Satan zet zich dus sfeerverpestend neer in de kring, die niet de zijne is. Maar nog vóor hij kan beginnen met zijn gebruikelijke, altijd maar voortgaande aanklachtenlitanie, is de Heer hem voor: "Vanwaar komt gij", (.Job 1 v 7).
Dat is direct 'een goeie': de Heer weet ook wel, dat satan lang rondgehangen heeft bij het huis van Job en gegrepen was door een wurgende twijfel: die Job heeft iets; een band met God, die niet uit te roeien is. Zo nu en dan kom je van die mensen tegen: Henoch....Noach....dat soort mensen. je kunt er genoeg krijgen, die met een natte vinger te lijmen zijn. Maar er blijft een mensensoort, die je er maar niet ónder krijgt....en deze Job is er een van.
Eerst maar eens luchtig proberen: "O....ik heb zowat rondgekeken op de aarde. Overal zo eens de situatie in ogenschouw genomen". Misschien wordt er niet doorgevraagd, (1 v7)
Maar daar is God weer: "Heb je ook meer speciaal gelet op mijn knecht Job.." (Ai...hij heeft weinig anders gedaan dan daar staan knarsetanden). "Niemand op aarde is zoals hij...zó vroom....en oprecht....godvrezend en wijkend van het kwaad".
Ja....dat weet satan ook wel; daar zit juist de pijn: dat er na zoveel eeuwen werkzaamheid nog van zulke mensen zijn.
En dan hoef ik jou- Nico- de verdere gang van zaken niet meer te schetsen.
God wil aan satan zijn uiteindelijke nederlaag al laten weten. God is trots op Job en Hij is blij met hem en Hij ziet Job als een voorspelling: satan weet, uit de 'moederbelofte', dat eenmaal de vervaarlijke tegenstander zal komen;maar God houdt hem voor: kijk, duivel; met deze man heb jij nu al zo'n moeite: zijn vroomheid, oprechtheid, godvrezendheid en afstand nemen van het kwaad verontrusten je. Van deze man ga je het niet winnen. Hoeveel te minder van de grote Bevrijder, die Ik eens ga zenden".
Dat kan de achtergrond geweest zijn van dit gesprek.
Maar voor het overige Nico....aan de rest van Job ben je nog helemaal niet toegekomen: - slaagden de drie vrienden er bijna in om te bereiken met hun subtiele verwijten, wat satan met zijn grof geschut niet kon klaarspelen. - Wat was de rol van Elihu. Terwijl de drie vrienden later berispt werden, gebeurde dat met hém niet.
O....er zijn nog zoveel meer diepten in Job. Maar ik laat mij alleen maar uit mijn tent lokken door gerichte vragen van mensen, die weten, waar zij het over hebben, die zich- bijvoorbeeld- ook over Elihu verbaasd hebben: "Wat zegt hij dan anders dan de 'drie vrienden'.
Satan in de hemel op audiëntie....de brutaliteit........!!!!
Dag Nico,
Je moet er niet zo gek van staan kijken, dat bij een officiële ontvangstdag ten hove, Job 1 v 6, de satan zich tussen de trouwgebleven engelen mengt om zich bij de Heer te presenteren.Jij zult zeggen: "Maar daar hóort deze zondaar van de beginnne, deze vader der leugen, helemaal niet. Met zijn afschuwelijke zwartheid tussen al die reine hemelgeesten, die trouw gebleven zijn tijdens 'de grote verzoeking onder de engelen'.....dat kán toch niet!"
Maar Nico, houd er rekening mee, dat de satan de grote bandeloze, de grote onbeschaamde, de super-wetteloze is. Wat trekt hij er zich van aan, dat de andere engelen met huiver zullen zijn vervuld, wanneer zij hem ontwaren. Wat zou 't. Hij is niet bang van een robbertje vechten met hen, (Judas 9). En.....er is toch een plaats in de onzienlijke wereld vrij. Er staat toch een stoel léeg. Wel; dan gaat hij daar zitten om te laten zien, hoe onaf Gods plan nog is.
