -         weg manoeuvreren

    -         uitschakelen.

    Nu hij allang totaal veranderd was, ging dat proces toch nog altijd door. Men gaf hem steeds minder de ruimte, níemand nam hem meer ernstig. Men vroeg hem nog wel eens naar zijn oordeel over dit of dat, maar ook dán was het ‘uitkijken geblazen’. Wanneer hij in de gevallen zijn mond maar ópen deed, werden zijn woorden verdraaid. Voor goede munt werden ze daarna verkwanseld aan mensen, die oor hadden voor ontluisterende leugens.

    Hij begreep zo goed de meer algemene strekking van de zegswijze: eens gestolen, altijd een dief. Eén keer was van hem –eigenlijk ten onrechte- het beeld gevormd van: een lastig mirakel. Velen om hem heen sloofden zich uit om aan dát beeld steeds meer reliëf te geven.

    Dat het niet klopte met de werkelijkheid, daarmee eigenlijk nooit geklopt hád, dééd er niet toe. Inzichtverandering was te inspannend en daarmee basta!

    … En tóen gebeurde het wónder:

    -         Dat vuur van geringschatting en lacherige verachting bracht hem niet tot wanhoop, maar tot een stille lach, een zachte humor.

    -         Haast meesmuilend kon hij soms tot Jezus zeggen:

    “Heer, U hebt gewaarschuwd, dat eer van mensen de mogelijkheid wégneemt, dat U ook nog eens eer gaat geven (Matth. 6:2). Wel, wat dat betreft, zit ik bepaald gebeiteld.”

    En dan was er geen spóór van zelfbeklag in zo’n ontboezeming. Ergens was er wél iets van een vage geamuseerdheid, een verbáásde vrolijkheid.

    -         Hij kon het hébben, wanneer een medegelovige hem weer eens pijn deed. De tien procent waarheid in de bejegening nam hij ter harte, voor de rest had hij begrip, hij bleef vriendelijk (1 Cor. 4:13) en beleefd.

    -         Hij nam het kruis van het onderschat worden (zeer terzijde: 1 Pr. 9:15) blijmoedig op (Matth. 10:38). Hij kwam tot het inzicht, dat deze ervaring zíjn aandeel was in het lijden, dat de gemeente van Jezus nu eenmaal had te doorstaan om tot volheid te komen (Col. 1:24). Hij keek naar de vele zegeningen, die hij op allerlei gebied genoot.

    -         Hij gaf liefde, ook al leek hij niets terug te ontvangen. Het ging hem als Mozes, zijn driftige opwinding van vroeger (Ex. 2:12) veranderde in zachtmoedigheid (Num. 12:3). Die zachtmoedigheid werd uitgelegd als een ‘L. Rozewater-mentaliteit’ of als ‘masochisme’. Het deerde hem niet. Hij wíst, dat hij geen zak-van-een-vent of een zelfkweller was. Daarom kon hij blijven bidden voor alle verkeerd oordelenden. Hij leerde iets begrijpen van die grote Voorganger, die in het uur van het gróótste onbegrip kwam tot het díepste gebed (Luk. 23:34).

     

    Tóen merkte hij, dat bij elke smeltgang minder slakken kwamen bovendrijven. Zijn goede werken werden van hoger karaat. In de spons van zijn leven werd niet mínder geknepen dan voorheen. Het water, dat er uitkwam, was echter minder vuil.

    Volmaaktheid begon zich baan te breken…

     

    29-11-2008, 17:13 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.7.

    4.1.7.

    Levende werken: uit heldere bron vloeiende

    -         Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zóekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, níet die op de aarde zijn (Col. 3:1, 2).

     

    Eerst weer even een plan de campagne: de wedergeboorte geeft de mogelijkheid om werk te doen, dat blijft, dat zoden aan de dijk zet. God wíl zulk werk. Dat werk ís duurzaam, omdat het is opgebouwd uit het beste materiaal, dat zich maar dénken laat.

     

    Paulus spreekt hier tot mensen, die zich maar niet alleen hebben toegekeerd naar God, maar die verder zijn gegaan. Zij hebben Gods vrijmakende kracht dieper beleefd dan alleen door de bekeringservaring. Zij zijn niet aardsdenkend gebleven.

    Aards blijven denken kán. Zelfs bekeerde mensen kunnen nóg met een ketting vastzitten aan een diep in de grond geheide betonpaal. Zíj niet, hún ketting is gebróken. Diep beneden staat machteloos de lege paal.

    En tóch: tegen die vrije vogels moet gezegd worden: niet alleen spelevaren nu, niet alleen lekker door de lucht zeilen, duikvluchtje zus, stijgvluchtje zo. Nee, ook hier moet gewérkt worden. Allez luitjes, aan de slag. Je bént in de hemelse sfeer, nu ook op zoek naar de bestanddelen ván die sfeer. Altijd blijven kijken naar Jezus (Hebr. 12:2). Altijd de ogen gevestigd blijven houden op God (Ps. 123:2).

    Dan zie je ook de dingen, die van je verwacht worden. die werken behoren bij je Broer en bij je Vader.

    Rank aan de wijnstok (Jezus), wil je ‘werkelijk vrucht dragen? Zuig dan via die Wijnstok de sappen in van de bodem, die de Landman –God- hééft gereed gemaakt (Joh. 15:1). Zó zoek je de werken, die God voor je heeft klaargelegd (Ef. 2:10). En hoe breng je die vrucht vóórt?! Door de sappen, die je opzuigt, ook goed te doorpróeven. Overdénk Gods arbeidsplan voor jou, verwerk het innerlijk. Zó word je bekwaam gemaakt om andere mensen te trekken door je stralende houding, je vriendelijke hulp, je voorkomende manieren; die doen véél meer dan woorden.

     

    Tot zover Paulus’ woorden, die ik met wat verdere aan de schrift ontleende gedachten heb aangevuld. Ik ben van oordeel, dat zoiets best even mag.

     

    Laten wij een en ander nu eens toepassen op u en mij. De goede werken, die God voor óns heeft klaarliggen, vinden hun oorsprong in gedachten, die afkomstig zijn uit de sfeer van God en van Jezus. Daar is de situatie van het totaal niets van doen hebben met zonde, bederf en verderf. U kúnt geen zuiverder materiaal krijgen.

    Aardse werken staan altijd open voor invloeden, die wél van doen hebben met zonde, bederf en verderf. Tallozen begonnen met de beste voornemens, na hun bekering. Terwijl zij bézig waren echter om van hun omkeer te getuigen, sloop fanatisme binnen in hun brein, een ketting ketende hen vast aan een paal. Zij werden scherp, onverdraagzaam, hoogmoedig, hooghartig. Ze zeiden tegen hun toehoorders, dat deze vast en zeker verloren zouden gaan, omdat ze bepaalde –inderdaad essentiële- dingen anders zagen. Maar doordat ze zelf geen liefde hadden, werd hun eigen, juist zo opgeknapte toestand weer snel meer zorgwekkend.

     

    U niet, wedergeborene, u hebt door Gods genade uw vleugels gebaad in zijn zonlicht; u vliegt nu aan op zijn voedsel, zijn werkplan voor u. Dáármede vúlt u zich, dáárdoor komt u in steeds betere conditie. Liefde, verdraagzaamheid, ootmoedigheid, nederigheid, maken u geschikt om vrucht te dragen. Daar begínt al iets te bloesemen, te bloeien, … een bloembodem zwelt op. Zó draagt u vrucht voor Jezus. U strooide niet met hel en verdoemenis, zoals sinterklaas met pepernoten. Iemand echter hoorde uw woorden nam uw levenshouding waar, genoot van uw hulp, verkwikte zich aan uw manier van doen. Die iemand ging zélf nadenken. U hoefde hem nergens van te óvertuigen. Gods Geest overtuigde hem van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8).

    U hoefde alleen maar te gétuigen. Die goede, levende werken van u deden hun werk. Ze vloeien uit zulk een onverdachte bron, ze zijn zó kristalhelder, zó rijk aan voedende stoffen. U –rank- zuigt ze op uit de Wijnstok en geeft ze door aan de vrucht. Die vrucht wordt van ú afgeplukt, wéggeplukt. Zij was immers niet uw bezit, maar het eigendom van de Landman. Geeft niet… een nieuwe vrucht tekent zich al weer af.

    Klaar… gezond… bruisend… stróómt het goede werk van God door u heen. Het welt op uit een onuitputtelijke, zuivere, gezond makende bron (Ez. 47:1).

     

    Er was eens iemand, die zich bekeerde. Hij was altijd een onopvallende, wat kleurloze man geweest, maar nú betékende hij iets. Hij kwam in samenkomsten, waar grote predikers in de naam van Jezus zieken genazen. Hij vertelde ervan. In zijn familie werd wat narrig gereageerd. Spotzieke verwanten zetten hem klem. Híj echter vond het wapen bij utstek:

                “Zondaars”,

    beet hij hun toe:

                “Jullie gaan allemaal naar de hel!”

    Daar kwam ruzie van. Dapper zei hij, dat hij het kruis droeg, dat ook Jezus had gedragen. Hij zag namelijk nog niet in, dat hij het kruis van zijn eigen bemoeizucht droeg (1 Petr. 4:15).

    Ongeduldig, uit de hoogte, striemde hij zijn vader en zijn broers met steeds hardere woorden… zíj werden steeds dwarser.

    Hij kwám echter tot bezinning. Hij werd zó wanhopig onder de situatie. In nachtenlange gebedworstelingen offerde hij zijn poeha, zijn hoog-van-de-toren-blazen, zijn getoeter op dat blikken trompetje.

    Tóen entte God dit miezerige rankje op die grote, prachtige Wijnstok (Rom. 11:17).

    Door de verstopte, dichtgeslibde haarvaten begon het genezende sap op te stijgen. Het duurde gelukkig heel lang, voor hij zijn jongere broer weer eens tegenkwam. Die begon direct:

                “Hoe is het, moeten wij allemaal –pa inbegrepen- nog zo nodig naar de verdoemenis?”

    Toen zie hij:

                “Joh, ik schaam me zo, vergeet al die dikke woorden. Het was zo dood… zo dóód!”

                “Ik snap er niks van”,

    zei de broer:

                “Hoor je dan niet meer bij Jezus, zoals jullie dat noemen?!”

                “Jawel”,

    zei hij:

    “meer dan ooit. Nu begin ik pas te leven, nú gaat er lévend werk uit mijn handen komen.”

    “Je bent toch een wispelturig baasje,”

    hoonde de broer:

                “zeker weer een nieuw soort dominee gehoord!”

                “Laten we gaan schaken,”

    antwoordde hij:

                “net als vroeger.”

    En ná dat schaken kwam er tóch een gesprek.

    22-11-2008, 15:13 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.6

    4.1.6.

    Levende werken: hoog gekwalificeerd

    -         Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergééfs is in de Here (1 Cor. 15:58).

     

    Paulus begint deze groep gedachten met enkele stellingen:

    -         mensen, die ‘ziels’ denken, kunnen niet wérkelijk in Gods heerlijkheid ínkomen (:50);

    -         mensen, die alleen maar op áárdse wijze kunnen overleggen, bekeerd of niet, missen het feest van het bewust en positief meemaken van de tweede komst van Jezus (:52).

    Ná die stellingen zegt hij tot zijn toehoorders: Dáárom, broeders en zusters; blijf stáán, láát je niet omgooien, láát je niet meesleuren door de stroom. Stá niet te schudden als een wrakke boom in de storm, trotseer élk noodweer, wees in levende werken overvloedig. Voor goed werk in de maatschappij word je over het algemeen toch uiteindelijk wel beloond. Voor goed werk in Gods koninkrijk word je vast en zeker beloond.

