Maar nu eerst vraag 1 over 1 Corinthe 15 v 22, door mij verbreed tot 1Corinthe 15 v 21 en 22.
"Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding der doden er gekomen door een mens. Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt".
Adam was in het Paradijs iemand met onbegrensde mogelijkheden. Hij was een ziels, een natuurlijk mens, maar met de mogelijheid om door te groeien tot een geestelijk mens. Maar toen verleidde satan hem om van de vrucht te eten, die God verboden had. En toen ging de mogelijkheid om door te groeien tot een geestelijk mens verloren, want daarbij wordt gehoorzaamheid aan Gods geboden 'conditio sine qua non', (absolute voorwaarde) geacht.
Toen was Adam dus een natuurlijk mens 'sec' en wat zijn levensvoorwaarden betreft, betekende dat, dat hij in niets meer ánders was dan planten en dieren. Hij kende de dood bij de dieren. Immers: Adam en zijn vrouw hadden zich 'noodkleding' gemaakt van vijgenbladen. God verving die voorlopige outfit door vellen van dieren,(Genesis 3 v 21). Die dieren waren dus eérder al gestorven. Daarom was het geen loze bedreiging, die buiten Adams begrippenwereld viel, toen God zei: (2 v 17); "Maar van de boom van de kennis van goed en kwaad zul je niet eten. Wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven". Adam wist wat dat was : sterven. Maar wat hij zich niet zal hebben gerealiseerd, was, dat hij door van die boom te eten aan alle mensen na hem de mogelijkheid ontnam om zich tot een geestelijk mens te ontwikkelen. Iedereen, hoewel in vele gevallen op zichzelf part noch deel hebbend aan deze zonde, (rechtvaardigen en kleine kinderen, die nog geen enkele zonde gedaan hebben), (Romeinen 5 v 14) moest eenmaal sterven.
Maar Christus veranderde de situatie, hief deze vloek op. Zijn offer op Golgotha was eeuwig, gold voor alle mensen van alle tijden, voor zover zij het in zich hadden, om naar de mate van hun mogelijkheden "Ja" tegen dat offer te zeggen.
Voor allen, die naar de mate van hun mogelijkheden, die zij hebben, zullen hebben of gehad hebben, "Ja" tegen Christus of God zeggen, geldt, dat zij 'in Christus' behoren tot een geestelijk, menselijk geslacht van vernieuwde mensen. Zij zijn in beginsel, hoe dit dan ook uitwerkt, levend gemaakt, deel hebbend aan een innerlijk proces van omvorming. Bij het sterven wordt het lichaam van de Christen, maar ook het lichaam van degenen, die naar de mate van hun kennis en mogelijkheden op Christus en op God gericht zijn, ( Romeinen 2 v 14), gescheiden van de inwendige mens.
En nu komt er een vervaarlijke hobbel:
Van de op Christus en God gerichten, de 'jazeggers' , is er maar een klein gedeelte, voor wie het volgende geldt:
Deze inwendige mens komt niet in het rijk van de dood, maar blijft in het onzichtbare lichaam van Christus. Bij de opstanding blijkt, dat deze inwendige mens met zijn geestelijk lichaam de kracht heeft om ook in de stoffelijke wereld te functioneren.
Maar al degenen, die wel van de Heer Jezus hielden, of, als zelfs dat niet mogelijk was, omdat Jezus er nog niet eens was in zijn eerste omwandeling op aarde of omdat zij niet het goede zicht konden hebben op hem, althans van God hielden en naar zijn bij hen ingeschapen wetten leefden..... zij komen in het dodenrijk. Maar deze plaats van 'voorlopige bewaring' is voor hen een plaats met uitzicht op LICHT en voor de 'neezeggers', degenen, die zich ten diepste innerlijk afwendden van God en Christus... dat kúnnen desnoods...desnoods...ook trouwe kerkgangers of samenkomstbezoekers zijn ...een plaats met uitzicht op duisternis.
En de overledenen aan de 'lichtzijde'? Voor hen geldt; (Openbsaring 22 v 2): "De bladeren van de levensboom, (de volmaakt geworden gelovigen als de nieuwe boom des levens, al genoemd in Genesis) brachten de volken genezing".