En van wie is die stoel? Van de mens. De mens hoort als zoon van God thuis in het rijk en de sfeer van zijn Vader. En dat heeft satan dan toch maar mooi weten te voorkomen, toen Adam en Manninne van die vrucht aten.
Weet je, wie dat ook eens mocht zien, dat onaangename gezicht van satan op plekken, waar hij heel niet hoort: de profeet Zacharia. Lees maar in 3 v 1: Vervolgens deed God mij de hogepriester Jozua zien, stáande voor de Engel des HEREN, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. ....Jozua nu was bekleed met vuile klederen, terwijl hij voor de Engel stond. Toen nam de Engel des HEREN het woord en zeide tot hen, die voor Hem stonden...."
....dat zijn dus de heilige engelen, die mede-aanwezig zijn, wanneer God, (de Engel des Heren) er is en ook de duivel...
"'Doet hem de vuile kleren uit'. En God zei tot Jozua: 'Zie...Ik neem uw ongerechtigheden van u weg'..."
Nu is het niet de bedoeling om dit gezicht van Zacharia te behandelen op dit moment. Er is nog zoveel, dat wij zouden kunnen bespreken.
Maar het is de bedoeling om hier en nu aan jou te kunnen communiceren, dat de duivel een groveling is. Hij gaat heus niet zeggen: "O...er is een plek in de hemelse gewesten vrij , omdat de mensen daar horen , maar er niet zijn. Wel; die laten wij keurig vrij". Hij neemt brutaalweg die plaats in, om het werk te doen, waarin hij gewoon góed is: aanklagen en gelijk God en de engelen voor te houden, ze daarmee te sarren: "Het werk is niet klaar....en het komt nooit klaar. Waar ís nu die mens, die zoon van God, die met zijn innerlijke persoon in de hemelse gewesten zou moeten vertoeven. In geen velden of wegen te zien....en dat blíjft zo!"
Maar nu moet je eens horen, welk een vreugde er in de hemel heerst , wanneer eindelijk die boze smet uit de hemel weg is, niet vrijwillig, nee, weer na een hard gevecht met Michael. Openb 12 v 10: "Er kwam oorlog in de hemel. Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden.."
(Hè hè...'opgeruimd staat netjes'...zie je , dat ook de trawanten van de duivel zich in de hemel waagden, voor de tijd van de grote afrekening er was).
"En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: '...de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen... ...en zij...(de mensen) hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood....'"
Nico....dat houdt in, dat van jóu wordt verwacht, dat jij de sfeer van God binnengaat aan de hand van Jezus, geleid door de Heilige Geest, versierd met zijn gaven en zijn vrucht, om daar je plaats in te nemen. Wanneer de plaats van de mensen in die sfeer niet meer leeg is, dan is gelijk elke mogelijkheid verdwenen voor satan om daar nog langer de boel te verzieken. Dat binnengaan zal jou geesteskracht kosten, ten bloede toe strijden.,....maar de zaak is het waard. Wanneer een voorhoede onder de mensenkinderen, een dappere groep eerstelingen, die troonzalen vult, dan eindelijk kan Michael roepen: "En nu jíj eruit, zwarte...met je hele bent...wat heb je hier gezeten om de boel op te jutten....weet je nog van Job hè¨...en weet je nog van Jozua, de hogepriester...maar nu is het gebeurd.."....en de overwinnende strijd, door jou- Nico- en velen met jou mogelijk gemaakt, ontbrandt.
Nico, vind je het goed, dat we 'het geval Job' in een volgende posting behandelen.
Daag Ger
Lui...als zovele malen, roep ik jullie op: gebruik die e-mailknop nu eens en stel een vraag. Je krijgt keurig antwoord HIER.
Je had wel duizend voorbeelden kunnen noemen uit de bijbel, waarbij er bloedige dingen gebeuren, die eigenlijk niet zonder meer te begrijpen zijn.