     

    Levende werken; werken, die voortkomen uit een actieve band met God; wat zíjn ze belangrijk. Bekeerd te zijn is een groot goed: zonder follow-up’ –een vervolgfase- echter blijft er nog zoveel in de knóp steken. Zó veel, dat zou moeten bloesemen, vrucht zetten, vrucht dragen.

    God wil zo graag bij u werk zien, dat níet door uzelf verzonnen is. Werk, dat een echo is van zijn hoge gedachten.

    Wedergeboorte tilt de bekering uit boven het aardse denken, waarin de zich naar God tóekerende mens toch nog gevangen zit. Die wedergeboorte is iets geweldigs. Allerlei gedachten, die betrekkelijk en tijdelijk zijn, verdwijnen.

    Altijd geldende, eeuwige denkbeelden komen er voor in de plaats (:50).

    Het geestelijk opnieuw geboren worden legt de grondslag voor uw toetreden tot de voorhoede van gelovigen. Die stoottroep is erbij als ontvangstcomité, wanneer de bazuinen (:52) Jezus’ terugkomst aankondigen (zie in deel één: punt 1.6.7., band deel één plus deel twee).

    Wie zou niet wíllen doorbreken van de eerste verrukking van de bekering naar de diepere blijdschap van de wedergeboorte. Die is op háár beurt weer een traptrede naar nóg grotere feesten. Dáárom: het werk doen van de Heer; om weg te komen van het aan de ‘grond’ gekluisterde bestaan; om weg te stuiven van het bederf, dat die grond vergíftigt; om steil te stijgen naar de sferen van het niet-bederf.

    Daarom: niet zo nu en dan eens wat werk van de Heer, maar áltijd. Niet wat schrále activiteiten voor hem, maar een uitbundige, fonkelende reeks van daden.

    Dat maakt standvastige, onwankelbare mensen:

    -         Mensen, die Gods heerlijkheid beërven.

    -         Mensen, die de eeuwigheid kunnen vastgrijpen zonder die weer los te moeten laten (:53).

    -         Mensen die, als de tijd dáár is, uiterlijk onbeschrijflijk mooi, heerlijk, worden, omdat hun innerlijk al éérder mooi en heerlijk geworden is (:51).

    -         Mensen, die in staat, waardig zijn om op de grote uitnodiging te reageren (:52), terwijl anderen daar vergeefs naar húnkeren (Matth. 24:40).

    -         Mensen, die veel eerder dan de gelovigen uit de middenlinie en de achterhoede de dood overwinnen (:54,55).

    -         Mensen, die de wet van het ‘zélf proberen de dingen te doen’ hebben ingeruild voor een andere Zij hebben geleerd om onder Gods leiding hun daden –en wat voor daden- (Dan. 11:32) te verrichten. In vrijheid leven zij naar de wét van de vrijheid (:56) (Jac. 2:12).

    -         Mensen, die overwinnen, omdat zij dé Overwinnaar –Jezus Christus- écht volgen (:57).

     

    Zó hoog gekwalificeerd zijn de levende werken vóór de Heer en ván de Heer, dat zij deze gevolgen hebben.

     

    Nu zou u nog kunnen zeggen:

    “Jawel, jawel, mooi allemaal, beetje brallerig hier en daar’maar; het motief, komt dat niet in de verdrukking? Het grote motief was toch:

    o       dood werk: nee

    o       levend werk: ja

    Noem nog eens een voorbeeld van een dood en een levend werk. Ik wil duidelijkheid, geen wazigheid.”

    Hier komt uw voorbeeld:

    In zeker land was eens een grote demonstratie tegen iets, dat daar toentertijd erg in de belangstelling stond: de kernbewapening.

    Iemand overlegde bij zichzelf:

    “Ik doe mee, ben actief, sta niet kritiserend werkeloos langs de kant. Já… ik zál een spandoek dragen. Van nu aan zal ik kunnen getuigen, dat ik er zélf bij was! Ik zál tegen dat jagende hart van mij kunnen zeggen, dat het rustig en gerust kan worden. Ik deed immers, wat ik kón. Ik gáf mij, ik zette mij ín, ik heb er iets van gemaakt!”

    Eigenlijk wel leuk, maar toch niet de goede manier om vrij te komen uit moerassig denken, geruk aan je haren (4.1.5.), dood werk!

     

    Een ander overlegde:

    “Honderdduizenden op de been. Er zít iets in die hele beweging. Kernwapens zijn als middel erger dan welke kwaal ook. Maar daar gaat het nu niet om. Ik houd van Jezus, ik houd van God. Zíj willlen, dat het evangelie overál komt (Mark. 16:15), waar de mensen zijn (Spr. 1:20, 21). Hier zíjn die mensen. Wie zei dat ook weer:

    ‘Ik ben voor de Joden een Jood en voor de Grieken een Griek geworden, als ik ze maar kon rédden’. (1 Cor. 9:22).’

    Waarom zou ik dan niet voor de actievoerders een actievoerder worden?! Heer, wat wilt U, dat ik onderneem! Ik wil eerst met U overleggen (Spr. 16:3). Ja, ik wéét het: ik doe mee, bén actief, stá niet kritiserend, werkeloos langs de kant. Ja, ik zál een spandoek dragen!”

     

    En omdat hij jong was, werd zijn tweemans spandoek –want hij vond een gelijkgestemde- gewaagd en agressief met déze leus:

                “Kernenergie van Jezus in alle mensenkoppen

                hét middel tegen kernkoppen.”

    Stilistisch was die leus geen hoogvlieger. Het metrum zou nooit een schoonheidsprijs verdienen.

    Maar de kreet was wel zó opvallend, dat de t.v. hun doek er uitpikte met nog een vrij lang shot. Miljoenen zagen, tienduizenden lazen, honderden deden er hun voordeel mee: levend werk.

     

    16-11-2008, 18:43 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4..1. 5

    4.1.5.

    Levende werken: alomvattend

    -         Ik (Paulus) heb eerst hún, die te Damascus waren én te Jeruzalem én in het gehele joodse land én de heidenen verkondigd, dat zij met berouw zich zouden bekeren tot God en werken doen met hun berouw in overeenstemming. (Hand. 26:20)

     

    Deze gedachte – de vijfde uit groep 4.1.- moet dít thema als richtsnoer hebben: de wedergeboorte maakt ons bekwaam tot levend, zinvol handelen. God wíl dat ook van ons. Hij wil het in beginsel altíjd, óveral, op álle gebied, van álle bekeerden. Ik formuleer het maar even voor mijzelf, want anders raak ook ík de draad kwijt. Het is al vervelend genoeg, dat ú telkens moet zeggen:

    “Waar is hij nu toch mee bézig?! O, nu pakt hij zijn eindje weer op. Dat heeft anders wél even geduurd, zeg!”

     

    Paulus kreeg wel een héél duidelijke roeping van Godswege. U leest dat in de vorige teksten. Over díe roeping kan dan ook totáál geen misverstand bestaan. Híj wist precies, wat hij moest gaan doen: alle mensen overal aansporen en om hun leven te veranderen overeenkomstig de ontstane afkeer van vroeger handelen.

    Verreweg de meeste gelovigen krijgen hun levensroeping niet zo uitdrukkelijk aangereikt.

    Ook u –bekeerde en wedergeborene- zult wel eens denken:

    “Welke taak heeft God nu toch voor míj?! Waar ís dat goede werk nu, dat Hij –speciaal voor mij- klaar zou hebben liggen?!”

    Kom, laten wij het thema het thema laten. Samen slaan wij –eventjes maar- dít zijpaadje in:

     

    Om uw roeping te ontdekken, kunt u het best met héél voor de hand liggende dingen beginnen:

    -         gebed en bijbellezen: met God contact houden. Het eten, dat Hij aan u wil geven, gebruiken.

    -         Trouw naar de diensten van uw gemeente gaan. Zo houdt u voeling met medegelovigen.

    Een verstandige gemeente zal zéker niet élke avond op u beslag leggen. Naast de zondagmorgen stelt zij zich meestal tevreden met één avond. Zij houdt er rekening mee, dat u veelal tot een gezin behoort. Ook is het zo, dat kinderwerk enz. veel van uw tijd kan opslokken naast de bovengenoemde ‘centrale’ tijden.

    -         Terdege nagaan, hoe u andere mensen, die niet tot uw enge kring behoren, kunt gerieven. Zieken, bejaarden, hulpbehoevenden, mensen in nood opzoeken. Klaar staan om op bescheiden wijze te helpen: zo blijf u in aanraking met de hele mensheid.

     

    Als God u een opdracht wil geven, begint onder zekere voorwaarde –ergens op het paneel van uw leven- een lampje te branden. Die voorwaarde ís: het paneelgedeelte in kwestie behoort te zijn íngeschakeld.

    Stel: God heeft voor u als taak gedurende een bepaalde tijd: het verzenden van felicitaties aan gemeenteleden, die hun verjaardag vieren. U echter komt nooit ergens vást, dan gaat die opdracht níet door. Het kan echter óók voorkomen, dat u wel ergens vást komt, maar uw neus ophaalt voor dergelijk klein werk (Zach. 4:10).

    Dat moet u niet doen; ook dan kan het lampje niet aanflitsen. En: … wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Uw opdracht kan klein blíjven, nu ja: het zij zo. Een kleine opdracht in úw oog kan trouwens groot zijn in Gods oog. Ik heb overigens toch ook wel het vólgende zien gebeuren: mensen deden kleine karweitjes voor God; ze deden dat zonder berekening, zónder de idee: als ik dit nu maar aanpak, komt er best eens iets beters… nee, ze deden het uit liefde en omdat ze er zín in hadden om voor God bezig te zijn. En dan kwám er ander werk. Ze waren naar dat andere werk toegegroeid door áán te pakken.

    Ik zou er veel méér over kunnen zeggen, maar ik moet zó oppassen. Al die aanlokkelijke zijsprongetjes voeren telkens weer je aandacht weg. Terug naar ons thema dus:

     

    Paulus zei tegen iedereen in steeds ruimere kring:

                “Doe werken met je berouw in overeenstemming.”

    Die oproep klinkt ook nú tot ú. Uw berouw reikt immers díep?! U wílt toch al het kwalijke kwijt van uw vroegere weg door het leven?! Wel, dan ook bréken met alle vruchteloos werk om op eigen kracht uit de modder te komen.

    Baron van Münchhausen trok zichzelf met paard en al aan zijn haren uit het moeras. Dat zéi hij tenminste. Dat kón natuurlijk nooit! Ook voor hém, zelfs voor hém, was het onmogelijk eruit te komen, zonder een steunpunt búiten die neerzuiging. Zoveel mensen spelen ook tegenwoordig nog die Münchhausen-rol.

    Ze beloven zichzelf met nieuwjaar:

                “Nu ga ik mij niet meer zo kwaad maken en opwinden.”

    Rang… weer een ruk aan die haren.

     

    Pak de hand búiten het moeras maar liever. Ook bekeerden trekken zich nog dikwijls zó de haren uit het hoofd.

    Tja… en dan moeten ze later zeggen:

                “Ik kán de haren wel uit mijn hoofd trekken.”

     

    Maar wanneer u wedergeboren bent, zíet u die hand en wílt u en kúnt u die grijpen. God wil alle mensen helpen om op alle gebieden van hun leven te komen tot een kwaliteitsproduct:

    -         Liefdewerken zonder berekening;

    -         Geloofswerken zonder allerlei ‘ja maar’s’.

