Hoe zit het nu met die vier paarden uit Openbaring 6
Dag Hijo,
Je vroeg, hoe het met 'de vier paarden uit 'Openbaring 6' zat.
Laten wij eerst de bijbelteksten erbij zoeken:
Openbaring 6 v 2; "En ik (Johannes) zag en zie!:een wit paard en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven , en hij trok er op uit, overwinnende en om te overwinnen"
Vers 4: "En een tweede, een rossig paard, kwam en hem, die erop zat, werd gegeven, de vrede van de aarde weg te nemen , en dat zij elkander zouden slachten; en hem werd een groot zwaard gegeven".
vers 5: "En ik zag en zie!: een zwart paard, en die erop zat, had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde een stem........... zeggen: 'Een maat tarwe voor een schelling; en drie maten gerst voor een schelling; en breng geen schade toe aan de olie en de wijn'".
vers 8; "En ik zag en zie: een vaal paard, en die daarop zat...: zie zijn naam was: de dood...en het dodenrijk volgde achter hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde, om te doden met het zwaard, met de honger, met de zwarte dood, en door de wilde dieren der aarde".
Hijo; je kunt niet zeggen: "Dan en dan worden de zegels geopend en dan gaat 'dat met die paarden' begínnen.
Denk aan de sleutelgelijkenis van 'het goede zaad en het slechte zaad', (Matth 13). Weet je nog van dat vijandig mens, die 's nachts, toen de mensen sliepen, slecht zaad temidden van het goede zaad, dat eerder was uitgestrooid, uitwierp.
Dat goede zaad, waarmee alles begint, wordt nu weer symbolisch voorgesteld door 'het eerste paard'. En de ellende, die al het slechte zaad teweegbrengt, wordt voorgesteld door die drie lelijke paarden met hun op slechtheid beluste berijders.
Die paarden rijden al uit vanaf het begin van Jezus' omwandeling op aarde en blijven daarmee bezig. Die paarden rijden NU!
De dappere strijder, met zijn boog en met zijn kroon...wie is het anders dan onze Heer Jezus, die 'voorspoedig uitrijdt voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht, ...uw pijlen zijn gescherpt- volken zijn onder u- zij dringen in het hart van des konings vijanden', (Psalm 45 v 5 en 6).
Hij is het, die in beginsel de overheden en machten tentoongesteld en over hen gezegevierd heeft, (Colossenzen 2 v 15). En- al voortrijdende met steeds meer dappere strijders in zijn gevolg ( Openb 19 v 11-16), zet Hij dat werk van het tenonderbrengen van satan voort. En de kroon, die Hij draagt, zullen ook zij dragen, want Hij zegt: "Ik geef u de kroon des levens", (Openb 2 v 10)
Onze Heer Jezus zal over alle lasteraars triomferen. Plotseling zal Hij hen met zijn pijl treffen, (Ps 64 v 8) En ook de leugenaars zullen zijn absolute meerderheid moeten erkennen. Want van Jezus wordt geprofeteerd: "Werp uw pijlen en breng hen in verwarring, ((Ps 144 v 6). (Denk nu niet bij 'lasteraars' en 'leugenaars' aan mensen, die eens zowat roddelen of die een jokkentje verzinnen, wat natuurlijk niet goed is; neen, dit gaat echt dieper)
Maar die heerlijke, overwinnende ruiter wordt gevolgd door zijn volkomen tegenbeelden.
Eerst dat rossige paard. Dat rossig wijst op iets demonisch, iets van de hel, iets van het vuur, dat daar woedt. Van dat rossige paard moet je echt geen harmonie, blijdschap en gerechtigheid verwachten. De Heer Jezus heeft gezegd; "Vrede laat ik u, mijn vrede geef Ik u". Maar zulke wonderbaar heerlijke taal heeft de berijder van het rossige paard niet in zijn boekje staan.
Wat is er in de kerk van onze Heer niet gemoord, geslacht en gekweld. Wat heeft 'het slechte zaad' bitter gewoed in vervolgingen en lijden 'van binnen uit'. Denk aan de heksenvervolging, de inquisitie, de godsdienstoorlogen, de scheuringen, de verbanningen, de excommunicaties, de schavotten en de brandstapels en zelfs de onverdraagzaamheden ook nú nog in Christelijke kring. Niet van belang is in eeuwig opzicht, wat er allemaal in allerlei landen, die je op de wereldkaart vindt, aan gruwelen gebeurt...nee; Openbaring spreekt van : - de ware gemeente - ....en de valse kerk.