Hun tekorten, ontstaan door onvoldoende kennis, worden, al etende, aangevuld en de weg naar het volmaakte geluk in de volmaaktge tempel gaat ook voor hen OPEN. (Zie ook mijn topic 'Bekering': 1.8.5, vrij vooraan).
Hoe te handelen met een vriend, die Gothic en Alto is geworden
hallo allemaal
een goeie vriend van mij is voor mijn ogen veranderd in een gothic/alto... wat dan ook en ik heb het niet eens gemerkt, hij is heel zwart bezig... volgens mij aanbid hij nu ook de duivel enzo!! en k wee nie wat k tegen hem moet zeggen om hem eraf te praten want hij is best wel koppig en wil niet toegeven da hij een probleem heeft... hij heeft het wel een keertju toegegeven en toen kwam hij naar mij toe maar nu mag k hem nie meer helpen...
kunnne jullie me alsjeblieft helpen met wat te doen want k weet nie meer!!
Dag Niem,
Zo'n vervelende, droeve zaak, als die, waarmee jij nu te maken hebt, kom je altijd wel eens tegen als gelovige. Je praat en praat tegen zo iemand en hij wordt alsmaar bozer op je en meer afgesloten.
En nu vraag je om raad. En ik wil die raad beginnen met een zeer weinig bekende en ook wel moeilijke bijbeltekst: Judas 23. Het is zo'n korte brief, dat hij niet eens in hoofdstukken is verdeeld. Het is eigenlijk meer een briefkaart en hij staat vlak vóor Openbaring, want het is nog moeiljk ook om hem te vinden.
Goed dan; in Judas 23 staat; weet je wat: ik neem er 22 bij: (Houd je vast hoor!): "- Ontferm u over wie twijfelen: - en red anderen door hen aan het vuur te ontrukken - Uw medelijden met nóg weer anderen, moet gepaard gaan met vrees; verafschuw zelfs de kleren, die ze met hun lichaam bezoedeld hebben".
Whow...ga er maar aan staan !
In deze pastorale brief zegt Judas , een halfbroer van Jezus, allereerst:
- zo sneu; die twijfelaars onder jullie. Wees nu eens heel ontfermend. Betoon je een naaste, net als die barmhartige Samaritaan....ga naar ze toe...sterk ze..help ze over hun twijfel heen. - ...soms zijn de twijfelaars al zo ver weggezakt in hun twijfel, dat de vlammen van de diepste verleidingen hen al omspoelen. Red die mensen alsnog, door ze krachtig te waarschuwen, ze als het ware aan het vuur te ontrukken. - maar er zijn nog weer anderen....dat is echt bloedlink. Je zou zomaar door hen besmet kunnen worden. Ze zijn zóver afgedwaald, dat zij alleen gered kunnen worden, doordat men hen laat voelen, dat men met hen en hun zonden geen gemeenschap kan oefenen. De melaatsheid van de zonde maakt hen geestelijk zó gevaarlijk voor je, dat het is te vergelijken met de kleding van een melaatse. Daar raak je toch ook niet aan...."
Voor jou maak ik het nog íets duidelijker. Je bent natuurlijk ook een pasbeginnnende gelovige. En je vriend is in de macht gekomen van een heel kwalijke, verleugenende en sterke macht van satan.
En wanneer je teveel op hem inpraat, dan bestaat het grote gevaar, dat jij besmet wordt en onzeker en op de duur wordt meegezogen.
Doe nu zo: houd op om met je vriend over God te spreken en intensiveer je spreken met God over je vriend. Zo help je je vriend het beste. Laat hem merken, dat je echt niet meer met hem kúnt spreken voor je eigen gemoedsrust. Mogelijk kan jouw spreken met God over je vriend ertoe bijdragen, dat hij een stapje terug komt en dat opeens de mogelijkheid er is om hem als een brandend hout uit het vuur te redden. En dan is het ook weer mogelijk, dat je hem opnieuw kunt ontmoeten als nog alleen maar een twijfelaar, over wie je je kunt ontfermen.