    Als u werkelijk –niet alleen met uw lippen- erkent, God bij uw verdere levensgang nodig te hebben, gebeurt er iets groots. Uw berouw over uw aardse, horizontale, besmette denken wordt beloond.

    Die beloning bestaat uit door de hemel geïnspireerde, omhoog wijzende, steeds gezonder wordende daden en woorden.

     

    Dan ziet u ook, dat u er maar niet bént, als u:

    -         In geloof op zieken de handen legt voor genezing;

    -         De gave van kennis, wijsheid of profetie gebruikt.

    Dan ziet u, dat het overál mogelijk –en nodig- is om geloofsdaden te stellen. Als u in financiële moeilijkheden zit, bedenkt u niet meer zenuwachtig het ene slimme plannetje na het andere: dood werk.

    Nee, u kijkt rustig na, wat Gód in deze situatie aan mogelijkheden voor u heeft. U tobt niet meer en wanneer de tijd dáár is, handelt u rustig volgens zijn aanbevelingen: levend werk.

     

    Zo te handelen is een plicht voor alle bekeerden… in Damascus… in Jeruzalem… in alle andere landstreken… het is ook een plicht voor ú.

    En: werken in overeenstemming met uw berouw zijn werken, die uw hele leven op een hoger plan brengen.

     

    08-11-2008, 19:17 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.4

    4.1.4.

    Levende werken: mogelijk geworden

    -         Brengt vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt (Matth. 3:8).

     

    Johannes de Doper was geen gemakkelijk heerschap. Naar een oppervlakkige beschouwing ook geen slimme tacticus. Moet men zich toch vóórstellen: hij is bezig, een opwekking te ontketenen. Zit er tussen al het gewone volk, dat daaraan deel wil hebben, opeens een stel hoge omes. Mensen, die leiding geven aan het culturele en maatschappelijke leven. Men zou zo zeggen:

    “Johannes: je kans: de dóórbraak. Pappen en nathouden; heel voorzichtig met deze dure jongens.”

    Maar híj niet hoor:

    -         Adderengebroed (satanskinderen), zíe je niet, wat hier aan de gang is?!

    -         Wérkelijke levensvernieuwing, ontstaan van de vrucht van een nieuw denken, dát is, wat hier gebeurt.

    -         Geen vrijblijvend vernisje over je leefsituatie, geen oppervlakkig ‘geëngageerd zijn’.

    -         Dit raakt aan de fundamenten, de oude zekerheden moeten eráán! (:9).

    -         Dachten jullie, op een kóópje de toorn van God voer jullie levenswijze te kunnen weg sussen?! (“7).

    -         Wilden jullie er zo graag bíj zijn om er gréép op te houden?

    -         Echte levensverbetering behoort een nieuwe, stralende levenswijze mét zich te brengen.

     

    Wel: even over dat zo-op-het-oog ‘tactloze’: wollig, diplomatiek gebabbel verdoezelt dikwijls tegenstellingen, die klaar-duidelijk hadden behoren te blijken. Rechtuit een mening uitspreken richt soms verrassend helder de schijnwerper op toestanden, die belichting nódig hebben. Waarom werd Johannes even zo fél?

    Deze volksleiders wáren een gevaar voor de opwekking. Ze zóuden de vaart eruit gehaald hebben. Het wás goed, dat Johannes daarop attendeerde. Tikje pittig, maar dat was zijn aard.

    Ik pas de striemende woorden van Johannes nu maar niet te uitvoerig op u en mij toe. In alle toonaarden heb ik u al het lied gezongen met déze inhoud:

    -         Met boze gedachten doortrokken mensen kúnnen niets van Gods rijk onderscheiden.

    -         Goede vruchten, levende werken, worden gedragen door een levensboom, die zijn wortels diep uitbreidt naar hemelse voeding (Ps. 1:3). Die goede vrucht is geen hobby, maar een noodzaak.

    -         Slechte vrucht wordt gedragen door een boom, die met opgebonden wortels zo wat oppervlakkig, de schrale bovengrond aftast. Telers van de dwergboompjes binden óók de worteltjes van de jonge plant op en het resultaat is: een dwergcypres in de vensterbank naast de clivia. Een reus in een bloempotje: wat een walgelijke gedachte. Slechte vrucht is niet een onschadelijk iets, maar een duidelijk gevaar (:10).

    -         Bekering is geen kwestie van een meer sociabel, meer aangepast gedrag. Het ís niet een verfje roef-roef, zonder schuren en plamuren over andere lagen heen gekwast.

    -         Bekering is afbranden, gronden, meerdere malen de deklaag aanbrengen met zorgvuldig gekozen materiaal.

    -         Bekering is doelbewust sloopwerk van oude, verpulverde fundamenten. In plaats daarvan nieuwe, sterkte kwaliteitsbetonelementen, zonder kans daardoor op betonrot.

    -         Bekering is geen kwestie van God iets tóe stoppen: kijk eens, ook wat voor ú. Het gaat hierom: in liefde zoveel mogelijk geven aan Hem, die in liefde álles gaf aan ons (Joh. 3:16).

    -         Bekering is niet meedoen met een nieuwe ‘trend’ om ‘in’ te blijven. Het is niet: via een soort lidmaatschap een vinger in de pap blijven houden. Het gáát niet om slimmigheid, maar om diepe bewogenheid. Het gaat niet om het handhaven van verworvenheden, maar om het prijsgeven daarvan.

     

    U, bekeerde, hebt door de wedergeboorte:

    -         Een nieuw begin gemaakt. Oude, bedorven gist, die uw levensbrood deed stinken, hebt u weggedaan. U viert feest, nu u goed gerezen brood eet met nieuwe, verse, schone, frisse gistbrokken (1 Cor. 5:7,8).

    -         Zóóóó diep gezocht, dat het water van de Heilige Geest binnen bereik is gekomen (Jer. 17:8).

    -         Door God al uw wortels laten losmaken. Nu buigen zij zich dáárheen, waar zij móeten zijn: in zijn levenwekkende invloedsfeer.

    -         U los laten maken van de idee, dat bekering goed is voor uw promotie en uw portemonnee.

    -         Zelf verbonden met de gedachte, dat een radicaal herboren worden uit God nodig is. Nú pas is er de vlam, waarin taaie, saaie, minderwaardige verfjes vergaan. Nú pas is er de grondlaag, die afrekent met elke tot dusver onuitwisbare afdruk. Nu eindelijk, laat deklaag na deklaag u warmer en warmer stralen.

    -         Een hámer gekregen: Wég mokert u nu de hele toestand van dít doen en dát laten om zo uit eigen kracht iets te bereiken. Met cement van liefde strijkt u het nieuwe fundament aan van ‘uit geloof geboren daden’.

    -         Geleerd, om oprecht, zonder bijbedoelingen offerbereid te zijn voor God en Jezus.

    -         De genade gekregen om vrucht te dragen in overeenstemming met deze heerlijke ontwikkeling.

     

    Even aftesten nu, of wij niet te ver zijn afgeweken van ons onderwerp:

    -         Wedergeboorte geeft kracht om van dode werken over te stappen op levende. God wíl het en het ís mogelijk.

    Het valt mee, we zijn nog tamelijk dichtbij.

     

    Wat bedóelde ik nu eigenlijk in het gedeelte hierboven. Hoe maak ik het wat meer tástbaar. Even weg daarom uit die hoge sfeer van zó net.

    Ik noem even iets concreets om alles wat minder wazig te maken. Toch doe ik dat met enige aarzeling. Het voorbeeld is zo magertjes na alle ferme woorden. U kunt dadelijk zeggen:

    ”Tant de bruit pour un omelet”.

    “ Al dat opgeklopte gedoe voor een gebakken ei.”

    Nu ja, vooruit toch maar:

     

    -         God wil, dat u zó handelt, dat Hij zijn Geest in U herkent. Hij wil bijvoorbeeld níet, dat u in een geestelijk gesprek alsmaar doordramt over uw stokpaardjes. U kent dat wel: vooropname: ja of nee. Het volk Israël een bepaalde eigen taak: ja of nee. Infra- of supralapsarisme –ja, zelfs die zijn er nog- en ik weet niet wat niet al.

     

    Goed, het kan eens te praat komen. Het wordt echter bedenkelijk, als u van elk gesprek een discussie probeert te maken om wéér eens gelijk te krijgen (1 Cor. 11:16).

    Zulk een houding is –op de keper beschouwd- wormstekig, voos, beurs, rot, pokdalig, wrang fruit. Dat mislukte fruit is de vrucht van een zieke boom. Het is het product van iemand, die mogelijk wel bekéérd is, maar niet wil afrekenen met negativisme, gebondenheid, verouderde opvattingen, zelfzucht.

    -         God wil, dat u in een geestelijk gesprek kunt lúisteren en bídden, terwijl de ander spreekt. En dán: uwerzijds: een woord op zijn pas (Spr. 15:23): gouden appelen op zilveren schalen (Spr. 25:11). Ach, ik doe maar een greep tussen dood en levend werk. Er zijn nog duizend andere voorbeelden.

     

    Gód gaf u de mogelijkheden, ú bent ze aan het gebruiken. Uw bekering was echt en diep, ging verder door tot wedergeboorte. Zulk een voortgaande bekering maakt vrucht mogelijk, die behoort bij een positieve levensverandering. Bij een gezonde boom behoort een gave, rijpe, goed-ogende, goedsmakende vrucht.

    Dát is het product van iemand, die jáágt naar wat geestelijk genoemd kan worden:

    -         nieuw élan

    -         vrijheid en reinheid

    -         eerlijkheid en nauwkeurigheid.

     

    01-11-2008, 19:14 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.3.

    4.1.3.

    Levende werken: innerlijk begeerd

     

    -         Uit zijn woonplaats ziet God naar alle bewoners der aarde. Hij, die hun aller harten vormt, die al hun werken doorgrondt (Ps. 33:14, 15).

     

    God ziet u…

    Nee… niet: big brother is watching you: grote broer kijkt naar je. Dat heeft de gevoelswaarde van: u wordt gadegeslagen door de grote, onnoembare macht, die zégt, dat hij u welgezind is.

    U hóeft niet te griezelen, alsof een soort superbrein u volgt.

    U hoeft niet bang te zijn, dat genadeloos wordt toegeslagen op een door u niet te voorzien ogenblik.

     

    God ziet u in líefde… pósitief.

    U gelooft het nog niet. U hebt een ingekankerd wantrouwen jegens Hem?! Kijk dan eens naar Abraham:

    -         Tweemaal jokt hij, dat zijn vrouw zijn zusje is (Gen. 12:13, Gen. 20:2). Hij kán het namelijk niet opbrengen om op Gods bescherming te vertrouwen.

    -         God had hem beloofd, dat uit zijn ‘wettige echtgenote’ een zoon zou worden geboren (Gen. 15:4, Gen. 17:16). Híj verwekt een kind bij een bíjvrouw (Gen. 15:4), (nu ja, juister gezegd: een slavin). Hij kan het namelijk niet opbrengen om op Gods beloften te vertrouwen.

    Tóch wordt later zijn twijfelloos vertrouwen in God geróemd (Hebr. 11:8-10).

    God is geen boeman, die u pakt op één keer of zelfs een paar keer fout gaan. Hij kijkt naar de algemene trend in uw leven.

    Is er een belijden:

                “Ik heb gezondigd, (Luc. 15:18)… maar tóch; u wéét het: ik héb u lief (Joh. 21:17).”

