Niemand kan een ander overtuigen. Daar zijn wij niet op gebouwd. Er is er maar Een die kan overtuigen: dat is God de Heilige Geest.
Maar ik wil toch wel althans gétuigen. Mijn vrouw en ik zijn allebei 84 en 62 jaar getrouwd. En in al die jaren hebben wij zoveel gebedsverhoringen gehad, dat wij er versteld van staan.
Maar soms kwamen die verhoringen van ons gebed op een manier, die zich een beetje laat vergelijken met het welbekende begrip|: "a blessing in disguise".
Een voorbeeld van "a blessing in disguise"...'een zegening in een vermomming': in 1954 had ik een werkkring, die zo druk was dat ik op weg was naar een 'burn out'. ik had daar zelf geen erg in. Maar door een wisseling in de leiding werd ik ontslagen en was diep bedroefd. Maar later bleek, dat mijn werkloosheidsperiode, die volgde, dé manier was om de op de op de loer liggende "burn out' te herstellen, voordat het een langdurige zaak werd. (Direct na herstel kreeg ik, nog in 1954 al weer een andere baan).
En zo kunnen er ook gebeden zijn die in het verborgene en op een ongedachte wijze worden verhoord.
En er kunnen situaties zijn, waarvan we na vele jaren verwonderd zeggen: "Er komt nog zoveel goed".
En nu het gekke: zelfs echt wel 'onverhoorde gebeden' brengen ons dichter bij de Heer God en bij Jezus.Want het voornaamste is: een relatie hebben met de Heer en die groeit door alle contacten heen.
Wij blijven maar bij God en bij Jezus en ook bij de Heilige Geest, die ons de weg wijst . En dat raden wij jullie allemaal aan , lieverds, die zo je best doet om goede dingen te zeggen.
Voor deze aangelegenheid acht ik Romeinen 14 heel belangrijk. Als 'voorafje' een gebeurtenisje , dat ons overkwam in Bretagne.
We bezochten daar een kerk, geen katholieke, maar een kleine pinksterkerk. Toen mijn vrouw en ik daar binnen wilden gaan, weigerde men ons vriendelijk maar beslist de toegang. " 1 Corinthe 11 gebiedt uitdrukkelijk dat de vrouw een hoedje moet dragen".
Wij wendden ons bedroefd af. Maar een dieper ingeleide Christen, die wij later over dit geval spraken , zei ons: "Dit overkwam mijn vrouw ook. Om der wille van deze 'zwakken in het geloof' heeft zij toen een sjaal over haar hoofd gedaan naar de algemene strekking van Romeinen 14. We wilden éen zijn met deze goedbedoelende, maar 1 Corinthe 11 niet goed begrijpende medegelovigen, uiiteraard zonder ons een andere mening op te laten leggen als blijvende gedragsverandering."
En in deze geest, nu al weer dertig jaar verder staande, noem ik eerst Romeinen 14 v 1:
"Aanvaard mensen met een zwak geloof zonder hun overtuiging te bestrijden". Christenen hebben veel heerlijker dingen die hen verenigen dan knijperige dingen die hen verdelen. Laat ons die eenheid zoeken en niet gelijk gaan twisten", maar 'de Joden een Jood en de hoedjesdragers (bijvoorbeeld) een hoedjesdrager zijn. We gaan dus niet redetwisten "Ja...maar Paulus bedoelde alleen maar....".. maar laten onze geestelijke 'innerlijkheid'ook niet negatief beïnvloeden door ongeestelijke ( zielse) overleggingen van anderen
Vers 2: "De een gelooft dat hij alles mag eten, maar iemand die een zwak geloof heeft eet alleen groenten"'.
De sterke van Paulus' dagen, de verder geestelijk gegroeide Christen, die de hemelse werkelijkheden zag, ja was binnen getreden door de doop in de Heilige geest en de oefening in gaven en vrucht van die Geest....die sterke gelovige had geen moeite met vlees, dat eerst aan de afgoden was gewijd en daarna, als 'niet nodig daarvoor' op de markt was gebracht. Geestelijk stond hij boven vragen, of dat vlees nu 'occult besmet' was.
v3 : "Wie alles eet mag niet neerzien op iemand die dat niet doet, en wie niet alles eet, mag geen oordeel vellen over iemand die dat wél doet, want God heeft hem aanvaard. Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander ? Of hij wel of niet volhardt in het geloof gaat alleen zijn eigen meester aan- en hij zál volharden , want de Heer heeft de macht hem dat te laten doen".