Laat ik met het gemakkelijkste beginnen: Openbaring 2 v 23:
Over een vrouw in de gemeente Thyatira , die afgoderij veroorzaakte, wordt gezegd: "En haar kinderen zal ik de dood doen sterven".
Maar hier worden niet bedoeld, de kinderen, die zij in de gewone gang van het leven door geboorte had ontvangen, maar de geestelijke kinderen, die zij door haar valse leer had verwekt. Natuurlijk stond voor die misleide volgelingen de weg naar het heil wel open, maar voor zover zij in de door Izébel gepropageerde leugen bleven volharden, zou dat de geestelijke dood veroorzaken.
Het andere door jou genoemde voorval geeft mij meer moeilijkheden. We hebben het nu over 1 Samuel 15 v 2 en 3.
Amalek, een van de nazaten van Kanaän, Chams niet-deugende zoon, verzette zich zeer krachtig tegen het volk Israel bij zijn exodus uit Egypte. Bij éen gelegenheid bracht Amalek Israel zelfs in grote gevaren, door zich tegen de 'tros' te richten, waarin de vrouwen en kinderen waren ondergebracht, ver van de strijdbare mannen, die vooraan in de stoet liepen, (Exodus 17 v 8-14).
En nu zegt God via Samuel tegen Saul, dat Gods plan, dat Amalek, de altijd vijandige, dient te worden uitgeroeid, thans behoort volvoerd te worden.
God sprak tegen Saul in termen van die tijd. God spreekt in deze tijd tegen jou in termen van deze tijd. Het is voor jou heel lastig om je in de belevingswereld van duizenden jaren geleden te verplaatsen, toen de mensen op verschillende gebieden heel andere normen en waarden hadden.
Wanneer een honderden jaren later levend mens zou horen, in welke begrippen God Zich tot jou wendt, zal zo iemand soms moeite hebben om alles te begrijpen, omdat de gewoonten in komende tijden opnieuw zullen veranderen.
De achtergrond van deze geschiedenis is, dat Amalek zich toch weer onderscheidt van de andere omringende volken. In Kanaän openbaarde zich na de zondvloed opnieuw het zondige beginsel, dat de wereld daarvoor te gronde had gericht. De uit Kanaän stammende volken hadden reeds ten tijde van Abraham zulk een graad van verdorvenheid bereikt, dat het de opmerkzaamheid van God had getrokken en zij Hem tot deze uitspraak brachten: "Nog vierhonderd jaar heb ik geduld met hen. Dan is de maat van hun ongerechtigheid vol. (Gen 15 v 16). Er was dus met de Amalekieten en de Amorieten heel wat aan de hand. Evenals eens de voortijd door de vloed werd verzwolgen, evenalsa Sodom en Gomorra van de aarde werden weggedaan, zo was nu de tijd voor de Amalekieten gekomen. De les is deze, dat ooit de tijd van de afrekening komt voor de wereld, die aan God vijandig blijft.
Met een en ander is niet in strijd het bijbelse adagium, dat de kinderen niet zullen sterven vanwege de zonden der ouders, maar dat ieder om zijn eigen ongerechtigheid zal sterven.
Voor de kinderen van de Amalekieten was immers de kous niet af, trouwens voor geen enkele Amalekiet.
In het grote eindoordeel van Onze Heer Jezus Christus, Matth 25, zullen temidden van de niet-te- tellen menigten ook de Amalekieten -van-toen mét hun kinderen staan. In dat rechtvaardig oordeel zal alles worden rechtgetrokken en zullen mogelijk van heel wat Amalekieten-kinderoogjes alle tranen worden weggewist.
Voor het overige; er zat wel iets in dat advies van jouw dominee; wanneer je een vis eet, dan laat je de graatjes liggen en smult van de vis. Smul nu maar van de vis van het evangelie, Bos en kijk later maar eens naar de graatjes. Dan blijken die misschien ook eetbare vis geworden.
Kind, wat goed, dat je de weg naar 'de rubriek' gevonden hebt. Schik gezellig in de kring.