    Ja?! … dan zijn daar ook omhelzende armen (Luk. 15:20) en nieuwe opdrachten (Joh. 21:15-17).

     

    Dus: wéét nu, dat God u haarfijn kent. Híj was het, die de genen op de voor ú bepalende wijze liet samensmelten. Als er toch íemand kennis van uw wezen heeft, dat Híj wel! Maar Hij gebruikt die kennis niet als een onberekenbare, trouweloze, verraderlijke níet Vriend, maar als een betrouwbare, toegewijde Vriend op wie u kunt rékenen.

    Dat neemt uiteraard niet weg, dat u Hem niet straffeloos door uw daden kunt blijven uitdagen. Als uw gezindheid averechts blijft, zult u aan Hem een harde tegenstander hebben (Ps. 18:27). Uw uiteindelijk lot zal vreselijk zijn (Hebr. 10:31).

     

    Tot zover de eigenlijke bedoeling van deze tekst: uw Schepper is ook uw Rechter. Ik heb mij bij de bespreking –tot dusver- ook gewend tot níet-wedergeboren, níet-bekeerde toevallige lezers.

     

    Maar voor ú –doelgroep- nu een nadere bezinning met betrekking tot ons eigenlijke onderwerp:

    Goed kent úw werken. U bént bekeerd. U weet, wat u aan uw Vader in de hemelen hebt. Wat een Steun (Ps. 18:19), wat een Toeverlaat (Ps. 14:6), wat een Rots (Deut. 32:31).

    U wéét, dat Hij van u werken verwacht, die tintelen van hemels leven. U weet ook, dat u er voor wordt gereed gemaakt door de wedergeboorte. Van binnen brandt u van verlangen om Hem blij te maken, zoals Hij ú blij maakt.

     

    Er is maar één wens in u: …”Mijn lieve Pappie… mijn grote, machtige, Vader… wilt U mij helpen… wanneer U naar mij kijkt, naar dat innerlijk, dat U zo door en door kent… naar mijn daden… dan is dit mijn begeerte Heer, dat U verheugd zult zijn door wat U ziet.”

     

    25-10-2008, 17:23 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.2.

    4.1.2.

    Levende werken: een vanzelfsprekende zaak

     

    -         Ik (Jezus) wéét uwe werken (gemeente te Efeze)… én inspanningen… én uw volharding… én dat gij de kwaden niet kúnt verdragen, en hén op de proef hebt gesteld, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het níet zijn en dat gij hen leugenaars hebt bevonden en gij hebt volharding en hebt verdragen om mijns naams wil en gij zijt niet moede geworden… Maar: Ik heb tégen u, dat gij uw éérste liefde verzaakt hebt… doe weer uw éérste werken! (Op. 2:2-5).

     

    Direct zult u zeggen:

                “Hé, waarom heb je vers vijf niet volledig uitgeschreven?”

    Wel gewoon hierom: bij 4.3.1.2. ga ik daarop veel dieper in. Ik wil mijn kruit niet voortijdig verschieten. Daarom had ik die tekst nu eigenlijk liever helemaal niet gebruikt. Maar dat kón eenvoudig niet. In het geheel van ‘drie tot en met vijf’ is ‘vijf’ de bepalende tekst. Daar kon ik eenvoudig niet omheen.

    Ik zag er dus wel iets over, maar: mondjesmaat. Immers: drie en vier worden zó overheerst door vijf, dat ze eigenlijk wel eens te veel in de schaduw blijven. Dát is toch weer jammer: het licht dus óók eens op déze teksten:

    Wat dééd deze gemeente fijne dingen:

    Hoor maar… léés maar:

    -         men spande zich ín

    -         men hield vol

    -         men had de valse noten in de ‘gezinsharmonie’ direct in de gaten

    -         men tuinde niet argeloos in allerlei opschepperige praatjes

    -         men was niet bang voor een uit de hoogte: “Weet je wel, wie ik ben!”

    -         men kon geestelijk beoordelen en geestelijk ontmaskeren

    -         men kon allerlei tegenspoed verdragen, die het volgen van Jezus met zich bracht

    -         men riep niet moedeloos: “Als ik geweten had, dat er zoveel aan vast zat, was ik nergens aan begonnen.”

    En: dat was nog maar een flauwe afspiegeling van wat het geweest was en wat het behoorde te zijn. Wat moeten die ‘éérste werken’ dan wel geweest zijn!

    Zoals echter afgesproken, bewaren wij die tot 4.3.

    Maar: wat er nog van over is, dat is al heel indrukwekkend. De apostel beschouwt dit echter als zó vanzelfsprekend, dat hij de gemeente Efeze oproept, om van dat mindere, dat overgebleven wás, terug te klauteren naar het méérdere, dat was bedoeld en gedurende enige tijd ook gegrépen.

    Als u ooit dat méérdere wilt grijpen, is het tóch goed, dat wij dit vanzelfsprekend geachte ‘mindere’ eens nauwkeurig bezien. Laten wij nagaan, wát daarvan in ons christendom voorkomt:

    -         Inspanning: geregeld lezen in Gods goede boek (Deut. 17:19), de bóódschap daarin als het ware ópeten (Jer. 15:16), naar het goud van de diepe bedoeling delven, met het woord van God je gedachten willen doordrénken (Deut. 6:8).

    (Ik neem hier en in de nu volgende opsomming aan, dat de Efeziërs althans aan díe eisen voldeden).

    De wedergeboorte wil u tot deze inspanning leiden; níet tegenspartelen dus, níet lui zijn (Hebr. 12:15).

    -         Volhouden: niet direct weglopen bij een beetje tegenwind, niet om het minste of geringste een andere kring opzoeken, niet bij wat onbegrip of een misverstand ach en wee roepen. In uw gemeente blijven, zolang u daar nog echt iets vindt, maar –als u er blijft- ook niet mopperen of onrust stoken. Misschien zult u eens een groep ontgroeien en afscheid móeten nemen. In zulke situaties toch in ieder geval de hand van de Here Jezus blijven vasthouden.

    -         ‘Muzikaliteit: direct dissonanten van roddel, laster en verzinsels onderscheiden. De geboorte uit God geeft u een ‘muzikaal geestelijk oor’.

    -         Schranderheid: het hoofd kóel kunnen houden, wanneer een ‘goed gebekte’ een stortvloed van leuk klinkende woorden over u uitgiet. Níet direct denken:

    “Het zal wel fout zijn.”

    En ook niet:

    “Het zal wel goed zijn.”

    Koppetje erbij kunnen houden.

    Niet in tijd van ja-en-nee zijn omgepraat. Ook niet ‘bot afgesloten zijn als een oester’. Ook de jongens, die zo vlot zijn met de pen –zoals er hier een bezig is- góed in de gaten houden.

    -         Flinkheid: lafheid komt zo veel voor. Wanneer er iemand een groot woord heeft, schrompelen vele anderen voor hem ineen. Niet bedeesd zwijgen, ook niet onhebbelijk worden, hoffelijk blijven, maar wél beweringen willen toetsen aan de bijbel. Van dat toetsen níet afzien.

    -         Kennis: niet alleen: wíllen toetsen, maar ook kúnnen toetsen. Vriendelijk maar beslist opgeblazen ballonnetjes durven dóórprikken. Weten, dat zoiets werkelijke liefde is, óók jegens de ballonnenblázer.

    -         Nuchterheid: weten, dat een soldaat in het leger van Jezus geregeld wordt ingezet in de frontlinie. Vernederingen, kwetsende behandeling, uit-zijn-waarde-gehaald-worden, ondankbaarheid: die situaties niet langer ontsteld ontvluchten. Inzien, dat het een kogelregen vanuit de hel is. Maar één dekking zoeken: bij God (Ps. 144:2).

    -         Onvermoeibaarheid: niet na vijf, tien, twintig jaar zeggen:

    “Laat nu een ander zich maar eens laten koejeneren.”

    Nee, als u zeker weet, dat een níeuwe taak in Gods rijk u wacht: de schouders er onder, al zijn ook die schouders nog beurs van een eerdere vracht.

     

    Teruggedrongen van grotere hoogte, was de gemeente Efeze althans nog dáár. U wedergeborene: deze werken zijn voor ú: levende werken. U bent er nog naar op wég. Zeg niet:

                “Zo bezig zijn… maar at bereik ik nóóit.”

    Deze gezonde, dappere daden, ze spreken zo vanzelf: u móet ze bereiken en u wílt ze bereiken… en u kúnt ze bereiken.

    Sla de klimijzers in de rotsspleten, medebergbeklimmers! Boven aan het touw wordt krachtig en gelijkmatig getrokken. U zult nieuwe plateaus bereiken, nieuwe uitzichten zien. U zult ook ontdekken –o, u wéét het eigenlijk al- wie u zo krachtig hogerop brácht. U zult uitroepen:

    “Tot hiertoe heeft mij de Heer geholpen! (1 Sam. 7:12).

    God wilde van mij levende werken. Hij verwáchtte ze van mij. Door de wedergeboorte bond Hij mij vast aan zijn touw. Ik ben zo blij, dat ik mij heb láten vastbinden. Hij heeft mij nu verder naar zich toegetrokken met een koord van liefde (Hos. 11:4).

    ……

    Wat is het hier heerlijk… zo ruim… zo fris… hier hóór ik… dit is mijn niveau… dat spreekt toch eigenlijk vanzelf.

    Hé, daargínds: ik word gewénkt: er is nog méér perspectief. Langs deze wand maar verder (Phil. 3:16).”

     

    20-10-2008, 13:59 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.1.3.
    Levende werken: een fundamenteel begrip

    - Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken (Hebr. 6:1).

    God is het leven (Joh. 5:26). Jezus, de afstraling van Gods wezen (Hebr. 1:3), is het leven (Joh. 11:25). Van ons wordt verwacht, dat ook wí­j levend zijn in al onze uiterlijkheden: náár buiten en ván binnen.

    De tekst veronderstelt, dat wij al ver zijn, héél ver. In feite wordt er gezegd:
    "Mensen, we zijn toch eindelijk wel eens kláár met dat fundament hè; de muren kunnen nu toch onderhand wel eens worden opgetrokken?!"

    Laat u echter niet opjagen. Ga rustig na, of die als vanzelfsprekend veronderstelde fundering er bij u al lí­gt.
    U bént bekeerd; u bént wedergeboren; u stáát op de rots Jezus Christus, het niet na te bootsen algemeen fundament (1 Cor. 3:11). Door uw wedergeboorte is u dat allemaal glashelder geworden.
    U hebt wapenen en gereedschappen gekregen, die geestelijk zijn (2 Cor. 10:4). Een van die gereedschappen is een houweel met vlijmscherpe punt.

    In de onwankelbare rots begint u sleuf na sleuf uit te hakken voor uw éigen fundament.

