Je tweede vraag: "Waar blijven wij tussen sterven en opstanding".
Ik kom weer even terug op 'de rijke man en de arme Lazarus'.Over hun eeuwige toestand staat dít opgetekend; Lucas 16 v 22 en volgende: "Op zekere dag stierf de bedelaar , en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven, (wat van Lazarus niet wordt gezegd). Toen de rijke in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Lazarus met Abraham aan zijn zijde. Hij riep: 'Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want...IK LIJD PIJN IN DEZE VLAMMEN".
Het gaat niet aan om nu maar te zeggen: "Ach... Jezus sloot zich aan bij algemeen geldende voorstellingen". Onze Heer sprak altijd in de kern ware woorden.
Lazarus in Abrahams schoot: voór die verlossende woorden van Jezus: "Het is volbracht", was alles in hemel en aarde in afwachting. Er kon toen nog geen andere plaats zijn dan het dodenrijk. Maar de rijke man zag Abraham en Lazarus wel van 'in de verte'. En al was hij dan 'in voorlopige hechtenis' en wordt het vonnis over de rijke man volgens Matth 25 pas geveld aan het eind van alle tijden, zijn kant van het dodenrijk was een plaats, die wij niemand toewensen.
En Lazarus, die in de wil van de Heer was geweest, niet, omdat hij arm was, maar om andere redenen, ons niet bekendgemaakt, bevond zich ook 'in voorlopige bewaring', in afwachting van het zoëven genoemde oordeel, maar op een zeer goede plaats, gescheiden door een brede kloof van de 'in beginsel veroordeelden'. En daar is Lazarus nu nóg.
Over een enkele uitzondering op deze regels spreekt ons Matth 27 v 52: "De graven werden geopend en de lichamen van vele gestorven heiligen werden tot leven gewekt; na Jezus' opstanding kwamen ze uit hun graven, gingen de heilige stad binnen en maakten zich bekend aan een groot aantal mensen". Je kunt deze tekst bezien in het licht van Efeze 4 v 8: "Toen (Christus) opsteeg naar omhoog, voerde hij gevangenen mee".
Het laat zich voorstellen , dat in het Oude Verbond er al mensen waren, die zó dicht bij God waren genaderd, dat God weliswaar geen uitzonderingspositie voor hen 'kon' creëeren als voor Henoch en Elia, maar die toch eigenlijk 'te ver gevorderd' waren om -zoals Lazarus-blijvend in het dodenrijk te zijn, in afwachting van het vrijsprekend vonnis van Matth.25. Zulke mensen waren eigenlijk wederrechtelijk gevangenen van 'de dood' en wachtten op de grote overwinning van Jezus om meegevoerd te worden naar de hemelse zaligheid, die hoger is dan zelfs de lichte kant van het dodenrijk.
En toen Jezus de bevrijdende woorden :"Het is volbracht" sprak, naderde ook de tijd van hun bevrijding uit gevangenschap. En Jezus nam ze mee naar de hogere zaligheid van het 'bij de Here zijn', een zaligheid, waarin Paulus ooit een 'inkijkje' mocht nemen, ( 2 Corinthe 12 v 4) en waar hij... "...de woorden... de onuitsprékelijke woorden hoorde, die (nú nog) door geen mens mogen worden uitgesproken".
Het is dus zo: - was je welbewust een blijvende 'neezegger', dan sla je in het dodenrijk je ogen op , je voorlopige verblijfplaats, tot je wordt opgewekt (Daniël 12 v 2)tot eeuwige verachting en verafschuwing. Maaqr pijn is er nú al. - was je een blijvende 'jazegger' , dan sla je je ogen op in heerlijke rust, aan de lichtzijde van het dodenrijk. - maar....doe je net als Paulus: jaag je naar de volle gaven en vrucht van Gods Geest en houd je de hand van de Heer Jezus onwankelbaar vast, dan wacht je een nog hogere heerlijkheid dan de lichtzijde van het dodenrijk; het paradijs, (2 Corinthje 12 v 4).
Jiska, alle wegen liggen open. Laat ons beiden aan God vragen om kracht om de hoogste weg te lopen.
Want het pad van de rechtvaardige is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag.
......Ben je voor altijd gered, wanneer je je bekeert...
Dag Niem,
Dit was dus je vraag:
"Hoi, kben nieuw hier. Ik dacht ik begin maar meteen met iets waar ik nou wel veel over nadenk: als je 'je leven aan jezus geeft', ben je dan voor altijd gered? wat vinden jullie
Nee Niem, er zijn geen automatismen bij God. Je kunt altijd terug. Je bent iemand met een vrije wil. Wanneer je na verloop van tijd zegt; "Nee...bij nader inzien...ach, laat maar", ...niemand die je tegenhoudt. Het is echt ook wel: "Graag...of in 't geheel niet".
Er staat wel in de bijbel: (Johannes 10 v 27 en 2: "Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven".