Wat een lijst zeg: - herinneringen uit het verleden, die je hinderlijk volgen. - een karakter, dat wat kantjes heeft, die minder prettig zijn. - een diep wantrouwen, waardoor je geregeld denkt: "ze bedoelen hier iets mee!" - een vervelende remming; je zou die vriendin, die aan haar vlecht zit te pulken van louter zenuwen, zo graag willen troosten en ze snákt er naar. Maar je durft niet, omdat je bang bent, dat ze zal zeggen: "Meid; doe niet zo dramatisch". (En al zegt ze het, ze juicht innerlijk: "O...éindelijk....íemand...")
En dan die tong, die rare tong, die -overdrachtelijk gezien- altijd 'dubbel slaat', zodat je: - de goede dingen zegt op de verkeerde momenten - de verkeerde dingen op de goede momenten - en....nog pittiger: de verkeerde dingen op de verkeerde momenten - terwijl je er naar snakt, dat je nu eindelijk eens 'de goede dingen op de goede momenten' zegt.
O wat zou je graag datgene bezitten, waarvan Spreuken zo moeiteloos spreekt: (15 v 23): "Iemand heeft vreugde, als hij een gepast antwoord geeft en hoe goed is een woord op zijn tijd"
Ik weet, dat er nu al een gebed door je heen flitst: "O Heer....toen ik klein was, leerde ik praten. Nu ik groot geworden ben, moet ik wel eens bidden: 'Oh Lord....help me tot keep my big mouth shut...untill I know, what I'm speaking about...'. Maar wat hier gezegd wordt: op zijn pas...precies op het uitgelezen ogenblik ....en dan iets liefs, iets helpends zeggen...o Heer!....wat zou mij dat een VREUGDE geven".
Maar goed...na dit onderonsje tussen jou en de Heer gaan wíj weer verder: De Heer kan jou zó helpen, dat van jou gezegd kan worden: "Een woord, in juiste vorm gesproken, is als gouden appelen op zilveren schalen' , (Spreuken 25 v 11). En dan doorbreekt de Heer ook het isolement, veroorzaakt door dat hinderlijke, dat jij bang bent om niet goed over te komen: "Een wijs vermaner bij een luisterend oor, is een gouden ring en een fijn gouden sieraad", (v 12)
Lilith; je kunt zo schat-hemeltjesrijk worden met de Heer. Die vervelende herinneringen van vroeger; zeker: je zult je er nog wel eens over schamen, (Rom 6 v 21), maar ...het raakt voorbij....
(Overigens; ik ben al 81...ik heb het idee, dat het allemaal niet eens zo vreselijk is; ik heb in mijn jaren al zovele jongelui gezien, die hun tekorten zélf wel érg opbliezen).
En je karakter... ...och; voor een buitenstaander zoals ik valt het misschien allemaal wat mee ...maar de Heer God kan er iets heel moois van maken.
En dat wantrouwen: Gods volmaakte liefde wil niet alleen de vrees, maar ook het wantrouwen uitdrijven.
Lilith; blijf hier komen; denk aan de vriendelijke woorden van Chrissie; er zijn er hier zovelen, die je begrijpen en voor je bidden.
Mag ik nog iets over jou tegen de Heer zeggen:
"Lieve Heer...U kent ons gesprek....wilt U de behandeling overnemen en Lilith tot een vrolijke , echt blijde meid maken en alles aan haar doen, waardoor zij wordt, zoals U haar gewild heeft.
Vreugde over de heilbrengende en activerende genade van God
Dag Samuel, Nico en Excalibur,
Zonet vond ik in de tuin van 'de rubriek' jullie bloempjes over ziel, geest en lichaam.
Mag ik die tot een bescheiden ruiker vlechten. Ik had gedacht aan dít bindtouwtje: ( 1 Thess 5 v 23 en 24):
"En Hij de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Heer Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept is getrouw; Hij zal het ook doen!"