En je kunt geen van beiden precies traceren. Beide, de ware gemeente en de valse kerk hebben hun vertakkingen overal, je kunt ze nu nog niet scheiden. Ze hebben hun vertakkingen tot in onze harten toe.
En dat derde paard; daar word je ook al niet vrolijk van. In de vele eeuwen, die voorbijgegaan zijn, sedert Onze Heer dat allesbepalende woord sprak: "Volbracht", is er van alles gebeurd om 'de gang eruit te halen'. Eeuwenlang heeft de boze door allerlei mensen heen de voortgang van het evangelie gestuit. De moeite , die het heeft gekost, voor de volledige bijbel aan ieder mens bekend kon zijn. En toen in de zeventiende eeuw die bijbel daar dan eindelijk....eindelijk...door de zegen ook van de boekdrukkunst... lag...voor ieder mens toegankelijk, kwamen er weer allerlei belijdenisgeschriften, die de zoekende 'Christenen van de toekomst' bonden aan de inzichten van 'de Christenen van het heden'. En zo zaten mensen van 1800 en 1900 vast aan waarheden, die naar de gang van het woord door de eeuwen aan eerdere geslachten bekend waren geworden, naar het licht, dat zíj bezaten.En nieuwe, heerlijke waarheden konden niet uit dat star geworden harnas uitbreken.
En toch lag daar de belofte: "De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen, (Joí«l 2 v 24).
En daarom zorgde God ervoor, dat in de tijden van bittere, geestelijke armoede, die er waren en die er zijn, de olie en de wijn bewaard blijven tot de vreugdevolle tijden, die er ook al waren en die er nu zeker ZIJN.
En dan het vierde paard. Met in zijn gevolg de geestelijke 'zwarte dood'. De magie, de toverkunst, soms heel onschuldig vermomd in het zeggen: "De belijdenisgeschriften uit de zeventiende eeuw zijn ons heilig". Maar het occultisme is ook tegenwoordig in zijn meest brute vorm een verschijnsel, dat duizenden geestelijk doodt. En de wilde dieren....daar is wat over afgefantaseerd. Maar denk eens aan de boze geesten, altijd verziekend, altijd verstikkend, altijd verscheurend.
De goede ruiter heeft zijn heerlijke, overwinnende oorlogsplan.
Maar de drie slechte ruiters hebben hun gezamenlijke, vreselijke, tot nederlaag bestemde plan: - de eerste kwade ruiter voert met zijn valse leringen, zijn zwaard, mensen van de goede weg af - de tweede zorgt er voor, dat mensen, die geen waarachtig, geestelijk voedsel meer ontvangen, omkomen van honger. - de derde kwade ruiter biedt allerlei schijntroost aan , ook in de vorm van allerlei vormen van occultisme.
Ik ken zo'n lieve jongen....maar hij is niet Christelijk
Lady...lieve kind,
Je brief raakte me zo. Wat is er heerlijker dan verliefd te zijn op de jongen, die nu juist 'degene is, die je altijd al zocht'.
En toch Lady...ik moet het je afraden. Je zult denken: " O...nu komt natuurlijk: 2 Corinthe 6 v 14: 'Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen' ".
Natuurlijk is dat juist. De harde practijk leert honderdmaal, dat een ongelovvige wel een gelovige meetrekt, maar niet andersom. Tegen al degenen, die in de loop der jaren tegen me gezegd hebben: "Ik krijg hem best wel mee naar de kerk of naar de sam", heb ik moeten zeggen, dikwijls met bloedend hart: "Dream on baby".
Maar voor jou Lady, had ik dit keer toch ander, weinig gebruikt geschut. En waarom wordt het geschut, dat ik ga noemen, zo weinig gebruikt. Omdat er zoveel bijkomende dingen zijn, die de bruikbaarheid vernevelen.
Ik bedoel Ezra 9 en 10 en het slot van Nehemia 13 ( vanaf vers 23). Ezra en Nehemia zagen, dat de uit de ballingschap teruggekeerde Israelieten op vrij grote schaal begonnen waren vrouwen uit andere volken te huwen. Als dat zo zou doorgaan, zouden de weinige Israelieten, die teruggekeerd waren, zeer binnenkort geassimileerd zijn in andere volken. Dan zou een volkomen in andere volken opgegaan Israel nooit de plaats hebben kunnen worden, waar de komende verlosser ove 400 jaar een sfeer aan zou treffen, die - hoe versteend en veruiterlijkt ook- een decor aanbood, waarin hij zou kunnen schitteren met het leven temidden van dode vormen.