Goed, niemand, ook de duivel niet, kan je uit de hand van Jezus wegroven: - als je naar zijn stem luistert - als je de Heer werkelijk wilt volgen. Maar je kunt wel zélf uit de hand van de Heer wéglopen of je hand- uit wezenlijke gedesinteresseerdheid- zo slap houden, dat die hand eigenlijk 'als vanzelf' uit de hand van de Heer wegglipt.
Verloren gaan kan heel eenvoudig. Zo hoorde ik laatst iemand zeggen: "Het is bij mij zo geleidelijk gegaan. Ik ging altijd mee naar de Rooms Katholieke kerk en was als jongetje echt wel 'betrokken', dacht ik toch wel. En op een zeker ogenblik merkte ik, dat ik als student alleen nog meeging als ik weer eens thuis was en gewoontegetrouw.... want ik wilde het mensje niet verontrusten ....nog eens met mijn moeder meeging. Maar later deed ik dat óok niet meer. En ik dacht er eigenlijk nooit meer over. En nu is het helemaal weg".
En het kan heel ver gaan, dat wandelen met de Heer Jezus mee.
Hebr 6 v 4 - 8 zegt daarover: "Want wie ooit:..... - door het licht beschenen is - geproefd heeft van de hemelse gave - deel gekregen heeft aan de heilige Geest - het weldadig woord van God - en de kracht van de komende wereld ervaren heeft ....en vervolgens afvallig is geworden, kan onmogerlijk een tweede maal worden bekeerd , omdat zo iemand voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigt en aan bespotting blootstelt. Land dat: - de overvloedige regen opneemt - en nuttige gewassen oplevert aan wie het bewerken, ontvangt Gods zegen, maar...land dat: - dorens en distels voortbrengt, is waardeloos en rijp voor vervloeking, het zal uiteindelijk in vlammen opgaan". (natuurlijk is het wel zo, dat bij 'geen mogelijkheden' voor ons de Heer zélf krachtdadig kan ingrijpen ).
Dat ís me toch wat. Er wordt hier gesproken over Christenen, die maar niet 'een plantje waren, waar geen groei in zat', zoals die man, die ik zoëven schetste, maar met hen was het anders gesteld. Zij : - waren tot bekering gekomen, hadden vergeving van zonden ontvangen - waren gedoopt met de Heilige Geest - waren bevrijd en verlost van de machten van her duister - hadden dus de 'hemelse gave' of 'het hemels geschenk' ontvangen - waren bevrijd en genezen en hadden kennis gemaakt met de krachten van de komende eeuw, die van het duizendjarig rijk Als zij volgehouden hadden,had zich voor hen een wijd perspectief kunnen openen: zelf volmaakt zijnde, de schepping met die geweldige, zegenende krachten bevrijden en verlossen.
Mogenlijk- het kan eigenlijk niet anders- hadden deze vergevorderden dikwijls met hun verworvenheden gewerkt tot heil van anderen. Ze wisten hoe het Koninkrijk van God in de mens functioneert, welke verwachtingen en hoop zij mochten hebben en vasthouden. En dan toch loslaten....wie kan hen dan nog het reddend evangelie verkondigen. Zij weten alles al. (zie ook Hebr.3 v 12).
Conclusie: het is niet zo, dat wanneer iemand eenmaal gered is, hij automatisch altijd behouden blijft. Er is volharding nodig om te bewaren wat men heeft en om te verkrijgen wat verder nog beloofd is. Er ís een afval der heiligen.
Maar Niem; wanneer je goed je voor ogen stelt, welke genadebeloningen de Heer Jezus heeft voor allen, die hem uit liefde volgen, dan zul je er voortdurend om bidden, dat onze Heiland je goed bij de les houdt. En zeker zul je het David na kunnen zeggen in alle bescheidenheid: "Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik een verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is". (Psalm 139 v 23 en 24).
Het evangelie van Judas.... je noemt zélf al ....vertoont zonderlinge leemten, waar het toch om heel belangrijke zaken gaat.
Maar daarnaast is het ook zeer in strijd met de canon. Daarin wordt Judas een dief genoemd, in wie op zeker ogenblik de duivel zijn intrek nam. Niets van dat alles in 'het evangelie van Judas'.
Pure fantasie.
Ja, wat moet ik er meer over zeggen. Onder invloed van de duivel hebben alle eeuwen door mensen verhalen uit hun duim gezogen, die op essentiële punten in duidelijke tegenspraak zijn met de canonieke boeken.
Als Jezus nu toch zélf over Judas zegt: (Johannes 6 v 70): "Ikzelf heb jullie alle twaalf uitgekozen, en toch is éen van jullie een duivel", en er staat dan in het volgende vers: "Hiermede doelde hij op Judas, de zoon van Simon Iskariot, (uit Kariot), want hij, een van de twaalf , zou hem uitleveren", wat zullen wij ons dan nog bezighouden met een weliswaar oud geschrift, dat evenwel door de nog veel oudere duivel aan mensen-van-vroeger is ingegeven om nu, in deze tijd, verwarring te zaaien.
Jelle....laat de honden maar blaffen...trek jíj met de karavaan maar verder naar ginds, waar alle verwarring is geweken voor blijde , volstrekte veiligheid.