In Paulus' dagen zeiden de zwakken, die het vlees uit de heidense tempels niet aten: "Die 'rekkelijken' nemen het maar gemakkelijk. Dat eet maar van dat vlees. 't Zal mij benieuwen, of ze niet met een ingebeelde hemel naar de hel gaan". En de rekkelijken zeiden wel eens over de 'preciezen': " Zo klein allemaal. Elke groei naar de volkomenheid houd je zo tegen met dat in de grond valse en achterhaalde wetticisme". Maar Paulus zegt: "Laat elkaar nu eens aan de Heer over. De Heer kent zijn ' ja-zeggers' en hij helpt ze wel".
En nu komt het:
" De een beschouwt bepaalde dagen als een feestdag , voor de ander zijn alle dagen gelijk. ( v 5 v) Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen. - Wie een feestdag viert, doet dat om de Heer te eren - Wie alles eet, doet dat om de Heer te eren en hij dankt God voor zijn voedsel - Wie iets niet wil eten, laat het staan om de Heer te eren en ook hij dankt God.
Paulus zegt dus eigenlijk, dat wij elkaar 'de ruimte moeten laten'.
Een 'sterke Christen'zegt: "Zondag ga ik naar de samenkomst, want Hebr. schrijft, dat ik de onderlinge samenkomsten niet mag nalaten, (Hebr 10 v 25). Maar daarna ga ik fijn met vrouw en kinderen naar de Efteling".
Maar de sterke, de geestelijk wordende Christen, zal er zich wel voor wachten om tegen een 'zwakkere' in de sam te zeggen: "Zo....direct na de sam gaan we door naar Kaatsheuvel".want in vers 13 zegt Paulus: " Neem u voor, uw broeder en zuster geen aanstoot te geven en hun niet te ergeren"( v 14)
Resumerend.... nu niet gaan zeggen: "Hoor je nu: Ger vindt zichzelf sterk en ons zwak , omdat wij nog overleggen: "Ja....maar je laat mensen in de 'Efteling' wel voor je werken op zondag".
Nee...ik ben echt niet hoogmoedig, maar de doop in de Heilige geest maakt je zo vol vergezichten, dat je eigenlijk niet meer wilt millimeteren: - met de zondag zien als een verlengstuk van de sabbat en zó via een achterdeur toch weer dat 'dingen doen' in plaats van 'genieten van genade' binnenkrijgen - al die petieterige dingen van : op zondag niet dit en niet dat.... inplaats van omhoogvliegen als een arend naar de eindeloze luchten van de onzienlijke wereld, ons eigenlijk domein. Maar niet forceren. Zolang mensen de dingen, die ze doen, maar verrichten uit liefde tot God, dat zo laten. Ons richten naar de regel van Filippenzen 3 v 15: " Indien gij op enig punt anders gezind zjt, God zal u ook dat openbaren....maar: HETGEEN WIJ BEREIKT HEBBEN...IN DAT SPOOR DAN OOK VERDER !!!
Openbaring 22 v 11 zegt iets, dat je zal opbeuren.
"Wie onheil aanricht, zal nog meer onheil aanrichten, en wie onrein is zal nog onreiner worden.
Wie goed doet zal nog meer goed doen, en wie heilige is zal nog heiliger worden".
Belgil....; wij leven in een tijd van uitersten. Aan de ene kant woedt satan als nog niet eerder...alleen op een iets andere wijze dan vroeger, ( althans in een reeks van landen; niet in Noord korea, daar gaat het nog ouderwets), meer met sluwe verleidingen.