    Zes sleuven. U vult ze met betonijzer. U giet er beton in, metselt de eerste steenlaag er op.
    ; dát is stevig aanpakken! Parelend zweet op de huid. Eelt in de handpalmen. Pijn in de spieren. Wie gaf u ooit het idee, dat u fluitend - met uw handen in uw zakken - achter Jezus aan het Godsrijk zou binnenkuieren?!
    Jezus, de grote 'Jonathan', hééft het baanbrekend werk gedaan: inderdaad! Glorie!! Voor u - zijn wapendrager - blijft er echter nog wél het een en ander te doen (1 Sam. 14:13). Maar: het loont! De rots Jezus is onwankelbaar (Matth. 7:24). Dát is nooit het punt geweest. Maar nú pas wordt u via uw eigen fundament hecht en onverbrekelijk met Hem verbonden. Deze hele vierde bijbelstudie gaat over het uithakken, het met vlechtijzer vullen, het volgieten, het iets ópmetselen van de eerste sleuf.
    Ja, mijn boemeltje heeft de tijd!
    U niet?! Goed, neem de expres dan maar.
    Toch geloof ik, dat u een keer hier afstapt, wanneer de tijd rijp is.
    Ik doe daar nu een beetje lauw over, maar ik bedóel het toch wat ernstiger. U kúnt de grondslag niet missen van het u áfkeren van alle zelfverzonnen, uit uw zielenleven voortkomende plannetjes.
    U hebt het fundament nodig van het u tóekeren naar de u door Gods Geest ingegeven voornemens. Die gedijen goed in uw gezond wordende geest.
    U hebt deze grondslag nodig, u kunt die niet missen, maar u behoeft die ook niet te missen. De wedergeboorte maakt mógelijk voor u, wat nódig is voor u.
    De wedergeboorte maakt het u óók mogelijk, aan Gods verwachtingen te voldoen.

    U zit nog wat te dubben: dat houweel, dat is figuurlijk bedoeld, dát snap ik. Maar hóe moet ik mij dat nu voorstellen;  en dat betonijzer,  het éérste stéénlaagje??
    Wel:
    - U bidt:
    "Heer, geef mij oog voor alle niet-ter-zake-doende gesloof, zogenaamd voor U." Door zo te bidden tilt u het houweel op.
    - U zegt:
    "Het plan voor een nieuw kerkgebouw. De campagne om het na voltooiing vól te krijgen: eens heel kritisch bekijken."Door zó'n evaluatie - samen met God- laat u het houweel neerkomen.
    - U komt tot dí­t besluit:
    "Heer, altijd éérst overleg met U. Dan is er iets bereikt van hoger waarde dan succes. Dán past mí­jn voornemen in úw voornemens."(Spr. 16:3). Nu bent u aan het betonvlechten.
    - Vóór elk 'beginnen met een plan' erkent u:
    "Uit mijzelf kan ik niets. Ik kan niet tegen allerlei vijandige omstandigheden op. Ik verwacht kracht enkel-en-alleen van U."(2 Kron. 20:12). Nu stort u beton.
    - Als een plan voltooid is, geeft u God de eer. (Jes. 42:8). Nú ligt het fundament afgestreken en met een opgemetseld eerste steenlaagje te wachten op méér.

    Twee slotopmerkingen hierbij:
    - Dat méérdere komt pas aan de orde vanaf bijbelstudie zeven; of ik ook boemel!
    - Dan nog iets, haast te kinderachtig om te zeggen: ga nu niet krampachtig doen. Of u bij elk plannetje:
    "Zal ik nú op pad gaan of wachten tot het ophoudt met regenen?"
    eerst uitvoerig de Heer zou moeten raadplegen.
    De Heer wijst u wel, hoe te handelen. Ach, ik sla u ook veel te laag aan. Sorry hoor.

    12-10-2008, 18:23 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.1.2
    4.1.1.2.
    Van het voorafgaande tot het nu volgende: een ontwikkeling volgens bepaalde regels

    Hoe behoort de ontplooiing te zijn van iemand, die met Jezus begint mee te gaan. Het komt mij voor, dat die ontwikkeling een bepaald stramien zal dienen te volgen. Ik meen, dat de 'ideale' gang van zaken als volgt is:
    - bekering, wedergeboorte, leggen van het fundament (aan dat laatste gaan wij nu beginnen)
    - doop in water, doop in de Heilige Geest en doop in vúúr, bijbelstudie zeven
    - geestesgaven, deel acht
    - geestesvrucht, deel negen
    - enz.
    God is immers geen God van wanorde (1 Cor. 14:33).
    Ontwikkeling van aards leven gaat volgens bepaalde lijnen. Er is geen reden, waarom het met de ontwikkeling van geestelijk leven ánders zou zijn.

    U zult mogelijk kunnen tegenwerpen, dat u dit in uw eigen leven niet zo ervaren heeft.
    U zou kunnen opmerken:
    "Ik was allang in water en in de Geest gedoopt. Ik sprák al in tongen. Toen pas kreeg ik oog voor de volledige toewijding aan de Heer: mí­jn kant van de wedergeboorte."
    Ik verwacht niet anders dan dat u iets dergelijks zegt; dergelijke ervaringen ken ik óók.
    De gang van zaken is in de praktijk altijd anders dan het grondpatroon, zoals ik dat hierboven omschreef.

    Toch heb ik de stellige gedachte, dat de Heer ons ieder 'station' wil laten aandoen. Eerder heb ik al eens gezegd:
    Ik heb mensen gekend, die al sommige Geestesgaven gebruikten. Opeens schoot het licht op hun spoorbaan op rood. Ze konden niet verder. Het bleek, dat zij zelfs zo'n volslagen onmisbaar éérste station als 'de bekering' waren voorbijgevlogen met die sneltrein van hen. Wat deden zij: terug naar áf. Daar stond de boemel. Stopte overal! Bekering, wedergeboorte, afzien van doods, nutteloos, aards geploeter- enz. Toen zij eindelijk en te langen leste weer terug waren bij dat rode sein, sprong het op groen.
    Ziet u, het is allemaal niet zo'n ramp. Als u zich maar wilt laten gezéggen (Jac. 3:17) komt het zelfs met de gekste situaties nog wel in orde.
    Nu weet ik niet, passagiers, hoe uw reisplan was. Misschien bent u als argeloos groentje gelijk in mijn boemeltje gestapt. Misschien bent u een uitgekookte tante. U was al ik weet niet hoevér. Toen stond er een sein op onveilig. U hebt het niet genegeerd. Gelukkig maar.
    Laatst was er dat geval van die goed begonnen gelovige, die door alle rode seinen reed. Negenhonderd mensen sleepte hij mee in de dood; een onveilig sein is maar niet niks.

    Toch zit u zich nu ietsjes te verbijten:
    "Ik was al zo lekker ver. En moet je nu zíen!: ah; meneer remt af; er is weer eens een halteplaats. Allemaal uitstappen. Een bof, dat de trein althans blijft staan en niet doorrijdt zónder ons. Dan kunnen wij na het rondneuzen direct weer verder. Kom; laat ik nu niet mopperen; dat éérste station: de bekering! Natuurlijk hád ik mij al bekeerd. Maar zoals nú! . Opeens dat inzicht in mijn tekorten; nee, dát was een ervaring, die ik voordien toch echt nog miste.
    En dan de wedergeboorte! Dat nieuwe als bruisend, gezond makend water, dat smurrie loswoelde en wegspoelde. Wat wás er nog veel vette drab, terwijl ik toch al de gave van kennis gebruikte!
    Daarom, niet zeuren. Rustig rondkijken. Wie weet, welke ervaringen mij hí­er wachten. Nu, hoe héét dit station. Ik zie een hele serie opschriften. Ik zal er maar eens een lezen."

    04-10-2008, 20:03 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4....4.1.1.1.
    Deel vier van bijbelstudie:

    HET NIEUWE LEVEN
    Wedergeboorte

    De bézem door alle doods, onnut gedoe;
    De lóper uit voor wat levend en nuttig is!

    Trait d'union met vorig deel:
    ...en toch; ik kón het niet laten; ik móest het zeggen:
    "Jan, ik denk aan de komende schoonmaak. Dan doen we zoveel waardeloos en overtollig geworden dingen wég. Nu wij bekeerd en wedergeboren zijn, behoren wij ook schoonmaak te houden van bí­nnen."
    (Joke in 3.8.8.2.).
    WEDERGEBOORTE: DE BEZEM DOOR ALLE DOODS, ONNUT GEDOE; DE LOPER UIT VOOR WAT LEVEND EN NUTTIG IS>


    Hoofdgedachten:
    Wedergeboorte brengt u vanuit het opvangcentrum in Gods rijk zélf.

    Gedachten:
    - Het zijn niet dode werken, die God verwacht, maar lévende werken 4.1.
    - Dode werken zijn vergankelijk, levende werken zijn onvergankelijk 4.2.
    - Levende werken kunnen verdonkeren tot dode. Echter ook dit: dode werken kunnen opvlammen tot levende 4.3.
    - Dode werken verheerlijken de mens, levende werken verheerlijken God 4.4.
    - Dode werken zijn vernietigbaar, levende zijn onvernietigbaar 4.5.
    - Dode werken leiden ní­et tot rechtvaardigheid, levende wél 4.6.
    - Dode werken leiden ní­et tot eensgezindheid met God; levende wel 4.7.


    4.1..
    Hoofdgedachte:
    Het zijn niet dode werken, die God verwacht, maar lévende werken

    Gedachten:
    - Levende werken: als grondslag onmisbaar 4.1.1.
    - Levende werken: een vanzelfsprekende zaak 4.1.2.
    - Levende werken: innerlijk begeerd 4.1.3.
    - Levende werken: mogelijk geworden 4.1.4.
    - Levende werken: alomvattend 4.1.5.
    - Levende werken: hoog gekwalificeerd 4.1.6.
    - Levende werken: uit heldere bron vloeiend 4.1.7.
    - Levende werken: steeds verder vervolmaakt 4.1.8.
    - Levende werken: eeuwig blijvend 4.1.9.

    4.1.1.
    Gedachte:
    Levende werken: als grondslag onmisbaar

    Overwegingen:
    - Wat voorafging, nog eens heel in het kort 4.1.1.1.
    - Van het voorafgaande tot het nu volgende: een ontwikkeling volgens bepaalde regels 4.1.1.2.
    - Geen dóde, maar lévende werken: een fundamenteel begrip 4.1.1.3.

    4.1.1.1.
    Wat voorafging nog eens heel in het kort

    Laten wij, voor wij aan dit nieuwe onderwerp beginnen, onze gedachten nog eens ordenen. Hóe ben ik ook weer begonnen?!
    Na de inleiding, (code 0) heb ik in bijbelstudie één eerst een raamwerk gegeen, dat zin geeft aan het hele gebeuren rond de mensheid.
    Wéét u het nog?!
    - God de Vader is zonder enig begin. Aanvankelijk was Hij alleen.
    - Eens begon Hij te spreken. Dit spreken was God de Zoon. God begon ook krácht te ontplooien. Die krachtontplooiing was God de Heilige Geest.
    - God schiep intelligente wezens, de engelen. Náást de geestelijke wereld schiep Hij de wereld van de stof, de materie.
    - God maakte zijn plan bekend om een wezen te scheppen, hoger en met meer mogelijkheden dan de engelen. Dat wezen was de mens.
    - Als gevolg van deze bekendmaking kwam er een opstand ónder en een scheiding tússen de engelen.
    - De opstandelingen / onder hun leider - 'Lichtdrager' -werden uit Gods nabijheid verdreven.
    - Als onverzoenlijke vijanden onder hun leider satan - de vroegere 'Lichtdrager'- proberen zij alles, wat God doet, kapot te maken.
    - Zij vernielden als eerste doelwit de planeet 'Aarde', die God als beginwoonplaats voor de mens had bedoeld.
    - God herstelde die aarde en schiep planten en dieren. Als bekroning van de overwinning van orde op wanorde creëerde Hij tóch: de mens.
    - De duivel - de satan - bracht de mens er toe, God ongehoorzaam te zijn en ontregelde de mensheid zo.
    - God de Zoon kwam onder de naam Jezus naar de aarde om de mensheid in beginsel te herstellen.
    - De duivel trachtte ook Hém te breken. Dat lukte niet. Die nederlaag werd voor de tegenstander het begin van zijn neergang.
    - Wij leven nú in de tijd, dat ieder afzonderlijk mens de mogelijkheid van herstel in eigen leven wáár moet maken.
    - Als een voorhoede van de mensheid dat herstel van eigen leven waargemaakt hééft, komt Jezus terug. Hij schakelt de demonen vrijwel volledig uit.
    - Hij consolideert de overwinning gedurende een lange periode van aanvankelijk herstel.
    - Aan het eind van die periode is er weer een proef voor velen, die eerder nog geen gelegenheid daartoe hadden. In het grote verband van die proef worden de boze machten definitief en volledig uitgeschakeld.
    - Er volgt dan een nieuwe periode van totaal herstel.
    - Aan de eindstreep dáárvan smelt een gelouterde mensheid, die haar doel bereikt heeft, samen met God.
    - God de Vader is dan vergezeld door velen. Aan die toestand van vrede en geluk komt géén einde.