Maar in het algemeen , ontdaan van elke 'couleur locale' blijkt toch wel, dat ongelovigen voor gelovigen in hun eigenheid een dodelijk gevaar vormen.
Daarom, Lady, ik ben je zeer toegenegen, maar....het is toch pas een week....verbreek de verliefdheidsbanden met deze, ongetwijfeld aardige jongen. Ik weet zeker, dat de Heer, in zijn rijkdom, een oprecht gelovige jongeman voor je klaar heeft. Kijk nu met kerstmis eens goed rond. Overal zijn kerstevents in de avonduren. En er zijn allerlei kerstfeesten, waar je misschien jongens kunt ontmoeten, die wel de Heer liefhebben, maar die je nog niet in het oog gekregen hebt, omdat ze naar een andere kerk of sam gaan. Of....wacht het voorjaar af met al zijn E.O.-dagen, en meer van die jeugd-ontmoetingsdagen. Ga er niet alleen heen, dat is zo ostentatief. Ga met een vriendin, zodat, wanneer je hart dán op een ideetje komt, je altijd nog die vriendin hebt om jullie gevoelens onderling te testen.
Houd contact met God, vertel hem alles, wat je aan mij verteld hebt en nog veel meer, dat ik niet hoef te weten. God wordt nooit boos bij 'open kaart spelen' uit een toegenegen of in ieder geval om raad schreeuwend hart.
God doet toch alles. Kunnen wij gaan zitten wachten ?
Dag Hurtwounded,
Je achtste vraag:
" God is het die zowel het willen als het werken werkt. Moeten wij meewerken of kunnen wij met de handen over elkaar gaan zitten".
Mijn antwoord: Ik neem eerst even deze tekst op naar de 'nieuwe bijbelvertaling'.
Filippenzen 2 v 13: "Het is God, die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt".
En nu toch ook maar even de NBG: " God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt"
De kanttekeningen geven zulke diepe gedachten, dat ik ze hieronder overschrijf: ................ " Dat God 'om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in ons werkt' - is BEMOEDIGEND en VERTROOSTEND; - het is het is ook een opscherping om onze behoudenis met vreze en beven te bewerken, alleen lettend op God; - het is verder ook een aansporing om er niet te veel aandacht aan te schenken of de apostel aanwezig dan wel afwezig is; - het is ook het motief om onze behoudenis te bewerken; dit nalaten zou zijn het tegenwerken van God en zijn welbehagen".
God is.... al maar doorgaande.... zijn genadige en vrijmachtige beschikking tot onze behoudenis verder te bewerken". ................ En dan wordt er nog verwezen naar Ef.1 v 5. Maar dat behandel ik nu verder niet. Kijk dat zelf maar na.
Inderdaad: je kunt zeggen: "Nou....God kijkt wel eens. Ik wacht het maar af".
Maar is dat de goede instelling, gezien de posiieve inhoud van deze tekst. Nee natuurlijk.
' Gods genade is verschenen, heilbrengend voor alle mensen' . En dan is er onder al die duizenden: Hurtwounded, die het zo lekker oppikt. En wat moet het dan voor Hurt een vertroosting en bemoediging zijn, dat God in de voortgang van zijn werk in jou zo fel geïnteresseerd is, dat hij met niet aflatende ijver meehelpt om die voortgang verder uit en op te bouwen.
Laat ik even onderbreken Hurt voor een eigen belevenis. ........... Op de dag van mijn 85 ste verjaardag hoorde ik opeens een vreselijk geluid, gevolgd door een doffe klap en noodkreten: mijn vrouw was van de trap gevallen. Ik ijlde de trap af, de Heer aanroepende als nooit tevoren misschien. En toen ik bij mijn vrouw neerknielde , zei God de Heilige Geest in mijn hart: ( Psalm 50 v 23): " Wie een dankoffer brengt, geeft mij (God) alle eer, wie zo zijn weg gaat, zal zien dat God redt". En- het uitsnikkende- heb ik toch de Heer gedankt en lof en eer gebracht voor 'de wegen , die hij ging wijzen'.
We staan nu 1½ maand na dit gebeuren. En God heeft ' de weg gewezen'. Die liep over ' thuisverpleging' en ' Kortdurende opvang' naar een veilig woonzorgcentrum,. waar zij de rest van haar leven veilig kan verblijven. Dit mag naar buiten toe nu niet zo'n geweldige oplossing, (weg) lijken. Maar ikzelf ben volkomen eenswillend. Zo helpt de Heer , ook in cruciale situaties. ............. En dat is bemoedigend en vertrooostend. Jij, als jong mens, hebt nog heel niet te maken met de noden van een oud echtpaar, maar het weten, dat God altijd voor je aan de gang is, dat is zo'n blijmakend iets.