Maar aan de andere kant, stort God de Heilige Geest uit op een wonderbare manier. Ikzelf ben al vanaf mijn prille jeugd gelovig en ik ben nu 84. maar toen ik 36 was, kwam ik in aanraking met rijkere vormen van het evangelie van Jezus Christus. Ik begon met aandacht, toewijding en liefde de bijbel te lezen en bij die geesteshouding is het geen wonder dat het woord van 1 Petrus 1 v 23 in vervulling ging. Ik voelde mij al spoedig 'als ingeboren in een nieuwe werkelijkheid': ik was door de genade van God en het offer van Onze Heer Jezus Christus, wedergeboren.
Men wees mij er op, dat er nog iets heerlijker bestond: de vervulling met Gods heilige Geest. Dan zou die Heilige Geest mij alles leren en te binnen brengen wat Jezus had gedaan.
Als 37-jarige maakte ik kennis met de doop in de Heilige geest en nu , als 84-jarige ben ik nog steeds brezig ontdekkingen in het rijk van God te doen.
Maar er zijn al weer nieuwe geslachten opgegroeid en nu mag ik op Internet jonge mensen verder onderwijzen in de doop met de Heilige Geest. Voorwaarde daartoe is uiteraard, dat zij: - ontdekt zijn aan allerlei verkeerdheden - vergeving gevraagd hebben daarvoor aan God - Jezus als hun redder hebben aanvaard - door trouwe schriftlezing voor zichzelf de weg hebben opengezet naar de wedergeboorte.
Maar wat mij nu zo opvalt is dít: deze jonge mensen groeien sneller in het geloof dan ik indertijd.
Ik zie een geslacht opgroeien, dat door de Heilige Geest geleid, goed doet en het in zich heeft om nog meer goed te doen. Ik zie mensen, die heilig zijn, waarmee bedoeld wordt,: afgezonderd van de wereld en groeiend naar het beeld dat Efeze 5 v 27 ons schetst: "Christus heeft zijn gemeente (zijn kerk) liefgehad en zich voor haar prijsgegeven om haar te heiligen, haar te reinigen met water en woorden en om haar in al haar luister bij zich te nemen, zodat ze zonder vlek of rimpel of iets dergelijks zal zijn, heilig en zuiver".
Die mensen zijn aan het komen. De 'grijzen'verdwijnen....'wit'en 'zwart' blijft over.
In 1943- toen ik was ondergedoken en geregeld op de vlucht- begonnen er moeilijkheden te komen rondom professor Schilder. Het ging allemaal over artikel 31 van de geloofsbelijdenis. Ik heb er een oud kerkboek op nagelezen en vind onder dit nummer: " Van de dienaren, ouderlingen en diakenen".
Ik heb het nog eens nagelezen en kan er niets in vinden, waaromtrent toendertijd een geschil had moeten zijn. Maar ik heb die geschillen, die er toch zeer duidelijk wáren, temidden van het oorlogsgeweld meegemaakt en het was een gebulder, waarbij het geschut aan het front, dat toen dwars door Brabant liep, soms overstemd werd. Als twintigjarige, die geen begrip had van ' het punt', heb ik me als toeschouwer opgesteld, Ik probeerde me er wél in te verdiepen, maar het luikte niet, hoewel ik toch als Gereformeerde jongen een trouwe J.V.-er was toendertijd
Eén keer, in november 1944, toen ik weer zo'n geschrift zat te lezen, pro of contra ...ik wéet het niet meer.....kwam er luchtalarm. Ik werd geroepen om hulp te bieden. Toen ik na het lijken-bergen terugkwam op mijn kamer, lag er nog steeds dat geschrift. Ik zag toen even zó scherp de zinloosheid van al dat gekissebis in.
Maar de scheiding, die zich direct na de bevrijding doorzete, heb ik als heel smartelijk ervaren. Opeens was ik van ' gereformeerd' 'gereformeerd synodaal ' geworden, terwijl kamerasden , met wie ik op J.V. had gezeten, nui opeens 'bezwaard', art 31- ers waren en naar de rap ontstaande mannenverenigingen gingen van ' die anderen'.
Maar ondertussen is het eindtijd aan het worden en zijn er vele antichristen bezig met het ' echt grote werk', het onderschoffelen van de naam van Jezus, in afwachting van de grote antichrist, die niet wil komen als ' tegen- Jezus', maar ' in plaats van Jezus', ( 1 Johannes 2 v 18).