    Deze verkorte opsomming geeft door haar onvolledigheid mijn bedoeling niet precies weer. Zij kan geen aanhechtingspunt vormen voor kritiek. Wilt u studie één herlezen, als iets in het bovenstaande u niet duidelijk is, of als u het ergens niet mee eens bent.

    U zegt misschien:
    "Hé, wat interessant. Ik hoop, dat hij die gedachten nader gaat uitwerken."
    U zult, wat dit betreft, iets teleurgesteld zijn door bijbelstudies twee en drie. Ook in deze vierde en vele, vele latere bijbelstudies zult u deze raamgedachten slechts verspreid aantreffen. Waarom zou ik ook nieuwsgierigheid bevredigen en aan werkelijke levensnoodzakelijke behoeften ní­et voldoen.

    In bijbelstudie twee heb ik een klein onderdeel van het met ((( aangegeven punt behandeld. Voor ik ook iets over ándere punten heb gezegd, zal er 'nog heel wat water door de Rijn zijn gestroomd'. Ik zal het u sterker vertellen: bijna de hele bijbelstudieserie - op het allerlaatste staartje na dan - zal dí­t punt betreffen.
    Ga u maar na: dat wáármaken van het nieuwe leven in de eigen persoonlijkheid, omvat héél veel: de bekering, het uzelf toekeren naar God is van vele slechts een eerste stap.

    In bijbelstudie drie behandelden wij de tweede stap: wedergeboorte. Wij gaan nu beginnen aan bijbelstudie vier. Die is eigenlijk een verdere uitwerking van wat hiervóór verteld werd over de wedergeboorte.
    Zo is het ook met de volgende bijbelstudies tot en met zes.

    27-09-2008, 20:55 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    20-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.7.4.
    3.7.4.
    Overwinning over élke vijand.

    - Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt, want Hij, Die uit God geboren wérd, bewaart hem en de boze heeft geen vat op hem (1 Joh. 5:18).

    Wat wéét die Johannes veel!:
    - hij dénkt niet, dat:
    - hij vermóedt niet, dat:
    - hij meent niet, dat:
    het ergens misschien ongeveer zo-en-zo zou kunnen zijn.
    Nee; hij wéét, dat het hí­er zeker en precies zo-en-zo í­s.
    Dit lijkt misschien ietsepietsjes aanmatigend, maar dat í­s het niet. Waaróm is hij zo zeker van zijn zaak? Hierom: hij weet zijn weetje wel. Zijn wedergeboren zijn is doende, hem een geestelijke deskundigheid te geven. Op grond daarvan zegt hij nú:
    "Iemand, die uit God geboren is, zondigt ní­et."

    Nu even opletten. Het laat zich voorstellen, dat er een wedergeborene is, die 'op zijn lijn moet letten'. Zijn vrouw helpt hem daarbij. 's Avonds laat opent hij zo stil mogelijk de koelkast voor 'toch maar een hapje'. Waakzaam roept zijn vrouw nochtans:
    "Wat doe je!?"
    Schaapachtig antwoordt hij: "O, niks!"

    Nee: niet direct roepen:
    "Hij loog; hij ging fout; zie je wel, dat het niet klopt! Hij zondigde wél."

    Bedoeld wordt in deze tekst, dat een wedergeborene vrij is van belangrijke overtredingen. Uiteraard zijn er ook verborgen onnauwkeurigheden. Dat zijn incorrectheden, die hij nu nog niet bij zichzelf in de gaten heeft.
    Hij zal echter leren om ook die te doorzien. Met Gods hulp zal hij ze van zich gaan verwijderen (Ps. 19:13, 14).
    Bovendien is er het vooruitzicht om ook boven domme struikelingen, zoals hier geschetst, uit te groeien (2 Petr. 1:10).

    Dus: een wedergeborene krijgt kracht om alles van zich te doen, waarvan hij zich bewust wordt, dat het fout is. Jezus, de Eerstgeborene uit de Vader, bewáárt zijn jongere broertjes en zusjes. Eerst beschermt Hij ze tegen grove misstappen. Hij gaat hen steeds intenser bewaren, naarmate zij meer meewerken. Sta Gods Geest daarom toe om uw innerlijke toestand tot in alle uithoeken te doorlichten. Dát is meewerken.

    De vijand -de boze, de duivel- patrouilleert rond het levenshuis van de wedergeborene. Vroeger -ach, die gouden tijd van tóen- konden de demonen zó naar binnen lopen.
    De buitenkant van zijn leven -zijn gedragingen, zijn presentatie naar de omgeving- was al helemaal geen punt. Alle muren dááromheen waren in ieder gevál ingestort (Neh. 2:13). Zijn eigenlijke woning -zijn ziel- was voor hen ook nagenoeg vrij toegankelijk. En: zelfs zijn diepste wezen -zijn geest- was niet veilig.
    Toen -bij de bekering- werd met de herbouw van de muur begonnen (2:17). Eerst leek het nog nergens op (4:3), maar de muur kwam op hoogte (6:15) en de deuren werden ingehangen (7:1). Toen de wedergeboorte wat ging vorderen was de tijd van 'de zoete inval' voor satan en zijn handlangers goed voorbij.

    U -wedergeborene- hebt echter nóg op afgelegen plaatsen voegen in uw muren, waar het cement wég is. Daar kán een breekijzer in. Door kleine slordigheden "wat doe je " "o niks" "wil je dan maar eens gauw ophouden met 'niks te doen'."- zijn er ongegrendelde ramen.
    Ook nú nog dringt er wel eens een inbreker binnen, maakt zich uit de voeten met de een of andere kostbaarheid. De volgende dag zegt u:
    "Waar zijn mijn blijdschap en mijn vrede. Gisteren had ik ze nog!"
    Maar buiten ziet u opeens de insluiper van die nacht met in de zak op zijn rug uw zekerheid en vertrouwen.
    Jezus wil u helpen, ook de laatste voeg in uw muur met cement van de hoogste kwaliteit en hardheid af te dichten. Als u Hem toestemming geeft, voorziet Hij elk raam en elke deur van een inbraakbeveiliging. Wanneer er maar een demon in uw túin springt, flitsen de lampen dáár al aan. Wanneer een inbreker mórrelt aan uw deur, gáát het alarm al met een directe verbinding naar uw steeds beter werkend geweten.
    U -mede wedergeborene- gaat naar een lichtende toekomst, zonder ongenode, langvingerige, moorddadige, ziekteverspreidende gasten.
    Klimijzer, koevoeten, glassnijders, valse sleutels, schroevendraaiers, maskers, vilten pantoffels, handschoenen, dievenlantaarns; ze worden tandenknarsend opgeborgen.
    "Bekeken zaak",
    gromt de bevelhebber:
    "Wij hebben geen vat op hem, tenzij hij in de toekomst de boel door zorgeloosheid zou gaan verwaarlozen. Voor het moment: afwachten en voortdurend in het oog houden."

    Ik neem echter aan, dat ze -wat u betreft- kunnen wachten tot ze een ons wegen. De overwinning over elke vijand uit het donkere bos smaakt immers veel te zoet.

    Wel, álles wat ik over de wedergeboorte wilde zeggen, heb ik nu wel gezegd. Ik wilde het woord nu maar geven aan Jan en Joke. Ik ben benieuwd, hoe zij déze klus klaren.

    20-09-2008, 20:54 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.7.3
    3.7.3.
    Overwinning over élk aards denken.

    - Al wat uit God geboren is, overwint de wereld. En dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons gelóóf! (1 Joh. 5:4).

    Wat is nu eigenlijk 'de wereld'. Sommige mensen denken dan allereerst en uitsluitend aan zulke dingen als:
    - disco gehos
    - biertje hijsen aan de bar
    - prins Carnaval kiezen.
    Als deze en dergelijke verrichtingen niet tot het eigen levenspatroon behoren, zou iemand kunnen denken:
    "Zo, ik ben vrij van wereldgezindheid."
    Maar zo eenvoudig ligt dat niet. 'De wereld' -die overwonnen moet worden- zit in uw eigen hersens. Het is een manier van denken: aardse overleggingen in plaats van hemelse.
    - Wanneer u zich rillerig voelt, grijpt u misschien direct naar een grieppoeder. Het komt niet bij u op om die infectie nu eens op een ándere manier tegemoet te treden. Dát is 'de wereld.'
    - Wanneer u zich nerveus voelt, neemt u een pil. U hebt zelfs geen gedáchte om een verandering in uw levensstijl ook maar te overwégen. Dat is óók de wereld.
    - Wanneer u zich bedreigd voelt, doordat u iets hoort van geklets over u, roddelt ú over die roddelaars: idem.
    - Wanneer God uw gebed niet ogenblikkelijk verhoort, zet u uw geloof direct op een laag pitje. Idem.
    Sommige mensen zijn van mening, dat zij al héél anders denken, als het volgende gebeurt:
    - Wanneer zí­j zich rillerig voelen, zeggen ze:
    "Kom maar, koorts. Doorglóei mij maar eens een nacht lang. Ruim alle vuiligheid maar eens op."
    Beter, véél beter, maar niet wézenlijk anders.
    - Wanneer er over hén gekletst wordt, putten zij kracht uit de wetenschap, dat die laster ten onrechte is. Idem.
    - Wanneer hún gebeden niet direct verhoord worden, probéren zij dóór te gaan met geloven. Idem.
    Maar ook op déze manier ben je nog niet écht overwinnend bezig. Alleen de wedergeboorte maakt ons tot werkelijk zegevierende mensen.
    - Wanneer een wedergeborene zich rillerig voelt, is hij uiteraard niet bang voor een reinigende, schoonspoelende koorts. Maar hij heeft diepere inzichten. Hij weet, dat Gód zijn dokter wil zijn (Ex. 15:26). In kleine en grote ziekten consulteert hij éérst Hem, evenals in elke andere nood (Jes. 8:19).
    - Wanneer een wedergeborene zich zenuwachtig voelt, doet hij wat aan zijn overvolle agenda. Nee, hij doet méér! Hij weet, dat hij de nabijheid van zijn Heer nodig heeft voor zijn broodnodige rust (Matth. 11:28). Hij rust niet, voor hij die rust gevonden heeft (Hebr. 4:10).
    - Wanneer een wedergeborene bemerkt, dat hij belasterd wordt, heeft hij uiteraard de blijde zekerheid, dat van al het lage geroddel niets waar is (1 Petr. 3:16). Maar hij heeft méér. Hij heeft de kracht om voor zijn vijanden te bidden (Matt. 5:44). Hij kan de mensen zegenen, zelfs als zij een hekel aan hem hebben (Luk. 6:28).
    - Wanneer een wedergeborene bemerkt, dat verhoring van zijn gebeden uitblijft, gaat hij door met zijn seinen aan God (Dan. 10:2, 3 en 12). Hij kiest misschien een ander kanaal of een nieuwe golflengte, maar: hij blíjft in contact.

