Dag Wil,
Het leidend element in jouw brief was de zinsnede: "Nu weet ik".
Je trekt daaruit allerlei andere conclusies dan ik trek.De mijne zijn als volgt, (ontleend onder andere aan 'de Korte Verklaring'): ........................... God, die alwetend is, is er natuurlijk mee bekend hoe de gezindheid van Abraham is. De alwetende God is er dientengevolge natuurlijk ook volkomen mee bekend of Abrahams geloof krachtig genoeg is om zelfs het zwaarste offer aan zijn God te brengen. Trouwens.....dat geloof heeft God zelf in Abraham gewerkt. Hoe zou hij het nu anders beoordelen dan als ' volstrekt deugdelijk'.
' Nu weet ik' is een ' mensvormige wijze van spreken' , waardoor tot uitdrukking wordt gebracht, dat nu metterdaad OP DE PROEF gebleken is , dat Abraham in zijn godsvrucht tot het uiterste en hoogste zou gaan en op Gods eis bereid is zelfs zijn geliefde zoon, de zoon van de belofte, te offeren.
Maar nu is een volgende vraag: " Was het nemen van de proef dan eigenlijk wel noodzakelijk". Uitgelegd is, dat het nemen van die proef van God uit gezien niet noodzakelijk was.......helemaal niet.
Maar Abraham kon tot in lengte van dagen op dit gebeuren terugkijken met diepe voldoening. Dan kon hij bij zichzelf bedenken: "Het geloof, dat God mij in zijn genade schonk.... alle eer voor God en niet voor mensen .....is in zichzelf een allesoverwinnende kracht.
En allen, die nadien de bijbel zouden lezen.... en er zijn -glorie voor God- zeer velen en steeds meerderen, die deze constante bestseller bestuderen, er zelfs 'in wonen', (overdrachtelijk gezien) ......leren er uit, dat God door zijn genade onbuigzame kracht legt in de vreze Gods die Hij..... -nogmaals : glorie voor zíjn naam .....werkt in een arm en zwak zondaarshart.
Eén keer brengt God zelf het offer, dat hij zijn eniggeboren Zoon offert voor de zonden van alle mensen, die ooit geleefd hebben, leven of zullen leven,. Ook de kleinkinderen van uw kleinkinderen zullen ervan kunnen profiteren,.
Dit is een van de diepere achtergronden van dit gebeuren. Heel het Oude testament is éen grote verwijzing naar Onze lieve Heer Jezus Christus, die nu aan Gods rechterhand zit op de troon van de zichtbare en de onzichtbare wereld.
Het moet voor Abraham een ontzaglijk moeilijke tocht zijn geweest, met als grote beproeving die argeloze en volkomen gepaste vraag van Izaäk: "Waar ís het brandoffer".
En vergeet in de dramatiek ook niet de heldenmoed van Izaäk. Hij was dertien jaar. Hij kon de zware bos hout al dragen tijdens een lange tocht berg-op. Het moet een flinke knaap zijn geweest. Hij had tegen kunnen stribbelen en weglopen. Maar hij liet zich gewillig op dat altaar leggen en vastbinden. Wat een moed, wat een gehoorzaamheid.
En alweer; het bleek alleen nodig als ' heenwijzing' . Eénmaal zou er iemand anders komen, Jezus Christus; hij zou zich gewillig aan twee houten laten spijkeren en daar het werk voltooien, waarmee hij in Gethsemane al begonnen was, het uitboeten van alle zonden van alle mensen van alle tijden, ( voor zover zij dat van hem wilden aanvaarden) totdat hij kon roepen, nadat het laatste vuil verbrand was: "VOLBRACHT'.
Blijft nog éen vraag: Mocht God zoiets vreselijks vragen aan zijn trouwe dienaar.
Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Ik probeer het te doen met behulp van Deuteronomium 29 v 29: "De verborgen dingen zijn voor de Heer onze God. Maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons om die te DOEN".
God ging met Abraham zover als nodig was om dat geloof te laten blijken.
God gaat ook met zijn gelovigen van nu en van alle andere tijden zo ver als nodig is om hún geloof te laten blijken.
Dat hoeft niet zo ver te zijn als Abraham overkwam. Het waren andere tijden. Duidelijke uitspraken van God, dat hij het mensenoffer afschuwelijk vindt, waren er niet, althans niet op schrift gesteld in de boekenverzameling, die wij nu kennen als 'de bijbel' . Die zie je pas in Deuteronomium. Daarom kwam Gods verzoek op Abraham misschien anders over dan het op ons over zou komen.
Maar in ieder geval gelovigen: jullie geloof wordt afgetest en zal worden afgetest. Van elke test kan je sterker worden.
Daag Ger
|