Overal heb ik mijn contacten en ik bemerk, dat de straffe begrenzingen van de GKV, ( zo heten de ' bezwaarden', de ' artikel 31-ers' tegenwoordig) gaan vervagen en dat zij zich steeds meer bewust worden van de eindtijd-leus van de eindtijd-christenen, die alle krachten bundelen in de strijd tegen de zich gereedmakende Antichrist: Berouw....bekering.....wedergeboorte...doop in de Heilige Geest....gaven en vrucht ván die Geest.
Dáar moet het heen. Het aantal kerkscheuringen vermindert, zo heb ik althans de indruk.
En , naar de bede van Onze Heer Jezus Christus: (Johannes 17 v 11) zie ik thans gebeuren, dat ' vele - nog niet alle- neuzen éen kant op gaan staan' : de ware eenheid van alle ware kinderen van God. Ik ben zó gelukkig, dat ik deze ritselingen van een nieuwe tijd nog mag horen.
Als je niet naar de bijbel wilt luisteren, helpt niets.
Piepeloentje schreef:
Hoi allemaal, Veronderstel eens dat wetenschappers er eerstdaags achter komen (met bewijzen) dat er ná de dood wel degelijk leven is... Ik vraag me af hoe de maatschappij (de wereld) hierop zou reageren, wat zou er veranderen, positief of negatief. Gaat het aantal zelfmoorden onmiddellijk de pan uit rijzen? Gaat het aantal moorden dalen, je blijft immers leven. En hoe zit het met de religie(s), hoe gaan die zich plots opstellen en verantwoorden? Ben benieuwd hoe jullie hierover denken. Groetjes, Piepeloentje
Dag Piepeloentje,
De bijbel geeft op deze vraag een verrassend antwoord:
Lucas 16 vertelt het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus.
Om dat nu helemaal weer te geven, acht ik wat bezwaarlijk. Lees zelf maar eens 19 t.m.27; kort verteld komt het hierop neer, dat de rijke man slecht terecht komt: aan de verkeerde zijde van het dodenrijk. Voor Lazarus is het dodenrijk: een - nu al aangename- wachtkamer voor de heerlijkheid van God, die pas kan beginnen, wanneer Matth 25 van waarheid nú tot werkelijkheid stráks is geworden. Voor de rijke man is het een plaats van voorlopige hechtenis, in afwachting van het definitieve- reeds in de voorlopige detentie vaststaande- oordeel van Matth 25.
Goed dan.....: tussen ´de rijke man´en Abraham ontwikkelt zich een heel gesprek, waarvan ik weergeef , vanaf vers 27: ............... Toen zei de rijke man: "Dan smeek ik u vader (Abraham), dat u hem (Lazarus) naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij (Lazarus) kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet, net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen"
Abraham zei: " Ze hebben Mozes en de profeten: laten ze naar hen luisteren".
De rijke man zei: "Nee vader Abraham , maar als iemand van de doden naar hen toekomt, zullen ze tot inkeer komen"
Maar Abraham zei: "Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat". ........ Dus: als de mensen zich niet op zo'n krachtdadige wijze laten overtuigen, dan zullen ze zich ook niet laten overtuigen door een geleerd bewijs.
1 Petrus 1 v 23 zegt; "....dat we wedergeboren worden, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God".
Toen ik de bijbel echt ging bestuderen, begon het mij geestelijk beter te gaan. Toen ik na de wedergeboorte ook door Gods genade vervuld werd met de Heilige Geest, ging het nog beter. Niet, dat het nu helemaal geweidig gaat, want het leven is soms erg moeilijk, vooral, wanneer je na 62 jaar huwelijk je vrouw toch naar een verpleeghuis moet brengen.
Maar de liefdevol verkregen kennis van de schrfiten is bij de verwerking een grote steun.
En overigens: Handelingen 17 v 11 zegt ook iets leerzaams: (...In de symnagoge van Beréa onderscheidden de Joden zich gunstig van die in Thessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen, of deze dingen zo waren"....( als Paulus ze vertelde)
Je krijgt hier toch ook een gunstige indruk van schriftbestudering.