    U bent wedergeboren. U hebt door Gods goedheid de weg gevonden. U kunt opstijgen boven het aardse denken. U bent geen rups meer in het gras, maar een vlinder tussen de wolken en de blauwe lucht.
    Uw geloof in God kracht leidde u er toe, om zich voor het nieuwe leven open te stellen. Nú begint u de resultaten te zien. Veelkleurige, prachtig getekende vleugels glanzen in de zon. Vanuit een stralende hoogte kijkt u dankbaar en glorieus neer op die bergen van vróeger, die molshopen van nú.
    - Wat héb ik toch getobd over de vraag, of ik bij ziekte ook wel eens naar een dokter mocht. O, die vrijheid van nú!
    - Wat verdrong ik mijn spanningen toch met steeds krampachtiger gebed; en dan die ontspannenheid van nú!
    - Wat probéérde ik toch met samengeknepen lippen en gebalde vuisten van de mensen te hou-ou-ou-ou-den; zalige vanzelfsprekendheid van nu!
    - Wat moest ik toch in mijn geloofsleven 'voor elke fles een kurk hebben; dat zachte genezende vertrouwen van nu.

    Maar wat zí­e ik: er verzamelen zich nu een aantal ní­et wedergeboren mensen, die bekeerd zijn of mogelijk alleen maar denken, dat zij bekeerd zijn. Ik zal ze maar eens even aanspreken:
    Laat ik het nog eens op een andere manier belichten. U denkt bijvoorbeeld:
    - í­k zwier niet over de dansvloer
    - í­k hef het glas ní­et in de nachtclub
    - í­k kijk in de kleine uurtje niet naar twijfelachtige t.v. producten
    integendeel:
    - toen mijn dochter verkering kreeg met een andersdenkende, heeft ze ze tóch uí­tgemeten gekregen!
    - als een van de laatsten verzet ik mij tegen inenting van mijn kinderen
    - waar vroeger de hellevisie stond, hangt nu een portret van het geliefde evangelisten echtpaar (Luk. 18:11, 12).
    Het klinkt allemaal wel leuk; nou ja; allemáál?! U bent echter -op zijn best- nog een rups, die zijn vlinder mogelijkheden ongebruikt laat. Ga het feest van de overwinning op het aardse denken nu eens méévieren.

    Nog even een woordje tot alle discohossers, biertjehijsers, carnavalsvierders, dansvloerzwierders, nachtclubbezoekers, t.v.-fanaten. Die komen namelijk nu óók aangedromd. Zij vragen min-of-meer verontwaardigd:
    "Wij zitten zeker helemáál fout volgens u!?"
    Mijn antwoord:
    "Ik ga geen gevallenleer ontwikkelen. In deel één plus twee staan met betrekking tot dit punt behartenswaardige dingen. U had deel drie eigenlijk nog niet eens mógen lezen. Eén persoonlijke conclusie zult u mij -naar ik aanneem- wel toestaan: bovengenoemde verrichtingen maken deel uit van een bepaalde levensstijl. Die manier van leven is niet de meest aangewezen weg om tot een goede ontplooiing als Christen te komen. Maar wat hier nu verder van zij: als u voor uzelf ervan overtuigd bent, dat u goed zit (Matth. 9:12), wat zou í­k dan nog kunnen zeggen? U móógt immers genieten (Pred. 3:13) en feestvieren (Ex. 12:14). Een beperkende voorwaarde daarbij is slechts, dat u binnen door God gestelde normen blijft. Wanneer u echter voor uzelf wéét, dat u níet goed zit en dat u normen overschrijdt, streef dan naar de 'rups status'. Uw eigen geweten kan u meestal heel aardig op weg helpen bij het zelfonderzoek, dat daarvoor nodig is."


    Nu onderbreken ze mij; ze snappen er -zo te horen- nog niet véél van:
    "Wat?... en u zei net, dat een rups óók nog maar niks was."
    "Nee, dat zei ik niet, bedóelde ik althans niet te zeggen. Ik blijf erbij: zie eerst maar eens een rups te worden. Een rups is een stadium, dat je gehad moet hebben om je doel: 'vlinder zijn' te bereiken."

    Pfff; de Engelsen zouden zeggen:
    "It is me what", (grapje)
    maar wí­j zeggen maar gewoon:
    "Het is me wat met al die misverstanden."
    Waar ging het in dit punt nu ook al weer over? De wedergeboorte laat je metterdaad uit een vroeger als onverbiddelijk ervaren patroon uitbreken. U hebt altijd als siervissen in een kom van aards denken gezwommen: kop aan staart, kop aan staart. Uw kom is nu leggegoten in een rivier van hemels denken. Blijf nu niet ook dáár in een kringetje rondzwemmen: kop aan staart, kop aan staart. Flits wég: de ruimte in.

    13-09-2008, 20:34 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.7.2
    3.7.2.
    Overwinning over élke wanhoop.

    - God heeft ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis (1 Petrus 1:3,4).

    Hebt u het verhaal van Hosea en Gomer wel eens gehoord?! Nee?; dan vertel íík het, heel in het kort:
    ....................
    God wilde iets duidelijk maken aan de mensen:
    - over versmade liefde en eeuwige trouw
    - over verbijstering door eigen schuld en redding door genade.
    Het stuk, dat alles uit moest beelden, was sterk, heel sterk; hoe kón het ook anders. De rollen echter van de hoofdfiguren waren zwaar
    Hosea, een profeet, een trouwe volgeling van God, kreeg van Hem de opdracht om te trouwen met Gomer. Zo-op-het-oog was ze een keurig meisje. Er zát echter in haar karakter í­ets héél erg mis; er was bij haar een uitgesproken geneigdheid om ontrouw te zijn (Hosea 1:2).

    Er kwamen kinderen. Hosea gaf aan die kinderen (zoon, dochter, zoon) vréémde namen.
    - Jizreèl, dat kon je nog op twee manieren uitleggen: God verstrooit, veegt iets uit elkaar, of: God zááit (1:4).
    - Bij het tweede kind echter -een dochter- was er al geen twí­jfel meer; het was een nare naam: Lo Ruchama, geen ontferming (:6).
    - En de derde naam was ook al zo sneu: Lo Ammi, niet horend bij het volk, bij de veiligheid (:9).
    Die namen hadden een betekenis, zoals dat toen dikwijls was: ze wezen óp en waarschuwden tégen gevaar.
    Dat gevaar leek in het jonge gezin vér weg. Maar toen kwam de valse vriend, die aan Gomer koeien met gouden horens beloofde. Het kón niet op: wol en vlees, olie en drank. Zij bleek de waarschuwing, in de naamgeving besloten, niet te hebben begrepen. In haar karakter kwam de zwakke stee naar voren, de geneigdheid tot ontrouw. Zij ging mee, liet haar man, haar brave Hosea; alleen (2:4).
    En toen liepen alle dingen voor arme, domme Gomer mis. De feesten met haar nieuwe vrijer: wat waren ze gáuw over (2:10).
    Het was, of ze bij alles, wat ze deed, tegen een muur liep. Nergens kon ze meer een weg vinden (2:5). Ze verlángde naar Hosea (:6), maar ze was slavin bij anderen (3:2).
    Haar gladde, glanzende, gouden kettingen (2:12) veranderden in ruwe, roestige, ijzeren ketenen.
    Ergens thuis zijn, ontferming, veiligheid, het waren onbereikbare begrippen geworden uit een verleden, dat niet meer kon worden teruggehaald (2:2,11).

    Echter: Hosea hí­eld nog zoveel van haar. Hij wí­st, dat haar leven verwoest werd (:11). Hij wilde naar haar toe, haar vriendelijk toespreken en weer hóóp geven. Hij wilde haar weer horen zí­ngen (als jong meisje hád ze toch een stemmetje!) (: 13,14). En hij wí­st het: ze zou nu echt tegen hem zeggen:
    "Hosea, jij bent de enige." (:15).
    In de laaiende oven van de slavernij schroeide de ontrouw immers wég (:16). Na de zware crisis zou het tussen hen hélemaal goed worden, voor altijd (:18).
    De dag kwam, dat God tegen Hosea zei:
    "Ga ze nu maar halen, de tijd is rijp." (3:1).
    Hosea gí­ng. Hij kocht haar vrij (:2), nam haar mee, zei:
    "Dit is nog maar het begin van het geluk. Er komt veel meer. Eerst moet je in de rust en tot innerlijke vrijheid komen (:3). En dáárna; dan zijn wij wérkelijk voor elkaar. Jij voor mij; ik voor jou (:5). En onze kí­nderen?! Dí n pas krijgen zij hun goede namen: God zaait; en Ruchama: wél ontferming en Ammi: wél bij het volk horend."(1:11,12).

    Zó kwam dat kleine stommerdje, die Gomer, door de hulp van trouwe Hosea, vrij uit dat donkere slavenverblijf. Het zou ook haar dóód zijn geworden, als ze daar gebleven was. En toen ze weer bij haar huisje stond met de peuters om zich heen, drukte zij Jizreël tegen zich aan en zei:
    "God zaait hoop in mijn hart."
    Lachend en schreiend keek ze toe, hoe Hosea kleine Ruchama hoog optilde. Ze riep:
    "God heeft zich ook over mí­j ontfermd."
    Toen nam ze zélf Ammi op haar arm en ging verder:
    "Jij hoort bij ons en ik hoor bij jullie en wij blijven bij pappie en samen zijn wij van de Heer." (2:22).
    .......

    De hele mensheid heette: Gomer. God gaf haar de levensadem en schitterende mogelijkheden om te bouwen, te beschermen en te verenigen. Heel snel '-al in de hof van Eden- kwam de verleider en beloofde zulke geweldige dingen als: heel diepe kennis. De eersten van de mensheid -Adam en Eva- lieten zich daardoor verleiden. De opwindende inzichten, die hun beloofd waren, stelden echter teleur. Er waren dorens en distels en de weg terug naar het goede land van God was versperd. Er was een radeloos gezoek naar het verloren paradijs. Om de tastende handen sloten zich echter de boeien van steeds meer zonden. De kroon van aardse wijsheid drukte zo zwaar, dat er wonden van kwamen.

    God evenwel werkte aan een reddingsplan. Hij had de wereld lief, zag met deernis (Jes. 16:11) de verloedering van de mensheid, die hij aan zijn zijde wí­lde hebben. Door zijn profeten liet Hij haar troosten en moed inspreken (Jes. 40:1, 2). Die profeten maakten zijn beloften bekend, dat er eens weer vreugd zou zijn, eeuwige vreugd (Jes. 35:10) en een voortdurend blij zingen! (Jer. 30:19). Die profeten vertelden ook, dat er een nieuw verbond zou komen tussen God en de mensen (Jer. 31:31) en dat de dwaasheden zouden verdwijnen.

    Precies getimed, perfect gepland, kwam de grote Redder, de wérkelijke Hosea (Gal. 4:4). Jezus werd geboren, werd volwassen, streed zijn titanenstrijd. Hij overwon élke barrière zelfs die van de dood. Hij kocht de mensheid vrij, betaalde de prijs. De weg naar het glanzende morgenlicht van de volle dag was begonnen (Spr. 4:18).

