"want alzo blijve; geloof, hoop en liefde, maar de meeste van deze is de liefde."
was gewoon ff beniewd. gr esra
Dag Esra,
Eigenlijk moet je je los maken van allerlei denken en proberen Paulus in zijn hoge vlucht te volgen.
Paulus ziet voor zijn geestesoog al een verre, verre toekomst. Hij ziet de eindtoestand van de mensheid, die behouden is door het offer van Jezus en nu tot in alle eeuwigheden juicht en gelooft en hoopt en liefheeft en 'bijleert'..
Hij ziet ze allemaal: - de voorlopers van Openbaring 11, ( de symbolisch de voorhoede van de gemeente voorstellende ´twee getuigen')... en de in de lucht opstijgenden uit 1 Thessalonicenzen 4 v 17.
Maar hij ziet ook de vele Christenen, die het in hun aardse leven niet helemáal ´hebben kunnen waarmaken´, maar die toch de Heer Jezus van harte liefhadden en geloofden. Zij hebben de voorlopige verrukkingen van het duizendjarig rijk niet kunnen meemaken, (Openbaring 20 v 5), maar daarna hebben zij gegeten van het geboomte des levens, ( de reeds volledig in Gods heerlijkheid verkerende 'voortrekkers') (Openbaring 22 v 2).
En nu ziet Paulus hen allen tezamen. En de eeuwig creatieve God brengt telkens nieuwe gedachten naar voren om daaraan je geloof op te trekken en dit gaat door in een nooit eindigende, eeuwige climax.
En ook de hoop, die altijd al mensen deed leven, (Romeinen 15 v 13) , die hoop, die telkens nieuwe verrukkingen van God ontdekt en zich daaraan vastklemt, die hoop blijft ook in een eeuwige climax.
Maar bovenal is daar de liefde, Gods diepste kenmerk, waarin zijn wezen als het ware is 'samengevat', die liefde, die hij in de komst van zijn Zoon naar de aarde op het heerlijkst heefdt getoond. En ook de liefde van de gezaligden schouwt telkens nieuwe aspecten van Gods peilloze liefde. En die liefde draagt al het andere tot in eeuwigheid.
Die aspecten zag Paulus.
O...Esra....houd het goede vast....en eens zul je in die juichende schaar zijn.