Je bent ook niet gered om dan na een poosje te zeggen: "Nou even weer wat anders". De almachtige God is intensief voor jou aan het werk...een God, waarvoor je toch onbeperkt ontzag dient te hebben, ( met vreze en beven)....en mag je zo'n lieve , hemelse Vader, die zoveel in jou geïnvesteerd heeft en nog dagelijks meer in jou belegt....mag je zo'n lieverd teleurstellen, ja tegenwerken.
En je hoeft er ook niet ongerust over te zijn, dat éenmaal Ger er niet meer zal zijn met zijn bemoedigende woorden. De grote Trooster, de Heilige Geest blijft altijd bij je.
En dan ga je er toch niet over zitten tobben, of sommigen ' in valse lijdelijkheid'..... een ouderwetse uitdrukking om aan te geven, dat mensen hun onwil soms vermommen als ' diepe vroomheid', .....of verblindheid... wat jou oproept om de blinddoek weg te halen door je voorbede ...al dit heerlijke aan zich voorbij laten gaan.
Kan je het ook een beetje vanuit deze hoek bezien Hurt.
Het heeft God behaagd... als het eens aan de koningin behaagt om jou 'een lintje te laten geven door de burgemeester'... wat zal je vereerd zijn. Maar het heeft God behaagd....dat is nog wel iets anders.
Waarom staat er zo vaak in de bijbel: Kies. Als God alles al uitgemaakt heeft, waarom moeten wij dan nog kiezen.
Mijn antwoord: God is kennelijk minder strikt dan jij, Hurt. Want in 2 Kronieken 24 v 11-12 staat: Drie straffen leg ik je voor. Kies er een uit, die zal ik je opleggen.
God laat David, die weer eens fout gehandeld heeft, de keus uit drie straffen God laat dus een ruim gebied over voor de mens, waarin hij bewegingsvrijheid heeft. Als David iets anders gekozen had dan drie dagen pest dan had God dát gedaan.
Maar heel anders spreekt weer Jeremia 10 v 23: Ik erken o Heer, dat het niet aan de mens is zijn weg te bepalen, zijn pad uit te zetten, te kiezen, waarheen hij zal gaan.
En dit lijkt ook wel in overeenstemming met Spreuken 16 v 9, waar staat: Een mens stippelt zijn weg uit, De Heer bepaalt de richting die hij gaat
Psalm 37 v 23 en 24 zeggen overigens: Wie de HEER welgevallig is, ,mag zijn weg gaan met vaste tred. Al komt hij ten val, hij blijft niet liggen,. Want de HEER richt hem op.
Jeremia 11 v 23 laat zonder meer de vrijmacht van de Heer zien. Maar hierbij dient in aanmerking genomen te worden, dat een diep- zondig volk zich hier beklaagt over het lot, dat wacht: ballingschap.
Spreuken 16 v 9 laat óok de Goddelijke kant zien, zoals wij daarover al bij de eerste beantwoording spraken.
Psalm 37 v 23 laat een troostend geluid horen. Want aan wie heeft de Heer een welgevallen: aan hen, die in zijn wegen gaan. En de eigenlijke weg, die hij altijd wijst, is de weg van Johannes 3 v 16: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijn Zoon gezonden heeft, opdat een ieder die in die Zoon, Jezus Christus, gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.. De Goddelijke kant, zozeer door Jeremia en Spreuken belicht, mag voor ons toch een hoopvol perspectief hebben. Want jij en ik, Hurt, hebben de Heer Jezus lief en wij volgen de nadere aanduidingen, die God de Heilige Geest ons dagelijks geeft, om Jezus steeds meer te kennen en tot God de Vader steeds dichter te naderen. Zo zijn, wij, alweer door Gods genade, de Heer welgevallig en mogen wij onze weg gaan met vaste trede, ook al zegt Jeremia , dat het niet aan de mens staat om zijn weg te kiezen en ook al zegt Spreuken, dat wij onze weg wel uitstippelen, maar dat de Heer de richting bepaalt.
En als we al eens vallen, wie richt ons op: juist: de Heer zelf.
En zo, Hurt , heb ik , binnen de beperking van mijn menselijke mogelijkheden, jou een antwoord gegeven, dat toch wel troost en houvast biedt., dacht ik.