    Door een weg van loutering, doet Hij hen, die Hem aangenomen hebben, bewuste discipelen worden. Ze gaan beseffen, wat er vóór hen en áán hen is gebeurd en wat er í­n hen aan het gebeuren is. En jubelend gaan bevrijde mensen aan de gang. Alles wás afgebroken, onveilig, uit elkaar gevallen. Nu echter kan de mensheid weer beginnen te doen, waarvoor ze is bestemd: scheppend, beveiligend, samenbindend werk.
    Wég is de wanhoop, met de donkerte daarachter. Herboren staan vólkeren aan het begin van hoop en leven. Daarachter, badend in het licht, Gods onvergankelijke, absoluut reine, altijd frisse geschenken, die nog uitgedeeld gáán worden.

    Ook ú, wedergeborene was: Gomer. Net als zij, hebt u zich laten omturnen door de vijand. Als kind had u geweldige, sluimerende mogelijkheden in u. Maar nadat u verleid was, veranderden uw mogelijkheden in moeilijkheden. Elk pad liep dood op een muur. Elke keer moest u weer zeggen: een ervaring rijker, maar een illusie armer.
    En: hadden die ervaringen u nu maar verrijkt. Ze verbitterden u in plaats van u wijzer te maken:
    - als stenen lagen zij op uw hart
    - als boeien om uw belevingswereld
    - als ketenen om uw mogelijkheden tot ontplooiing.
    U zócht naar het geluk, maar u raakte steeds verder van huis. U was als een vliegje in een web geraakt. Uw hevige gespartel maakte u niet vrij. Integendeel: de spin werd gealarmeerd. Hij was al begonnen om u in een cocon te begraven.

    God echter hield u in het oog. Hij bleef kloppen op de deur van uw hart. Toen u zich bekeerde, ging die deur open. Jezus kon u vrijkopen. Er kwam perspectief, dat uw leven zou worden hersteld, dat u Gods vriendelijke stem weer zou kunnen horen.
    God wilde u een muziekinstrument geven, om Hem te loven. Laten wij zeggen: een blokfluit. Bij uw bekering kreeg u alvast het mondstuk. Het geluid, dat er uitkwam, klonk nog wat monotoon. Er was echter althans een begin.
    Daarna kwam de loutering. U was vrí­jgekocht, maar u wilde vérder. U wilde uw innerlijk laten herstellen. Dan zou u weer écht blij kunnen zingen, werkelijk hoop hebben, God voor altijd in uw hart sluiten als Enige, afrekenen met het kwaad.
    U gaf God de kans om u wedergeboren te doen worden en dat káns geven door ú was ook weer genade van Hém. God bewerkte die wedergeboorte. In zijn barmhartigheid schonk hij u 'de rest van de blokfluit'.
    Wég is nu de radeloosheid, wég zijn de banden van de dood. U leert spelen op uw compleet geworden blokfluit.
    Open is Gods rijk, stralend de hoop, overweldigend het léven. Overwinnend snelt u voort, steeds verder weg van de wanhoop. Steeds dichter komt u bij uw oneindige, nieuwe mogelijkheden.
    Samen met Hem gaat u mensen blij maken, troosten en beveiligen.

    Iemand zou nog kunnen zeggen:
    "Die teksten uit Hosea 2 gí­ngen toch eigenlijk niet eens over Gomer, maar over het volk Israël?"
    Akkoord, akkoord. Ik ben er echter zeker van, dat Gómer in het klein dezelfde ervaringen heeft gehad, die 'het voorbeeld volk' late in het groot had en die de hele wereldbevolking nu nóg weer eens uitvergroot heeft.

    Iemand anders zou echter een veel lastiger opmerking kunnen maken: Hij of zij zou kunnen zeggen:
    "Alles wordt veel te donker voorgesteld:
    - voorbije feesten
    - paden, die uitlopen op muren en moerassen
    - geen sieraden, maar slavernij in ketenen
    - dorens en distelen
    - wonden, vervlogen idealen en verbittering
    - een leeggezogen mugje, verpakt in spinrag, maar dat is pure bangmakerij! Iedereen, letterlijk í­edereen, staat er toch veel beter voor!"

    Pfff… wat moeilijk, wat móeilijk! Waarom allereerst?!:
    Ik moet er rekening mee houden, dat sommige mensen deel drie al lezen, zonder zich deel één plus twee eigen te hebben gemaakt. Dat is héél complicerend. Ik kán niet telkens weer dat hele eerste plus tweede deel ophoesten. Laat ik in ieder geval dí­t als antwoord geven:

    Ik zit zelf ook wel eens met die sombere schildering. Ik zie zoveel feestvierende, zelfverzekerde mensen om mij heen. Ik ken er zó veel, die altijd meester zijn van elke situatie. Zij trekken op dit ogenblik weer aan mijn geestesoog voorbij: de onverslaanbare idealisten, de levenskunstenaars, de geslaagden.

    En toc: ook zíj, juist zí­j weten het: de tijden:
    - van verslagenheid en uitzichtloosheid
    - van vernedering en hoon
    - van tegenslag en verraden worden door vrienden
    - van teniet gegane plannen en kapot makend verdriet, dat je leger maakt dan leeg
    zijn er ook (Pred. 3:4) en winnen het soms op de duur.

    U denkt misschien: wat hij in dit punt zei, is niet voor híer , í­s niet voor nú, í­s niet voor mij.
    Geloof me: het is wél voor ú. Eens zullen ook het 'hier' en het 'nu' aan de orde komen. Maar, aangezien het dan tóch eens komt, waarom dan het beraad over deze zaak uitstellen?
    Overweeg, wat ik zei: hí­er en nú.

    08-09-2008, 18:53 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.7.- 3.7.1.
    3.7.
    Hoofdgedachte:

    Geestelijk geboren worden leidt tot overwinning.

    Gedachten:

    - Overwinning over elk obstakel 3.7.1.
    - Overwinning over elke wanhoop 3.7.2.
    - Overwinning over elk aards denken 3.7.3.
    - Overwinning over elke vijand 3.7.4.


    3.7.1.
    Overwinning over elk obstakel.

    - Heerlijke dingen zijn van u te zeggen; o gíj,stad van Gód!! Rahab en Babel vermeld Ik als degenen, die Mij kennen; zie: Filistea én Tyrus mét Ethiopií«: deze is dáár geboren. Ja,van Sion wordt gezegd: ieder van hen is ín haar geboren!! Hij, de Allerhoogste, bevestigt haar. De HERE telt bij het opschrijven der volken: deze is dáár geboren... zij zingen bij reidans: "Al mijn bronnen zijn ín U." (Ps. 87:3-7).
    De dichter van deze psalm is echt oosters-opgetogen over Jeruzalem; zijn stad.
    Hij weet er fijne dingen van te zeggen; wil al met een opsomming beginnen. Maar: opeens í­s het er weer: die verdieping, die 'geestverruiming', dat inzicht in de toekomst: de profetie.
    De heerlijke dingen, die hij zou wí­llen zeggen slikt hij in; opeens ziet hij in zijn stad Egyptenaren en Babyloniërs, vijanden van ver.
    Hij ziet ook Filistijnen, vijanden van dichtbij. Ook Tyriërs, concurrenten op handelsgebied, zijn er. Tenslotte nog volken uit het diepe zuiden - Ethiopií«rs - die je al helemáál nooit in de heilige stad zou verwachten.
    Al die vreemden zijn er echter niet als vijanden; ze horen er állemaal hélemaal thuis. Niet alleen als vólkeren; neen: ieder afzonderlijk persoon van hen heeft geboorterecht in Jeruzalem. En ze zingen maar; en ze zingen maar;
    "God heeft ons hier laten geboren worden. Onze levensbronnen zijn hí­er."

    Wanneer hij ophoudt, weet hij, dat hij over zijn geliefde stad heerlijker dingen heeft gezegd, dan hij óóit zélf had kunnen bedenken. En gepuzzleerd blijft hij nog een poosje aan het navorsen: "Wat zou God toch bedóeld hebben met de woorden, die Hij mij liet spreken?!"(1 Petrus 1:10).

    Na zoveel eeuwen weten wij nu heel wat méér. Die profeet van toen kon zich niets heerlijkers voorstellen dan Jeruzalem, de hoofdstad van Israël. Toch waren die stad en dat land maar de tí­jdelijke bergplaats van de nog ingepakte schatten van God. Het permanente paleis voor de steeds meer onthuld wordende kostbaarheden is nu kláár! (3.5.4.) Het Jeruzalem van tóen is de afbeelding geweest van het koninkrijk van God van nú.

    Maar: wie is dan in déze tijd Rahab (Egypte) en Babel enz.
    Dat bent ú!:
    U, medewedergeborene, was vóór uw bekering:
    - misschien ver weg van Gods koninkrijk, als die Ethiopiërs
    - misschien koel-vijandig op een afstand: Babel en Egypte
    - mogelijk heet-vijandig van héél dichtbij: u was opgegroeid in een kerks gezin en had zich losgemaakt van de daar heersende opvattingen. Wat schópte u tegen 'het geloof'aan. Ze konden in de kerk maar aanroepen:
    "De Filistijnen over u!"
    wanneer u weer áánstormde.
    - wellicht een heel mooie, beschaafde levensvisie toegedaan. U -inwoner van Tyrus- kon daarmee bést wedijveren met het geloof in Jezus.
    Maar: ver of dichtbij: het koninkrijk van God was voor u on-be-reik-baar. Tastend zocht u, of u ergens iets kon vinden (Hand. 17:27), maar dat afschuwelijke donker (Ps. 107:10)! Het geluk kwam soms vlákbij u, maar bíijvend grijpen kon u het nóóit. Hoe kon u de hemelhoge bergen, die u scheidden van 'de lichtstad' overwinnen? U zag geen kans.

    Toen bekeerde u zich. En opeens stond u bovenóp de obstakels. U was wég uit het rijk van de nevelsluiers (Jes. 25:7), wég uit de diepte van het niet-begrijpen (Ps. 40:3). U stond op een rots (Ps. 40:3). U zag het koninkrijk, die hoge stad (Op. 21:16), fonkelend in Gods zon.
    U zette dóór.
    God had aan de deur van uw hart geklopt. Bij uw bekering liet u Hem in de hal van uw levenshuis.
    Toen u echter erin toestemde, te worden wedergeboren, kwam God in uw 'eetkamer'. Niet ú bood Hém daar een maaltijd aan, maar Hí­j ú (Op. 3:20).

    En zó is het toen gegaan: u, Egyptenaar, Babyloniër, Palestijn; u werd door die maaltijd, dóór dat samenzijn met God, hérboren; í­ngeboren in zijn rijk. Hij gaf u in dat land de rechte van een -van ouds- gevestigde. U bent nu thuis in zijn stad.

    Vér weg -aan de einder- staan de bergen, waarachter uw vroegere wereld ligt. Dáár is de bron, waaruit u vróeger dronk: dat zonderlinge, giftige ratjetoe van marxisme en oosterse wijsheden en 'redelijk' westers denken. Maar nú is uw bron hiér; een duidelijke, eerlijke, onvermengde stroom van levende, geestelijke gedachten.

    Uw bekering bracht u verwachtingsvol vóór de poort.
    Uw wedergeboorte deed u alle obstakels meer definitief overwinnen.
    Glorieus en dankbaar gaat u nu dóór de poort.

    01-09-2008, 20:42 geschreven door Gerritse

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 22/09-28/09 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!