Hallo Optimus,
In een ander forum van Refo heb ik over deze aangelegenheid al geschreven. Ik wil zó doen, dat ik eerst maar even dat stuk herhaal.
.................
Riska schreef: In de Tien Geboden staat de zin: "Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten..." (Exodus 20: 5b -NBG'51).
Wat wordt bedoeld met 'haten'?
Dag Riska,
Wanneer je verzen 4-6 in totaliteit leest in de NBV, dan krijg je allereerst een inzicht hierin, dat God alle verering van enig schepsel , in welke vorm dan ook, als zeer gevaarlijk oordeelt en zulk een handelwijze niet duldt. En degene, die zó Gods eer te grabbel gooit, door op enige wijze het schepsel te eren boven de Schepper, wordt door God een 'hater' genoemd, een mens, die God veracht en beledigt.
En deze zonde is zo erg, dat een vader en/of een moeder, die er zich aan schuldig maakt, zoons en dochters met een kwalijke erfenis opzadelen. Dit kan niet zo zijn, dat de kinderen dan ' automatisch' gaan zondigen. Want Ezechiël 18 zegt luid en duidelijk, dat de kinderen niet zullen veroordeeld worden om de zonden van de ouders.
Maar ; een voorbeeld: Er zijn kleine middenstanders. Hun zaak is hun afgod. Hun hele leven staat in het teken van ' de zaak'. De geestelijke opvoeding van de kinderen lijdt er schade door. Later zeggen die kinderen wel eens tijdens ' broertjesdagen' of ' zusjesdagen': "Het was thuis altijd maar ' de zaak....de zaak'. Ik ben door die eenzijdige gerichtheid van mijn ouders echt niet voldoende toegerust voor het leven in al zijn aspecten".
Dit is een aangelegenheid , die alle ouders terdege dienen te overwegen: je kinderen dragen het stempel mee van wat jij verkeerd en goed deed.
Maar nu de zinsnede: " ...en ook het derde geslacht en het vierde, WANNEER ZIJ MIJ HATEN...." En nú komt er - in alle schuchterheid- een heel ongebruikelijke uitleg door de andere woordschikking van de NBV. Want de NBG heeft hier: " die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen, die mij haten..."
In de NBV staat dus eigenlijk: "Ja zeg....de klein-en achterkleinkinderen kunnen echt niet meer met het argument aankomen: ' Bij opa en oma ging het alleen maar over die-en die voetbalclub. daar draaide het hele gezinsleven om. En daar heb ik nú nog de emotionele schade van' . Nee..die vlieger gaat niet meer op".
Nu komt er iets moeilijks: Je weet, dat Jezus eens een gelijkenis vertelde over een boze geest, die bij een mens was uitgedreven en ' zonder job' zo maar wat rondzwierf. Toen dat stierlijk begon te vervelen, ging hij weer eens kijken bij de mens, waarbij het 'zo goed had gehad'. En ja hoor: het huis was schoon.....maar LEEG. Je kent het verhaal; het is te vinden in Matth 12 v 43 en volgende.
Met een variatie hierop is ook goed voor te stellen, dat na het overlijden van grootouders met een afgod in hun leven, een- door dat overlijden werkloos en dakloos geworden- boze geest weer eens bij de kleinkinderen komt kijken of desnoods bij de achterkleinkinderen, of daar ook zulk een afkeer van God, een haten van God en een geneigdheid om afgoden te gaan volgen, aanwezig is. En wanneer bij klein- of achterkleinkinderen het huis weer leeg is, trekt de boze geest weer naar binnen. De kinderen krijgen hun portie rechtstreeks van de ouders. Maar de klein- en achterkleinkinderen worden zo nu en dan nagelopen door satan en zijn trawanten, of ze ' rijp' zijn, (voor nieuwe aanvallen van de duivel dan).
Maar....het tegendeel wordt ons getekend in vers 6: "...als mensen God liefhebben en doen, wat God gebiedt, heeft dat een liefde tot gevolg, die reikt tot in een onbepaalde volheid van geslachten".
............................ Tot zover dat eerdere stuk. Maar je ziet, dat Ezechiël daarin alleen kort werd genoemd:
Ik zou daar nu wat over willen zeggen. Merkwaardig is , dat de Heer zich zo fel afzet tegen 'zomaar een spreekwoord' "Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden".
Er gaat evenwel zo'n wereld van foutieve gedachten schuil achter deze woorden. De na het begin van de wegvoering in Jeruzalem achtergebleven Joden hebben het maar slecht. Klaagliederen 5 spreekt over de nare toestanden dertig jaar ná ´de ramp´. Dit gezegde is kennenlijk overgewaaid naar de weggevoerden, die het ook met graagte gebruiken. En wat zeggen al die mensen, zeer tot ongenoegen van God ?! " Het tegenwoordig geslacht moet bezuren, wat het voorgeslacht heeft misdaan", ( aldus Kanttekeningen, die ik ook verder globaal volg). Gods gerechtigheid wordt hier aangeklaagd: "U geeft ons de ongerechtigjheden van vroegere mensen op óns brood". Dat is me nogal wat. En nog zo verwaand ook: "wij zijn beter dan hullie". Dat duidt op zelfverheffing en blindheid voor eigen zonden. De 'schrik moet toch God eigenlijk om het hart slaan'. Voer je het volk weg om het te louteren. En nu deze verharding !!
Eigenlijk lijkt dit wel op de veel latere Farizeeën, die ' vreumpjes' riepen bij de opgekalefaterde graven van vroeger vermoorde profeten: "Zoiets zouden wíj nooit doen", (Matth 23 v 29). En even later vermoorden zij maar niet een afgezant, maar ' DE AFGEZANT', (Matth 21 V 39).
De Heer verbiedt dit spreekwoord, omdat het leidt to de eeuwige dood, althans in zijn achterliggende afschuivings- gedachten. Geen gekkigheid meer: ieder is persoonlijk verantwoordelijk. God is eigenaar van iedere mensenziel. Iedereen is persoonlijk voor eigen handelen aan hem verantwoording schuldig. Als JIJ onrijpe druiven eet, worden JOUW tanden slee, (stroef). Dan heb jij geen toekomst.
En dan volgen al die voorbeelden van een rechtvaardige vader , een onrechtvaardige zoon, een rechtvaardige kleinzoon enz.
Ezechiël kan volkomen zelfstandig bestaan naast Exodus.
Dáar worden kinderen getekend, die in het natuurlijke leven last hebben van de thuis in hun jeugd bestaan hebbende incorrecte levens-sfeer. En er worden klein- en achterkleinkinderen getekend, die door hun eigen zondigheid de deur wijd openzetten voor de demonen, die hun groot- en overgrootouders gekweld hebben.
Maar hier - in Ezechiël- worden de volgende algemeen voorkomende karakterzonden gegispt: - slachtofferigheid: pa deed het geestelijk fout en ik pluk geestelijk de wrange vruchten - opstandigheid tegen God - geen idée, dat men het zelf verkeerd doet of althans kán doen - gebrek aan inzicht in de eigen persoonlijkheid
Ezechiël en Exodus behandelen twee verschillende gevallen. Maar beiden zijn zeer geschikt om ons op positieve, Godgerichte gedachten te brengen.
Daag Ger
06-02-2010, 17:18 geschreven door Gerritse
|