Dag C,
Je legt me een paar intrigerende schriftplaatsen voor. Allereeerst Markus 13 v 32. "Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken.... namelijk dat de hemel en de aarde zullen verdwijnen ...., de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader".
Je volkomen redelijke vraag is nu: "Waarom niet; de bijbel zegt toch dat Jezus God is"
C ...let nu eens op de vele voorafgaande teksten. Heel Markus 13 is ermee gevuld. En al die machtige woorden worden besloten in v 31 met: "Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen".
Als er nu toch zaken zijn, die vast staan, dan zijn het wel 'hemel en aarde'. Maar Jezus zegt hier met meer dan profetische zekerheid, nee, met Goddelijk gezag , dat zijn woorden NOOIT zullen voorbijgaan.
De oude profeten zeiden: "Dit is het woord van de HEER" en 'Godsspraak'. Zij beriepen zich op God. Hier is echter Iemand, die niet hoeft te zeggen: Zo spreekt de HEER'", maar "Zo zeg Ik het en dat is een eeuwige uitspraak".
Dit is na zulk een geweldige toespraak toch wel een slot, dat spreekt van de hoogste graad van zelfbewiustzijn, zoals alleen God kan spreken.
Maar dan is er in v 32 dat woord van volkomen afhankelijkheid en volmaakte gehoorzaamheid. De Zoon van God, het vleesgeworden woord, weet, dat : - in de 'vernedering', - in zijn heengroeien naar 'de grote opdracht', het leegdrinken van 'de verschrikkelijke beker' tevens dít begrepen is: met de 'verschijning in het vlees'' is ook de menselijke beperking gegeven. En hiervan geeft hij nu getuigenis, eerlijk en oprecht.
Het is ons niet gegeven om de verhouding tussen God en de mens Jezus Christus na te kunnen vorsen. Maar: Jezus is God en mens. Dan weer getuigen zijn woorden van het een, dan weer van het ander.
Dan is er nog Handelingen 1 v 7. "Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijden en gelegenhedemn, waarop deze gebeurtenissen.... het herstel van het koningschap van Jezus ...zullen plaatsvinden.
Maar let nu eens op; Jezus zegt hier niet, dat hij het niet wéet, maar dat het de discipelen niet toekomt om dit te weten.
Het prediken van de tijd, waarop het hele plan van God met de mensheid zal voltooit zijn, behoort niet tot het middelaarswerk van Jezus. Zijn taak was: de beker met alle zonden van alle mensen van alle tijden leegdrinken. Die taak heeft hij schitterend vervuld, op het moment, dat hij hier spreekt.
Maar het 'kennen van tijden' hoort niet tot de bevoegdheden van de discipelen. En het hoort niet tot het middelaarswerk van Jezus om ze daarover in te lichten.
God heeft de tijden in zijn hand. En wij mogen blij en dankbaar doen, wat ons in onze tijd gegeven is om te doen: God eren en dienen.
Daag Ger
|