Die schitterende persoonlijkheid van ons; met die drie bestanddelen: - onze geest, ons diepste innerlijk, dat met de 'levensgeest' alle functies van lichaam en ziel begeleidt....en dat aanspreekpunt is voor het geloof, dat God in ons wil leggen....en dat via zijn functie van 'het geweten' voortdurend overleg probeert te voeren met onze ziel over zaken van normen en waarden. - onze ziel, met ook weer die drie functies: verstand, gevoel en wil. - ons lichaam, met het skelet, de daaraan hechtende spieren en het alles doorstromende en doorzoekende bloed.
O, wat een bewonderenswaardig geheel. En de God, die ons de vrede geeft, wil aan dat nooit genoeg te bewonderen samenstel dan ook nog eens onberispelijkheid geven. Want eén keer is die dag er: - dat de aartsengel roept: 4 v 16 - dat de bovenaards krachtige bazuin klinkt, (id) - dat van heinde en ver de overwinnaars, de onberispelijk gewordenen juichend 'de lucht ingaan', (waarover 'de wereld' nu nog schatert, maar waarvan wij weten, dat het onze intocht in de onzichtbare sfeer is). - dat er in ons wezen opeens, in een ondeelbaar ogenblik, de 'flits' is....(1 Cor 15 v 32) en wij met die andere gelukkigen meegaan.
En daar zullen wij, door de genade van de Heer totaal onberispelijk gewordenen, onze Heer tegemoet gaan, (1 Thess 4 v 17) om als ere-escorte van Hem , mét Hem terug te keren naar de aarde, waar Hij zijn gezegend Presidentschap begint.
Wat een vooruitzicht....wat een taak....Maar God, Die ons roept, is getrouw; Hij zal het ook doen.
Dat is altijd een van de fijnste dingen voor mij om te horen, dat mensen zich na een gebed opgeknapt voelen; zoals jíj dat deed, toen na ons gebed voor jou: "Jezus...wilt u de behandeling overnemen?" en Jezus dat ook zo echt deed door die rust in je hart te leggen..
Wat is het ook goed om met God, zij het ook met gepaste eerbied te mogen spreken als met een Vader, die tevens Vriend wil zijn: "Pa...neemt u de behandeling over!?"
Maar de meest bijzondere vrucht van alle is toch wel, wanneer er een persoonlijke band ontstaat tussen God en mens, een relatie.
Daarvan wil ik je uit recente ervaring even een voorbeeld laten zien: vannacht kreeg mijn vrouw een hevige verkoudheidsaanval. Nu zijn wij allebei 80 plus, dus zo'n verstoring treft je wat delicater wordende persoonlijkheid toch wel erg.
In halfslaap probeerde ik wanhopig tot de Heer te bidden, aan Hem te smeken en Hem te danken, zoals dat zo mooi staat in Filipp 4 v 6.
We gingen zelfs nog een poosje het bed uit, wat midden in de nacht zo'n koude, rillerige ervaring is. Maar ook toen zochten wij onder een kopje thee het aangezicht van God in aanbidding.
De verkoudheid bedaarde op de duur. We pikten nog een paar uurtjes slaap en vanmorgen konden we onze taken volkomen normaal aan.
Nu zou je kunnen zeggen, Lilith: "Wat had dat nu allemaal om het lijf?!' Maar zo'n stille, door slaappogingen onderbroken gebedsstrijd in het holst van de nacht, versterkt toch op een niet-goed-uit-te-leggen manier je band met God, je persoonlijke relatie.
Dat valt 'naar buiten toe' niet goed uit te leggen. Maar ik denk, dat jij, Lilith, mij zult begrijpen, wanneer ik zeg: "Het Christenleven bestaat uit een voortdurend contact zoeken, met positieve instelling uiteraard, met Gods aangezicht. Dat gaat in 99% van de gevallen niet via grote gebeurtenissen, maar via stille ervaringen, die tot de vertrouwelijke omgang met God ,(Job 29 v 4) behoren .
Ik denk, dat je op de duur best iets met deze gedachten kunt, Lilith,