Dag Niem,
Je zag een tegenstelling tussen: 2 Samuel 24 v 1: "En God zette David aan om het volk te tellen" en 1 Kronieken 21 v 4: "En satan zette David aan om het volk te tellen".
Kan ik je dienen met de volgende uitleg?:
In het centrum stonden twee personen of groepen van personen: - David....hij had een latente hoogmoed in zijn hart. "Tjonge, wat heb ik het ver geschopt". - een deel van het volk Israel. Onder leiding van de stam Efraïm morde het tegen de suprematie van de stam Juda. Maar in die rivaliteit van de stam, die ná Juda toch wel het machtigste was en die tenslotte een groot leider had geleverd: Jozua, zat een kwaad beginsel. God had Jeruzalem als hoofdstad aangewezen en de stam van Juda als de drager van de 'belofte van de konemde redder'. Onlustgevoelens tegen de stam Juda waren dus tevens zonden tegen God.
God wilde daar wat aan doen: - De koning was met zijn hoogmoed op de verkeerde weg. Hij was eigenlijk buiten de veilige omheining van God aan het wegdwalen in de 'mijnenvelden' van de duivel - Het 'volk van de 10 stammen' was nog veel verder weggedwaald in die verraderlijke moerassen van de tegenstander. Het had onder Absalom al blijk gegeven van separatistische neigingen en rebellie tegen het voornemen van God.
Koning en volk behoorden terug te keren binnen de veiligheid van God. Zij hadden zichzelf buiten die omheining gewaagd. Wanneer het terugkeren naar God pijn ging doen, was dat hun eigen verantwoordelijkheid, maar : terugkeren zou de weg openen tot berouw, boete, bekering en herstel van de goede verhouding.
Maar....wie zou de verzoeking leveren, die uiteindelijk als een beproeving van Godswege, zou kunnen leiden tot terugkeer binnen Gods bescherming.
Er was er éen, die daarvoor zeer geschikt was: de duivel. Nu zul je vragen: "Wat....Gods verklaarde tegenstander!?"
Bally; om dat te begrijpen, dien je het volgende in aanmerking te nemen. Niets kan zich onttrekken aan Gods almacht; ook zijn felste tegenstander niet. Alle daden van mensen en engelen, de positieve en de negatieve, werken mede aan het totstandkomen van Gods eeuwige bouwwerk: zijn tempel, (Openb 21 v 22).
De negatieve daden helpen aan die bouw mee als steigerwerk en worden te eniger tijd met hun bedrijvers weggeruimd. Zij, die zulke daden bedrijven, doen dat voor eigen verantwoordelijkheid.
Zij, die de positieve daden bedrijven, maken deel uit van de tempel en zullen tot in alle eeuwigheid Gods genade over hen bezingen.
Wanneer nu God de satan even 'de vrije teugel geeft',verandert dat niets aan Gods heiligheid. Het gevolg van alles, wat positief en negatief gebeurt, is toch: zijn tempel.
In deze zin kan je begrijpen , dat er staat, dat God David opzette om een volkstelling te organiseren , en dat: vanuit Davids hoogmoed.
Maar satan veerde op, toen hij even vrijheid kreeg. Hij had allang de latente hoogmoed bij David bespeurd. Nu sprong hij toe en blies David in om die telling te houden. Hij wist al lang, dat een en ander tot onheil voor het volk Israel zou leiden. Maar dat was voor hem een verkwikkende gedachte. Hoe meer ongein hoe beter.
Met fijne nuances als: - David wordt aan zijn hoogmoed ontdekt en komt tot berouw en bekering - het volk ziet af van zijn afval van Jeruzalem als aangewezen stad namens God. Het bekeert zich insgelijks, ...met dat vrome gedoe bemoeide hij zich niet.
Zo kan ook gezegd worden, dat satan David opstookte.
En kijk nu eens naar de uitkomst: - David kwam tot berouw, (2 Samuel 24 v 17) en het latere slot was, dat op de dorsvloer van Ornan enkele decennia later de aardse tempel begon te verrijzen - dat het volk Israel tot berouw kwam, staat er niet duidelijk, maar de separatistische neigingen werden in ieder geval tientallen jaren uitgesteld.
Bally; een moelijke kwestie; maar ik heb mijn best voor je gedaan in biddend opzien tot de Heer.
Daag Ger
|
Naar boven | |
|
|
11-11-2006, 18:47 geschreven door Gerritse
|